21 501-28 Defensieraad

28 676 NAVO

Nr. 136 HERDRUK1 BRIEF VAN DE MINISTER VAN DEFENSIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 1 februari 2016

Agenda

Hierbij bied ik u de geannoteerde agenda aan ten behoeve van de Navo-ministeriële op 10 en 11 februari a.s. te Brussel. Tijdens deze bijeenkomst zal vooral aandacht worden besteed aan de onderwerpen die op de Navo-Top in Warschau op 8 en 9 juli a.s. centraal zullen staan. Tijdens de werksessies bespreken de ministers de uitvoering van het Readiness Action Plan (RAP), de militaire langetermijnaanpassing van het bondgenootschap, hybride oorlogsvoering en de crisisbesluitvormingsprocedures. De relatie tussen de Navo en Rusland komt ook aan de orde. Tevens wordt aandacht besteed aan de uitvoering van de Defence Investment Pledge en de ontwikkeling van de defensie-uitgaven van de Navo-landen. De ministers hebben verder een werkdiner met de Enhanced Opportunity Partners en de Navo-Georgië Commissie komt bijeen.

En marge van de ministeriële bijeenkomst hebben ontmoetingen plaats van de Northern Group en de Framework Nations Concept landen. Voorts zal ik een Memorandum of Understanding tekenen over de gezamenlijke aanschaf en uitwisseling van precisiegeleide lucht-grondmunitie.

Werksessies

Readiness Action Plan

De verbetering van de gereedheid en inzetbaarheid van de Navo-strijdkrachten krijgt steeds meer gestalte. Naar verwachting kan de Navo op de Top in Warschau een aanzienlijk grotere en verbeterde NATO Response Force (NRF) verwelkomen. De Very High Readiness Joint Task Force (VJTF), het snelst inzetbare deel van de NRF, is reeds operationeel en getraind. Voorts zijn acht NATO Force Integration Units (NFIU’s) geopend. Vijf van de acht militairen die Nederland heeft toegezegd zijn inmiddels geplaatst in de NFIU’s in Estland, Letland, Litouwen en Polen.

Hoewel de uitvoering van het RAP op schema ligt, vraagt de vulling van de NRF nog nadrukkelijk de aandacht. De structureel tekortschietende vulling van de marinecomponent van de NRF, de Standing Naval Forces (SNF), blijft voor Nederland een reden tot zorg. Ten opzichte van vorig jaar stellen de Navo-landen meer schepen ter beschikking aan de SNF, maar Nederland vindt dat de Navo moet streven naar volledig gevulde staande vlootverbanden, zodat in voorkomend geval snel en slagvaardig kan worden gereageerd op maritieme dreigingen. Nederland heeft daarnaast een positieve grondhouding ten aanzien van het Ships at Sea Available for NATO Tasking (SAVANT)-concept. Dit concept voorziet in de versterking van de SNF met schepen van bondgenoten die in de buurt opereren. Echter, Nederland vindt dat SAVANT geen alternatief mag zijn voor een volledig gevulde SNF.

Op de langere termijn vraagt ook de vulling van de VJTF de aandacht. De bondgenoten moeten afspraken maken om te verzekeren dat de Navo altijd beschikt over een robuuste VJTF. Nederland steunt het voorstel van de Deputy Supreme Allied Commander Europe (DSACEUR) om de VJTF te vullen op basis van een vaste rotatiecyclus. In elk jaar van deze cyclus is dan een vast samenwerkingsverband van landen, een Framework Nation Grouping (FNG), verantwoordelijk voor het leveren van de VJTF-capaciteit. De invoering van een dergelijke vaste rotatiecyclus bevordert de volledige vulling van de NRF en leidt tot een verbetering van de interoperabiliteit binnen een FNG. Voor de landen levert een rotatiecyclus het voordeel op dat zij lang van tevoren weten wat er van hen wordt verwacht.

Zoals bekend heeft Nederland in 2015 samen met Duitsland de interim--VJTF geleverd en vormen Nederlandse en Duitse eenheden in 2019 wederom de kern van de landcomponent van de VJTF. Het is de bedoeling dat Nederland samen met Duitsland een FNG zal vormen die een deel van de rotatiecyclus zou kunnen vullen, indien daartoe wordt besloten.

Militaire langetermijnaanpassing

In de verslechterde veiligheidsomgeving is er hernieuwde aandacht voor de collectieve verdediging. Meer dan in de afgelopen decennia staat de defensie- en afschrikkingscapaciteit van de Navo op de agenda. Het RAP is een belangrijk element van de militaire aanpassing van het bondgenootschap. Echter, er zijn volgens de Navo additionele maatregelen nodig om op de lange termijn invulling te geven aan geloofwaardige afschrikking.

Om potentiële tegenstanders geloofwaardig af te schrikken, moet de Navo beschikken over de capaciteiten om zeer snel te reageren op bedreigingen van de territoriale integriteit, politieke onafhankelijkheid of veiligheid van het bondgenootschap. De VJTF stelt de Navo in staat bondgenoten in voorkomend geval snel te versterken. Echter, in de nieuwe veiligheidscontext, waarin hybride dreigingen een belangrijke rol spelen, is ook de voortdurende aanwezigheid van Navo-strijdkrachten op het grondgebied van de oostelijke bondgenoten noodzakelijk. Een dergelijke aanwezigheid, op rotatiebasis, onderstreept de bondgenootschappelijke solidariteit en ontmoedigt potentiële tegenstanders om escalerende acties te ondernemen.

Enkele Navo-landen hebben reeds initiatieven genomen om op rotatiebasis eenheden van beperkte omvang te stationeren op het grondgebied van de oostelijke bondgenoten. Nederland wil zich thans vooral richten op bijdragen aan de NRF, maar onderzoekt daarnaast de mogelijkheden voor een beperkte bijdrage aan deze initiatieven. Als er vorderingen zijn op dit gebied, wordt uw Kamer daar zo snel mogelijk over geïnformeerd.

Relatie met Rusland

Rusland kan niet langer worden beschouwd als partner. Zo lang Rusland volhardt in de illegale annexatie van de Krim, Oekraïne blijft destabiliseren en onvoorspelbaar handelt op de flanken van het Navo-verdragsgebied, kan er geen sprake zijn van business as usual. Nederland vindt dat de relatie tussen de Navo en Rusland moet worden gebouwd op twee pijlers. Enerzijds vraagt de veranderde Russische opstelling om militaire aanpassingen, zoals de voortdurende aanwezigheid in het oostelijke deel van het Navo-verdragsgebied. Anderzijds is engagement met Rusland noodzakelijk.

Nederland pleit in de Navo voor het openhouden van de communicatielijnen met Rusland en is een voorstander van contact in het kader van de Navo-Rusland Raad. Contact op militair niveau is noodzakelijk om misverstanden en ongelukken op zee of in de lucht te voorkomen. Communicatie met Rusland is ook vereist om misverstanden te voorkomen over Russische snap exercises in de buurt van het Navo-verdragsgebied. Daarnaast zijn open communicatielijnen nodig om de standpunten van de Navo duidelijk over te brengen en om te spreken over onderwerpen van politiek belang, zoals de situatie in Oekraïne. Nederland pleit naast engagement tussen de Navo en Rusland ook voor contacten met Rusland in OVSE-kader, zoals bij de revisie van het Weens Document.

Hybride oorlogsvoering

Hybride dreigingen vragen om een geïntegreerde aanpak. Nederland pleit daarom voor de verbetering van de praktische samenwerking tussen de EU en de Navo.

Goede situational awareness is essentieel voor snelle politieke besluitvorming in het geval van een hybride dreiging. Betere situational awareness kan worden bereikt door intensievere informatiedeling tussen de EU en de Navo. Voorts is het van belang dat de EU en de Navo eenheid uitstralen. Nederland stuurt daarom aan op een gezamenlijke EU-Navo verklaring over hybride dreigingen op de Navo-Top in Warschau of tijdens de Europese Raad in juni 2016.

Snelle besluitvorming

In het kader van de institutionele langetermijnaanpassing spreken de ministers over de politiek-militaire crisisbesluitvormingsprocedures. Voor de geloofwaardigheid en effectiviteit van de Navo is het van belang dat deze procedures bijvoorbeeld zijn afgestemd op de snelle inzetbaarheid van de VJTF. Nederland steunt de versnelling van de politieke besluitvorming en streeft naar de regelmatige beoefening van besluitvormingsprocedures. Vanzelfsprekend blijft er voor de verplaatsing van militaire eenheden, waaronder de gehele VJTF, altijd een besluit van de Noord-Atlantische Raad nodig.

Defence Investment Pledge

De ministers bespreken de voortgang op het gebied van de uitvoering van de Defence Investment Pledge (DIP). Op de Navo-Top in Wales in september 2014 hebben de bondgenoten afgesproken om de dalende defensie-uitgaven een halt toe te roepen en te streven naar een verhoging van hun defensiebegroting in reële termen naarmate hun BBP groeit, evenals naar de effectieve inzet van middelen. Met de intensivering van de defensie-uitgaven in de laatste begrotingen heeft Nederland een stap gezet om de trend van een dalende defensiebegroting te keren. Om verder invulling te geven aan het DIP neemt het kabinet stappen in het kader van een meerjarig perspectief, afhankelijk van de ontwikkelingen in de internationale veiligheidssituatie en de beschikbare financiële mogelijkheden. Dit sluit aan bij de hogere eisen die de Navo stelt in de veranderde veiligheidscontext. Op de Navo-Top in Warschau zal de balans worden opgemaakt van de maatregelen die de Navo-landen hebben genomen om hun defensie-uitgaven te laten stijgen.

Werkdiner met de Enhanced Opportunity Partners

De ministers hebben een werkdiner met de ministers van Defensie van Australië, Finland, Georgië, Jordanië en Zweden. Deze landen werken zeer nauw samen met de Navo en hebben in het verleden aanzienlijke bijdragen geleverd aan Navo-operaties. Zij zijn daarom op de Top in Wales aangemerkt als Enhanced Opportunity Partners (EOP). De Navo wil ook bij eventuele toekomstige operaties kunnen rekenen op de bijdragen van deze landen. Daarom worden de EOP-landen betrokken bij oefeningen en streeft de Navo naar een regelmatige politieke dialoog met deze landen, waartoe dit werkdiner de gelegenheid biedt.

Tijdens het werkdiner zullen de ministers met de EOP-landen spreken over de veiligheidssituatie op de flanken van het verdragsgebied. In dit kader spreken zij ook over het Defence Capacity Building (DCB)-initiatief. De Navo heeft DCB-programma’s opgezet in Georgië, Irak, Jordanië en Moldavië. Naar verwachting wordt er met de EOP-landen gesproken over de verdere ontwikkeling van het DCB en mogelijk bijdragen van deze landen aan dit initiatief.

Navo-Georgië Commissie

De ministers spreken in de Navo-Georgië Commissie met de Georgische Minister van Defensie, mevrouw Tinatin Khidasheli, over defensiehervormingen en de veiligheidssituatie in Georgië. Er zal in het bijzonder aandacht worden besteed aan het Substantial NATO-Georgia Package. Georgië heeft Nederland in het kader van de pakket gevraagd om een reizende militaire luchtvaartexpert. Nederland beziet thans of de gevraagde luchtvaartexpert beschikbaar is en gehoor kan worden gegeven aan het Georgische verzoek.

Bijeenkomst Northern Group

De landen van de Northern Group spreken over hybride oorlogsvoering en de veiligheidssituatie op de flanken van het Navo-verdragsgebied. De Northern Group acht een gecoördineerde reactie op hybride dreigingen noodzakelijk en streeft er daarom naar een verbindende rol te vervullen tussen de EU en de Navo.

Bijeenkomst Framework Nations Concept landen

De ministers van Defensie van de Navo-landen die deelnemen aan het Framework Nations Concept (FNC) ontmoeten elkaar en marge van de ministeriële bijeenkomst. Het FNC is een Duits initiatief gericht op versterkte samenwerking op het gebied van capaciteitenontwikkeling. De ministers bespreken de plannen voor samenwerkingsprojecten die in het afgelopen jaar zijn opgesteld. Nederland neemt actief deel aan het FNC en werkt op het gebied van capaciteitenontwikkeling in het bijzonder nauw samen met België en Duitsland.

Memorandum of Understanding over precisiegeleide lucht-grondmunitie

En marge van de ministeriële bijeenkomst zal ik samen met de ministers van Defensie van België, Denemarken, Griekenland, Noorwegen, Portugal, Spanje en Tsjechië een Memorandum of Understanding (MOU) over precisiegeleide lucht-grondmunitie (Precision Guided Munitions, PGM) tekenen. In dit MOU spreken de deelnemende landen af om nauwer samen te werken op het gebied van PGM. Het MOU maakt het mogelijk gezamenlijk PGM in te kopen bij Amerikaanse bedrijven. Dit kan leiden tot schaalvoordeel. Voorts vergemakkelijkt gezamenlijke aankoop de uitwisseling van PGM, omdat er geen formele instemming van de Amerikaanse overheid nodig is voor een overdracht tussen de MOU-landen.

De Minister van Defensie, J.A. Hennis-Plasschaert


X Noot
1

Herdruk i.v.m. het toekennen van een tweede Kamerstukdossier

Naar boven