21 501-28 Defensieraad

Nr. 144 BRIEF VAN DE MINISTER VAN DEFENSIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 5 september 2016

Op 26 en 27 september aanstaande komen de EU-ministers van Defensie bijeen voor een informeel overleg in Bratislava, Slowakije. De bijeenkomst bestaat uit drie delen. Tijdens de eerste werksessie komen de defensie- en veiligheidsaspecten van de Global Strategy on the EU’s Foreign and Security Policy (hierna: EU Global Strategy) aan bod. De tweede sessie staat in het teken van EU-Navo samenwerking. Tijdens de afsluitende werklunch zullen de militaire Gemeenschappelijk Veiligheids- en Defensiebeleid (GVDB) missies en operaties worden besproken. Daarbij gaat de aandacht voornamelijk uit naar EUNAVFOR MED Sophia en de missies en operaties in de Sahel-regio. De secretaris-generaal van de Navo, de heer Stoltenberg, en de plaatsvervangend secretaris-generaal van de VN voor vredesoperaties, de heer Ladsous, zijn voor delen van deze bijeenkomst uitgenodigd.

In deze brief licht ik de verschillende agendaonderwerpen en mijn inzet nader toe. Voorts informeer ik u over de toekomstige betrokkenheid van Nederland bij de verdere ontwikkeling van de Preparatory Action (PA) en de stand van zaken met betrekking tot de beoogde Political Exercise (POLEX) in het kader van de EU Battlegroup die in de tweede helft van 2016 gereed staat, overeenkomstig mijn toezeggingen tijdens het AO van 14 april jl. (Kamerstuk 21 501-28, nr. 141). Ten slotte informeer ik u over de GVDB-gerelateerde prioriteiten van het Slowaakse EU-voorzitterschap dat op 1 juli jl. van start is gegaan.

Agenda onderwerp 1: EU Global Strategy en het Europese Defensie Actieplan

Tijdens de eerste werksessie wordt gesproken over de uitwerking van de EU Global Strategy op veiligheids- en defensiegebied. Dit krijgt mogelijk de vorm van een sectorale strategie, overeenkomstig het Nederlandse idee voor een GVDB-witboek. Hierin moeten het ambitieniveau, de taken en de benodigde civiele en militaire capaciteiten worden beschreven om de EU Global Strategy uit te voeren. Ook de relatie tussen de sectorale veiligheids- en defensie strategie en het Europese Defensie actieplan (EDAP) zal aan de orde komen. Voorts is de verwachting dat Hoge Vertegenwoordiger (HV) Mogherini tijdens de informele bijeenkomst een routekaart en tijdschema presenteert waarin het proces van de uitwerking van de EU Global Strategy op verschillende deelterreinen wordt beschreven. Dit zal zij ook bespreken tijdens de informele Raad Buitenlandse Zaken (Gymnich) op 2 en 3 september en de informele Raad Buitenlandse Zaken in OS-samenstelling op 12 september a.s.

Inzet Nederland

Tijdens de informele bijeenkomst zal ik onderstrepen dat het van groot belang is dat er snel wordt begonnen met de uitwerking van de EU Global Strategy op het gebied van veiligheid en defensie. Hierin moet ook de opvolging van de gezamenlijke EU-Navo verklaring van 8 juli jl. worden verwerkt. Het kabinet ziet graag dat sectorale veiligheids- en defensie strategie in het eerste kwartaal van 2017 aan de Raad wordt aangeboden.

In de sectorale strategie moet een concreet en realistisch (civiel en militair) ambitieniveau worden geformuleerd, afgeleid van de EU Global Strategy. Daarbij moet ook rekening worden gehouden met de gevolgen van de uittreding van het Verenigd Koninkrijk (VK) en de vormgeving van een nieuwe relatie met het VK. Gezien de recente verklaringen van Duitsland, Frankrijk en Italië over de noodzaak voor verdere Europese defensiesamenwerking en -integratie zal ik voorts beklemtonen dat het bewaren van eenheid nu essentieel is. Het blijft van belang om via een krachtig buitenland- en veiligheidsbeleid veiligheidsdreigingen aan de randen van Europa en daar buiten het hoofd te bieden. Dit vereist mijns inziens een sterker GVDB en meer defensiesamenwerking binnen Europa. Daarbij moeten wij ons vooral richten op praktische en doelmatige samenwerking, coherent optreden en het verbeteren van interoperabiliteit, in plaats van abstracte vergezichten.

Agenda onderwerp 2: EU-Navo samenwerking

Tijdens de tweede werksessie spreken de ministers over de uitvoering van de gezamenlijke EU-Navo verklaring die op 8 juli jl. is uitgegeven. Nederland heeft zich hier tijdens het EU-voorzitterschap sterk voor gemaakt. In de verklaring wordt een aantal strategische prioriteiten voor de samenwerking benoemd, waaronder de aanpak van hybride dreigingen, operationele samenwerking op het gebied van migratie in het Middellandse Zeegebied, cyberdefensie, complementaire en interoperabele capaciteitsontwikkeling, het versterken van defensieonderzoek en industriële samenwerking, parallelle en gecoördineerde oefeningen en capaciteitsopbouw in derde landen.

De internationale staf van de Navo en de EDEO moeten, waar nodig met de Commissie, concrete opties uitwerken voor het versterken van de samenwerking tussen de EU en de Navo. De HV zal hier van de EU-zijde op toezien. In december 2016 wordt de voortgang aan zowel de Europese Raad als de Noord-Atlantische Raad gepresenteerd.

Inzet Nederland

Tijdens de discussie zal ik melden dat de gezamenlijke verklaring een goede eerste stap is om de EU-Navo samenwerking te versterken. Ik zal beklemtonen dat het nu van belang is opties uit te werken op de geïdentificeerde prioriteitsgebieden, zodat we eind dit jaar concrete resultaten kunnen laten zien. Daarbij acht ik het van belang dat, mede vanuit de optiek van het tegengaan van hybride dreigingen, vooral de uitwisseling van informatie en, waar mogelijk, inlichtingen zo snel mogelijk wordt verbeterd. Ook samenwerking in het Middellandse Zeegebied biedt kansen om op korte termijn concrete stappen te zetten. Tijdens de Navo-top in Warschau op 8 en 9 juli jl. is een principebesluit genomen over een grotere rol van het bondgenootschap in de Middellandse Zee, mogelijk ter aanvulling op of ondersteuning van EUNAVFOR MED Sophia, voor de capaciteitsopbouw van de Libische marine en kustwacht (indien de Navo daartoe wordt verzocht) en ter handhaving van VNVR-resolutie 2292 (tegengaan wapensmokkel) samen met de EU. Ik zal HV Mogherini vragen hoe hier concreet inhoud aan wordt gegeven. Ook zal ik haar verzoeken om de EU-plannen uiteen te zetten voor de uitvoering van de overige strategische prioriteiten.

Agenda onderwerp 3: GVDB-missies en operaties

Tijdens de lunch bespreken de ministers de voorbereidingen op de uitvoering van de aanvullende taken van de operatie EUNAVFOR MED Sophia (training van de Libische kustwacht en de handhaving van het VN-wapenembargo voor Libië). Op dit moment wordt het trainingsprogramma voor de Libische kustwacht afgerond. Hiertoe is op 23 augustus jl. een overeenkomst (Memorandum of Understanding) getekend tussen operatie EUNAVFOR MED Sophia en de Libische kustwacht. De verwachting is dat het eerste trainingspakket eind september van start kan gaan. De wenselijkheid en mogelijkheid van een Nederlandse militaire bijdrage aan EUNAVFOR MED Sophia wordt op dit moment nog onderzocht (Kamerstuk 29 521, nr. 319). Uw Kamer wordt hier op korte termijn nader over geïnformeerd.

Tijdens de lunch zal ook het «regionaliseren» van de GVDB-missies en operaties in de Sahel-regio aan de orde komen. Hiertoe stelt de EU een geïntegreerde regionale benadering voor, gericht op de G5-landen (Mauritanië, Mali, Burkina Faso, Niger en Tsjaad). Daarbij worden onder andere de trainingen van EU-missies opengesteld voor deelnemers van alle G5-landen en wil de EU de onderlinge samenwerking tussen de G5-landen verbeteren en ondersteunen.

Inzet Nederland

Tijdens de lunch zal ik mijn zorg uitspreken over de fragiele politieke situatie in Libië en tegelijkertijd de noodzaak onderstrepen om in het kader van de operatie EUNAVFOR MED Sophia zo snel mogelijk concrete stappen te zetten. Ook zal ik de HV oproepen om de eventuele ondersteunende rol van de Navo snel vorm te geven.

Ten aanzien van de Sahel-regio zal ik de regionalisering van GVDB-missies en de intensivering van de EU-samenwerking met de G5-landen verwelkomen. Daarbij zal ik stellen dat het belangrijk is om realistisch te blijven over de schaal waarop regionale GVDB-activiteiten kunnen worden ontplooid. Mandaten worden verbreed terwijl de middelen om deze uit te voeren niet evenredig toenemen. Zo dienen bijvoorbeeld EUCAP Sahel Niger en EUCAP Sahel Mali de landen te ondersteunen bij de bestrijding van irreguliere migratie en moet EUTM Mali een rol gaan spelen bij uitvoering vredesakkoord. Ik zal hier aandacht voor vragen.

Toezeggingen:

Nederlandse betrokkenheid bij de verdere ontwikkeling van de Preparatory Action

Het kabinet beschouwt de Preparatory Action (PA) als een eerste, belangrijke stap naar een uiteindelijk regulier Defensie onderzoeksprogramma (European Defence Research Programme (EDRP)) als onderdeel van het negende kaderprogramma voor Europees onderzoek (2021–2028). Het budgetvoorstel van de Commissie van 25 miljoen euro voor 2017 (met de intentie om voor de periode 2017–2019 in totaal 90 miljoen euro te reserveren) heb ik dan ook hartelijk verwelkomd.

Nederland is op verschillende manieren betrokken bij de verdere ontwikkeling van de PA. Zo is Nederland een actief lid van het programma comité (Programme Committee) en kan daarmee invloed uitoefenen op de onderzoeksonderwerpen en modaliteiten van de PA. De doelstellingen en inhoud van de PA worden beschreven in het zogenaamde Scoping Paper voor de periode 2017–2019. De Commissie wil dit document eind 2016 in samenwerking met de lidstaten via het programma comité afronden. Op basis van het Scoping Paper wordt een jaarlijks werkprogramma opgesteld waarin de PA concreet gestalte krijgt in de vorm van onderzoeks- en technologieonderwerpen en vraagstellingen. Dit document, dat de basis vormt voor de uiteindelijke onderzoeksopdrachten (calls for proposals), wordt ook samen met de lidstaten opgesteld. De eerste onderzoeksopdracht wordt in het voorjaar van 2017 verwacht. Het Europees Defensie Agentschap (EDA) zal als uitvoerend agentschap worden belast met het opstellen van de onderzoeksopdrachten en het evalueren en selecteren van de voorstellen.

Overeenkomstig het advies van de Group of Personalities (zie ook de Kamerbrief hierover met Kamerstuk 33 279, nr. 17) wordt er ook een Advisory Group opgericht waaraan vertegenwoordigers van de industrie en kennisinstituten kunnen deelnemen. Nederland heeft hiervoor een kandidaat voorgesteld. Nederland ziet graag dat deze adviesgroep zo snel mogelijk wordt samengesteld, zodat ook zij nog de Commissie van advies kunnen voorzien over het Scoping Paper. Het is echter nog niet duidelijk wanneer de Commissie het adviesorgaan zal instellen.

Ik ben er van overtuigd dat de Nederlandse betrokkenheid bij de verdere vormgeving en invulling van de PA via het programma comité en de mogelijke deelname aan de Advisory Group voldoende wordt gewaarborgd. De komende periode zal worden benut voor het verfijnen van Nederlandse voorstellen voor onderzoeksonderwerpen in afstemming met nationale en internationale partners en het positioneren van Nederlandse industriële partijen en kennisinstituten zodat zij de kansen die de PA zal bieden optimaal kunnen benutten.

POLEX tijdens de EUBG 2016/2 niet meer haalbaar

Een aantal malen heb ik met uw Kamer gesproken over het organiseren van een politieke oefening (POLEX) in het kader van de EU Battlegroup die in de tweede helft van 2016 gereed staat. Dit was een van mijn voornemens tijdens het EU voorzitterschap in de eerste helft van dit jaar. Ik betreur het u te moeten mededelen dat het niet is gelukt om deze oefening te organiseren. Nederland maakt slechts deel uit van de EU Battlegroup die nu gereed staat en is dan ook afhankelijk van andere deelnemende landen, waaronder framework nation Duitsland. Dat geldt ook voor het organiseren van een POLEX.

Ik zal mij in EU-verband, maar ook in andere internationale fora, hard blijven maken voor het organiseren van dergelijke politieke oefeningen omdat ik ervan ben overtuigd dat dit de besluitvorming omtrent de inzet van snel inzetbare eenheden ten goede komt. Dat is ook gebleken tijdens een van de seminars over dit onderwerp die Defensie tijdens het voorzitterschap heeft georganiseerd en waarbij uw Kamer nauw was betrokken.

Prioriteiten van het Slowaakse EU-voorzitterschap

Tot slot wil ik u informeren over de GVDB-gerelateerde prioriteiten van het Slowaakse EU-voorzitterschap dat op 1 juli jl. van start is gegaan. Slowakije organiseert het EU-voorzitterschap voor de eerste keer.

Tijdens het voorzitterschap wil Slowakije aandacht schenken aan de geïntegreerde benadering en het gecoördineerd optreden van de EU. Daarbij zijn het verbinden van interne en externe veiligheid en het verbinden van veiligheid en ontwikkelingssamenwerking belangrijke speerpunten. Slowakije zal zich wat het GVDB betreft richten op de uitvoering en opvolging van de EU Global Strategy. Daarbij wil Slowakije werk maken van de uitwerking van de strategie op veiligheids- en defensiegebied. Slowakije borduurt daarmee voort op de plannen die tijdens het Nederlandse EU-voorzitterschap zijn gepresenteerd. Slowakije benoemt ook het Europese Defensie actieplan, de aanpak van hybride dreigingen, de uitwerking van het beleidskader voor Security Sector Reform en het versterken van EU-Navo samenwerking als belangrijke speerpunten. Ook wil Slowakije zich inzetten voor een duurzaam migratie en asielbeleid. Deze speerpunten sluiten nauw aan bij de defensieprioriteiten van het Nederlandse EU-voorzitterschap, waardoor de opvolging van een aantal belangrijke Nederlandse initiatieven wordt geborgd (zie ook de brief over de resultaten en uitvoering van het Nederlandse EU-voorzitterschap, kenmerk 34 139, nr. 18, p. 12).

De Minister van Defensie, J.A. Hennis-Plasschaert

Naar boven