21 501-28 Defensieraad

Nr. 105 BRIEF VAN DE MINISTER VAN DEFENSIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 6 december 2013

Op 18 en 19 november jl. kwamen de EU-Ministers van Defensie bijeen in Brussel voor de Raad Buitenlandse Zaken en de bestuursraad van het Europees Defensie Agentschap (EDA). De bijeenkomst stond vooral in het teken van de voorbereiding van het debat over defensieaspecten van het Gemeenschappelijk Veiligheids- en Defensiebeleid (GVDB) in de Europese Raad op 19 en 20 december a.s. In dit verslag treft u een samenvatting van de beraadslagingen aan. Met deze brief doe ik tevens mijn toezeggingen in het algemeen overleg op 12 november jl. gestand.

Final Report en voorbereiding Europese Raad

De Ministers van Defensie en van Buitenlandse Zaken spraken in een gezamenlijk overleg steun uit voor het Final Report on CSDP. De lidstaten legden nog wel accenten bij specifieke aspecten maar maakten kenbaar dat het rapport en de voorstellen in algemene zin als basis kunnen dienen voor het debat en de Raadsconclusies in de Europese Raad op 19 en 20 december. De Ministers verwelkomden de aanpassingen in het rapport op basis van de bespreking van het Interim Repor tijdens de ministeriële bijeenkomsten in Vilnius september jl. Toen was onder meer het belang onderstreept van betere samenwerking met partners, in het bijzonder de Navo.

Met het oog op cluster 1 (verhoging effectiviteit GVDB) beklemtoonden de Ministers het belang van een meer geïntegreerde benadering van crisismanagement en een betere toerusting voor civiele GVDB-missies. Verscheidene lidstaten, waaronder Nederland, maakten kenbaar haast te willen maken met de uitwerking van een integrale maritieme veiligheidsstrategie. Deze strategie zou nog voor het einde van het volgende jaar kunnen worden vastgesteld. Ook heb ik de voorstellen voor een beter gebruik van het EU Battlegroups-concept verwelkomd en daarbij het element van regelmatige politieke consultaties en oefeningen op politiek niveau onderstreept. Tijdens de discussie over cluster 2 (versterking capaciteiten) vestigden verscheidene lidstaten, waaronder Nederland, de aandacht op toonaangevende projecten (zoals Air to Air Refueling) en succesvolle samenwerkingsvormen (regionale samenwerking, European Air Transport Command). Daaraan heb ik toegevoegd dat het van belang is dat de lidstaten de gezamenlijke afspraken voor capaciteitenontwikkeling (zoals EDA’s Code of Conduct on Pooling and Sharing en het Capability Development Plan) in de praktijk naleven. De Ministers steunden de voorstellen onder cluster 3 (defensiemarkt en -industrie) voor certificering en standaardisering evenals een integrale benadering van Europees onderzoek op het terrein van veiligheid en defensie. De Europese Commissie werd opgeroepen vervolgactiviteiten te verbinden aan de voorstellen. Daarbij plaatsten enkele lidstaten wel de kanttekening dat de betrokkenheid van de Europese Commissie bij de ontwikkeling van capaciteiten niet mag betekenen dat de EU eigen militaire of dual use capaciteiten gaat ontwikkelen en verwerven.

Implicaties verdieping defensiesamenwerking en soevereiniteit

Tijdens de Raad Buitenlandse Zaken (RBZ) en de EDA bestuursraad heb ik onderstreept dat in de boodschap van de staatshoofden en regeringsleiders vooral de politieke wil moet doorklinken om nauwer samen te werken op het terrein van veiligheid en defensie. De noodzaak hiertoe wordt breed onderschreven. In de discussie wordt tot heden echter weinig aandacht geschonken aan de vraag wat een verdere verdieping van defensiesamenwerking betekent voor de nationale besluitvormingsprocessen over de inrichting en de inzet van de krijgsmacht. Ik heb tijdens de RBZ herhaald dat het debat in de ER hier mede over moet gaan om een vruchtbaar vervolg te garanderen. Tegen deze achtergrond heb ik de aandacht gevestigd op het Benelux-schrijven (de Kamer heeft dit document met aanbiedingsbrief van 20 november jl. ontvangen). Cruciaal uitgangspunt is dat partners op elkaar moeten kunnen rekenen. Politieke betrokkenheid, inclusief van de nationale parlementen, vormt een belangrijke voorwaarde voor succes. Dit geldt niet alleen voor de totstandkoming van nieuwe samenwerkingsverbanden maar (juist) ook voor besluitvorming over capaciteitenontwikkeling op langere termijn en de inzet van gezamenlijke capaciteiten.

Defensiemarkt en Defensierichtlijn 2009/81

In de voorstellen van de Commissie en de Hoge Vertegenwoordiger voor een competitievere en efficiëntere defensie- en veiligheidssector staat de naleving door de lidstaten van de EU-defensierichtlijnen voorop. Ik heb in het algemeen overleg van 12 november jl. onderstreept dat voor een sterke Europese defensie-industrie, die zowel efficiënt als innovatief is, de betrokkenheid van alle lidstaten nodig is. Marktwerking en concurrentie moeten niet beperkt blijven tot de grote industrieën die complete systemen aanbieden, maar moeten zich ook uitstrekken tot het niveau van de toeleveranciers. Zo moeten werkelijk gelijke kansen en een open toegang worden gecreëerd voor het midden- en kleinbedrijf (mkb) uit alle lidstaten. Het huidige EU Defence Package biedt onvoldoende waarborgen om dit verwezenlijken. Daarom heb ik tijdens de RBZ, en in navolging van mijn interventie in Vilnius, ervoor gepleit dat de Europese Commissie maatregelen onderzoekt ter aanvulling van de defensierichtlijnen en het mkb-actieplan van het EDA om de internationale toeleveringsketens beter toegankelijk te maken voor het mkb.

Synergie in Europees onderzoek voor veiligheid en defensie

Conform mijn toezegging in het algemeen overleg op 12 november jl. meld ik de vooruitgang die is geboekt in het licht van de motie van de leden Hachchi en Eijsink over een geïntegreerd Europees onderzoeksbudget op veiligheidsgebied. Zoals ik eerder heb gemeld, richt de discussie zich dit jaar niet op de samenvoeging van Europese budgetten voor onderzoek naar interne en externe veiligheid (zoals in de motie verwoord). Wel gaan er al langer geluiden op om zoveel mogelijk doelmatigheid en synergie te bereiken door Europese onderzoeksactiviteiten in het civiele domein (Commissie en lidstaten) en in het defensiedomein (lidstaten en het EDA) te verbinden. Dit lijkt vooral kansrijk bij onderzoek naar (de ontwikkeling van) technologieën die in beide domeinen kunnen worden gebruikt (dual use toepassingen). Het belang om vooruitgang te boeken is toegenomen vanwege krimpende R&D-budgetten en de noodzaak om in een snel veranderende veiligheidsomgeving over hoogwaardige, innovatieve technologieën (en bijbehorende kennis en werkgelegenheid) te kunnen blijven beschikken. De EU (Commissie, EDA, EDEO) en de lidstaten zullen doelgericht moeten investeren in veiligheid en defensie-gerelateerd onderzoek. Nederland steunt deze ontwikkeling. Er is vooralsnog geen uitzicht op een alomvattend Europees onderzoeksbudget voor veiligheid. Anderzijds worden nu belangrijke eerste stappen gezet voor een meer coherente Europese aanpak. De Ministers hebben de Commissie opgeroepen om in samenspraak met het EDA, de lidstaten en de EDEO een zogenoemde Preparatory Action op te stellen met gezamenlijke vervolginitiatieven. Daarnaast riepen de Ministers het EDA en de Commissie op concrete afspraken te maken met de lidstaten, de industrie en kennisinstituten voor het gezamenlijke gebruik van civiele en militaire onderzoeksresultaten.

EDA bestuursraad

In de EDA-bestuursraad bespraken de Ministers de vooruitgang op het gebied van capaciteitsversterking, vooral op de gebieden die in het eindrapport van de HV als «key capability» worden aangemerkt. De resultaten zijn namelijk tegelijk «deliverables» voor de ER op 19 en 20 december onder cluster 2. De Ministers hebben documenten (zogenoemde Roadmaps) bekrachtigd waarmee een gezamenlijke aanpak wordt bestendigd op terreinen zoals Air to Air Refueling, Remotely Piloted Aircraft Systems (RPAS) en Governmental Satellite Communication. De Ministers stemden ermee in dat het EDA in samenspraak met de lidstaten, de EDEO en de Europese Commissie de uitwerking van een gezamenlijke Roadmap voor de versterking van Cyber Defence capaciteiten ter hand neemt. Ik heb daarnaast een Letter of Intent (LoI) ondertekend op het gebied van Medium Altitude Long Endurance (MALE) RPAS. De zeven lidstaten die de LoI hebben ondertekend (Duitsland, Estland, Frankrijk, Griekenland, Italië en Polen) onderstrepen hiermee de intentie om zoveel mogelijk schaalvoordelen te bereiken bij het gebruik van MALE RPAS. De beoogde samenwerking heeft betrekking op het delen van kennis en operationele ervaringen, de vaststelling van best practices en de verhoging van de interoperabiliteit. Dit kan de lidstaten helpen om gezamenlijke behoeften te formuleren voor opleiding en training, onderhoud en concepten en doctrines. Deze aanpak biedt waarschijnlijk de meeste perspectieven als landen hetzelfde systeem gaan gebruiken. De LoI richt zich nadrukkelijk niet op de ontwikkeling van nieuwe RPAS.

Er is niet ingestemd met het voorstel van de Hoge Vertegenwoordiger om het EDA-budget voor 2014 te verhogen. Ook bij een gelijkblijvend budget is er immers ruimte voor verbetering. Bovendien voert het EDA dit jaar een reorganisatie uit waardoor het, naar eigen zeggen, beter in staat zal zijn de lidstaten te ondersteunen bij de ontwikkeling en de versterking van capaciteiten. Uiteindelijk blijven de lidstaten zelf de drijvende kracht achter succesvolle samenwerkingsprojecten. De lidstaten bereikten uiteindelijk overeenstemming over een gelijkblijvend budget (zero nominal growth) voor 2014.

Operaties

De Ministers bespraken de vooruitgang in de EU trainingsmissie (EUTM) in Mali en in Somalië. De voorzitter van het EU Militair Comité meldde dat de eerste door EUTM getrainde bataljons Malinese militairen nu inzetbaar zijn. Vooruitlopend op de discussie over de mogelijke verlenging van het mandaat bepleitten enkele lidstaten het trainen van meer Malinese eenheden dan initieel voorzien of aanvullende (civiele) EU-activiteiten. Voorts werden de Ministers geïnformeerd over de verplaatsing van de activiteiten van EUTM Somalië naar Mogadishu. De veiligheidssituatie staat het toe dat de missie vanaf 1 januari 2014 vanuit de Somalische hoofdstad wordt uitgevoerd. Daarvoor worden momenteel de voorbereidingen getroffen. De Kamer wordt binnen twee weken afzonderlijk per brief nader geïnformeerd over de voortzetting van de Nederlandse deelneming bij verplaatsing van de missie van Oeganda naar Mogadishu. Italië riep voorts op tot nieuwe GVDB-activiteiten ter bestrijding van illegale migratie in de Middellandse Zee. Andere lidstaten, waaronder Nederland, wezen erop dat de EU-aanpak via het GVDB gericht moet blijven op de landen van oorsprong en doorreis. De EU Taskforce voor het Middellandse Zeegebied doet daarnaast binnenkort een voorstel voor een efficiënter gebruik van Europese beleidsmaatregelen en -instrumenten in dezen. Een versterkte bijdrage van de lidstaten aan FRONTEX maakt daar deel van uit. Tot slot onderstreepte de voorzitter van het EU Militair Comité dat moet worden nagedacht over de ontwikkeling en de beoogde end state van EU-operatie Atalanta. Begin volgend jaar wil de EU de discussie hierover met de lidstaten voeren.

De Minister van Defensie, J.A. Hennis-Plasschaert

Naar boven