21 501-28 Defensieraad

Nr. 116 BRIEF VAN DE MINISTER VAN DEFENSIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 29 augustus 2014

Op 9 en 10 september a.s. wordt de informele bijeenkomst van de EU-Ministers van Defensie gehouden in Milaan. De Ministers zullen de vooruitgang bespreken van de opdrachten naar aanleiding van het debat over veiligheid en defensie in de Europese Raad op 19 en 20 december jl. Hierover bent u per afzonderlijke brief geïnformeerd (mijn brief van 27 augustus jl., kenmerk BS2014023242). In Milaan wordt de aandacht gevestigd op de verbetering van het snelle reactievermogen van de EU (in het bijzonder de EU Battlegroups), de uitvoering van de missies en de operaties, en de totstandkoming van het beleidskader voor lange termijn defensiesamenwerking (Policy Framework), inclusief de rol die het Europees Defensie Agentschap (EDA) daarbij kan vervullen. In deze brief licht ik de agenda en mijn inzet tijdens de besprekingen nader toe.

EU Rapid Response

Met het oog op de bredere herziening van het EU Rapid Response concept die voor het eind van dit jaar moet zijn voltooid, richten de Ministers zich in Milaan vooral op een betere benutting van de EU Battlegroups. De besprekingen over dit onderwerp resulteerden tot dusverre in een pakket voorstellen dat werd bekrachtigd door de Europese Raad. Deze voorstellen beginnen in de praktijk gestalte te krijgen. Dit heeft bijvoorbeeld betrekking op nadere afspraken door groepen lidstaten over gezamenlijke bijdragen aan het rotatierooster, betere afstemming van de gereedstelling op vergelijkbare activiteiten in Navo-verband (oefening en certificering), en op het betrekken van de EU Battlegroups in de discussie over de verdeling van de financiële lasten van operaties en missies en de herziening van het Athena-mechanisme. Tegelijk blijft onder de lidstaten de behoefte bestaan aan meer inzicht in de belemmeringen die optreden bij de politieke besluitvorming over snelle militaire inzet en het gebruik van dit instrument in de praktijk. Dit bleek onlangs nog bij de totstandkoming van de EU-operatie in de Centraal Afrikaanse Republiek (EUFOR CAR). Enkele lidstaten, waaronder Nederland, hebben er daarom voor gepleit om dit onderwerp op de agenda te houden.

Ik verwelkom het feit dat tijdens de bespreking in Milaan specifiek de politieke besluitvormingsaspecten centraal worden gesteld. Ik onderstreep al langer in EU-verband dat verdieping van defensiesamenwerking gepaard moet gaan met discussie over de implicaties hiervan voor de politieke besluitvorming over de inrichting en de inzet van de krijgsmacht. De noodzaak voor Europa om zich meer te manifesteren op het terrein van veiligheid en defensie moet worden vertaald in een grotere bereidheid van de landen om samen militaire capaciteiten te ontwikkelen én in te zetten. Regelmatige politieke consultaties over deze aspecten, ook tussen nationale parlementen, kunnen het draagvlak voor defensiesamenwerking en (de voorbereiding op) gezamenlijke militaire inzet vergroten. Dit draagvlak vormt een cruciale voorwaarde voor snelle besluitvorming, in het geval van de EU Battlegroups en de NATO Response Force binnen een tijdbestek van enkele dagen. Ik verwelkom in dit verband ook het initiatief van de Nederlandse delegatie bij de interparlementaire EU-conferentie in Athene op 3 en 4 april jl. om een discussiepaper te agenderen over de implicaties van defensiesamenwerking voor de parlementaire besluitvorming.

Tegen deze achtergrond zal ik bepleiten dat consultaties en oefeningen op politiek niveau regulier deel gaan uitmaken van de voorbereiding op de inzet van de EU Battlegroups. Het betreft in de eerste plaats bijeenkomsten van de lidstaten die samen deelnemen aan een Battlegroup, maar ook ministeriële bijeenkomsten kunnen hieraan worden gewijd, zoals nu in Milaan. In de discussie over Rapid Response kunnen voorts aspecten aan bod komen zoals de financiering van de EU Battlegroups en militair optreden door enkele lidstaten namens de EU (artikel 44 VEU). Deze onderwerpen maken deel uit van de besprekingen in verschillende fora over de herziening van het Athena-mechanisme in de tweede helft van dit jaar. Nederland hecht belang aan de fundamentele discussie over de versterking van het handelingsvermogen op het terrein van veiligheid en defensie, de politieke wil van de lidstaten daartoe en de daaraan gekoppelde lastenverdeling. Voorstellen in dit kader verdienen eerst nadere uitwerking alvorens hierover een standpunt kan worden ingenomen.

Policy Framework

De Hoge Vertegenwoordiger en het EDA stellen een beleidskader op voor systematische, structurele capaciteitensamenwerking, het zogenoemde Policy Framework. Het EDA verwerkt momenteel de bijdragen van de lidstaten aan de totstandkoming van het Policy Framework. Het is de bedoeling dat dit document tijdens de Raad Buitenlandse Zaken met Ministers van Defensie in november a.s. wordt bekrachtigd. Het Policy Framework moet een impuls geven aan de navolging van succesvolle samenwerkingsprojecten zoals het European Air Transport Command en aan gezamenlijke capaciteitenontwikkeling op prioritaire gebieden zoals Air to Air Refueling, cyber, op afstand bestuurbare vliegtuigen en satellietcommunicatie. Het Policy Framework moet een overkoepelend kader vormen waarmee bestaande activiteiten, zoals het Capability Development Plan en de Code of Conduct on Pooling and Sharing, worden bestendigd. De politieke betrokkenheid van de lidstaten is echter essentieel om werkelijk stappen voorwaarts te kunnen zetten. Ik zal steun uitspreken voor de inspanningen in dit kader en het belang ervan onderstrepen. In de bespreking van dit onderwerp vormt de positie van het EDA en de manier waarop het zich de komende jaren verder moet ontwikkelen een van de zwaartepunten. Het EDA zal ter voorbereiding op de bespreking zijn ideeën hierover nog nader bekend stellen, mede in het licht van het tienjarig bestaan van het agentschap. Ik zal beklemtonen dat het EDA optimaal moet worden gepositioneerd om de lidstaten te ondersteunen bij gezamenlijke projecten, bevordering van structurele samenwerking en de harmonisatie van beleid.

Operaties

De operatiecommandanten zullen de Ministers een overzicht geven van de relevante ontwikkelingen in de lopende (militaire) missies en operaties (EUNAVFOR Atalanta, EUTM Somalië, EUTM Mali, EUFOR CAR, EUFOR Althea). Naast de geboekte vooruitgang zal de Europese Dienst voor Extern Optreden naar verwachting de aandacht vestigen op de doorontwikkeling van de EU-crisisbeheersing. Ervaringen met missies die een rol spelen in transities, zoals in de Democratische Republiek Congo, kunnen daarbij ter illustratie worden gebruikt. De doelgerichtheid van het veiligheids- en defensiebeleid van de Unie kan worden vergroot door gezamenlijke bijdragen aan het vermogen van kwetsbare landen en regio’s om zelf crises te voorkomen en te beheersen. In aanvulling op capaciteitsopbouw door middel van training en advisering kan worden gedacht aan de levering van basisuitrusting voor veiligheidstroepen. De African Union Commissioner for Peace and Security Smail Chergui is uitgenodigd om deel te nemen aan deze bespreking.

De Minister van Defensie, J.A. Hennis-Plasschaert

Naar boven