21 501-28 Defensieraad

Nr. 152 BRIEF VAN DE MINISTER VAN DEFENSIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 13 april 2017

Op 26 en 27 april aanstaande is de Informele Raad Buitenlandse Zaken van de EU met ministers van Defensie in Valletta. De bijeenkomst bestaat uit drie delen. Tijdens de ontbijtsessie spreken de ministers van Defensie over de permanent gestructureerde samenwerking (PESCO). Vervolgens wisselen zij van gedachten over het versterken van de snelle reactiecapaciteit, de EU Battlegroups. Tot slot komen de missies en operaties in het kader van het Gemeenschappelijk Veiligheids- en Defensiebeleid (GVDB) aan de orde. Daarbij gaat de aandacht voornamelijk uit naar de situatie in Libië, de maritieme missie EUNAVFOR MED Sophia en de aanpak van de migratieproblematiek. De secretaris-generaal van de Navo, de heer Stoltenberg, en de plaatsvervangend secretaris-generaal van de VN voor vredesoperaties, de heer Lacroix, zijn uitgenodigd voor de lunchsessie.

Voorafgaand aan de informele RBZ-Defensie, hebben de ministers van Defensie een diner en bezoeken zij het vlaggenschip van operatie EUNAVFOR MED Sophia dat in Valletta is aangemeerd. In deze brief licht ik de agendaonderwerpen en de Nederlandse inzet toe.

Agenda onderwerp 1: Werksessie over PESCO

Tijdens de ontbijtsessie bespreken de ministers van Defensie de permanent gestructureerde samenwerking (PESCO). Het EU-verdrag geeft lidstaten die dat willen en daartoe in staat zijn de mogelijkheid om de samenwerking op het gebied van veiligheid en defensie verder te verdiepen. Daarbij gaat het vooral om intensievere samenwerking bij het gezamenlijk ontwikkelen van defensiecapaciteiten en het leveren van bijdragen aan EU-missies en operaties. Er kunnen modules worden ingericht waarbinnen kleinere groepen van lidstaten aan specifieke projecten kunnen werken. Hoge Vertegenwoordiger Mogherini wil van gedachten wisselen over de verplichtingen die lidstaten moeten aangaan (commitments), de criteria voor deelname en de projecten of initiatieven die in PESCO-verband kunnen worden opgepakt.

De verwachting is voorts dat de ministers kort worden geïnformeerd over de uitwerking van de Co-ordinated Annual Review on Defense (CARD) en de stand van zaken van het Europese Defensiefonds.

Inzet Nederland

Nederland stelt zich in de PESCO-discussie constructief op. Mits goed georganiseerd, kan PESCO voor deelnemende landen een impuls geven om tot betere defensiesamenwerking te komen. Meer bindende afspraken (commitments) hebben belangrijke meerwaarde ten opzichte van de reeds bestaande samenwerkingsvormen. Nederland is dan ook voorstander van relatief strikte criteria voor de deelname aan PESCO. Deelname aan CARD en een systematischer gebruik van het bestaande beleidskader voor langdurige, structurele samenwerking (Policy Framework for Longer Term and Systematic Defence Cooperation) zouden logische voorwaarden voor deelname kunnen zijn. Uitgangspunten zijn verder, conform de Europese Raadsconclusies van 15 december jl., de Navo-afspraken over defensie-uitgaven. Voorts moeten lidstaten zich verbinden aan de inzet van troepen en materiaal ten behoeve van GVDB-missies en operaties en tot deelname aan EDA-capaciteitsontwikkelingsinitiatieven, overeenkomstig het PESCO-protocol (protocol 10 van het Verdrag van Lissabon). Daarbij geldt dat rekening moet worden gehouden met de beschikbare capaciteiten en middelen en dat op die basis keuzes worden gemaakt ten aanzien van de Nederlandse commitments in het kader van PESCO.

Tijdens de discussie zal Nederland onderstrepen dat de meerwaarde van PESCO ten opzichte van de reeds bestaande afspraken goed moet worden gedefinieerd. Dit om te voorkomen dat PESCO een papieren tijger wordt. Ook moeten de komende periode de besluitvormingsstructuur en het beoogde tijdsschema nog worden verduidelijkt.

Werksessie over de EU Battlegroup (EUBG)

In de raadsconclusies van november 2016 hebben de lidstaten HV Mogherini verzocht voorstellen te presenteren die de inzetgereedheid van de EU Battlegroup als belangrijk onderdeel van de snelle reactiecapaciteit van de EU moeten verbeteren. De voorbereiding, modulariteit van de EUBG (flexibele opbouw voor de benodigde inzet) en de financiering zijn daarbij belangrijke elementen. Tijdens de tweede werksessie zullen de ministers hierover spreken.

Inzet Nederland

Nederland acht het positief dat voorstellen worden uitgewerkt om de voorwaarden voor de inzet van de EUBG te verbeteren. Het ambitieniveau dat in de raadsconclusies van november 2016 over het Implementation plan on Security and Defence is vastgesteld, moet een sterkere politieke bereidheid om de EUBG in te zetten en troepen te leveren aan de EUBG tot uitdrukking brengen. Onlosmakelijk hiermee verbonden is de financiële druk die op de schouders van de Framework Nations ligt. Er moeten voorstellen komen om die eerlijker te verdelen. Dit vraagstuk moet in het kader van de herziening van het Athena-mechanisme worden behandeld. Nederland is overigens in 2018 samen met België en Luxemburg Framework Nation voor de EUBG.

Lunch over EUNAVFOR MED Sophia, Libië en migratie

Tijdens de lunch komen migratie in relatie tot de situatie in Libië en operatie EUNAVFOR MED Sophia aan de orde. De instroom van migranten via de Centraal Mediterrane Route was in 2016 ongekend hoog. Deze trend lijkt zich voort te zetten in de eerste helft van 2017.

De EU werkt aan de herziening van de GVDB-instrumenten die ten behoeve van de situatie in en rond Libië worden ingezet, waaronder EUNAVFOR MED Sophia. De eerste resultaten zijn eind april voorzien. Gelet op de politieke instabiliteit in het land zal deze herziening naar verwachting slechts tot een bescheiden nieuwe taak- en behoeftestelling leiden.

De voorzitter van de Libische eenheidsregering Serraj heeft op 16 februari jl. de Navo formeel verzocht om ondersteuning en advies bij het opzetten van een nationale veiligheidsstrategie en -structuur. De mogelijkheden voor een Navo-activiteit worden thans onderzocht. Secretaris-generaal Stoltenberg heeft beklemtoond dat de rol van het bondgenootschap in eerste instantie bescheiden zal zijn.

Inzet Nederland

Nederland zal onderstrepen dat een oplossing moet worden gevonden voor de politieke instabiliteit in Libië en de interne verdeeldheid die daaraan ten grondslag ligt. Een aanvullende Nederlandse bijdrage aan de GVDB-inzet is, vooruitlopend op de strategische herziening, niet aan de orde. Nederland is in beginsel terughoudend ten aanzien van een operationele activiteit van de Navo in Libië, maar wacht het onderzoek naar de mogelijkheden af.

De Minister van Defensie, J.A. Hennis-Plasschaert

Naar boven