21 501-08 Milieuraad

Nr. 878 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 31 oktober 2022

Met deze brief doe ik u het verslag toekomen van de Raad Algemene Zaken (RAZ) voor de EU-Ministers verantwoordelijk voor het Cohesiebeleid, die plaatsvond op 1 en 2 september 2022.

Tijdens de Raad is er gesproken over de mogelijkheden van synergiën en complementariteit tussen Europese fondsen. Daarnaast is er besproken in hoeverre het cohesiebeleid een rol moet spelen bij het reageren op onvoorziene situaties en crises.

De Minister van Economische Zaken en Klimaat, M.A.M. Adriaansens

Verslag informele Raad Algemene Zaken (RAZ) voor de Ministers verantwoordelijk voor Cohesiebeleid

Voor de informele RAZ had het Tsjechische voorzitterschap (hierna: voorzitterschap) twee discussievragen opgesteld om het gesprek te sturen:

  • 1) Hoe kunnen synergiën en complementariteit tussen zoveel instrumenten op de juiste manier worden opgezet, terwijl overlappingen worden vermeden, maar lacunes worden opgevuld? Wat zullen de uitdagingen en kansen zijn voor het cohesiebeleid in de programmeringsperiode na 2027?

  • 2) In hoeverre moet het cohesiebeleid een rol spelen bij het reageren op onvoorziene situaties en crises? Hoe kan de strategische focus worden geborgd en het structurele karakter van de investeringen behouden?

U bent hierover geïnformeerd middels de geannoteerde agenda die op 19 augustus 2022 aan uw Kamer is verzonden.1

Synergiën en complementariteit

Binnen het cohesiebeleid zijn er meerdere cohesiefondsen waar een lidstaat aanspraak op kan maken. Daarnaast zijn er nog andere Europese fondsen, zoals Horizon Europe en de Herstel- en Veerkrachtfaciliteit (RRF). Hoewel al deze fondsen hun eigen doelstellingen hebben is het niet mogelijk overlap te vermijden.

Ten aanzien van de eerste vraag gaven meerdere lidstaten aan dat overlap en concurrentie tussen verschillende programma’s moet worden vermeden. Lidstaten hadden verschillende ideeën over de invulling hiervan. Zo werd er gepleit voor meer coördinatie tussen de verschillende fondsen op het niveau van de individuele lidstaten.

Verder gaven meerdere Zuid- en Oost-Europese lidstaten aan dat ze voorstander zijn van het uitbreiden van de programma’s onder het cohesiebeleid. Door deze lidstaten werd opgeroepen tot meer flexibiliteit van de fondsen en minder regelgeving. Verder gaven deze lidstaten aan dat de EU-fondsen die niet vallen onder het cohesiebeleid (zoals Horizon Europe) ook oog houden voor regionale verschillen.

Vanuit Nederland is aangegeven dat het mogelijk is de inzet van de fondsen beter op elkaar af te stemmen door het breder toepassen van de Research Innovation strategy for Smart Specilisation (RIS3). Deze dient als basis voor de EFRO-programma’s. Lidstaten zouden in de RIS3 kunnen aangeven welke andere Europese programma’s kunnen bijdragen aan de beschreven opgaven. Hier kan actief op gestuurd worden bij het beschikbaar stellen van de middelen uit de cohesiefondsen. Dit voorkomt grote aanpassingen aan bestaande programma’s.

De rol van cohesiebeleid bij crisissituaties

Ten aanzien van het tweede discussiepunt waren de meeste lidstaten het erover eens dat een langetermijnvisie richting moet geven aan het cohesiebeleid. Door het cohesiebeleid in te zetten op crises, blijven er minder middelen over voor de langetermijndoelen.

Echter gaven ook meerdere lidstaten aan dat middelen uit het cohesiebeleid gemakkelijk en snel ingezet kunnen worden om te reageren op crises, zoals we hebben gezien bij de Covid-19 pandemie en de Russische inval in Oekraïne.

De lidstaten zijn niet ingegaan hoe om te gaan met deze tegenstelling bij een volgende crisis en of de Europese Unie dan extra middelen beschikbaar zou moeten stellen.

Nederland gaf aan dat het cohesiebeleid vooral gericht moet zijn op langetermijninvesteringen op het gebied van vergroening en digitalisering. Tegelijkertijd is Europese solidariteit een van de kernbegrippen van het cohesiebeleid. Hierdoor moet in uitzonderlijke omstandigheden het cohesiebeleid ook ingezet kunnen worden bij crises. Wanneer dit gebeurt, moet echter wel goed worden gekeken naar de voorgestelde versoepelingen. Dit mag niet ten koste gaan van de rechtstaat of de mogelijkheid op controle voor het tegengaan van fraude.

Conclusie van het voorzitterschap

Vanwege het hoog technische gehalte van de vergadering is besloten dat de conclusies verder worden uitgewerkt en worden voorgelegd op de formele RAZ van 22 november 2022.

Het voorzitterschap onderschreef de volgende rode draad in de interventies. Iedereen is voorstander van het cohesiebeleid. Er is er veel steun voor inzetten van het cohesiebeleid op lange termijn doelen maar flexibiliteit is gewenst wanneer dit gevraagd wordt. Er moet een goede balans gevonden worden. Versimpeling en flexibiliteit zijn gewenst, maar wel binnen de kaders om niet de controle te verliezen en het tegengaan van fraude. Aangezien de nieuwe periode (2021–2027) net is gestart en de meeste programma’s nog niet zijn goedgekeurd, wordt er gewacht met nieuwe voorstellen hiervoor om het effect van de recent doorgevoerde versimpelingen eerst te bekijken.


X Noot
1

Kamerstuk 21 501-08, nr. 875.

Naar boven