Kamerstuk
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
|---|---|---|---|
| Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2024-2025 | 21501-08 nr. AC |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
|---|---|---|---|
| Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2024-2025 | 21501-08 nr. AC |
Vastgesteld 15 januari 2024
De vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat / Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening1 heeft nader schriftelijk overleg gevoerd met de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat – Openbaar Vervoer en Milieu over het verslag van de Milieuraad van 17 juni 2024. Bijgaand brengt de commissie hiervan verslag uit. Dit verslag bestaat uit:
• De uitgaande brief van 28 november 2024.
• De antwoordbrief van 14 januari 2025.
De griffier van de vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat / Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, Dragstra
Aan de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat – Openbaar Vervoer en Milieu
Den Haag, 28 november 2024
De leden van de vaste commissie voor Infrastructuur & Waterstaat / Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening hebben met belangstelling kennisgenomen van uw brief van 30 oktober 20242 waarbij eerder gestelde vragen naar aanleiding van de aanbieding van het verslag van de Milieuraad van 17 juni 20243 worden beantwoord. De leden van de fractie van de BBB merken op dat de bij deze leden levende zorgen over de regeldruk ten gevolge van Europese besluitvorming voor met name het midden- en kleinbedrijf met bedoelde beantwoording niet volledig zijn weggenomen. Gelet hierop hebben deze leden nog de volgende vervolgvragen te stellen aan de regering.
1. De leden van de fractie van de BBB vragen de regering wat precies wordt beoogd met de invoering van de Groene Claims Richtlijn.4 Gaan er momenteel in Nederland op dit gebied aantoonbaar zaken fout? Kan de regering nader ingaan op de gevolgen van het van toepassing verklaren van de Groene Claims Richtlijn voor microbedrijven? Welke extra regels brengt bedoelde richtlijn met zich mee? Wat is bijvoorbeeld een levenscyclusanalyse? Op welke wijze gaat de regering microbedrijven ondersteunen om aan de onderdelen van deze richtlijn te voldoen?
2. De leden van de fractie van de BBB vragen de regering of er een uitvoeringstoets/impactanalyse wordt uitgevoerd op de Groene Claims Richtlijn. Zo nee, waarom niet? Volgt er na een periode van een jaar (of na de overgangsperiode van 42 maanden) een invoeringstoets? Kan Nederland daarvoor pleiten? Zo nee, waarom niet?
3. In hoeverre heeft er overleg plaatsgevonden met het midden- en kleinbedrijf over het invoeren van de Groene Claims Richtlijn voor microbedrijven? Indien dit overleg heeft plaatsgevonden, wat was de reactie vanuit het midden- en kleinbedrijf op de invoering van bedoelde richtlijn? En indien dit overleg niet heeft plaatsgevonden, is de regering bereid om dit overleg alsnog te voeren? In het geval dit overleg alsnog zal plaatsvinden, kan de regering de Kamer informeren over de reactie vanuit het midden- en kleinbedrijf?
4. De leden van de fractie van de BBB wijzen op het «Planet Proof» keurmerk, waarvoor binnen de sector en de keten afspraken zijn gemaakt over eisen en controles daarop. Gaat de regering op de naleving daarvan toezien? Op welke wijze wordt voorkomen dat er dubbelingen in eisen en controles ontstaan?
5. De leden van de fractie van de BBB constateren dat de regering aangeeft dat de controle eenvoudiger wordt als de controlerende instantie niet eerst hoeft te kijken naar de omvang van een bedrijf. Weegt dit op tegen het gegeven dat er tot 258.000 bedrijven meer gecontroleerd moeten worden? Graag ontvangen deze leden hierop een toelichting.
6. Op welke wijze is de regering voornemens om de controle van de Groene Claims Richtlijn in te richten? Hoeveel FTE schat de regering daarvoor nodig te hebben? En kan de regering een inschatting geven van de kosten van bedoelde richtlijn voor de overheid en het bedrijfsleven?
7. Waarom is bij grote bedrijven gekozen voor een invoeringstermijn van 30 maanden? In de beantwoording van de eerder door deze leden gestelde vragen wordt door de regering aangegeven dat bedoelde richtlijn niet na 30 maanden maar na 50 maanden gaat gelden voor microbedrijven.5 Om welke redenen heeft de Europese Unie gekozen voor een langere invoertermijn voor microbedrijven?
8. De leden van de fractie van de BBB merken op dat de regering een gelijk speelveld beoogt te creëren door dezelfde eisen te stellen aan grote ondernemingen als aan microbedrijven. Deze leden vragen de regering of dit nu juist niet nadelig is voor kleine bedrijven die wellicht de kennis die nodig is om te voldoen aan bedoelde richtlijn moeten inhuren of hulp nodig hebben van de overheid om aan deze richtlijn te voldoen? Graag ontvangen deze leden hierop een toelichting.
9. In hoeverre is de invoering van de Groene Claims Richtlijn proportioneel? Is de schade van onterechte groene claims van grote bedrijven niet vele malen groter dan die van microbedrijven? De leden van de fractie van de BBB ontvangen hierop graag een toelichting van de regering.
10. Gaat bedoelde richtlijn in alle landen van de Europese Unie gelden voor microbedrijven? En indien dit niet het geval is: wat betekent dit dan voor een gelijk speelveld binnen de Europese Unie, zo vragen de leden van de fractie van de BBB de regering.
11. De leden van de fractie van de BBB wijzen erop dat de Eerste Kamer toeziet op de uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid van nieuwe wet- en regelgeving. Dit geldt ook voor regelgeving vanuit de Europese Unie. De inspanningsverplichtingen om in geval van ruimtebeslag en bodembedekking rekening te houden met mitigerende principes en het streven daarbij om het verlies aan vermogen van de bodem om ecosysteemdiensten te leveren in redelijke mate te compenseren, hebben mogelijk wel gevolgen voor het bedrijfsleven, aldus deze leden. Via de motie van het Tweede Kamerlid Veltman6 zal er een impactanalyse, nog voordat de triloogfase is afgerond, naar de Tweede Kamer worden gestuurd. Kan de regering deze impactanalyse ook aan de Eerste Kamer doen toekomen?
De leden van de vaste commissie voor Infrastructuur & Waterstaat / Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening zien uw reactie met belangstelling tegemoet en ontvangen deze graag binnen vier weken na dagtekening van deze brief.
Voorzitter van de vaste commissie voor Infrastructuur & Waterstaat / Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, E. Kemperman
Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 14 januari 2025
Hierbij ontvangt u de beantwoording van op de schriftelijke vragen die zijn gesteld door leden van de Eerste Kamer op 28 november 2024 n.a.v. mijn brief van 30 oktober 20247 waarbij eerder gestelde vragen naar aanleiding van de aanbieding van het verslag van de Milieuraad van 17 juni 2024 zijn beantwoord. Het verslag is op 30 juni aan de Eerste Kamer gestuurd door de toenmalige Minister van Infrastructuur en Waterstaat.8
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat – Openbaar Vervoer en Milieu, Ch.A. Jansen
1. De leden van de fractie van de BBB vragen de regering wat precies wordt beoogd met de invoering van de Groene Claims Richtlijn. Gaan er momenteel in Nederland op dit gebied aantoonbaar zaken fout? Kan de regering nader ingaan op de gevolgen van het van toepassing verklaren van de Groene Claims Richtlijn voor microbedrijven? Welke extra regels brengt bedoelde richtlijn met zich mee? Wat is bijvoorbeeld een levenscyclusanalyse? Op welke wijze gaat de regering microbedrijven ondersteunen om aan de onderdelen van deze richtlijn te voldoen?
Antwoord
De Groene Claims Richtlijn is gericht op het tegengaan van «greenwashing», misleiding van consumenten door onjuiste claims over de milieu-impact van een product of bedrijf. De Europese Commissie geeft in haar voorstel voor de Richtlijn aan dat onderzoek aantoont dat momenteel meer dan de helft, 53,3%, van de groene claims vage, misleidende of ongefundeerde informatie bevat.9 Dit speelt ook in Nederland. De Nederlandse Autoriteit voor Consument en Markt (ACM) heeft bijvoorbeeld twee jaar geleden bedrijven al aangesproken op het hanteren van misleidende claims.10
Microbedrijven krijgen net als andere bedrijven alleen met extra verplichtingen te maken als zij er zelf voor kiezen om een milieuclaim te gebruiken of een keurmerk te voeren. Als een bedrijf (klein of groot) ervoor kiest geen duurzaamheidsclaim te maken over hun producten, zijn er dus ook geen administratieve of financiële lasten. De lasten voor (micro)bedrijven die er wél voor kiezen een milieuclaim te maken, zijn niet specifiek te duiden. Ze hangen namelijk af van de complexiteit van de gemaakte milieuclaim en de kwaliteit van de aangeleverde data, aangezien deze elementen bepalen hoeveel tijd het kost om de verificatie uit te laten voeren. Hoe ingewikkelder de claim, hoe langer de verificatie duurt en hoe hoger de verificatiekosten uitvallen.11 De onderhandelingen over de Groene Claims Richtlijn zijn nog niet afgerond. Hierdoor is het nog onduidelijk of, en zo ja welke, precieze eisen uiteindelijk van toepassing zijn op microbedrijven.
Een levenscyclusanalyse houdt in dat alle stappen van de levensduur van een product, evenals de daarbij behorende milieu-impact, in kaart worden gebracht. Deze analyse wordt gebruikt om een milieuclaim te onderbouwen. Daarbij is in artikel 2.13 van het Commissievoorstel12 voor een Groene Claims Richtlijn de volgende definitie van «levenscyclus» opgenomen:
De opeenvolgende en onderling met elkaar verbonden stadia gedurende de levensduur van een product, te weten de verwerving van grondstoffen of de opwekking daarvan uit natuurlijke hulpbronnen, de voorbehandeling, de vervaardiging, de opslag, de distributie, de installatie, het gebruik, het onderhoud, de reparatie, het upgraden, het opknappen alsook het hergebruik, en het einde van de levensduur.
In artikel 12 van de compromisteksten voor de Groene Claims Richtlijn zijn bepalingen opgenomen over de ondersteuning van kleine en middelgrote ondernemingen, inclusief microbedrijven. Hierin wordt gesteld dat lidstaten passende maatregelen moeten nemen om bedrijven te ondersteunen bij het naleven van de verplichtingen die uit de Richtlijn voortkomen. Hierbij kan worden gedacht aan financiële steun, toegang tot financiering, opleidingen en organisatorische en technische hulp. Bij de implementatie zal worden besloten welke ondersteunende maatregelen nodig en effectief zijn. Dit zal worden verkend met betrokkenheid van onder meer belanghebbenden uit het bedrijfsleven, zoals VNO-NCW en MKB-Nederland.
2. De leden van de fractie van de BBB vragen de regering of er een uitvoeringstoets/impactanalyse wordt uitgevoerd op de Groene Claims Richtlijn. Zo nee, waarom niet? Volgt er na een periode van een jaar (of na de overgangsperiode van 42 maanden) een invoeringstoets? Kan Nederland daarvoor pleiten? Zo nee, waarom niet?
Antwoord
Het is gebruikelijk dat de Europese Commissie voor nieuwe wetsvoorstellen een effectbeoordeling (impactanalyse) uitvoert. Dit is ook het geval voor het Commissievoorstel voor de Groene Claims Richtlijn.13 De Kamer is geïnformeerd over het voorstel en de positie van het kabinet in een Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen-fiche (BNC-fiche)14. In deze beoordeling is onder andere gekeken naar de effecten van de bepalingen van de Richtlijn op het bedrijfsleven, op consumenten en op de Europese lidstaten.
Er volgt geen Europese invoeringstoets na vaststelling van de Richtlijn. Bij de implementatie ervan in Nederland zullen waar relevant de gebruikelijke toetsen worden uitgevoerd, zoals een regeldruktoets door het Adviescollege Toetsing Regeldruk (ATR), een bedrijfseffectentoets en/of een MKB-toets. Daarnaast toetst de Markttoezichthouder de handhaafbaarheid, uitvoerbaarheid en fraudebestendigheid van de regelgeving. Op basis van de uitkomsten van de toetsen kan de nationale implementatiewetgeving waar nodig worden aangepast waar de kaders van de Richtlijn daar ruimte voor bieden.
3. In hoeverre heeft er overleg plaatsgevonden met het midden- en kleinbedrijf over het invoeren van de Groene Claims Richtlijn voor microbedrijven? Indien dit overleg heeft plaatsgevonden, wat was de reactie vanuit het midden- en kleinbedrijf op de invoering van bedoelde richtlijn? En indien dit overleg niet heeft plaatsgevonden, is de regering bereid om dit overleg alsnog te voeren? In het geval dit overleg alsnog zal plaatsvinden, kan de regering de Kamer informeren over de reactie vanuit het midden- en kleinbedrijf?
Antwoord
Het ministerie heeft doorlopend contact over de Groene Claims Richtlijn met brancheorganisaties en bedrijven. In deze gesprekken hebben veel bedrijven aangegeven dat zij het positief vinden dat de Richtlijn greenwashing tegengaat. Bedrijven vinden dat wetgeving daarvoor op EU-niveau moet worden vastgesteld om het gelijke speelveld te garanderen.
Met VNO-NCW en MKB-Nederland is afgesproken om begin 2025 een uitgebreide sessie te organiseren over de ontwikkelingen omtrent de Groene Claims Richtlijn. Voor dit gesprek zullen niet alleen brancheorganisaties, maar ook juist kleinere bedrijven worden uitgenodigd. De uitkomsten van het gesprek zullen met de Kamer worden gedeeld.
4. De leden van de fractie van de BBB wijzen op het «Planet Proof» keurmerk, waarvoor binnen de sector en de keten afspraken zijn gemaakt over eisen en controles daarop. Gaat de regering op de naleving daarvan toezien? Op welke wijze wordt voorkomen dat er dubbelingen in eisen en controles ontstaan?
Antwoord
Het «On the way to Planet Proof» keurmerk is net zoals andere Nederlandse keurmerken een privaat instrument. Hierin is geen rol voor de Nederlandse overheid om toe te zien op de eisen en controles die binnen het keurmerk «On the way to Planet Proof» worden gehanteerd. Er komen dus geen dubbele wettelijke eisen en controles, aangezien er op dit moment nog geen wettelijke criteria gelden voor keurmerken. Het is nog niet duidelijk of bestaande keurmerken zoals «On the way to Planet Proof» straks aan de eisen van de Groene Claims Richtlijn voor keurmerken moeten voldoen of dat deze eisen alleen op nieuwe keurmerken van toepassing zullen zijn. Dit staat pas vast wanneer de onderhandelingen tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie zijn afgerond. In lijn met het BNC-fiche15 pleit Nederland er in de onderhandelingen voor dat de eisen voor alle keurmerken gelden, dus voor nieuwe en bestaande keurmerken. Dit brengt het aantal misleidende milieukeurmerken terug en garandeert een gelijk speelveld.
5. De leden van de fractie van de BBB constateren dat de regering aangeeft dat de controle eenvoudiger wordt als de controlerende instantie niet eerst hoeft te kijken naar de omvang van een bedrijf. Weegt dit op tegen het gegeven dat er tot 258.000 bedrijven meer gecontroleerd moeten worden? Graag ontvangen deze leden hierop een toelichting.
Antwoord
De bepalingen van de Richtlijn zijn alleen van toepassing als microbedrijven ervoor kiezen om een milieuclaim te gebruiken of een milieukeurmerk te voeren. De markttoezichthouder die gaat toezien en handhaven op de Groene Claims Richtlijn controleert alleen milieuclaims en -keurmerken wanneer getwijfeld wordt of deze aan de wettelijke eisen voldoen. Het is daarom niet zo dat de toezichthouder 258.000 bedrijven extra moet controleren als microbedrijven aan de eisen van de Richtlijn moeten voldoen.
In de beantwoording van de eerdere Eerste Kamervragen16 is aangegeven dat een uitzondering voor microbedrijven het werk van de toezichthouder lastiger zou maken. De toezichthouder zou immers voor elk vermoeden van een misleidende claim of slecht onderbouwd keurmerk eerst moeten nagaan hoe groot het bedrijf is dat de claim of het keurmerk gebruikt, om te controleren of het gerechtvaardigd is dat de gemaakte claim niet aan de gestelde eisen voldoet. Dit kost meer tijd en leidt zo tot meer lasten voor de toezichthouder. Bovendien is het voor consumenten belangrijk dat alle milieuclaims en -keurmerken op de markt betrouwbaar zijn, ook die van microbedrijven.
6. Op welke wijze is de regering voornemens om de controle van de Groene Claims Richtlijn in te richten? Hoeveel FTE schat de regering daarvoor nodig te hebben? En kan de regering een inschatting geven van de kosten van bedoelde richtlijn voor de overheid en het bedrijfsleven?
Antwoord
Zoals aangegeven in het BNC-fiche17 worden na vaststelling van de Richtlijn de Nederlandse competente autoriteit(en) verplicht om de milieuclaims en milieu-etiketteringssystemen op de nationale markt met regelmaat te controleren. Het is nog onbekend bij welke toezichthouder(s) deze taken worden belegd. Dit zal in het kader van de implementatie in nationale wetgeving worden besloten. De ACM, de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit en de Inspectie Leefomgeving en Transport komen hiervoor in aanmerking. Met de genoemde toezichthouders lopen reeds gesprekken over de inrichting van het toezicht. Na vaststelling van de Richtlijn kunnen zij een betere inschatting maken van de capaciteit die nodig is voor toezicht en handhaving.
Zoals tevens aangegeven in het BNC-fiche worden in de effectbeoordeling van de Europese Commissie de kosten voor uitvoering en handhaving voor de afzonderlijke lidstaten voor de periode 2025–2040 geschat op in totaal 14–15 miljoen euro, en de kosten voor bedrijven met eventuele reeds bestaande claims op per bedrijf eenmalig 88 euro en vervolgens 37–43 euro per jaar.
Zoals aangegeven in de antwoorden op de eerdere vragen van de Eerste Kamer over de Groene Claims Richtlijn18 worden bedrijven er niet toe verplicht om een milieuclaim te maken of een keurmerk te voeren. Willen zij dit wel doen, dan moeten zij zich aan bepaalde regels houden. De exacte kosten voor verificatie zijn afhankelijk van de precieze claim en daardoor niet vooraf in te schatten. De duur van verificatie, en daarmee de prijs, is afhankelijk van de complexiteit van de gemaakte claim en van de kwaliteit van de aangeleverde data. Hoe eenvoudiger de gemaakte claim, hoe minder tijd een verificateur eraan hoeft te besteden en hoe goedkoper de verificatie.
7. Waarom is bij grote bedrijven gekozen voor een invoeringstermijn van 30 maanden? In de beantwoording van de eerder door deze leden gestelde vragen wordt door de regering aangegeven dat bedoelde richtlijn niet na 30 maanden maar na 50 maanden gaat gelden voor microbedrijven. Om welke redenen heeft de Europese Unie gekozen voor een langere invoertermijn voor microbedrijven?
Antwoord
In het antwoord op de eerder gestelde Eerste Kamervragen over de Groene Claims Richtlijn19 is toegelicht dat er in het kader van de lopende onderhandelingen door zowel de Raad als het Europees Parlement, langere overgangsperioden worden voorgesteld om zo de lasten voor bedrijven te verlichten. De Raad stelt voor microbedrijven een overgangsperiode van 50 maanden na inwerkingtreding voor (in tegenstelling tot 36 maanden voor andere bedrijven). Het parlement stelt een overgangsperiode van 42 maanden voor (in tegenstelling tot 30 maanden voor andere bedrijven). Deze periode geeft microbedrijven extra ruimte om aan de eisen van de Green Claims Richtlijn te voldoen en te leren van de manier waarop grotere bedrijven claims onderbouwen. Pas na afronding van de onderhandelingen zal duidelijk zijn welke termijnen uiteindelijk zullen gaan gelden.
8. De leden van de fractie van de BBB merken op dat de regering een gelijk speelveld beoogt te creëren door dezelfde eisen te stellen aan grote ondernemingen als aan microbedrijven. Deze leden vragen de regering of dit nu juist niet nadelig is voor kleine bedrijven die wellicht de kennis die nodig is om te voldoen aan bedoelde richtlijn moeten inhuren of hulp nodig hebben van de overheid om aan deze richtlijn te voldoen? Graag ontvangen deze leden hierop een toelichting.
Antwoord
Zoals ook aangegeven in de beantwoording van de eerder gestelde vragen van de Eerste Kamer over de Groene Claims Richtlijn20 zijn microbedrijven, net als grotere bedrijven, niet verplicht om een milieuclaim te maken of een milieukeurmerk te voeren. Het kabinet vindt het belangrijk dat milieuclaims en keurmerken die op producten worden gebruikt, betrouwbaar zijn. Onjuiste of slecht onderbouwde milieuclaims en -keurmerken scheppen onduidelijkheid voor de consument, of deze nu door grote of kleine bedrijven worden gebruikt.
Zoals eveneens in die beantwoording en hierboven in het antwoord op vraag 1 is aangegeven, hangen de kosten die gemoeid gaan met het gebruiken van een milieuclaim of -keurmerk vooral af van de complexiteit daarvan, en dus niet van de grootte van het bedrijf dat deze gebruikt. In de compromisteksten voor de Groene Claims Richtlijn staat dat de Commissie en de lidstaten bedrijven, en dan met name microbedrijven, moeten bijstaan om aan de wettelijke eisen te voldoen. Als mogelijke opties worden in de Raadspositie financiële steun, toegang tot financiering, opleidingen en organisatorische en technische hulp genoemd. Het Europees Parlement heeft in haar positie opgenomen dat lidstaten minstens een van de genoemde ondersteunende maatregelen moeten nemen.
9. In hoeverre is de invoering van de Groene Claims Richtlijn proportioneel? Is de schade van onterechte groene claims van grote bedrijven niet vele malen groter dan die van microbedrijven? De leden van de fractie van de BBB ontvangen hierop graag een toelichting van de regering.
Antwoord
Voor de beoordeling van de proportionaliteit van de Richtlijn wordt verwezen naar het BNC-fiche.21 In onderzoeken naar misleidende milieuclaims en -keurmerken is gekeken naar de schade die toegebracht wordt door de claim of het keurmerk zelf. Deze schade is niet direct gekoppeld aan de omvang van bedrijven. Zoals ook benadrukt in de beantwoording van de eerder gestelde Eerste Kamervragen over deze Richtlijn22, vindt het kabinet het om die reden van belang dat alle milieuclaims en -keurmerken betrouwbaar zijn. Onjuiste of slecht onderbouwde milieuclaims en -keurmerken scheppen onduidelijkheid voor de consument, of deze nu door grote of kleine bedrijven worden gebruikt. Consumenten kunnen niet aan de milieuclaim of het milieukeurmerk aflezen of deze gebruikt is door een microbedrijf of een groot bedrijf. Om consumenten te beschermen tegen onduidelijkheid is het daarom belangrijk dat de eisen van de Groene Claims Richtlijn voor alle bedrijven gelden.
10. Gaat bedoelde richtlijn in alle landen van de Europese Unie gelden voor microbedrijven? En indien dit niet het geval is: wat betekent dit dan voor een gelijk speelveld binnen de Europese Unie, zo vragen de leden van de fractie van de BBB de regering.
Antwoord
Alle lidstaten moeten de Richtlijn nationaal implementeren. Wanneer in de Europese Richtlijn staat dat microbedrijven aan de gestelde eisen moeten voldoen, geldt de verplichting daarmee voor alle microbedrijven in de Europese Unie die een milieuclaim of milieukeurmerk gebruiken. Dit garandeert een gelijk speelveld.
11. De leden van de fractie van de BBB wijzen erop dat de Eerste Kamer toeziet op de uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid van nieuwe wet- en regelgeving. Dit geldt ook voor regelgeving vanuit de Europese Unie. De inspanningsverplichtingen om in geval van ruimtebeslag en bodembedekking rekening te houden met mitigerende principes en het streven daarbij om het verlies aan vermogen van de bodem om ecosysteemdiensten te leveren in redelijke mate te compenseren, hebben mogelijk wel gevolgen voor het bedrijfsleven, aldus deze leden. Via de motie van het Tweede Kamerlid Veltman zal er een impactanalyse, nog voordat de triloogfase is afgerond, naar de Tweede Kamer worden gestuurd. Kan de regering deze impactanalyse ook aan de Eerste Kamer doen toekomen?
Antwoord
De impactanalyse zal met het verslag van de Milieuraad van 17 december naar de Tweede Kamer en Eerste Kamer worden gestuurd.
Samenstelling:
Van Wijk (BBB), Kemperman (BBB) (voorzitter), Van Langen-Visbeek (BBB), Jaspers (BBB), Lievense (BBB), Thijssen (GroenLinks-PvdA), Kluit (GroenLinks-PvdA), Crone (GroenLinks-PvdA), Janssen-van Helvoort (GroenLinks-PvdA), Martens (GroenLinks-PvdA), Van de Linden (VVD), Klip-Martin (VVD), Meijer (VVD), Kaljouw (VVD), Rietkerk (CDA) (ondervoorzitter), Prins (CDA), Van Meenen (D66), Aerdts (D66), Van Kesteren (PVV), Nicolaï (PvdD), Nanninga (JA21), Van Aelst-Den Uijl (SP), Holterhues (CU), Dessing (FVD), De Vries (SGP), Hartog (Volt), Van Rooijen (50PLUS), Van der Goot (OPNL)
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-21501-08-AC.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.