21 501-20 Europese Raad

Nr. 1454 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 11 juni 2019

De vaste commissie voor Europese Zaken heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Buitenlandse Zaken over de brief van 27 mei 2019 over de geannoteerde agenda informele Europese Raad van 28 mei 2019 (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1453).

De vragen en opmerkingen zijn op 27 mei 2019 aan de Minister van Buitenlandse Zaken voorgelegd. Bij brief van 28 mei 2019 zijn de vragen beantwoord.

De voorzitter van de commissie, Veldman

Adjunct-griffier van de commissie, Buisman

Algemeen / uitkomsten verkiezingen Europees Parlement

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de geannoteerde agenda. Deze leden delen de uitgangspunten van het kabinet. De leden van de VVD-fractie hebben een aantal vragen en opmerkingen.

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda.

De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de geannoteerde agenda voor de informele Top inzake de Europese verkiezingsuitslag dd 28 mei 2019. Deze leden hebben nog enkele vragen aan het kabinet. Twee dagen na afloop van de Europese verkiezingen komen de EU-leiders samen om over de benoemingen van de topposities te praten. De leden van de D66-fractie benadrukken dat de Europese verkiezingen van vitaal belang zijn voor de democratische legitimiteit en werking van de Europese Unie. Ook dit keer hebben kiezers in 28 lidstaten zich uit kunnen spreken over de toekomst van Europa in één van de grootste democratische verkiezingen ter wereld. De leden van de D66-fractie zijn verheugd door de hoogste opkomst in jaren. In het licht van de aanstaande informele Top en de gesprekken tussen de EU-leiders over de topposities is het van groot belang dat de democratische stem van miljoenen Europeanen wordt meegenomen. In de komende maanden wordt besloten over sleutelposities waarvan de invulling grote invloed zal hebben op de koers van de Unie de komende jaren. Zo worden onder meer de voorzitter van de Commissie, de President van de Europese Raad, de Hoge Vertegenwoordiger en de Voorzitter van de Europese Centrale Bank (ECB) benoemd.

De leden van de fractie van GroenLinks hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de informele Europese raad van 28 mei 2019 en hebben hierover de volgende vragen en opmerkingen. De leden van de GroenLinksfractie vragen zich af of hoe het kabinet zich in gaat zetten hoe de Europese Unie en de lidstaten verder worden versterkt om haar prioriteiten te kunnen verwezenlijken? Deze leden vragen zich af of het afschaffen van veto’s op het gebied van buitenlands beleid daarbij tot inzet wordt gemaakt, en of zij een inschatting kan maken van de haalbaarheid hiervan?

1. Antwoord van het kabinet

Zoals weergegeven in het BNC-fiche over de Mededeling van de Europese Commissie over effectievere besluitvorming in het Gemeenschappelijk Buitenlands en Veiligheidsbeleid (GBVB; Kamerstuk 22 112, nr. 2714) staat het kabinet open voor een discussie over invoer van besluitvorming per gekwalificeerde meerderheid over EU-posities over mensenrechten in multilaterale fora, instelling van sanctieregimes en de uitvoering van civiele missies. De Europese Raad kan tot invoering van besluitvorming per gekwalificeerde meerderheid besluiten met eenparigheid van stemmen. Het gebrek aan consensus over invoering van besluitvorming per gekwalificeerde meerderheid op deelterreinen van het GBVB maakt dat hier op korte termijn geen stappen te verwachten zijn.

Kan het kabinet nadere duiding geven van hoe de kandidaten voor Europese topfuncties precies «effectief» moeten kunnen opereren? Wat verstaat het kabinet daaronder, zo vragen de leden van de GroenLinksfractie? Zet het kabinet bijvoorbeeld in op echte omslag bij de ECB dat klimaatrisico's serieus gaat nemen en kijkt naar de impact van monetair beleid op klimaat als voorwaarde voor nieuwe ECB-voorzitter, zo vragen de leden van de GroenLinksfractie?

2. Antwoord van het kabinet

Onder effectief verstaat het kabinet dat de genoemde kandidaten in staat moeten zijn om de in de Strategische Agenda vastgestelde prioriteiten te vertalen naar het functioneren van de instelling waaraan zij leiding gaan geven. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan het inrichten van de Europese Commissie zowel op het niveau van de Commissarissen als in de ambtelijke organisatie. Voor de ECB geldt dat deze onafhankelijk is in de uitvoering van haar mandaat zoals vastgelegd in artikel 127 VWEU.

De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de geannoteerde agenda. Voor het eerst sinds het begin van de verkiezingen voor het Europees Parlement is het opkomstcijfer hoger én gelet op de verkiezingsuitslag, is het voor de leden van de PvdA-fractie een duidelijk teken dat de Europese burgers hebben laten zien dat zij behoefte hebben aan Europese oplossing voor de grote thema’s die in deze tijd spelen, arbeidsmarkt, migratie, klimaat, de rechtsstaat, veiligheid en belastingontduiking door multinationals.

Nu de verkiezingen voor het Europees Parlement achter de rug zijn begint de volgende fase die bepalend zal zijn voor de toekomst van de Europese Unie en van Nederland, zo stellen de leden van de PvdA-fractie. Niet alleen in het Europees Parlement zullen de onderhandelingen beginnen over een gezamenlijk politiek programma en een beoogd voorzitter van de Europese Commissie, ook in de Europese Raad zal gesproken gaan worden over de toekomst van de Europese Unie. De leden van de PvdA-fractie verwachten dat de inzet van het kabinet rekening zal houden met en recht zal doen aan de uitkomst van de verkiezingen. Op welke wijze gaat het kabinet invulling geven aan een constructieve opstelling richting het Europees Parlement, zo vragen de leden van de PvdA-fractie?

3. Antwoord van het kabinet

De Europese Raad zal besluiten over de prioriteiten voor de komende jaren, en dit vastleggen in de Strategische Agenda. Hiermee geeft de Europese Raad sturing aan de koers voor de EU en de wetgevingsagenda van de Europese Commissie voor de komende jaren. Voor Nederland is het van belang dat er concrete resultaten worden geleverd op de gestelde prioriteiten. Het Europees Parlement is op het overgrote deel van de EU-beleidsterreinen medewetgever. Het is daarom van groot belang om in het bijzonder op die onderwerpen als Raad samen te werken met het Europees Parlement, om tot overeenstemming te komen en resultaten te bereiken. Vanuit dit perspectief is het ook voor Nederland als individuele lidstaat van belang om actief het Europees Parlement op te zoeken om de eigen positie voor het voetlicht te brengen en samenwerkingsverbanden aan te gaan.

Tijdens het debat over de Staat van de Unie op donderdag 7 februari 2019 (Handelingen II 2018/19, nr. 51, item 10) heeft de Tweede Kamer met de motie Asscher-Jetten over een overkoepelende EU-strategie voor de duurzame ontwikkelingsdoelen (Kamerstuk 35 078, nr. 17) een duidelijke toekomstvisie meegegeven die de transitie naar een duurzaam Europa kan aanjagen en versnellen, zo constateren de leden van de PvdA-fractie. Welk belang hecht het kabinet aan de uitvoering van deze toekomstvisie in de komende weken, zo vragen de leden van de PvdA-fractie? En hoe gaat het kabinet recht doen aan de inhoud van deze motie bij de vaststelling van de Strategische Agenda voor de Europese Unie?

4. Antwoord van het kabinet

Voor het kabinet zijn de duurzame ontwikkelingsdoelen (SDG’s) van groot belang voor de richting van EU-beleid. De zeventien SDG’s bieden antwoord op maatschappelijke uitdagingen die ons allemaal raken, of het nu gaat om klimaatverandering, groeiende ongelijkheid, of grensoverschrijdende risico’s bij conflicten. Aanpak hiervan is cruciaal voor het behouden en vergroten van onze welvaart en ons welzijn. Het kabinet acht het belangrijk dat de EU haar inspanningen voor duurzame ontwikkeling in lijn met de gehele 2030 ontwikkelingsagenda van de Verenigde Naties verder intensiveert. Mede daarom zijn de verduurzaming van de Europese economie en effectief klimaatbeleid twee van de vijf prioriteiten van het kabinet voor de komende jaren voor de EU. Het kabinet spant zich ervoor in dit gereflecteerd te zien in de Strategische Agenda.

De leden van de Tweede Kamerfractie van de ChristenUnie hebben kennisgenomen van de voorlopige verkiezingsuitslag voor het Europees Parlement en van de kabinetsreactie daarop. Deze leden hebben naar aanleiding daarvan enkele vragen en opmerkingen.

Eén van de belangrijkste veranderingen is dat de Europese Volkspartij (EVP) en de Progressieve Alliantie van Socialisten en Democraten (S&D) samen geen meerderheid meer hebben in het Europees Parlement, zo constateren de leden van de ChristenUniefractie. Er zal inderdaad een derde groep nodig zijn, zo constateert het kabinet ook al in de geannoteerde agenda voor de informele Europese Raad van 28 mei. De meest voor de hand liggende groep om die meerderheid mee te vormen zal de liberale fractie zijn. De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen hoe het kabinet de gevolgen hiervan inschat voor de kansen om de vijf (plus één) prioriteiten van het kabinet uit de Staat van de Unie in de strategische agenda van de Europese Unie doorgevoerd te krijgen?

5. Antwoord van het kabinet

Zie het antwoord op vraag 3. Het kabinet kan niet vooruitlopen op de mogelijkheden voor coalitievorming binnen het Europees Parlement.

Deze leden vragen zich ook af wat een dergelijke coalitie kan betekenen voor de naleving van het principe van subsidiariteit en de inzet om de bestaande Europese regelgeving aan de hand van dit principe te toetsen?

6. Antwoord van het kabinet

Ook hier geldt dat het kabinet niet vooruit kan lopen op de mogelijkheden voor coalitievorming binnen het Europees Parlement. Het kabinet hecht aan de strikte toepassing van het subsidiariteitsbeginsel. Het kabinet zal hier onder meer bij de nieuwe Europese Commissie aandacht voor blijven vragen en zet erop in dit beginsel ook in de Strategische Agenda te verankeren.

Een ander belangrijk resultaat van deze verkiezingen is de forse groei van nationalistische en EU-kritische partijen, zo constateren de leden van de fractie van de ChristenUnie. Deze leden vragen het kabinet welke conclusies het hieruit trekt voor het beleid tijdens de periode van de nieuwe Europese Commissie. Is het kabinet het met de leden van de ChristenUniefractie eens dat deze verkiezingsuitslag de noodzaak om de focus op die vijf (plus één) prioriteiten te richten alleen maar vergroot?

7. Antwoord van het kabinet

De verkiezingsuitslag laat een gemengd beeld zien. In een aantal lidstaten hebben EU-kritische partijen inderdaad winst geboekt; in andere lidstaten is dat niet het geval. Het kabinet ziet de uitkomst van de verkiezingen als een aansporing om de Europese samenwerking in de komende periode verder te richten op het realiseren van concrete resultaten op brede, grensoverschrijdende dossiers die niet enkel op nationaal niveau kunnen worden aangepakt. Dat is voor alle burgers in Nederland en in Europa van belang.

De leden van de 50PLUS-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda. De leden van de fractie van 50PLUS hebben met instemming kennisgenomen van het feit dat de opkomst bij de verkiezingen voor het Europees Parlement 2019 aanmerkelijk groter was dan in 2014. De leden van deze fractie zien dit als een uiting van een toenemende behoefte onder kiezers om meer gewicht te geven aan de invloed van en de besluitvorming in het Europees Parlement als het gaat om de toekomst van de Europese Unie. Tegen die achtergrond hechten de leden van de fractie van 50PLUS eraan dat in de voorliggende besluitvorming over de invulling van de zogenoemde topposities in de EU-instellingen de rol van het Europees Parlement en van de nationale Parlementen extra aandacht krijgt.

Besluitvorming van benoemingen

Het komt de leden van de VVD-fractie voor dat om effectief te zijn bij de onderhandelingen over de benoemingen, het kabinet het best de kaarten tegen de borst kan houden. Hoe ziet het kabinet dit en hoe houdt het kabinet de Tweede Kamer de komende tijd op de hoogte over deze onderhandelingen?

8. Antwoord van het kabinet

Het antwoord op deze vraag gaat in op meerdere vragen met betrekking tot benoemingen (antwoorden op vragen 9, 18 en 26).

Voor Nederland is het van belang dat de komende kandidaat-voorzitter van de Europese Commissie over de kwaliteiten beschikt om de door Nederland voorgestane agenda voor de komende vijf jaar te kunnen uitvoeren. De kandidaat-voorzitter van de Europese Commissie moet in staat zijn invulling te geven aan de prioriteiten van de Strategische Agenda, ook waar het gaat om een effectieve aansturing van de Europese Commissie. Het kabinet acht het van belang dat binnen redelijke termijn wordt besloten over de voordracht en benoeming van de nieuwe voorzitter van de Europese Commissie, opdat de nieuwe Europese Commissie eind 2019 van start kan gaan met de uitvoering van de wetgevende agenda.

De voordracht van kandidaten en besluitvorming over benoemingen zijn in het algemeen gebaat bij een bepaalde mate van beslotenheid, ten behoeve van de onderhandelingen tussen alle betrokken partijen en ter bescherming van de kandidaten zelf. Ook in het kader van deze benoemingen geldt dat een voor Nederland gunstige uitkomst in de visie van het kabinet een vertrouwelijke inzet vergt. Het kabinet zal in het verslag van de komende informele ER toelichten hoe het proces verder gaat, en zal in de geannoteerde agenda voor de ER van 21–22 juni de actuele stand van zaken weergeven. Het kabinet legt uiteraard naderhand verantwoording af aan uw Kamer.

De leden van de CDA-fractie vragen het kabinet of het van mening is dat de uitslag van de Europees parlementsverkiezingen bepalend is voor wie voorzitter wordt van het Europees Parlement, de Europese Commissie en de Europese Raad? Deze leden vragen het kabinet wat de voorkeur heeft, een Nederlander als voorzitter van de Europese Commissie, of een Nederlander als voorzitter van de Raad? Tevens willen deze leden weten of het kabinet van mening is of het Spitzenkandidaat-systeem geslaagd was tijdens deze verkiezingen?

9. Antwoord van het kabinet

Zie het antwoord op vraag 8. Wat betreft de benoeming van de nieuwe voorzitter van de Europese Commissie houdt het kabinet vast aan de procedures zoals vastgesteld in het EU-Verdrag, en kan daarom geen oordeel geven over het slagen van het Spitzenkandidaat-systeem.

De leden van de CDA-fractie vragen de premier of hij bereid is om de toch wel positieve toon die hij tijdens de campagne heeft gebezigd vast te houden gedurende de resterende tijd van zijn premierschap?

10. Antwoord van het kabinet

Het kabinet heeft in de Staat van de Europese Unie 2019 kamerbrief1 uiteengezet dat Europese samenwerking gericht moet zijn op brede, grensoverschrijdende dossiers die niet enkel op nationaal niveau kunnen worden aangepakt, en zij daar concrete resultaten op moet leveren. In dat verband heeft het kabinet vijf prioriteiten voor de EU voor de komende jaren voorgesteld: migratie, veiligheid, een sterke en duurzame economie die bescherming biedt, klimaat en een EU die haar belangen en waarden in het buitenland verdedigt. In aanvulling hierop moet het functioneren van de EU en van de lidstaten worden versterkt om deze prioriteiten te kunnen verwezenlijken. Het kabinet zal deze lijn de komende periode blijven uitdragen.

Tevens vragen deze leden wat het opkomstpercentage van de jeugd is en hoe jongeren blijvend betrokken kunnen worden bij de Europese samenwerking?

11. Antwoord van het kabinet

De opkomstpercentages van de jeugd zijn nog niet bekend. Wel zet het kabinet zich in voor een zo hoog mogelijk opkomst, ook onder jongeren. Het kabinet spant zich in voor een EU die concrete resultaten boekt in het belang van de burger, inclusief de jeugd.

De leden van de CDA-fractie vragen het kabinet of tijdens deze informele Top wordt gesproken over het verminderen van het aantal Eurocommissarissen? Deze leden vragen het kabinet of dit nog steeds de positie van het kabinet is?

12. Antwoord van het kabinet

Nederland zet zich in voor een beter functionerende Unie die slagkrachtig en efficiënt is. De Tweede Kamer heeft met de motie Verhoeven het kabinet verzocht zich in te zetten voor een kleinere Europese Commissie met minder Commissarissen, zoals voorzien in het Verdrag van Lissabon. Het kabinet is daar nog steeds voorstander van. Dit vereist echter de instemming van alle lidstaten. Een aantal van hen heeft duidelijk gemaakt hier geen voorstander van te zijn. Aangezien de kans op een kleinere Europese Commissie in de volgende legislatuur gering is wordt er tijdens deze informele Europese Raad naar verwachting niet over gesproken.

Deze leden vragen het kabinet een analyse aan de Kamer te verstrekken over de manier waarop voorzitter Juncker de Europese Commissie heeft ingericht met vicevoorzitters en verschillende clusters van Eurocommissarissen. Deze leden willen weten van het kabinet of het de nieuwe Europese Commissie ook op een dergelijke manier ingericht zou willen zien?

13. Antwoord van het kabinet

Voor inzicht in de structuur van de huidige Europese Commissie verwijs ik u naar: https://ec.Europa.eu/info/sites/info/files/commissioners-college-structure_en.pdf

De Europese Commissie gaat, binnen de kaders van de EU-verdragen, over haar eigen organisatie. Het kabinet zet zich in voor een bestuurbare en slagvaardige Europese Commissie die concrete resultaten kan leveren op de politieke prioriteiten. Dit zou beter moeten worden gereflecteerd in de structuur, besluitvorming en middelen van de Europese Commissie. De organisatie moet in het teken staan van het realiseren van de afgesproken doelstellingen: vorm volgt inhoud. Om deze benadering beter vorm te geven, ziet het kabinet mogelijkheden in een verdere doorvoering van het zogenaamde clustermodel dat in 2014 werd ingevoerd. In dit model zijn de politieke prioriteiten belegd bij vicepresidenten van de Europese Commissie, die beslissingsbevoegd zijn ten opzichte van de andere Commissarissen in het betreffende cluster. Voor een integrale werkmethode met duidelijke politieke sturing op prioriteiten zou het kabinet de Europese Commissie aanraden te verkennen hoe het clustermodel ook toegepast kan worden op het ambtelijk apparaat, om zo ook meer flexibiliteit binnen de Commissiediensten te bewerkstelligen.

De leden van de CDA-fractie vragen het kabinet of het tijdens de informele Top wil inbrengen dat in de nieuwe Europese Commissie een Eurocommissaris wordt benoemd voor defensiesamenwerking.

14. Antwoord van het kabinet

Zoals vaker met uw Kamer is besproken, is het kabinet voorstander van een verdere intensivering van de Europese defensiesamenwerking binnen het kader van de huidige lopende initiatieven. Wanneer de Europese Commissie, in welke hoedanigheid dan ook, een faciliterende rol speelt op deze terreinen, kan Nederland dat steunen. Een voorbeeld is de financiële en administratieve ondersteuning die de Europese Commissie nu reeds biedt ten behoeve van de uitvoering van het European Defence Industrial Development Programme (EDIDP).

Voor Nederland blijft daarnaast de politieke sturing door de Europese Raad, om het intergouvernementele karakter van defensiesamenwerking te waarborgen, van cruciaal belang. Het is wat Nederland betreft essentieel dat lidstaten primair aan zet blijven waar het de vormgeving van Europese defensiesamenwerking betreft.

De leden van de CDA-fractie vragen het kabinet of tijdens de informele Top ook wordt gesproken over het, wat we op nationaal niveau noemen het controversieel verklaren van bepaalde dossiers, tot het nieuwe Europees Parlement en de nieuwe Europese Commissie is geïnstalleerd. Wanneer dat niet het geval is, vragen deze leden, is het kabinet dan bereid om in te brengen dat alle ontwikkelingen omtrent klimaat en de monetaire unie uit worden gesteld tot de installatie van een nieuwe Europese Commissie?

15. Antwoord van het kabinet

Tijdens de informele ER zullen de aanwezige regeringsleiders spreken over de voorlopige uitkomst van de verkiezingen van het Europees Parlement. Daarnaast staat het proces van de voordrachten van kandidaten voor de topposities in de EU-instellingen op de agenda. Op deze informele bijeenkomst zullen geen besluiten worden genomen. Er zal niet gesproken worden over het controversieel verklaren van bepaalde onderwerpen: dit is – in tegenstelling tot de Nederlandse praktijk – geen gebruik op EU-niveau.

De Europese Raad en de Raad blijven onverminderd in functie om besluiten te nemen en onderwerpen te bespreken. Tijdens de Europese Raad van 20 en 21 juni a.s. staan bijvoorbeeld de onderwerpen klimaat en de Economische en Monetaire Unie op de agenda. Daarbij speelt wel dat de ambtstermijn van de huidige Europese Commissie ten einde loopt. Daarnaast is het Europees Parlement sinds de laatste vergaderperiode vóór de EP-verkiezingen met reces. Tegen deze achtergrond acht het kabinet het niet nodig, noch wenselijk om onderwerpen buiten beschouwing te laten totdat het nieuwe Europees Parlement en de nieuwe Europese Commissie zijn aangetreden.

De leden van de D66-fractie hebben enkele vragen over de benoeming van de voorzitter van de Europese Commissie. De aan het woord zijnde leden merken op dat het Verdrag betreffende de Europese Unie (Artikel 17 lid 7) duidelijk neerlegt dat in de benoeming van de voorzitter van de Commissie, de resultaten van de Europese verkiezingen mee worden genomen, dat het Europees Parlement gehoord wordt én dat het Europees Parlement bij meerderheid deze voorzitter kiest. De Minister van Buitenlandse Zaken en ook de Minister-President hebben eerder aangegeven van mening te zijn dat het Spitzenkandidaten-systeem niet uit het verdrag volgt. Is het kabinet wel voornemens dit systeem bij deze ronde benoemingen te volgen? Op welke manier, als niet via het Spitzenkandidaten-systeem, kan het kabinet de uitslagen van de Europese verkiezingen meenemen in de benoemingen van topfuncties? Wanneer zal hij de Kamer tijdens dit proces informeren?

16. Antwoord van het kabinet

De beantwoording van deze vraag geldt ook voor vragen 19, 20, 21 en 24.

Ten aanzien van de benoeming van de nieuwe voorzitter van de Europese Commissie houdt het kabinet vast aan de procedures zoals vastgesteld in het EU-Verdrag, waarbij de Europese Raad, rekening houdende met de uitkomst van de verkiezingen en na gepaste raadpleging, een kandidaat voordraagt aan het Europees Parlement. Het volgen van de EU-Verdragen ondersteunt de voorspelbaarheid van de besluitvormingsprocedure. Dit kan er dus ook toe leiden dat een kandidaat wordt voorgedragen die buiten de groep van de Spitzenkandidaten van de partijen in het Europees Parlement valt. Uiteraard moeten de uitkomsten van de EP-verkiezingen mee worden gewogen in de voordracht van een kandidaat, en moet de kandidaat-voorzitter van de Europese Commissie op een meerderheid in het Europees Parlement kunnen rekenen. Het is daarom van belang dat het Europees Parlement op gepaste wijze wordt geraadpleegd voorafgaand aan de voordracht. Het kabinet zal er op toe zien dat dit ook gebeurt. De democratische legitimiteit van de vastgestelde besluitvormingsprocedure is ook gestoeld op de mandaten van 28 nationaal verkozen regeringsleiders en staatshoofden. Zoals toegelicht bij vraag 8 zal het kabinet in verslagen en geannoteerde agenda’s van de bijeenkomsten van de ER toelichten hoe het proces verloopt.

De leden van de D66-fractie hebben nog enkele vragen over de benoemingen van de overige topposities (zoals hierboven in de paragraaf Algemeen / uitkomsten verkiezingen Europees Parlement benoemd) en over het proces van de komende periode. Deze leden merken op dat Raadsvoorzitter Donald Tusk heeft gezegd dat het benoemingsproces snel, effectief en in overeenstemming met de verdragen moet verlopen. Is het kabinet het met Raadsvoorzitter Donald Tusk eens? Hoe verwacht het kabinet dat het proces van benoemingen er uit zal zien? Op welke termijn verwacht het kabinet dat er besluiten worden genomen? Hoe zal het kabinet de Kamer de komende periode informeren over en bij dit proces betrekken?

17. Antwoord van het kabinet

De beantwoording van deze vraag gaat mede in op vraag 23.

De voorzitter van de Europese Raad heeft de intentie uitgesproken om tijdens de Europese Raad van 20–21 juni a.s. overeenstemming te bereiken over de benoemingen van meerdere EU-topposities. Dit is echter geen gegeven. Het kabinet acht het van belang dat tijdig wordt besloten over de voordracht en benoeming van de nieuwe voorzitter van de Europese Commissie, zodat de nieuwe Europese Commissie eind 2019 van start kan gaan met de uitvoering van een nieuwe wetgevende agenda. De Hoge Vertegenwoordiger voor Buitenlandse Zaken en Veiligheidsbeleid zal door de Europese Raad worden benoemd, met instemming van de nieuwe voorzitter van de Europese Commissie, en vervolgens tegelijk met de rest van het college worden bevestigd via stemming in het Europees Parlement. Over de benoeming van de voorzitter van de Europese Raad besluit de Europese Raad zelf. Ook het Europees Parlement kiest zijn eigen voorzitter.

Het kabinet heeft eerder aangegeven zich in te zetten voor de beste post voor Nederland. Wat bedoelt het kabinet hiermee, zo vragen de leden van de D66-fractie? Wat is voor Nederland de beste uitkomst van deze benoemingenronde?

18. Antwoord van het kabinet

Zie antwoord op vraag 8.

De leden van de fractie van GroenLinks hebben bedenkingen bij de opstelling van het Nederlandse kabinet wat betreft het kiezen van de voorzitter van de Europese Commissie. Deze leden vragen het kabinet welk belang zij hechten aan de zogenaamde «Spitzenkandidaten» die zich via de fracties van het Europees Parlement kandidaat hebben gesteld voor het voorzitterschap van de Europese Commissie? Deelt het kabinet net zoals de leden van de Groenlinksfractie de mening dat de Raad rekenschap moet geven aan dit transparante proces, waarbij Spitzenkandidaten in ieder geval hebben kunnen laten zien waar zij voor staan? De leden van de fractie van GroenLinks constateren dat in artikel 17 lid 7 Verdrag betreffende de Europese Unie is vastgesteld dat, na voordracht van een gekwalificeerde meerderheid van de Raad, het Europees Parlement bij meerderheid de voorzitter van de Europese Commissie kiest. De leden van de GroenLinksfractie vragen een nadere duiding van de zwaarte die het kabinet toedicht aan met name het laatste deel van dit artikel en vragen zich af of het kabinet erkent dat het goed is voor het democratisch gehalte van de Europese Unie als er rekening wordt gehouden met Spitzenkandidaten?

19. Antwoord van het kabinet

Zie antwoord op vraag 16.

Wat betreft de besluitvorming over de benoemingen, geeft het kabinet aan dat het een slagvaardig persoon verkiest met de kwaliteiten om de door Nederland voorgestane agenda voor de komende vijf jaar uit te voeren, zo lezen de leden van de fractie van de ChristenUnie. Deze leden vragen zich af of het gevolg van dit uitgangspunt ook kan betekenen dat deze persoon niet een van de Spitzenkandidaten van de partijen in het Europees Parlement is?

20. Antwoord van het kabinet

Zie antwoord op vraag 16.

De leden van de fractie van 50PLUS stellen dat kiezers, die in toenemende waarde hechten aan de rol van democratisch gekozen vertegenwoordigers, zeer teleurgesteld zullen zijn als belangrijke beslissingen vervolgens in «achterkamertjes» worden geregeld. Deelt het kabinet die conclusie? Zo ja, waarom benadrukt het kabinet in de geannoteerde agenda zo nadrukkelijk de autonomie van de Europese Raad om te komen tot een besluit over de voordracht van een voorzitter van de Europese Commissie, zo vragen de leden van de fractie van 50PLUS.

21. Antwoord van het kabinet

Het kabinet verwelkomt de stijging in de opkomst bij de verkiezingen van het Europees Parlement, en ziet het als een erkenning van het toenemende belang dat kiezers hechten aan Europese samenwerking. Het kabinet spant zich, met een actieve transparantie-agenda, in voor voorspelbare en inzichtelijke EU-besluitvormingsprocessen. Wat betreft de voordracht van kandidaten en besluitvorming over benoemingen is een bepaalde mate van beslotenheid nodig, ten behoeve van de onderhandelingen tussen alle betrokken partijen en ter bescherming van de kandidaten zelf. Zie ook het antwoord op vraag 8. Wat betreft de benoemingsprocedure van de voorzitter van de Europese Commissie verwijs ik naar het antwoord op vraag 16.

Uit de eerste acties en reacties na de verkiezingen krijgen de leden van de fractie van 50PLUS de indruk dat er een soort prestigestrijd lijkt te ontstaan tussen het Europees Parlement en de Europese Raad over wie het snelst met voordrachten en namen kan komen. Is het kabinet bereid in de Europese Raad aan te dringen op teruoghoudendheid van de kant van de Raad, zo vragen deze leden? Is het kabinet bereid zich in te zetten voor een open en transparante dialoog tussen de Europese Raad en het Europees Parlement over de verdere procedure, zo vragen de leden van de fractie van 50PLUS?

22. Antwoord van het kabinet

Zie het antwoord op vraag 16.

Kan het kabinet aangeven waarom het zo belangrijk is dat al tijdens de Europese Raad op 20 en 21 juni 2019 wordt besloten over de benoemingen op de topposities, zo vragen de leden van de 50PLUS-fractie. Is het kabinet het met de fractieleden van 50PLUS eens dat er overigens op de Europese Raad in juni nog geen sprake kan zijn van «benoemingen», aangezien deze als het gaat om de voorzitter van de Europese Commissie en de Hoge Vertegenwoordiger voor Buitenlandse Zaken en Veiligheidsbeleid (als lid van de commissie) moeten worden bekrachtigd door het Europees Parlement?

23. Antwoord van het kabinet

Zie antwoord op vraag 17.

Kan het kabinet aangeven welke bezwaren er vanuit democratisch oogpunt kleven aan het voordragen van een vanuit het Europees Parlement aangedragen «Spitzenkandidat», zo vragen de leden van de fractie van 50PLUS?

24. Antwoord van het kabinet

Zie antwoord op vraag 16.

Deze leden missen in de beknopte profielschets voor een voorzitter van de Europese Commissie – zoals opgenomen in de geannoteerde agenda – het grote belang van de eigenschap om mensen aan zich te kunnen binden en te luisteren naar wat er in het Europees Parlement en de nationale parlementen leeft. De geannoteerde agenda wekt in de ogen van de leden van de fractie van 50PLUS ten onrechte de indruk dat de voorzitter in de positie is om de agenda voor de komende vijf jaar te kunnen uitvoeren. Juist tegen de achtergrond van eerder vanuit het kabinet geuite zorg over verdere versterking van de politieke rol van de Europese Commissie, zien de leden van de fractie van 50PLUS in de beantwoording van het kabinet graag enige nuancering op dit punt.

25. Antwoord van het kabinet

Voor het kabinet is het van belang dat de nieuwe voorzitter van de Europese Commissie in staat is resultaten te boeken in het kader van de prioriteiten die in de Strategische Agenda worden vastgelegd en dat de voorzitter van de Europese Commissie hierop kan aansturen. Dat vereist bepaalde persoonlijke kwaliteiten en eigenschappen. Daaronder is ook het vermogen inbegrepen oog te hebben voor wat er in lidstaten en in de samenleving speelt. Het kabinet spant zich in voor meer mogelijkheden voor proactieve betrokkenheid van nationale parlementen, onder andere via de informele groene kaart en een flexibelere omgang van de acht weken termijn waarbinnen nationale parlementen subsidiariteitsbezwaren kunnen indienen.

Tenslotte willen de leden van de fractie van 50PLUS de verzekering dat het Nederlandse kabinet niet met concrete voordrachten voor de topposities komt, zonder dat de Tweede Kamer daarin is gekend. Deze leden zullen er begrip voor hebben als dit in vertrouwelijkheid gebeurt.

26. Antwoord van het kabinet

Zie antwoord op vraag 8.

Brexit

De leden van de CDA-fractie vragen het kabinet of het kan aangeven of er concrete en bindende afspraken met de Britten wordt gemaakt over de positie van de Britse Europarlementariërs wanneer het Verenigd Koninkrijk met een no-deal de EU verlaat? Deze leden vragen het kabinet om precies aan te geven wat de juridische positie is van Europarlementariërs wanneer zij eenmaal benoemd zijn. Daarbij vragen deze leden het kabinet of het klopt dat een Europarlementariër wordt benoemd namens het hele Europees electoraat en daarbij zelf gaat over het opgeven van zijn of haar zetel? De leden van de CDA-fractie vragen het kabinet om er bij zijn Britse collega op aan te dringen garanties te geven voor het vertrek van de Britse Europarlementariërs na een no-deal Brexit. De leden van de CDA-fractie vragen het kabinet of de Britten mogen meebeslissen over wie er voorzitter wordt van het Europees Parlement, de Europese Commissie en de Raad.

27. Antwoord van het kabinet

In het verslag van de informele Europese Raad van 9 mei 2019 (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1452) is het kabinet reeds ingegaan op de positie van Britse Europarlementariërs vanaf het moment dat het Verenigd Koninkrijk (VK) de EU heeft verlaten. In het besluit van de Europese Raad van 28 juni 2018 over de samenstelling van het Europees Parlement (Besluit (EU) 2018/937) is vastgelegd dat zodra de terugtrekking van het VK uit de Unie rechtsgeldig is het VK het huidige aantal EP-zetels verliest en de nieuwe zetelverdeling zoals vastgelegd in dit besluit van toepassing is. Een deel van die zetels (27) is vanaf dat moment toebedeeld aan een aantal andere lidstaten, waaronder Nederland. Dit geldt evenzeer in een no deal scenario. De ER heeft dit besluit met eenparigheid van stemmen (inclusief het VK) op initiatief en na goedkeuring van het Europees Parlement vastgesteld. Zowel het Europees Parlement als de EU-lidstaten, inclusief het VK, hebben dus in een juridisch bindend besluit ingestemd met het feit dat het VK op moment van terugtrekking zijn EP-zetels verliest. In het ER-besluit van 11 april 2019 (EUCO XT20013/19) is nogmaals bevestigd dat de lopende ambtstermijnen van onder meer gekozen leden van EU-instellingen zullen verstrijken zodra de Verdragen niet meer van toepassing zijn op het VK. Voor de volledigheid wijst het kabinet op de wet (Stb. 2019, nr. 7) waarin de wijze is vastgelegd waarop de extra EP-zetels voor Nederland te zijner tijd zullen worden toegewezen.

Als gevolg van de verlenging van de artikel 50 VEU termijn blijft het VK voor de duur van de verlenging een lidstaat van de EU. Als EU-lidstaat blijft het VK gebonden aan het gehele EU-acquis en behouden zowel het VK zelf, als de in verband met het Unielidmaatschap van het VK gekozen leden van het Europees Parlement, alle rechten en verplichtingen van het EU-lidmaatschap. Daarmee krijgt het VK ook een stem in de besluitvorming over de voorzitter van het Europees Parlement, de Europese Commissie en de Europese Raad.

De leden van de CDA-fractie zijn van mening dat de kans op een no-deal Brexit met het aangekondigde aftreden van premier May aanzienlijk is toegenomen, daarom vragen deze leden het kabinet om een uitgebreide update omtrent de Nederlandse voorbereidingen op een no-deal Brexit. Daarbij vragen deze leden specifiek naar de voortgang van de personele bezetting bij de douane, Marachaussee en NVWA, en ook willen deze leden weten hoe het staat met het keurpunt levende dieren in Rotterdam, met de parkeerfaciliteiten in en rondom het havengebied, hoe het staat met de leveringsgarantie van de 50 cruciale medicijnen en medische hulpmiddelen die uit het Verenigd Koninkrijk komen. Ook willen deze leden weten of er al voortgang is op het visserijdossier en de toegang tot Britse wateren en havens voor Nederlandse vissers, en hoe het staat met de voorzieningen betreffende uitwisseling van juridische informatie tussen de Nederlandse en Britse autoriteiten.

28. Antwoord van het kabinet

Het blijft de prioriteit van het kabinet en de EU om tot een ordelijke terugtrekking van het VK uit de EU te komen, maar uitstel tot 31 oktober 2019 betekent helaas niet dat een no deal scenario van tafel is. Het kabinet blijft dus rekening houden met dit no deal scenario. Zoals bekend zijn veel maatregelen getroffen om voorzienbare en meest nadelige gevolgen van een no deal scenario zoveel als mogelijk te minimaliseren. Het kabinet blijft zich onverminderd inzetten opdat burgers, bedrijven en instellingen zich goed blijven informeren en de extra tijd benutten om nog voorbereidingen te treffen, gelet op de eigen verantwoordelijkheid van deze partijen.

Over alle getroffen maatregelen is uw Kamer steeds uitvoerig geïnformeerd, onder meer met de brieven van de Minister van Buitenlandse Zaken van 5 april 2019 (Kamerstuk 23 987, nr. 347) en van 17 mei 2019 (Kamerstuk 23 987, nr. 359), en met een aantal brieven van de verschillende vakministers. In de meest recente brief, van 17 mei 2019, komen onder meer de genoemde onderwerpen aan de orde. Medio juni zal de Europese Commissie opnieuw een mededeling publiceren met een stand van zaken over contingency planning. Het kabinet zal in de appreciatie van die mededeling een update ten aanzien van de genoemde onderwerpen geven.

De leden van de CDA-fractie begrepen dat het tijdens de Europese verkiezingen voor veel Europese burgers in het Verenigd Koninkrijk onmogelijk is gebleken om te kunnen stemmen en daarmee hun democratische recht uit te oefenen. De leden van de CDA-fractie willen van het kabinet weten of dit klopt, om hoeveel Europese burgers het gaat en waarom deze problemen zijn ontstaan. De leden van de CDA-fractie vragen het kabinet de zorgen hierover aan de Britse overheid over te brengen en er daarbij op aan te dringen dat de Britten in het geval van een Brexit de nodige voorbereidingen treffen, in ieder geval voor de Europese ingezetenen zoals het kabinet dat ook doet voor Britse burgers in Nederland.

29. Antwoord van het kabinet

Het kabinet heeft kennisgenomen van problemen die gespeeld hebben rondom de deelname van EU-burgers die ingezetene zijn van het VK aan de Europese verkiezingen in het VK. Het treft Nederlanders in het VK, maar bijvoorbeeld ook Polen, Fransen en Italianen die in het VK wonen. Elke stemgerechtigde in de EU zou moeten kunnen stemmen. Dat dit soort problemen zich voordoen is daarom zorgelijk. De Britse Kiesraad heeft na de verkiezingen gewezen op de korte voorbereidingstijd en het feit dat de procedures voor registratie door de late aankondiging van de verkiezingen krappe termijnen kenden. De Britse Kiesraad (Electoral Commission) doet onderzoek naar de ontvangen klachten. Het kabinet zal de hierover door het lid Sjoerdsma gestelde Kamervragen binnenkort beantwoorden.


X Noot
1

Staat van de Europese Unie 2019, Kamerstuk 35 078, nr. 1

Naar boven