Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 25 oktober 2024
Op 25 september jl. heeft de vaste commissie Infrastructuur en Waterstaat verzocht
een reactie te mogen ontvangen op de brief van de BOGIN, Neprofarm, Vereniging Innovatieve
Geneesmiddelen (VIG) en de Nederlandse Cosmetica Vereniging. In deze brief geven de
brancheverenigingen aan dat zij zich ernstige zorgen maken over de gevolgen en de
uitvoerbaarheid van de Uitgebreide Producenten Verantwoordelijkheid (verder UPV) voor
medicijnen en cosmetica welke in de herziening van de Europese Richtlijn Stedelijk
Afvalwater is opgenomen. Ook wordt gevraagd om tegen de UPV te stemmen in de Milieuraad
van 14 oktober en daarmee tegen de herziene richtlijn.
De herziene Richtlijn Stedelijk Afvalwater is een belangrijke stap om de waterkwaliteit
in Nederland en Europa te verbeteren en de afvalwaterketen klaar te maken voor de
toekomst. Een goede waterkwaliteit is essentieel voor mens en natuur: voor ons drinkwater,
onze landbouw en industrie, onze recreatie en als leefgebied voor dieren en planten.
In de eerste plaats is het goed te weten dat bespreking van de Richtlijn Stedelijk
Afvalwater niet geagendeerd was op de Milieuraad van 14 oktober. Er is over deze richtlijn
daarom ook niet gesproken tijdens deze Raad. Daarnaast zijn de onderhandelingen over
deze richtlijn afgerond, en is een akkoord bereikt op 29 januari 2024. Op 8 oktober
jl. heeft het Europees parlement ingestemd met deze herziening. Begin november zal
de formele bekrachtiging door de Raad van Ministers van de lidstaten plaatsvinden
in een eerstvolgende willekeurige Raad, waarbij de richtlijn als hamerstuk wordt geagendeerd.
Een inhoudelijke bespreking van de richtlijn is daarom niet meer mogelijk en daarnaast
ook onwenselijk, gezien het stadium waarin het procedure zich bevindt.
Het is in het kader van de brief van de brancheverenigingen zinvol om te memoreren
dat ook het kabinet in eerste instantie terughoudend was bij het invoeren van UPV
als middel. Hoewel het invoeren van UPV past bij de algemene lijn dat «de vervuiler
betaalt» was in het BNC-fiche1 opgenomen dat het kabinet vraagtekens had bij de uitwerking hiervan in de richtlijn,
vanwege de mogelijke impact op de beschikbaarheid en betaalbaarheid van medicijnen.
Ook in het schriftelijk overleg dat met de Kamer is gevoerd n.a.v. het fiche zijn
deze zorgen door het kabinet naar voren gebracht.
Echter, naar aanleiding van een specifiek verzoek van de Kamer, middels het aannemen
van de motie van de leden Hagen en Tjeerd de Groot2, heeft Nederland zich in de onderhandelingen over deze richtlijn verder positief
opgesteld over het opnemen van UPV in de herziene richtlijn, overeenkomstig de wens
van de Tweede Kamer. Dit is ook per brief met de Kamer gedeeld3.
Het eindresultaat van de onderhandelingen is in lijn met dit standpunt. Dat maakt
dat Nederland bij de formele bekrachtiging vóór deze richtlijn heeft gestemd. Verder
is het belangrijk om te melden dat naar verwachting vrijwel alle lidstaten voorstander
zijn van deze richtlijn. Een tegenstem zou daarom zowel procedureel als qua krachtenveld
geen verschil maken in de uitkomst.
Dat neemt niet weg dat de zorgen van de brancheverenigingen over de gevolgen en uitvoerbaarheid
van deze UPV door het kabinet nog steeds herkend worden. Deze zorgen zijn ook al eerder
aan de Kamer benoemd in de bovengenoemde brief van 11 april 20233. De UPV kan gevolgen hebben voor de beschikbaarheid en betaalbaarheid van medicijnen
en cosmetica (zoals tandpasta en zonnebrandcrème).
Om die reden is een goede – Europees afgestemde – uitwerking van de UPV van groot
belang om de medicijnbeschikbaarheid niet verder te belasten. Daarbij worden de zorgen
van de producenten meegewogen, terwijl de doelstelling van de richtlijn overeind blijft
(minder microverontreinigingen, zoals medicijn- en cosmeticaresten, in het water).
Deze uitwerking van de UPV wordt gezamenlijk opgepakt door het Ministerie van Infrastructuur
en Waterstaat en het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Dit is ook
toegezegd op 24 september jl. in het Commissiedebat Water. Ook worden de producenten
van medicijnen en cosmetica en de waterschappen nauw betrokken.
Bij de implementatie van de richtlijn in Nederlandse regelgeving zetten we in op het
zo veel mogelijk beperken van ongewenste gevolgen.
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,
B. Madlener
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M-F. Agema