21 501-20 Europese Raad

Nr. 811 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 11 oktober 2013

Hierbij bied ik u aan, mede namens de Minister-president, de geannoteerde agenda van de Europese Raad van 24 en 25 oktober 2013.

De Minister van Buitenlandse Zaken, F.C.G.M. Timmermans

GEANNOTEERDE AGENDA EUROPESE RAAD VAN 24–25 OKTOBER 2013

De Europese Raad van 24 en 25 oktober zal plaatsvinden tegen de achtergrond van enkele tekenen van economisch herstel. Een belangrijk onderdeel van dit herstelproces is het verder bevorderen van duurzame economische groei. Deze ER zal stilstaan bij de wijze waarop een verbeterde werking en verdere verdieping van de interne markt, in het bijzonder de digitale markt, diensten en innovatie, daaraan kan bijdragen. Wat het kabinet betreft dient de focus te liggen op het doorvoeren van echte hervormingen en het nakomen van bestaande afspraken.

Digitale economie, diensten, innovatie

Het kabinet verwelkomt bespreking van deze thema's op de Europese Raad vanwege het grote onbenutte potentieel voor economische groei van verdere integratie van de interne markt voor diensten en digitaal, alsmede het belang van innovatie voor het concurrentievermogen. Er resteren nog altijd vele belemmeringen voor ondernemers die grensoverschrijdend online willen opereren, terwijl juist daar een groot groeipotentieel ligt. De Europese Raad heeft zich daarom eerder ten doel gesteld om voor 2015 een digitale interne markt te realiseren. Hierbij moet o.a. bezien worden in hoeverre het auteursrecht voldoende is aangepast aan het digitale tijdperk. Het kabinet ziet daarnaast graag extra aandacht voor de verdere ontwikkeling van e-commerce. Ter voorbereiding van de Europese Raad over de digitale agenda presenteerde de Commissie op 11 september jl. voorstellen ter versterking van de interne telecommarkt. Het kabinet ondersteunt de algemene doelstelling van het voorstel van de Commissie voor de interne telecommarkt. Wel plaatst het kanttekeningen bij een aantal onderdelen van het voorstel. Meer informatie hierover zal uw Kamer toegaan via het reguliere BNC-fiche over de voorstellen voor de eengemaakte telecommarkt.

Mede op aandringen van Nederland zal de Europese Raad ook stilstaan bij het thema diensten. Het kabinet pleit voor urgente actie om het volle potentieel van de dienstenrichtlijn te benutten, zoals het presenteren van richtsnoeren door de Commissie die lidstaten helpen disproportionele maatregelen te identificeren en weg te nemen. Ook op het terrein van gereglementeerde beroepen is ruimte voor modernisering. Het kabinet verwelkomt daarom het onlangs gepresenteerde voorstel van de Commissie over de wederzijdse evaluatie van de gereglementeerde beroepen in de EU. Doel hiervan is het creëren van meer transparantie en het toegankelijker maken van gereglementeerde beroepen door te zorgen voor evenrediger en duidelijker regelgeving in de lidstaten. Het kabinet is groot voorstander van een dergelijke evaluatie. Een vermindering van het aantal gereglementeerde beroepen in de EU kan bijdragen aan een verlaging van administratieve lasten, een flexibeler arbeidsmarkt en meer economische groei.

De Commissie heeft op 13 september jl. een mededeling over de Innovatie-indicator gepresenteerd. Het kabinet hecht eraan dat naast een EU indicator gericht op input (R&D intensiteit) er ook een EU indicator komt die de outputzijde van innovatie belicht. Innovatie met als doel de productiviteit(groei) te verhogen, behelst immers meer dan de R&D die een land verricht. De voorgestelde outputindicator moet daar inzicht in geven. Het kabinet is van mening dat verdere discussie en analyse van de voorgestelde indicator noodzakelijk is, om meer rekening te laten houden met sectorale verschillen tussen landen. Meer informatie hierover zal uw Kamer toegaan via het reguliere BNC-fiche. Het kabinet onderschrijft de verdiepingsslag die de Commissie voorstelt via het versterken van innovatievriendelijke randvoorwaarden, innovatie binnen de publieke sector, een coherent beleid voor open innovatie en kennistransfer, verbetering van kennisbescherming en het betrekken van de detailhandel.

De ER zal de stand van zaken bespreken ten aanzien van de Europese Onderzoeksruimte (ERA). Het kabinet steunt de verdere ontwikkeling van de ERA zodat barrières die het vrije verkeer van kennis, onderzoekers en technologie tussen de lidstaten belemmeren worden weggenomen.

Groei, concurrentie en banen

De Europese Raad zal stilstaan bij de uitvoering van het «Investeringsplan voor Europa» dat door de Europese Raad in juni is geformuleerd. Onderdeel hiervan zijn de voorstellen van de Europese Commissie en de Europese Investeringsbank (EIB) voor een instrument om de kredietverlening aan het MKB te bevorderen. De Raad heeft hierover in september en oktober jl. een discussie gevoerd. Voorgesteld wordt om met inzet van structuurfondsen voor eventuele eerste verliezen garantiestelling en/of securitisatie door de EIB-groep voor MKB-kredieten mogelijk te maken.

Het kabinet steunt de verdere uitwerking van Europese instrumenten voor het stimuleren van kredietverlening aan het MKB, waarbij gebruik gemaakt kan worden van EIB-middelen en structuurfondsen. Handhaving van de financiële soliditeit van de EIB-groep dient daarbij voorop te staan. Tevens acht het kabinet het van belang dat maatwerk kan worden geboden; lidstaten moeten zelf kunnen besluiten of en op welke wijze zij participeren en voldoende mogelijkheid hebben om de inzet van de instrumenten aan te laten sluiten bij de nationale behoeften ten aanzien van MKB-financiering.

De Commissie heeft op 2 oktober 2.013 haar mededeling over het REFIT («Regulatory Fitness»=«Gezonde Regelgeving»)-programma gepubliceerd, gericht op eenvoudigere en beter uitvoerbare EU-regelgeving en vermindering van de EU-regeldruk. Op basis van haar analyse presenteert de Commissie in de mededeling drie belangrijke actielijnen: 1) regelgeving vereenvoudigen (m.n. energie, interne markt en transport); 2) intrekken van (voorstellen voor) regelgeving (m.n. interne markt, milieu, energie en transport); 3) regelgeving die moet worden geëvalueerd (diverse regelgeving op alle terreinen). Het kabinet verwelkomt de Commissie-voorstellen die naar verwachting een positieve bijdrage zullen leveren aan zowel de vermindering van EU-regeldruk als het eenvoudiger, effectiever en beter uitvoerbaar maken van EU-regelgeving. Het kabinet acht het immers van groot belang dat EU-beleidsdoelen op een zo goed en goedkoop mogelijke wijze gerealiseerd worden.

Hiermee bewegen de REFIT-voorstellen zich in dezelfde richting als de Nederlandse subsidiariteitsexercitie. Hoewel de wens administratieve lasten terug te dringen ook een belangrijke overweging is in de Nederlandse subsidiariteitsexercitie, is de doelstelling daarvan breder. De Commissie heeft aangekondigd de komende maanden te gebruiken als consultatiefase. Nederland roept de Commissie op om ervoor te zorgen dat snel na deze consultatiefase, maar uiterlijk in voorjaar 2014 (Europese Raad), de acties die in de REFIT-mededeling zijn aangekondigd daadwerkelijk worden gestart. Meer informatie zal uw Kamer toegaan via het reguliere BNC-fiche.

De ER zal ook de stand van zaken ten aanzien van het jeugdwerkgelegenheidsinitiatief bespreken. Het kabinet gaat uit van het standpunt dat de mate van jeugdwerkloosheid in meerdere lidstaten een prioritaire EU-inzet ter bestrijding ervan rechtvaardigt. Wel moet worden vastgesteld dat de omstandigheden in de EU lidstaten uiteenlopend zijn en dat arbeidsmarktbeleid en de vormgeving van het stelsel van sociale zekerheid primair nationale aangelegenheden zijn.

Economische en Monetaire Unie

Zoals afgesproken tijdens de ER van 27 en 28 juni jl. zal de ER van oktober spreken over beleidsvelden en indicatoren voor versterkte economische beleidscoördinatie, alsmede over de sociale dimensie van de EMU. Deze bespreking dient als aanloop naar de ER van december, waar besluitvorming is voorzien o.a. over de mogelijkheid en modaliteiten van lidstaatcontracten en mogelijk daaraan gekoppelde solidariteitsmechanismen. De Commissie bracht op 2 oktober jl. een mededeling uit over de sociale dimensie van de EMU; in november zal een mededeling over economische beleidscoördinatie volgen.

Economische beleidscoördinatie

De inzet van het kabinet ten aanzien van versterkte economische beleidscoördinatie is uiteengezet in de brief van de Ministers van Economische Zaken en Financiën van 22 april jl. met de kabinetsreactie op de commissiemededelingen over ex-ante coördinatie van hervormingen en een instrument voor en convergentie en concurrentievermogen (Kamerstuk 2012–2013, 21 501-20, nr. 780). Het kabinet vindt dat de ex ante coördinatie van hervormingen zich moet concentreren op hervormingen die direct van invloed zijn op het functioneren van de EMU. Hierbij geldt dat met name concurrentiekracht, werkgelegenheid en arbeids- en productmarkten relevant zijn voor het functioneren van de EMU. Ook hervormingen die een belemmerende werking kunnen hebben op het functioneren van de interne markt hebben een negatief effect op het functioneren van arbeids- en productmarkten en de concurrentiekracht en zouden derhalve gecoördineerd kunnen worden.

Sociale dimensie

De inzet van het kabinet betreffende de sociale dimensie van de EMU is onder meer vastgelegd in de brief van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 24 mei jl. Kort gezegd ondersteunt het kabinet de grotere aandacht voor de sociale dimensie van de EMU. Hoofdlijn daarbij is dat bestaande instrumenten beter worden ingezet binnen bestaande (juridische, financiële) kaders. Ook is Nederland van mening dat de kwaliteit van sociaal beleid van de lidstaten moet worden verbeterd: Nederland onderschrijft het belang van het uitwisselen van «best practices», de implementatie van landenspecifieke aanbevelingen en goede inzet van ESF-middelen en relevante andere Europese fondsen voor dit doel. Lidstaten dragen echter de primaire verantwoordelijkheid voor hervormingen op sociaal terrein. De reactie van het kabinet op de recente mededeling over de sociale dimensie van de EMU is opgenomen in de geannoteerde agenda van 7 oktober jl. voor de Raad Werkgelegenheid en Sociaal Beleid.

Bankenunie

De ER zal tevens stilstaan bij de werkzaamheden op het geïntegreerd financieel kader (bankenunie). Het kabinet acht het hierbij van belang dat door de ER nu geen nieuwe afspraken worden gemaakt, maar dat wordt gefocust op reeds gemaakte afspraken. Belangrijke onderdelen vormen op dit moment de voorbereidingen voor het Europees bankentoezicht, waaronder de doorlichting van bankbalansen en de stresstesten van de banken die onder direct ECB toezicht komen. Tijdens de ER zal de ECB hierop een toelichting geven. Ook zal de aandacht uitgaan naar de onderhandelingen over het Europees Resolutiemechanisme (SRM). Het kabinet vindt een uitgebreide discussie op de ER over het SRM, evenals over mogelijke backstops, in dit stadium nog te vroeg gezien het feit dat de onderhandelingen nog op werkgroepniveau worden gevoerd. De Nederlandse inzet over backstops in relatie tot de doorlichting van bankbalansen is weergegeven in de geannoteerde agenda voor de EcoFin Raad van 15 oktober a.s. Zoals bekend is het kabinet in principe voorstander van een volledige Europese bankenunie inclusief een Europees Resolutiemechanisme, maar stelt het wel voorwaarden aan de uitwerking van de individuele onderdelen, conform de Kamerbrieven van de Minister van Financiën van 1 oktober 2012 (Kamerstuk 21 501-07 nr. 946) en van 9 september 2013 (Kamerstuk 33 732 nr. 2). Daarnaast heeft uw Kamer op 10 oktober jl. de motie-Harbers over de rechtsgrondslag van het SRM aangenomen (Kamerstuk 21 501-07 nr. 1089).

Oostelijk Partnerschap

De ER zal stilstaan bij de voorbereiding van de Top van het Oostelijk Partnerschap, die op 28 en 29 november zal plaatsvinden in Vilnius. Deze Top staat in het teken van de ondertekening van een Associatie Akkoord (AA) inclusief Deep and Comprehensive Free Trade Area (DCFTA) met Oekraïne, en parafering van gelijksoortige akkoorden met Georgië en Moldavië. Voor de kabinetsinzet ten behoeve van deze Top wordt verwezen naar de brief van de Minister van Buitenlandse Zaken die uw Kamer op 4 oktober jl. toeging (Kamerstuk 21 501-20, nr. 810).

Daarnaast zal de ER in het licht van actuele ontwikkelingen mogelijk ingaan op andere buitenlandspolitieke onderwerpen.

Naar boven