21 501-08 Milieuraad

Nr. 965 BRIEF VAN DE MINISTERS VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT EN VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 25 oktober 2024

Op 25 september jl. heeft de vaste commissie Infrastructuur en Waterstaat verzocht een reactie te mogen ontvangen op de brief van de BOGIN, Neprofarm, Vereniging Innovatieve Geneesmiddelen (VIG) en de Nederlandse Cosmetica Vereniging. In deze brief geven de brancheverenigingen aan dat zij zich ernstige zorgen maken over de gevolgen en de uitvoerbaarheid van de Uitgebreide Producenten Verantwoordelijkheid (verder UPV) voor medicijnen en cosmetica welke in de herziening van de Europese Richtlijn Stedelijk Afvalwater is opgenomen. Ook wordt gevraagd om tegen de UPV te stemmen in de Milieuraad van 14 oktober en daarmee tegen de herziene richtlijn.

De herziene Richtlijn Stedelijk Afvalwater is een belangrijke stap om de waterkwaliteit in Nederland en Europa te verbeteren en de afvalwaterketen klaar te maken voor de toekomst. Een goede waterkwaliteit is essentieel voor mens en natuur: voor ons drinkwater, onze landbouw en industrie, onze recreatie en als leefgebied voor dieren en planten.

In de eerste plaats is het goed te weten dat bespreking van de Richtlijn Stedelijk Afvalwater niet geagendeerd was op de Milieuraad van 14 oktober. Er is over deze richtlijn daarom ook niet gesproken tijdens deze Raad. Daarnaast zijn de onderhandelingen over deze richtlijn afgerond, en is een akkoord bereikt op 29 januari 2024. Op 8 oktober jl. heeft het Europees parlement ingestemd met deze herziening. Begin november zal de formele bekrachtiging door de Raad van Ministers van de lidstaten plaatsvinden in een eerstvolgende willekeurige Raad, waarbij de richtlijn als hamerstuk wordt geagendeerd. Een inhoudelijke bespreking van de richtlijn is daarom niet meer mogelijk en daarnaast ook onwenselijk, gezien het stadium waarin het procedure zich bevindt.

Het is in het kader van de brief van de brancheverenigingen zinvol om te memoreren dat ook het kabinet in eerste instantie terughoudend was bij het invoeren van UPV als middel. Hoewel het invoeren van UPV past bij de algemene lijn dat «de vervuiler betaalt» was in het BNC-fiche1 opgenomen dat het kabinet vraagtekens had bij de uitwerking hiervan in de richtlijn, vanwege de mogelijke impact op de beschikbaarheid en betaalbaarheid van medicijnen. Ook in het schriftelijk overleg dat met de Kamer is gevoerd n.a.v. het fiche zijn deze zorgen door het kabinet naar voren gebracht.

Echter, naar aanleiding van een specifiek verzoek van de Kamer, middels het aannemen van de motie van de leden Hagen en Tjeerd de Groot2, heeft Nederland zich in de onderhandelingen over deze richtlijn verder positief opgesteld over het opnemen van UPV in de herziene richtlijn, overeenkomstig de wens van de Tweede Kamer. Dit is ook per brief met de Kamer gedeeld3.

Het eindresultaat van de onderhandelingen is in lijn met dit standpunt. Dat maakt dat Nederland bij de formele bekrachtiging vóór deze richtlijn heeft gestemd. Verder is het belangrijk om te melden dat naar verwachting vrijwel alle lidstaten voorstander zijn van deze richtlijn. Een tegenstem zou daarom zowel procedureel als qua krachtenveld geen verschil maken in de uitkomst.

Dat neemt niet weg dat de zorgen van de brancheverenigingen over de gevolgen en uitvoerbaarheid van deze UPV door het kabinet nog steeds herkend worden. Deze zorgen zijn ook al eerder aan de Kamer benoemd in de bovengenoemde brief van 11 april 20233. De UPV kan gevolgen hebben voor de beschikbaarheid en betaalbaarheid van medicijnen en cosmetica (zoals tandpasta en zonnebrandcrème).

Om die reden is een goede – Europees afgestemde – uitwerking van de UPV van groot belang om de medicijnbeschikbaarheid niet verder te belasten. Daarbij worden de zorgen van de producenten meegewogen, terwijl de doelstelling van de richtlijn overeind blijft (minder microverontreinigingen, zoals medicijn- en cosmeticaresten, in het water). Deze uitwerking van de UPV wordt gezamenlijk opgepakt door het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat en het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Dit is ook toegezegd op 24 september jl. in het Commissiedebat Water. Ook worden de producenten van medicijnen en cosmetica en de waterschappen nauw betrokken.

Bij de implementatie van de richtlijn in Nederlandse regelgeving zetten we in op het zo veel mogelijk beperken van ongewenste gevolgen.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, B. Madlener

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M-F. Agema


X Noot
1

Kamerstukken 22 112, nr. 3570

X Noot
2

Kamerstukken 21 501–08, nr. 894

Naar boven