Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 13 oktober 2020
Tijdens het debat over de uitkomst van de Europese top inzake het herstelfonds op
9 september jl. heeft de Minister-President toegezegd in reactie op een verzoek van
het Kamerlid Omtzigt (CDA) dat het kabinet de mogelijkheden zal verkennen voor het
instellen van een commissie die de brede Europese financieel-economische en monetaire
situatie onderzoekt en dat het kabinet hierover de Kamer zal informeren. Middels deze
brief wordt tegemoetgekomen aan deze toezegging.
De afgelopen jaren is het functioneren van de Europese economische en monetaire situatie,
inclusief de Eurozone, vanuit het Nederlands perspectief meermaals bestudeerd, o.a.
door het Centraal Planbureau1, de Raad van State2, 3, de Adviesraad Internationale Vraagstukken4, de Nederlandsche Bank5, Instituut Clingendael6 en ook door het kabinet zelf7. De Kamer wordt daarnaast doorlopend geïnformeerd over specifieke financieel-economische
dossiers zoals die in Europees verband besproken worden, in het bijzonder in de Eurogroep
en de Ecofinraad.
Het kabinet merkt op dat de COVID-19-pandemie enkele bestaande uitdagingen van de
EU/EMU heeft uitvergroot. Ook zijn in reactie op de COVID-19 pandemie diverse Europese
nood-en herstelmaatregelen getroffen. Deze ontwikkelingen vormen een nieuwe context
voor een nader advies over de vormgeving en werking van de Europese economie.
Het kabinet is van mening dat voor het onderzoek hiernaar specifieke deskundigheid
is vereist. Het is daarom passend advies in te winnen bij een daarvoor in te stellen
adviescommissie. Het gaat hier specifiek om een adviescommissie omdat de commissie
wordt ingesteld om vanuit een bepaalde deskundigheid te adviseren over de uitvoering
van beleid.
De adviescommissie zal worden gevraagd om een handelingsperspectief te presenteren
voor een kabinetsinzet op het gebied van het Europees financieel-economische beleid
om de Europese economie als geheel stabieler, weerbaarder en veerkrachtiger te maken.
Daarbij zal voor de beleidsopties gevraagd worden naar opties met verschillende impact
op de Europese integratie. Hierbij is het kabinet van mening dat de adviescommissie
deze taakstelling breed dient te interpreteren aangezien het Europese financieel-economische
beleid geen geïsoleerd onderdeel van de Europese samenwerking is.
De adviescommissie zal worden voorgezeten door een onafhankelijke voorzitter. De secretaris-generaal
van het instellende ministerie heeft de taak om een voorzitter aan te stellen waarna
de voorzitter tezamen met het instellende ministerie en andere betrokken departementen
de samenstelling van de commissie nader bepaalt. Het kabinet heeft besloten dat het
Ministerie van Financiën het instellende ministerie zal zijn. Het secretariaat van
de commissie zal ook bij dit ministerie worden belegd.
Het onderwerp waarover advies wordt gevraagd is naar inzicht van het kabinet dermate
complex dat de adviescommissie voldoende tijd moet worden gegund om het advies op
te stellen. Het kabinet schat in dat de instellingsduur van de commissie minimaal
zes maanden zal zijn.
Het kabinet zal komende tijd het instellingsbesluit waarmee de adviescommissie in
het leven kan worden geroepen verder uitwerken. In dit besluit zal nader worden ingegaan
op de taakopdracht, de samenstelling van de commissie, de instellingsduur en de wijze
van beraadslaging. Zodra dit besluit is vastgesteld zal uw Kamer hierover worden geïnformeerd.
De Minister van Financiën, W.B. Hoekstra
De Minister van Buitenlandse Zaken, S.A. Blok