Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2020-2021 | 21501-08 nr. 808 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2020-2021 | 21501-08 nr. 808 |
Vastgesteld 28 september 2020
De vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat en de Minister van Economische Zaken en Klimaat over de brief van 11 september 2020 inzake de geannoteerde agenda van de informele bijeenkomst van milieu en klimaatministers op 30 september en 1 oktober 2020 (Kamerstuk 21 501-08, nr. 807)
De vragen en opmerkingen zijn op 17 september 2020 aan de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat en de Minister van Economische Zaken en Klimaat voorgelegd. Bij brief van 23 september 2020 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Agnes Mulder
De adjunct-griffier van de commissie, Koerselman
Vragen en antwoorden
Klimaat
1. De leden van de VVD-fractie vragen of het impact assessment ook op de kortst mogelijke termijn gedeeld kan worden met de Tweede Kamer. Hoe bepaalt de Minister welk van de te presenteren scenario’s voor Nederland het voorkeursscenario is? Is voor de Minister ook in deze besprekingen het belangrijkste uitgangspunt dat Nederlandse bedrijven geholpen zijn met een gelijk speelveld en gelijke concurrentiepositie ten opzichte van bedrijven in andere lidstaten?
Het Impact Assessment is op 17 september jl. gepubliceerd op de website van de Europese Commissie. Via de gebruikelijke BNC-procedure zal uw Kamer geïnformeerd worden over het Nederlandse standpunt. Het kabinet deelt het belang van een Europees gelijk speelveld en zal hier in het BNC aandacht aan besteden.
2. De leden van de VVD-fractie vragen welke lidstaten nog niet de ambitie hebben om 55% CO2 te reduceren in 2030, en wat de Minister doet om andere landen aan te sporen zich aan de klimaatdoelstellingen te houden. Klopt het dat met name Polen een aangescherpt doel nog niet heeft onderschreven, maar de eventuele bereidheid hiertoe ook onderdeel maakt van de wens om kernenergie ten volle te kunnen inzetten binnen bijvoorbeeld de criteria van het Just-transitiefonds? Zo, ja ondersteunt de Minister deze beweging, zoals eerder ook al is toegezegd aan de Kamer?
Er zijn negen lidstaten die de Commissie eerder al expliciet hebben opgeroepen om het EU 2030-reductiedoel naar 55% te verhogen via een brief aan vicevoorzitter Timmermans in het najaar van 2019. Dit betreft een groep ambitieuze lidstaten die op klimaatgebied nauw samen optrekt. Nederland behoort samen met Denemarken, Finland, Frankrijk, Luxemburg, Letland, Portugal, Spanje en Zweden tot deze zogenaamde «kopgroep». Een aanzienlijk aantal lidstaten beziet momenteel hun positie naar aanleiding van het Impact Assessment en het voorstel van de Europese Commissie voor verhoging van het EU reductiedoel voor 2030 naar tenminste 55%. Enkele Oost-Europese lidstaten zullen waarschijnlijk vragen om nadere analyse op lidstaat-niveau en van sociaaleconomische gevolgen.
Vanuit het Just Transition Fund (JTF) kan er niet geïnvesteerd worden in de bouw van kerncentrales. Het JTF is niet gericht op de energietransitie zelf, maar op economische diversificatie en sociaal flankerend beleid. De Commissie heeft daarom deze uitsluiting opgenomen, die ook bij het Europese Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO) en het Cohesiefonds waaruit het JTF gefinancierd wordt van toepassing is. Achtergrond daarvan is dat het Europese cohesiebeleid gericht is op economische en sociale convergentie tussen meer- en minder ontwikkelde regio’s in Europa. De bouw van een kerncentrale dient dat doel onvoldoende. Polen heeft hier tegen geageerd, maar hier was onvoldoende steun voor in de Raad.
Biodiversiteit
3. De leden van de VVD-fractie lezen in de strategie de term «strikt beschermd». Zij vragen de Staatssecretaris of zij duidelijk aan kan geven wat de Nederlandse inzet is ten opzichte van deze definitie.
De leden van de VVD-fractie lezen dat, wanneer de Commissie eventueel zou beoordelen dat de gestelde doelen niet gehaald worden, er sprake kan zijn van mogelijke additionele maatregelen. Kan de Staatssecretaris toelichten op wat voor maatregelen gedoeld wordt? Kan zij dit ter sprake brengen?
Het is nog niet duidelijk wat precies met de term «strikt beschermd» bedoeld wordt en daarmee ook niet welke additionele maatregelen bedoeld zouden kunnen worden. Nederland zal actief participeren in de uitwerking van de definitie, criteria en richtsnoeren hierover. Op basis van de besluitvorming zal Nederland in een later stadium een definitief standpunt innemen.
4. In de stukken wordt gesproken over een algemene 30%-eis voor de bescherming van areaal op land en zee. Deelt de Staatssecretaris de mening dat deze algemene eis voor iedere individuele lidstaat niet proportioneel en uitvoerbaar is? Kan de Staatssecretaris aangeven hoe andere lidstaten kijken naar deze 30%-eis?
Ik ben het met deze leden eens dat een 30%-doelstelling voor elke afzonderlijke lidstaat niet wenselijk zou zijn. Dit staat ook niet in de strategie. De Commissie heeft de doelstelling van 30% geformuleerd op Europese schaal, en niet voor elke lidstaat afzonderlijk. Bij de vertaling van de doelstellingen voor het areaal beschermd gebied moet immers rekening gehouden worden met de ruimte die een lidstaat beschikbaar heeft voor natuur. Voor sommige lidstaten is 30% voor bescherming van areaal op land of zee eenvoudig te bereiken, voor andere lidstaten niet. Nationale omstandigheden zoals bevolkingsdichtheid en intensiteit van het landgebruik spelen voor Nederland een rol.
5. De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de aankondiging van de Europese Commissie omtrent het ophogen van het Europese CO2-reductiedoel voor 2030 naar 55%. Deze leden hebben daar jarenlang in Europa voor gepleit. Ook hebben zij ervoor gepleit dat deze ophoging hand in hand zou gaan met het zogenoemde carbon border adjustment mechanism. Voor een eerlijke markt is deze randvoorwaarde voor de bedrijven en hun medewerkers in Europa van het grootste belang. Voor onze Nederlandse bedrijven geldt dat natuurlijk net zo goed. Deze leden lezen dat het impact assessment meer duidelijkheid zal geven over de consequenties van deze ophoging op Europees niveau. Zij verzoeken de Minister in afwachting van het impactassessment alvast in te gaan op de consequenties die de ophoging van het Europese doel zal hebben op de Nederlandse CO2-doelstellingen en helderheid te geven over het carbon border adjustment mechanism. Kan de Minister tevens aangeven op welke wijze en op welke termijn de verscherpte Europese doelstelling door zal worden vertaald naar nationale doelstellingen? In hoeverre zal dat tot gevolg kunnen hebben dat er aanpassingen van het Klimaatakkoord en/of de Klimaatwet nodig zijn? Of ziet de Minister ook andere mogelijkheden om een verhoogde EU-doelstelling door te vertalen?
Het kabinet heeft de afgelopen jaren actief gepleit voor het ophogen van het Europese 2030 broeikasgasreductiedoel naar 55% ten opzichte van 1990. Het kabinet is dan ook verheugd met het gepresenteerde Climate Target Plan1 van de Commissie waarin deze doelstelling is overgenomen. In de komende maanden vindt hier besluitvorming over plaats. Een hoger Europees doel zal, indien besloten, ook leiden tot een wijziging van het nationale doel. De nationale klimaatwet zal hiermee in overeenstemming moeten worden gebracht. Om daar op voorbereid te zijn is een ambtelijke studiegroep onder leiding van Laura van Geest nu al bezig om aanvullende maatregelen in kaart te brengen om invulling te geven aan een aanvullende nationale opgave. De verwachting is dat deze studiegroep eind dit jaar haar rapport afrondt.
Het kabinet is, conform de motie van het lid Van der Lee (Kamerstuk 35 377, nr. 13), positief over het principe van een koolstofheffing aan de grens en positief nieuwsgierig naar het Commissievoorstel, dat in juni 2021 wordt gepubliceerd. Het kabinet is van mening dat een koolstofheffing weglekeffecten, waarbij bedrijven die veel CO2 uitstoten zich buiten Europa vestigen, kan tegengaan. Een koolstofheffing zou buitenlandse producenten en Europese importeurs moeten motiveren hun emissies te reduceren en tegelijkertijd zorgen voor een gelijker speelveld op een met WTO compatibele wijze. Het kabinet vindt het belangrijk dat de Commissie bij een voorstel voor een koolstofheffing aan de Europese buitengrens, stapsgewijs te werk gaat, en grondig onderzoek doet naar de WTO-conformiteit, de uitvoerbaarheid en de administratieve lasten. Ook dient rekening te worden gehouden met de geopolitieke context en de impact die een dergelijk mechanisme kan hebben op specifieke sectoren. In het Climate Target Plan staat alleen dat de Commissie in 2021 komt met een voorstel voor een WTO-conforme Carbon Border Adjustment Mechanism.
6. De leden van de CDA-fractie lezen dat wetenschappelijk onderzoek uitwijst dat verandering van landgebruik, verlies van biodiversiteit en klimaatverandering ervoor zorgen dat de kans op de overdracht van zoönosen wordt vergroot. Deze leden vragen in hoeverre er in Nederland sprake is van de overdracht van zoönosen, om welke dieren het voornamelijk gaat en of er concrete voorbeelden genoemd kunnen worden.
Zoönosen zijn infectieziekten die van dieren naar mensen kunnen worden overgedragen. De Staat van zoönosen, gepubliceerd door het RIVM, geeft jaarlijks een overzicht van het vóórkomen van zoönosen in Nederland en de ontwikkelingen daarvan op de lange termijn.
7. De leden van de CDA-fractie vragen waarom de Minister de inzet met betrekking tot biodiversiteit, bosbehoud en bosherstel ambitieus vindt en in hoeverre de Staatssecretaris verwacht dat de doelen haalbaar zijn. Wat betekent deze inzet voor Nederland? Is bekend met welke financiële middelen deze inzet gefinancierd moet worden? Deze leden vragen ook hoe de ambitieuze inzet voor biodiversiteit, bosbehoud en bosherstel zich verhoudt tot het stikstofvraagstuk en de Natura 2000-gebieden.
De inzet is ambitieus, omdat er nog een groot verschil is tussen de huidige stand van de natuur in de Europese Unie en de beoogde situatie: duurzame instandhouding van soorten en habitats. In hoeverre de doelen haalbaar zijn, is op dit moment nog moeilijk in te schatten. Zoals ook vermeld in het BNC-fiche over de EU-Biodiversiteitstrategie, verwacht Nederland dat er effectbeoordelingen zullen worden uitgevoerd, die meer inzicht zullen bieden op de impact van de strategie, ook in Nederland.
De Commissie vermeldt in de strategie dat er jaarlijks 20 miljard euro moet worden vrijgemaakt voor de natuur. De verhouding tussen nationale, Europese en publieke middelen wordt door de Commissie daarbij niet duidelijk gemaakt. Het kabinet tekent daarbij aan dat deze middelen binnen het Meerjarig Financieel Kader (MFK)-plafond gevonden dienen te worden. Daarnaast stelt de Commissie voor dat een significant deel van het percentage van het MFK dat is uitgetrokken voor klimaat, wordt geïnvesteerd in biodiversiteit en op de natuur gebaseerde oplossingen. Het kabinet is voorstander van de doelstelling dat ten minste 30% van het MFK en het Next Generation EU wordt besteed aan klimaatgerelateerde uitgaven. Het kabinet is het eens met Commissie dat klimaatmaatregelen kunnen bijdragen aan biodiversiteit en andersom. Het staat hierbij voor het kabinet voorop dat klimaatuitgaven aantoonbaar bijdragen aan klimaatadaptatie- of mitigatie.
Evenals de EU-Biodiversiteitstrategie is het Nederlandse beleid gericht op versterking van natuur en biodiversiteit. Zo heeft het kabinet, in het kader van de stikstofaanpak, langjarig extra middelen vrijgemaakt voor natuurherstel en -ontwikkeling, oplopend tot 300 miljoen euro per jaar in de periode tot en met 2030. We werken de besteding hiervan de komende maanden uit, samen met provincies.
Impact Assessment verhoging 2030 EU-klimaatdoelstelling
Besluitvormingsprocedure
8. De leden van de D66-fractie waarderen de actieve inzet van het kabinet, samen met een aantal ambitieuze landen, voor een doel van 55% CO2-reductie in 2030. Ook in de Tweede Kamer hebben de EU-rapporteurs namens de commissie voor Economische Zaken en Klimaat zich afgelopen jaren ingezet voor het vormen van een interparlementaire kopgroep. De steun van lidstaten voor een hoger doel blijft groeien en inmiddels steunt ook Duitsland publiekelijk de ophoging naar 55%. Deze leden vinden een ophoging van het klimaatdoel hard nodig. Weerrecord op weerrecord toont de urgentie van de klimaatcrisis aan. Om onder de 1,5°C te blijven moet Europa ambitie tonen met een stevig CO2-reductiedoel. Dit besluit moet snel vallen. Deze leden zijn blij te vernemen dat het Duitse EU-voorzitterschap heeft aangegeven nog dit jaar een besluit te willen nemen over de EU-klimaatdoelstelling voor 2030.
De leden van de D66-fractie vragen de Minister of hij de ambitie van Duitsland om nog dit jaar een besluit te nemen over het klimaatdoel in 2030 ondersteunt. Tevens vragen deze leden hoe de Minister met de interparlementaire kopgroep aanstuurt op voorspoedige voortgang in de Europese besluitvorming.
De Europese Raad van juli jl. heeft aangegeven voor het einde van dit jaar te besluiten over het ophogen van het reductiedoel 2030, om zodoende een tijdige update van het EU National Determined Contribution (NDC) aan de UNFCCC te kunnen indienen. De kopgroep heeft daartoe ook meermaals opgeroepen. In de komende periode zal ik gezamenlijk met de kopgroep optrekken om het belang van tijdige besluitvorming te blijven onderstrepen.
9. De leden van de D66-fractie constateren dat het Duitse voorzitterschap nog niet duidelijk heeft gemaakt of het het besluit wil voorleggen aan de milieuministers dan wel aan de EU-regeringsleiders. Deze leden constateren dat het dus nog onzeker is of de gewijzigde doelen binnen de Raad met gekwalificeerde meerderheid of unanimiteit zullen worden vastgesteld. Wat zal de Nederlandse inzet zijn ten aanzien van de te volgen besluitvormingsprocedure? Is de kopgroep van ambitieuze lidstaten inmiddels uitgegroeid tot een gekwalificeerde meerderheid voor de 55%-doelstelling, zodat dit voorstel nog in december 2020 tijdens een Milieuraad zou kunnen worden vastgesteld?
De Europese Raad van juli jl. heeft besloten om het Europese klimaatdoel dit jaar op te hogen. Net als de vorige keer is gebeurd zal de ophoging van het doel in de Europese Raad plaatsvinden. Het Duitse voorzitterschap heeft aangegeven in de Milieuraad dit jaar de Europese klimaatwet en de EU NDC voor het Parijsakkoord af te willen ronden op basis van de uitkomsten in de Europese Raad. Dat is ook de inzet van Nederland.
Doorvertaling EU-doel naar nationaal doel
10. De leden van de D66-fractie constateren dat in de Europese klimaatwet wordt gesproken over een EU-doelstelling en dat niet wordt gespecificeerd hoe deze doelstelling zich nationaal zal doorvertalen. Deze leden hebben nog deze week een voorstel gedaan, samen met de leden van de GroenLinks-fractie, tot het ophogen van het nationale CO2-reductiedoel naar 55% in 2030 in de nationale klimaatwet. Deze leden zijn ervan overtuigd dat het aanscherpen van het nationaal klimaatdoel duidelijkheid geeft aan bewoners en bedrijven en recht doet aan de urgentie van de klimaatcrisis. Deze leden vragen de Minister op welke wijze het opgehoogde Europese CO2-doel doorvertaald zal worden naar het nationale niveau. Wat betekent dit bijvoorbeeld voor de nog actieve kolencentrales en het tempo van het verduurzamen van het wegverkeer in ons land?
Zie beantwoording vraag 5.
11. Deze leden vragen de Minister welke voorbereidende stappen hij al heeft genomen om te voldoen aan een hoger nationaal CO2-reductiedoel in 2030. Tevens vragen deze leden of de Minister ook de kansen voor Nederlandse bedrijven en regio’s ziet bij meer klimaatambitie, aangezien daarmee meer aanspraak op Europese subsidies gemaakt kan worden en een gelijk speelveld ontstaat met een hogere prijs voor het Emissions Trading System (ETS).
Zie beantwoording vraag 5.
Een aanscherping van het ETS jaagt (investeringen in) duurzame technologieontwikkeling aan en draagt bij aan een gelijker Europees speelveld voor Nederlandse bedrijven, omdat een hogere ETS-prijs leidt tot een minder groot verschil tussen de ETS prijs en de nationale CO2-heffing voor de industrie. De Commissie geeft in het Climate Target Plan bovendien aan dat faciliterend beleid nodig is voor de transitie, zoals financiële ondersteuning ten behoeve van technologische ontwikkeling, infrastructuur en voldoende hernieuwbare energieopwekking. De Europese Raad van juli jl. heeft afspraken gemaakt over het herstelpakket en het nieuwe Meerjarige Financiële Kader waarbij ten minste 30% aan klimaat ten goede komt. Dat levert ook kansen op voor het Nederlandse bedrijfsleven.
12. De leden van de D66-fractie merken op dat de voorzitter van de Europese Commissie op 15 september 2020 het Europese Klimaatactieplan heeft gepresenteerd met daarin maatregelen die bijdragen aan 55% CO2-reductie in 2030. Deze leden vragen de Minister op welke wijze de maatregelen uit dit klimaatactieplan, het Nederlandse Klimaatakkoord zullen beïnvloeden.
De leden van de D66-fractie constateren dat er bij een aantal (Centraal- en Oost-Europese) lidstaten nog weerstand heerst ten aanzien van de 55%-doelstelling. Deze leden vragen de Minister op welke manier hij zich ervoor zal inzetten om deze sceptische lidstaten te overtuigen wel vóór de ophoging van het klimaatdoel te stemmen.
De Europese Raad heeft in zich in juli jl. voorgenomen om het klimaatdoel voor 2030 voor het einde van het jaar op te hogen. Momenteel zijn er negen lidstaten die zich expliciet hebben uitgesproken vóór het verhogen van het EU 2030 reductiedoel naar 55%. Dit betreft de leden van de kopgroep waartoe Nederland tevens behoort. De andere landen behorende bij deze kopgroep zijn Denemarken, Finland, Frankrijk, Luxemburg, Letland, Portugal, Spanje en Zweden. Een aanzienlijk aantal lidstaten beziet momenteel hun positie naar aanleiding van het Impact Assessment en voorstel van de Europese Commissie voor verhoging van het EU reductiedoel voor 2030 naar tenminste 55%. Samen met de kopgroep span ik mij in om ook van andere lidstaten steun te krijgen voor dit doel.
De EU heeft reeds in december 2019 het doel van klimaatneutraliteit in 2050 vastgelegd. Zoals de Impact Assessment en het Climate Target Plan van de Europese Commissie laten zien, behoort het vroegtijdig nemen van actie bij het meest (kosten)effectieve pad naar klimaatneutraliteit in 2050. Tevens heeft de Europese Raad van juli jl. besloten dat ten minste 30% van het herstelpakket en het Meerjarig Financieel Kader aan de klimaatopgave moet worden besteed, inclusief middelen ten behoeve van een eerlijke transitie («Just Transition») voor regio’s die bovengemiddeld worden geraakt door deze opgave. Deze elementen dragen bij aan besluitvorming over het te verhogen 2030-reductiedoel voor het einde van dit jaar, om zodoende een tijdige update van het EU NDC aan de UNFCCC te kunnen indienen.
13. De leden van de D66-fractie hebben vernomen dat het budget voor het Just Transition Fund met 22,5 miljard euro is gekort. Dit kan het voor de lidstaten die sterk leunen op fossiele brandstoffen lastiger maken om in te stemmen met de 55%-doelstelling. Deze leden vragen welke andere mogelijkheden de Minister ziet om lidstaten te ondersteunen in het behalen van de 55%-doelstelling.
In de Europese Raad van juli jl. is overeengekomen dat ten minste 30% van de middelen uit het volgende Meerjarig Financieel Kader en het Europees herstelinstrument aan klimaat moet worden uitgegeven. Hiermee kunnen lidstaten die sterk leunen op fossiele brandstoffen investeringen doen om hun economie klimaatvriendelijker te maken. Het JTF is een nieuw fonds. In de huidige begroting was nog geen specifiek instrument om regio’s hierbij te helpen. Het oorspronkelijk voorstel van de Commissie was om hier 7,5 miljard euro beschikbaar voor te maken. Het uiteindelijke bedrag ligt 10 miljard euro hoger. Er is dus geen sprake van een korting van 22,5 miljard euro, er komt juist 17,5 miljard euro bij. Juist dit vormt een prikkel voor lidstaten om in te stemmen met de klimaatdoelstellingen.
Biodiversiteit; kabinetspositie Green Deal EBS
De leden van de D66-fractie zijn blij te vernemen dat het kabinet de brede en ambitieuze aanpak van de Green Deal steunt. Ook zijn deze leden verheugd te vernemen dat het kabinet positief is over de aangekondigde bossenstrategie, de ecologische corridors, de ambities voor het herstel van zoetwaterecosystemen en het vergroenen van steden.
Doorvertaling doelstellingen en budgettaire consequenties
14. De leden van de D66-fractie zijn teleurgesteld te lezen dat het kabinet neutraal tegenover de Europese Biodiversiteitsstrategie (EBS) staat. Deze leden lezen dat het kabinet meer duidelijkheid wil over de doorvertaling van de EU-doelstellingen en hoe hierbij rekening wordt gehouden met de specifieke nationale omstandigheden van een dichtbevolkt land en over de potentiële budgettaire consequenties om eventueel tot een positief oordeel te komen. Is inmiddels al meer duidelijkheid hoe deze doorvertaling eruit zal zien? Zo ja, hoe staat de Staatssecretaris hiertegenover? Zal de Staatssecretaris de Kamer tijdig informeren over de totstandkoming van de te hanteren criteria en richtsnoeren voor aanvullende beschermde gebieden?
Het kabinet stelt zich vooralsnog neutraal op over de EBS, omdat de precieze uitwerking van de voorgestelde aanpak nog onduidelijk is. Het oordeel kan positief worden als de doorvertaling van de EU-doelstellingen rekening houdt met de specifieke nationale omstandigheden en als er meer duidelijkheid is over de potentiële budgettaire consequenties. Die duidelijkheid is er nu nog niet. Het kabinet zal uw Kamer op de hoogte houden over de voortgang van dit traject.
15. De leden van de D66-fractie wijzen op het wetenschappelijke artikel Billions in Misspent EU Agricultural Subsidies Could Support the Sustainable Development Goals. Hierin wordt gesteld dat een omslag in het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) nodig is om duurzaamheidsdoelstellingen, zoals de biodiversiteitsdoelstelling, te financieren. Dit betekent met name dat boeren financieel ondersteund worden om te verduurzamen en de overstap te maken naar kringlooplandbouw. Hoe beoordelen de bewindspersonen deze conclusies? Is naar aanleiding van het akkoord van regeringsleiders over het Meerjarig Financieel Kader al meer duidelijkheid ontstaan over de budgettaire consequenties voor de uitvoering van de biodiversiteitsstrategie? Hoe zien de bewindspersonen de financiële invulling ten opzichte van de biodiversiteitsstrategie? Uit welke middelen zou dit moeten komen en wat is de rol hierin van het GLB? Hoe verhoudt zich dit tot de verdeling van deze middelen tussen lidstaten?
De bewindspersonen zijn het met de auteurs van het artikel eens dat boeren financieel ondersteund moeten worden om te verduurzamen en de overstap te maken naar klimaatvriendelijke kringlooplandbouw. In het huidige GLB worden daartoe al stappen gezet. Zoals aangegeven in het antwoord op vragen van de leden van de CDA-fractie tijdens het Schriftelijk Overleg over de geannoteerde agenda van de Landbouw- en Visserijraad2 staan we in Europa voor grote ecologische en sociale uitdagingen. Het GLB moet daar ook een rol in spelen. Het artikel waar u naar refereert heeft parallellen met de Nederlandse inzet, bijvoorbeeld op het punt van de verschuiving van inkomenssteun naar doelgerichte betalingen zoals in het Regeerakkoord is opgenomen. Deze inzet staat verwoord in onder meer de kabinetsvisie op Kringlooplandbouw, het BNC-fiche over de GLB-verordeningen en geannoteerde agenda’s en verslagen van Landbouwraden.
Er is naar aanleiding van het akkoord van de Europese Raad van 21 juli 2020 niet meer duidelijkheid ontstaan over de budgettaire consequenties van de biodiversiteitsstrategie. Immers, noch in het Meerjarig Financieel Kader 2021–2027, noch in het Next Generation EU-fonds is hiervoor budget geoormerkt. Ook de biodiversiteitsstrategie is hier onduidelijk over. Om die reden heeft het kabinet in het BNC-fiche over de biodiversiteitsstrategie aangegeven de Commissie te zullen vragen precies aan te geven wat het financieel beslag van de toekomstige voorstellen zal zijn. Wel heeft de Europese Commissie aangegeven dat het in de bestaande fondsen (waaronder GLB, Cohesiefondsen, EU Maritiem en Visserijfonds, LIFE en Horizon EU) gevonden moeten worden. De Commissie verwacht de inzet van nationale en private middelen.
Over de bijdrage van het GLB aan de biodiversiteitsstrategie en de Boer-tot-Bordstrategie vindt momenteel het gesprek plaats in Brussel in een hoogambtelijke «gestructureerde dialoog». Eind 2020 zal de Commissie aanbevelingen gericht op de doelstellingen van de Van-Boer-tot-Bordstrategie en de Europese Biodiversiteitsstrategie publiceren. Aan lidstaten wordt gevraagd hier rekening mee te houden bij het opstellen van de Nationale Strategische Plannen.
Hoe dit zich verhoudt tot de verdeling van de middelen tussen de lidstaten is moeilijk in te schatten, omdat bovenstaande dialoog nog loopt, er nog geen besluit genomen is over het eventueel oormerken van interventies gericht op klimaat en leefomgeving in de Strategische Planverordening en de verhouding tussen de eerste en tweede pijler per lidstaat verschilt.
Streefdoelen in plaats van nieuwe afdwingbare doelen
16. De leden van de D66-fractie zijn van mening dat bindende biodiversiteitsdoelstellingen essentieel zijn om daadwerkelijk voortgang te boeken op het gebied van biodiversiteit en de achteruitgang van soorten te stoppen. Deze leden zien zich hierin gesterkt, doordat Euractiv heeft geconstateerd dat het biodiversiteitsbeleid de afgelopen jaren vaak is omzeild door lidstaten. Ook hebben deze leden kennisgenomen van de Global Biodiversity Outlook 5, die de in 2010 door 196 landen overeengekomen Aichi Biodiversiteitsdoelen heeft beoordeeld. De conclusie van het rapport luidt dat geen enkel doel is behaald en enkele indicatoren zelfs zijn verslechterd. De biodiversiteit gaat wereldwijd op ongeëvenaarde snelheid achteruit en de drijvende krachten hierachter nemen in intensiteit toe. Daarnaast benadrukt dit rapport de al bekende relatie tussen de menselijke omgang met de natuur en de uitbraak van zoönosen zoals het coronavirus: vernietiging van habitats door de mens werkt zulke uitbraken in de hand, doordat de mens meer met wilde dieren in aanraking komt. Deze leden zijn van mening dat dit rapport laat zien dat er een omslag nodig is in het biodiversiteitsbeleid, wereldwijd en op EU-niveau, om de doelstellingen in de toekomst wel te halen. Ook is het volgens deze leden essentieel dat nieuwe biodiversiteitsdoelstellingen op wereld- en EU-niveau bindend zijn.
De leden van de D66-fractie wijzen erop dat de Tweede Kamer op initiatief van deze leden de regering ook heeft gevraagd bij de aanstaande wereldwijde Convention on Biological Diversity (CBD) te pleiten voor een biodiversiteitsverdrag met bindende doelstellingen, middels de motie van de leden Jetten en De Groot (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1440). Het kabinet heeft in verschillende stukken laten weten zulke bindende doelstellingen te onderschrijven. In hun brief van 9 april 2020 (Kamerstuk 26 407, nr. 134) schrijven Ministers Kaag en Schouten: «Nederland treedt in de CBD in EU-verband op. Het kabinet zal zich inzetten voor een ambitieus nieuw strategisch raamwerk voor het Biodiversiteitsverdrag met bindende doelen.» Ook in deze geannoteerde agenda schrijft het kabinet: «Het kabinet streeft onder andere naar bindende en uitvoerbare afspraken voor het nieuw af te sluiten Global Biodiversity Framework.» Deze leden zijn dan ook teleurgesteld dat het kabinet nu op EU-niveau inzet op streefdoelen in plaats van nieuwe afdwingbare doelen op biodiversiteit.
De leden van de D66-fractie constateren dat de ambitie van het kabinet in CBD-context verschilt van die in EU-context. Hoe rijmen de bewindspersonen de «inzet op streefdoelen» met de eerder genoemde ambitie van bindende doelstellingen in CBD-context? Waarom wordt gekozen om binnen de EBS in te zetten voor streefdoelen, terwijl het kabinet reeds kenbaar heeft gemaakt zich bij de CBD in te zetten voor een biodiversiteitsverdrag met bindende doelstellingen? Zullen de bewindspersonen zich bij de CBD nog steeds inzetten voor een ambitieus nieuw strategisch raamwerk voor het Biodiversiteitsverdrag met bindende doelen, zoals de motie van de leden Jetten en De Groot (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1440) vraagt? Zo nee, leggen de bewindspersonen deze motie dan naast zich neer?
Het kabinet streeft nog steeds naar ambitieuze, bindende doelen voor het Global Biodiversity Framework. Dat wil niet zeggen dat het kabinet automatisch ook streeft naar bindende doelen in EU-verband. Voor doelen in EU-verband geldt dat de richtlijnen, definities en criteria waaraan moet worden voldaan door de Europese Commissie in overleg met de lidstaten zullen worden vastgesteld. Bindende doelen in VN-verband bieden Nederland meer keuzemogelijkheid over de wijze waarop aan de doelen wordt voldaan.
17. De leden van de D66-fractie vragen hoe de Staatssecretaris de Global Biodiversity Outlook 5 beoordeelt. Is zij het met deze leden eens dat dit rapport laat zien dat er een omslag nodig is in het biodiversiteitsbeleid, wereldwijd en op EU-niveau, om de doelstellingen in de toekomst wel te halen en dat er wel degelijk bindende doelstellingen voor biodiversiteitsherstel nodig zijn op EU-niveau? Is zij van mening dat de aangetoonde relatie tussen habitatverlies en de uitbraak van zoönosen, zoals het coronavirus, deze benodigde omslag extra urgentie geeft?
De Global Biodiversity Outlook bevestigt het beeld dat het Global assessment van het Intergovernmental Platform on Biodiversity and Ecosystem Services (IPBES) ook al liet zien. De wereld is er niet in geslaagd de doelen op het gebied van behoud van biodiversiteit te realiseren. Het kabinet streeft naar bindende doelen op VN-niveau, zodat het kabinet de mogelijkheid behoud om te bepalen hoe aan deze doelen moet worden voldaan, zonder dat daarbij in Europees verband aanvullende bindende criteria en definities worden opgelegd. De relatie tussen de problematiek van zoönosen en het verlies aan biodiversiteit en leefgebieden is een extra stimulans om met kracht te werken aan herstel en behoud van natuur en biodiversiteit.
18. De leden van de D66-fractie vragen tot slot, wat is de reactie van de Staatssecretaris op het bericht van Euractiv dat biodiversiteitsbeleid de afgelopen jaren vaak is omzeild door lidstaten. Welke conclusies verbindt zij hieraan?
In het hier bedoelde opinieartikel van Euractiv geeft de Eurocommissaris van Milieu aan dat de Europese biodiversiteitsdoelen niet altijd gehaald worden. Dat komt ook duidelijk naar voren uit de verschillende rapportages, die het kabinet het afgelopen jaar naar de Kamer heeft gestuurd.3 Het kabinet vindt het van belang om realistische doelen af te spreken die ambitieus zijn maar wel voor alle lidstaten binnen bereik liggen en hecht daarbij aan goede impact assessments en duidelijkheid over financierbaarheid.
Implementatie en monitoring van de EU-biodiversiteitsstrategie
19. De leden van de D66-fractie zijn van mening dat er in de EU voldoende aandacht moet zijn voor monitoring en implementatie van de biodiversiteitsstrategie, zodat de doelen daadwerkelijk behaald worden. Deze leden zien zich hierin gesterkt doordat organisaties als de International Union for Conservation of Nature and Natural Resources (IUCN), Birdlife en het World Wide Fund for Nature (WWF) het belang van focus op de daadwerkelijke implementatie benadrukken. De IUCN onderstreept ook het belang van volledige implementatie van bestaande wetgeving als de Vogel- en Habitatrichtlijnen en de Kaderrichtlijn Water door de lidstaten. Wat is de inzet van Nederland ten aanzien van implementatie van de biodiversiteitsstrategie? En op welke manier zal de Staatssecretaris zich inzetten voor volledige implementatie van bestaande wetgeving als de Vogel- en Habitatrichtlijnen en de Kaderrichtlijn Water in alle Europese lidstaten?
Het kabinet is van mening de Europese Biodiversiteitstrategie in Europees verband voorzien moet worden van heldere afspraken over implementatie.
De Europese Commissie ziet toe op de toepassing en naleving van EU regelgeving zoals de Vogel- en Habitatrichtlijn en de Kaderrichtlijn Water. Voor de Vogel- en Habitatrichtlijn is in navolging van het evaluatieonderzoek in 2016 (Fitness Check) een actieplan ontwikkeld om de implementatie in alle Europese lidstaten te helpen verbeteren. In Nederland wordt de Vogel- En Habitatrichtlijn volledig geïmplementeerd middels de Wet Natuurbescherming.
Voor de Kaderrichtlijn Water wordt momenteel gewerkt aan de stroomgebiedbeheerplannen 2022–2027. Uw Kamer is op 8 juni 2020 door de Minister van I&W geïnformeerd (Kamerstuk 27 625, nr. 502) over de huidige situatie, de resterende opgave en de aanpak daarvan in Nederland. Dit vormt de basis voor de plannen die begin 2021 ter inzage zullen worden gelegd. Ook de andere lidstaten dienen stroomgebiedbeheerplannen op te stellen voor de periode 2022–2027 en deze te rapporteren aan de Europese Commissie.
20. De leden van de D66-fractie hebben het wetenschappelijke artikel Towards a taxonomically unbiased EU Biodiversity Strategy for 2030 gelezen, waarin wordt geconstateerd dat er bij investeringen van het LIFE-fonds sprake is van een zogenoemde «taxonomische vooringenomenheid» oftewel: de populariteit van soorten lijkt een rol te spelen bij de verdeling van geld. Dit vinden deze leden onwenselijk omdat een dergelijke vooringenomenheid het streven naar voortuitgang in biodiversiteit belemmert. Wat volgens de wetenschappers nodig is, is door middel van adequate data en combinaties van data objectief te kijken naar de soorten en gebieden die daadwerkelijk bescherming behoeven, met speciale aandacht voor soorten die dreigen uit te sterven. Daarmee zal ook opnieuw gekeken moeten worden naar de annex van de Habitatrichtlijn. Hoe beoordeelt de Staatssecretaris de conclusies van deze wetenschappers? Is zij van mening dat goede monitoring van bestedingen essentieel is om de biodiversiteitsstrategie te laten slagen? Wat is de inzet van Nederland ten aanzien van monitoring van de biodiversiteitsstrategie en het opnieuw bekijken van de annex van de Habitatrichtlijn?
De Europese Commissie heeft in 2016 de evaluatie van de Habitatrichtlijn («fitness check») afgerond. Daarin is geconcludeerd dat, hoewel de richtlijnen niet alle taxonomische groepen volledig bestrijken, de bijlagen in hun huidige vorm een toereikend niveau van bescherming bieden om de doelstelling van de richtlijnen te verwezenlijken.
Klimaatdoel
21. De leden van de GroenLinks-fractie zijn zeer verheugd over het feit dat er in Europa beweging is om het klimaatdoel voor 2030 aanzienlijk te verhogen. Deze leden zijn dan ook blij dat Nederland deelneemt aan de kopgroep van negentien lidstaten die zich uitspreken voor een hogere doelstelling. Welke lidstaten maken precies deel uit van de kopgroep? En welke lidstaten verzetten zich precies hiertegen? Deze leden vragen welke strategie de Minister hanteert om andere landen, met name Duitsland en Polen, te overtuigen van de noodzaak van een hogere doelstelling.
Er zijn negen lidstaten die de Commissie eerder al expliciet hebben opgeroepen om het EU 2030-reductiedoel naar 55% te verhogen via een brief aan vicevoorzitter Timmermans in het najaar van 2019. Dit betreft een groep ambitieuze lidstaten die op klimaatgebied nauw samen optrekt. Nederland behoort samen met Denemarken, Finland, Frankrijk, Luxemburg, Letland, Portugal, Spanje en Zweden tot deze zogenaamde «kopgroep». Een aanzienlijk aantal lidstaten beziet momenteel hun positie naar aanleiding van het Impact Assessment en voorstel van de Europese Commissie voor verhoging van het EU reductiedoel voor 2030 naar tenminste 55%. Samen met de kopgroep span ik mij in om ook van andere lidstaten steun te krijgen voor dit doel.
De EU heeft reeds in december 2019 het doel van klimaatneutraliteit in 2050 vastgelegd. Zoals de Impact Assessment en het Climate Target Plan van de Europese Commissie laten zien, behoort het vroegtijdig nemen van actie bij het meest (kosten)effectieve pad naar klimaatneutraliteit in 2050. Tevens is in het Meerjarig Financieel Kader aanzienlijke financiering voor klimaatbestedingen voorzien, inclusief middelen ten behoeve van een eerlijke transitie («Just Transition») voor regio’s die bovengemiddeld worden geraakt door deze opgave. Deze elementen dragen bij aan besluitvorming over het te verhogen 2030-reductiedoel voor het einde van dit jaar, om zodoende een tijdige update van het EU NDC aan de UNFCCC te kunnen indienen.
22. De leden van de GroenLinks-fractie zijn van mening dat een verhoging van het 2030-doel naar 65% noodzakelijk is om klimaatverandering adequaat te bestrijden, omdat de Europese Unie enkel met 65% zicht houdt op het behalen van de 1,5°C-doelstelling. Deze leden vragen de Minister daarom om zijn inzet te verhogen.
De leden van de GroenLinks-fractie lezen in de geannoteerde agenda dat er in het Europees parlement een meerderheid is voor ophoging naar ten minste 55%. Inmiddels blijkt er een meerderheid te zijn voor ophoging naar zelfs 60%. Deze leden vragen de Minister of hij voornemens is het Europees parlement daarin te steunen.
Nederland heeft zich samen een kopgroep van ambitieuze landen altijd ingezet voor een doel van 55% reductie in 2030 en is verheugd dat dat de Europese Commissie die lijn volgt. Dat is ook in lijn met het Regeerakkoord. Dat is een duidelijke ophoging en samen met een groeiende groep ambitieuze landen zal het kabinet zich ervoor inspannen om hierover dit jaar een besluit te nemen.
23. De leden van de GroenLinks-fractie vinden het interessant dat de Nederlandse inzet is om 55% reductie na te streven in Europa, maar dat Nederland tegelijkertijd zelf een klimaatdoelstelling heeft van 49%. Deze leden vragen daarom of het kabinet de mening deelt dat de Nederlandse doelstelling in de Klimaatwet tenminste verhoogd moet worden naar 55%. Zij vragen ook of Nederland niet veel ambitieuzer moet zijn als één van de rijkste lidstaten en daarbij een voorbeeldrol moet vervullen.
Zie beantwoording vraag 5.
24. De leden van de GroenLinks-fractie vragen of het doel van 55%, dat inmiddels door de Commissie is voorgesteld, op dezelfde manier wordt berekend als het eerdere doel van 40%. Worden de emissies van de internationale scheepvaart en Land use, land-use change, and forestry-emissies (LULUCF-emissies) meegerekend, zoals bij het eerdere 40%-doel niet werd gedaan? Kan worden ingegaan op de kritiek van CAN Europe met betrekking tot de berekening van het 2030-doel?
In het Europese Commissievoorstel van ten minste 55% CO2-reductie voor 2030, zijn ook de LULUCF-emissies meegenomen. Daarmee worden zowel de CO2-emissies als het vastleggen van koolstof aan elkaar gekoppeld. Dat was bij het doel van ten minste 40% niet het geval. Daarnaast is het voorstel intra-EU maritiem transport in het ETS op te nemen, maar de concrete uitwerking daarvan wordt pas in juni 2021 verwacht. Op basis van de uitkomst van internationale onderhandelingen over de internationale lucht- en scheepvaart en van de herziening van het EU ETS zal de Commissie op een later moment bekijken of zij opname van de extra-EU emissies van de lucht- en zeevaart als onderdeel van het ETS ook opportuun acht. De Commissie geeft in haar mededeling aan dat het voorgestelde doel van ten minste 55% daardoor niet volledig vergelijkbaar is met het vorige doel.
Internationale biodiversiteit
25. De leden van de GroenLinks-fractie hebben vragen met betrekking op de kabinetsinzet rondom internationale biodiversiteit en de internationale inzet voor bosbehoud en bosherstel. De recente vijfde editie van Global Biodiversity Outlook, waaruit blijkt dat geen van de biodiversiteitsdoelen die tien jaar geleden door de Verenigde Naties zijn afgesproken zijn gehaald, laat schrijnend de noodzaak zien van een zeer stevige inzet rondom internationale biodiversiteit. Deze leden vragen of dergelijke rapporten het gevoel van noodzaak vergroot bij het kabinet en, zo ja, op welke wijze dat terug te zien is in het nationale beleid en de inzet voor het Europese en internationale beleid.
De leden van de GroenLinks-fractie vinden het een punt van grote zorg dat de kabinetsinzet rondom de internationale biodiversiteitstop in Kunming van volgend jaar en de kabinetsinzet voor de Europese biodiversiteitstrategie zo ver uit elkaar liggen. De kabinetsinzet voor de internationale biodiversiteitstop was zeer veelbelovend: het kabinet noemt de afname van biodiversiteit alarmerend en wil een ambitieus verdrag met bindende doelen, ambitieuzer dan de doelen die in China behandeld worden. Dat is een wereld van verschil met de kabinetsinzet voor de Europese biodiversiteitstrategie: het kabinet zet daarbij in op streefdoelen in plaats van afdwingbare doelen en de doelen zouden niet automatisch voor elke lidstaat moeten gelden. Waarom wil het kabinet op internationaal niveau wel bindende doelen, maar op Europees niveau niet? Waarom laat het kabinet zulke uiteenlopende visies zien? Kan de Staatssecretaris hier uitgebreid op ingaan?
Het kabinet herkent de noodzaak, zoals ook is aangegeven in de Kamerbrief over de kabinetsinzet internationale biodiversiteit (Kamerstuk 26 407, nr. 134). De reden dat het kabinet in Europees verband inzet op streefdoelen is toegelicht in het antwoord op de vraag van D66 over dit onderwerp.
26. De leden van de GroenLinks-fractie lezen dat het kabinet het belangrijk acht dat de doelstelling binnen de biodiversiteitsstrategie om minimaal 30% van het landoppervlakte van de EU en 30% van het zeegebied van de EU wettelijk te beschermen niet automatisch voor elke lidstaat geldt. Deze leden vragen om toe te lichten waarom dat zo is. Hoeveel procent van het land- en zeegebied denkt Nederland wél te kunnen beschermen? Deze leden zien dat er een positieve beweging gaande is om meer Natura 2000-gebieden te realiseren en zijn van mening dat het kabinet zich hierbij bij de koplopers moet voegen. Waarom ziet het kabinet het vergroten van het Natura 2000-areaal niet als een oplossing voor het herstel van biodiversiteit? Welke alternatieven oplossingen ziet het kabinet dan om de biodiversiteitsdoelen te behalen?
Met voltooiing van het realiseren van het Natuurnetwerk Nederland zoals dat nu voorzien is, valt in 2027 26% van Nederland onder een nationaal beschermingsregiem en/of Natura 2000. Daarnaast valt de gehele Noordzee onder het Natuurnetwerk Nederland. Natura 2000-gebieden van de kust en zee beslaan op dit moment 24% van het areaal van deze wateren. Naast het herstellen en goed beheren van bestaande beschermde natuurgebieden is het voor de biodiversiteit van belang dat de inrichting van de ruimte in Nederland bijdraagt aan leefcondities voor soorten en dat de milieucondities verbeteren. Het kabinet zet daarom onder andere in op een natuurinclusieve ruimtelijke inrichting waarbij in samenhang met andere ruimtelijke functies en opgaven, zoals infrastructuur, landbouw, energieopwekking, woningbouw, klimaatadaptatie, klimaatmitigatie en bodemdaling, natuurfunctionaliteit wordt gerealiseerd.
Internationaal bosbeheer
27. De leden van de GroenLinks-fractie hebben in de HGIS-nota met teleurstelling kennisgenomen van de verwachte teruggang in private klimaatfinanciering. Kan de Minister toelichten of de nationale en internationale doelstellingen rondom publieke en private klimaatfinanciering in gevaar komen en welke inspanningen de Minister pleegt om deze zo ambitieus mogelijk te maken? Kan de Minister tevens toelichten wanneer hij verwacht te komen met het aangekondigde plan om invulling te geven aan de 25 miljoen euro ter inzet van internationaal bosbeheer? Deze leden vragen tevens of het kabinet nog vertrouwen heeft dat de doelstelling van de New York Declaration on Forests in 2030 gehaald kan worden, aangezien eerdere doelstellingen bij lange na niet zijn gehaald. Kan het kabinet een toelichting geven op de exacte uitvoering van meer bossen- en klimaatdiplomatie, waarover wordt gesproken in de Kamerbrieven over de kabinetsinzet rondom internationale biodiversiteit4 en over de internationale inzet voor bosbehoud en bosherstel5? Tot slot vragen deze leden of het kabinet de grote bezorgdheid deelt rondom het afbrokkelen van milieutoezicht op het Amazonegebied, en welke diplomatieke inspanningen worden gepleegd om Bolsonaro’s regering hierbij op andere gedachten te brengen, eventueel in EU-verband.6 Hoe heeft Bolsonaro’s regering in dat kader gereageerd op het recente initiatief van de Amsterdam Declarations Partnership om de dialoog over de Amazone te intensiveren?7 Is de Minister bereid dit initiatief onder de aandacht te brengen van de Milieuraad, zodat hier brede EU-steun voor kan komen? Zo nee, waarom niet?
Nederland verhoogde sinds 2015 stelselmatig de inzet voor internationale klimaatfinanciering in overeenstemming met de toezegging om een significante bijdrage te leveren aan de collectieve doelstelling om vanaf 2020 gezamenlijk USD 100 miljard te besteden aan klimaatactie in ontwikkelingslanden. Deze inzet verandert niet. Wel is de context veranderd. Enerzijds is door de gevolgen van COVID-19-crisis de onzekerheid toegenomen, met name rond de belangstelling van private investeerders. Anderzijds zijn er wereldwijd ook nieuwe kansen met de ongekende herstelpakketten. Om van deze kansen gebruik te maken zet Nederland zich actief in voor mondiaal groen herstel.
De toezegging om vanaf 2020 ten minste 25 miljoen euro beschikbaar te stellen ten behoeve van bossen in het kader van ontwikkelingssamenwerking is in volle gang en de toezegging zal worden gerealiseerd. In de jaarlijkse reguliere verantwoording naar uw Kamer, zal te lezen zijn hoe de kabinetsinzet er uitziet. Op enkele andere onderdelen van de inzet in het kader van de internationale bossenstrategie zal de nadere uitwerking zoals aangekondigd in de Kamerbrief «Internationale inzet Bosbehoud en -herstel» voor het eind van dit jaar naar uw Kamer gaan.
Het kabinet heeft vertrouwen in het behalen van de doelstellingen van de New York declaration on forests. Eén van de hoofdoelen van het Nederlandse nationale en internationale bosbeleid richt zich op het stoppen van mondiale ontbossing en bosdegradatie uiterlijk in 2030. Het tegengaan van het verlies aan natuurlijke bossen wereldwijd is een complexe opgave door de verscheidenheid aan directe en indirecte oorzaken. Een gezamenlijke brede aanpak met gelijkwaardige aandacht voor ecologische, economische en sociale aspecten, is nodig om de doelstellingen te halen en daarom ook uitgangspunt van het Nederlandse nationale en internationale bosbeleid.
Bij de intensivering van de bossen- en klimaatdiplomatie zal zoveel mogelijk worden voortgebouwd op bestaande inspanningen, programma’s en partnerschappen, om maximale synergie en schaalvoordelen te behalen. Hierbij treedt het kabinet bilateraal, in EU verband, multilateraal en in multi-partnerverband op en ligt de geografische focus op de drie grote regenwoudgebieden. Dit wordt bijvoorbeeld gedaan via de interdepartementale taskforce klimaatdiplomatie die de posten ondersteunt bij de uitvoering van klimaatdiplomatie, waar bossendiplomatie een onderdeel van is. Ook wordt er versterkt ingezet op dialoog met grote productie- en consumptielanden, waar het initiatief van het Amsterdam Declarations Partnership een voorbeeld van is
De recente toename van ontbossing in het Amazonegebied en het afbrokkelen van milieutoezicht is zorgwekkend, gezien de vitale rol die dat gebied speelt bij het tegengaan van klimaatverandering en behoud van biodiversiteit. Nederland voert, bilateraal en met Europese partners, een actieve dialoog met de Braziliaanse overheid over de samenhangende thema’s landbouw, duurzaamheid, klimaat en ontbossing. Aan de ene kant om onze zorgen over te brengen, maar ook om samen met Brazilië te werken aan de samenhangende doelen van economische ontwikkeling, verduurzaming van landbouwproductie, naleving van mensenrechten en behoud van waardevolle bossen en biodiversiteit zoals in de Amazone (en daarbuiten). Nederland werkt daarbij ook samen met Braziliaanse overheden (op deelstaat en lokaal niveau), instellingen en andere stakeholders, waaronder boeren en bedrijven, en financiert hiertoe onder andere IPAM, Solidaridad en IDH (Initiatief Duurzame Handel), dat in Brazilië werkt aan duurzame productie en vermindering van ontbossing, onder meer in de deelstaten Mato Grosso en Pará.
De open brief van het Amsterdam Declarations Partnership (ADP) is door verschillende Braziliaanse en internationale media opgepikt, en de Braziliaanse vicepresident Mourão heeft in de media een korte, eerste reactie gegeven. Na overleg van Mourão met onder meer de ministers van Milieu en Landbouw, is het Ministerie van Buitenlandse Zaken aangewezen om de dialoog met de ambassadeurs van de zeven ADP-landen en België op te starten. Dat is een positief signaal en een eerste gesprek wordt op korte termijn voorzien.
Het streven van de ADP-landen is om zoveel mogelijk met Europese partners op te trekken in de dialoog met Brazilië. Dit zal ook in EU-verband worden besproken. Duitsland zal als huidige voorzitter van het ADP hierin het voortouw nemen. Uiteraard kan Duitsland daarbij op volle Nederlandse steun rekenen.
28. De leden van de GroenLinks-fractie zijn van mening dat er een sterke Europese bossenwet nodig is om wereldwijde ontbossing te stoppen, waarin onder andere wordt opgenomen dat uitsluitend producten waarvoor geen ontbossing heeft plaatsgevonden Europa mogen bereiken. Deze leden zijn daarom blij dat het onderwerp nu ter publieksconsultatie8 ligt en hopen dat er ambitieuze voorstellen uit voortkomen. De Europese Unie is nog steeds één van de grootste importeurs van palmolie, soja en hout uit gebieden waarvoor bossen en andere natuurgebieden zijn vernietigd. Daarnaast draagt Nederland als grootste doorvoerhaven een extra grote verantwoordelijkheid om ontbossing te stoppen. Deze leden vragen daarom naar het oordeel van het kabinet over dergelijke wetgeving. Deelt het kabinet de mening dat de Europese Unie een verantwoordelijkheid draagt om wereldwijde ontbossing te stoppen? Deze leden vragen het kabinet naar het eigen oordeel en het krachtenveld in de Europese Unie op dit punt.
Het kabinet wacht op de analyse van de Europese Commissie wat betreft additionele regelgevende en niet-regelgevende maatregelen voor het tegengaan van ontbossing. Op basis van deze analyse zullen wij een oordeel vormen of een zoals door uw Kamer omschreven bossenwetgeving kansrijk is.
Recent heeft de Europese Commissie een publieke consultatie gestart over het onderwerp «Deforestation and Forest Products Impact Assessment». Met het uitbrengen van de EU Mededeling Bescherming en herstel van bossen wereldwijd: de actie van de EU opvoeren én de Raadsconclusies van december 2019 laat de EU duidelijk zien dat zij verantwoordelijkheid draagt en neemt om bij te dragen aan het stoppen van ontbossing.
De zeven Europese landen, waaronder Nederland, die zich hebben verenigd in het Amsterdam Declarations Partnership (ADP), dringen er sinds de oprichting in 2015 bij de EU op aan om met ambitieus beleid te komen om de ontbossing voor de uitbreiding van landbouw in de tropen en subtropen, en de invoer van agrarische grondstoffen waar ontbossing bij betrokken is collectief en Europees aan te pakken waarbij ook wetgevingsvoorstellen moeten worden betrokken. De bovengenoemde Europese initiatieven zijn daarvan een weerslag. Het ADP is in afwachting van de uitwerking van bovengenoemd beleid door de Europese Commissie. In januari van dit jaar heeft het Europees parlement (EP) zich in meerderheid uitgesproken voor Europese due diligence-wetgeving in relatie tot duurzame en ontbossingsvrije toeleveringsketens voor producten die op de EU-markt worden gebracht.
Ophoging klimaatdoel
29. De leden van de SP-fractie steunen het EU-voorstel om het reductiedoel te verhogen naar 55%. De inspanningen tegen de klimaatcrisis kunnen niet verslappen, maar moeten fors omhoog. Deze leden vragen hoe Nederland dit hogere doel denkt te kunnen halen, aangezien het huidige doel al niet binnen bereik ligt.
Het kabinet heeft de afgelopen jaren, samen met een kopgroep van landen, intensief gelobbyd voor een ophoging van het EU broeikasgasreductiedoel naar 55%. Het kabinet is dan ook positief over het voorstel van de Commissie om het reductiedoel te verhogen naar 55% reductie ten opzichte van 1990. Het is voor Nederland belangrijk om nu in EU-verband op te trekken en gezamenlijk de uitdaging van klimaatverandering te lijf te gaan. Nationaal hebben we met het doel van 49% in het Klimaatakkoord al een belangrijke eerste stap gezet richting een ophoging. De ophoging van het EU-reductiedoel zal voor Nederland een extra inspanning vergen. Om daar op voorbereid te zijn is een ambtelijke studiegroep onder leiding van Laura van Geest nu bezig om aanvullende maatregelen in kaart te brengen voor de invulling van een aanvullende nationale opgave. De verwachting is dat deze studiegroep eind dit jaar haar rapport afrondt.
30. Is de Minister bereid nu daadwerkelijk op te treden tegen de grootste uitstoters en hen niet langer met miljarden aan steun en de vele vrijstellingen uit de wind te houden? Erkent de Minister dat zonder een drastische vermindering van de uitstoot door de industrie de klimaatdoelen nooit bereikt gaan worden? Deze leden wijzen erop dat het klimaatbeleid veel eerlijker én effectiever moet, dus door de industrie te dwingen te verduurzamen en huishoudens hierbij te ondersteunen. Zij zien hier graag een reactie op. Ook vragen zij wanneer de Minister met een actieplan komt om dit hogere doel te halen.
Het Klimaatakkoord van juni 2019 is leidend en geeft de indicatieve opgave voor de industrie. Ik ben het met u eens dat de industrie voor een grote opgave staat. De nationale CO2-heffing die het kabinet in het belastingplan 2021 heeft voorgesteld zal borgen dat dit doel gehaald wordt. Als de wet wordt aangenomen, zorgt deze per 1 januari 2021 voor een jaarlijks oplopende lastenverzwaring voor die bedrijven die onvoldoende broeikasgasemissies reduceren. De industrie onderneemt nu ook al actie. Zo ronden de industriële clusters conform de afspraken in het Klimaatakkoord in oktober programma’s af waarin zij aangeven op welke wijze ze die CO2-reductie willen gaan realiseren. Knelpunten op het gebied van infrastructuur zullen onder regie van de rijksoverheid worden opgepakt. Om bedrijven te stimuleren om ook innovatieve, nu nog onrendabele technieken, toe te passen, kan gebruik worden gemaakt van de verbrede SDE-regeling. Met de Klimaatmonitor wordt de vinger aan de pols gehouden wat betreft de voortgang.
Voor een beperkt aantal industriële processen geldt een vrijstelling van de ODE-heffing. Deze vrijstelling hangt samen met de Europese Richtlijn Energiebelastingen en heeft betrekking op sectoren die gevoelig zijn voor internationale concurrentie. Wat betreft de vrijstellingen verwelkomt Nederland in Europees verband de plannen van de Europese Commissie om dergelijke vrijstellingen op EU-niveau te beperken.
31. Verder vragen de leden van de SP-fractie wat dit betekent voor de rest van de achterblijvende landen. Hoe wordt ervoor gezorgd dat andere lidstaten die nu al moeite hebben met de gestelde doelen hun eerlijke aandeel leveren? En wat gaat het gevolg zijn voor de lopende EU-klimaatplannen, zoals bijvoorbeeld het Just Transition Fund? Gaat de voorgestelde verlaging van het budget door en hoe wordt het resterende bedrag ingezet? Deze leden vragen dit ook met het oog op het verbijsterende bericht dat ook fossiel gas te financieren is vanuit het Just Transition Fund. Deelt de Minister de mening dat dit een onbegrijpelijke stap is? Kan worden toegelicht hoe tot deze keuze is gekomen en wat de reactie van de Minister hierop in Europa gaat zijn? Deze leden roepen de Minister op dit ten zeerste te veroordelen.
In de Europese Raad van juli jl. is overeengekomen dat ten minste 30% van de middelen uit het volgende MFK en het Europese herstelinstrument aan klimaat moet worden uitgegeven. Tevens is overeengekomen dat de EU-uitgaven in lijn moeten zijn met de Overeenkomst van Parijs. Een onderdeel van het volgende MFK is het Just Transition Fund, ter grootte van 17,5 miljard euro. De omvang van het budget is vastgesteld tijdens de Europese Raad en het is niet waarschijnlijk dat dit nog wordt aangepast. Het JTF is gericht op het ondersteunen van regio’s met de grootste sociaaleconomische uitdagingen als gevolg van de klimaat- en energietransitie en moet hen helpen hun regionale economie klimaatneutraal en toekomstbestendig in te richten.
Het kabinet is op de hoogte van de discussie die in het Europees parlement plaatsvindt om investeringen in fossiel gas mogelijk te maken vanuit het Just Transition Fund. Nederland heeft in de onderhandelingen nadrukkelijk ingezet op het uitsluiten van investeringen in fossiele brandstoffen vanuit het JTF en dat is ook de positie van de Raad geworden.
32. De leden van de SP-fractie vragen de Minister naar zijn oordeel op de kritiek van de EU-Rekenkamer, die stelt dat de criteria van het Just Transition Fund niet helder genoeg zijn en niet bijdragen aan de benodigde CO2-reductie. Deelt hij de mening dat het toelaten van fossiele gasprojecten dit nu ook haarfijn aantoont? Graag krijgen deze leden een reactie hierop.
Nederland is op de hoogte van de discussie die in het Europees parlement plaatsvindt om investeringen in fossiel gas mogelijk te maken vanuit het Just Transition Fund. Nederland staat achter de positie van de Raad die investeringen vanuit het Just Transition Fund in fossiel gas niet mogelijk maakt.
33. De leden van de SP-fractie benadrukken dat ambitieuzer klimaatbeleid niet mag leiden tot een nog schevere en oneerlijkere verdeling van de lasten en lusten. Hoe wordt ervoor gezorgd dat ook op EU-niveau huishoudens en kwetsbare regio’s worden ondersteund, zonder dat het geld wegvloeit naar de vervuilende industrie?
Tijdens de Europese Raad in juli jl. is afgesproken dat ten minste 30% van de middelen uit het volgende MFK het Europees herstelinstrument aan klimaat moet worden besteed. Onderdeel daarvan is het Just Transition Fund, dat gericht is op het ondersteunen van regio’s met de grootste sociaaleconomische uitdagingen als gevolg van de klimaat- en energietransitie en hen moet helpen hun regionale economie klimaatneutraal en toekomstbestendig in te richten.
34. De leden van de SP-fractie zien graag een verdere toelichting op de invloed op de Green Deal. Welke plannen moeten worden bijgesteld en op welke wijze? En aan welke nieuwe plannen en wetten wordt nu op EU-niveau gedacht?
Het Climate Target Plan en bijbehorend Impact Assessment zijn onderdeel van de Green Deal. Op basis hiervan zal de Commissie voorstellen publiceren om onderliggende wetgeving aan te passen, wat op de agenda staat voor medio 2021. Het gaat daarbij onder andere om voorstellen voor het ETS, de Effort Sharing Regulation (ESR), CO2-normen van voertuigen, LULUCF, de Renewable Energy Directive en de Energy Efficiency Directive.
Biodiversiteit
De leden van de SP-fractie ondersteunen de ambities van de Europese Commissie om te investeren in ecologische corridors. Deze leden hebben dit tevens aangegeven bij het recent gehouden SO Landbouw en Visserijraad op 14 september 2020, waarin eveneens de biodiversiteitsstrategie werd behandeld.
Het belang van een goede staat van instandhouding van de natuur in Nederland en Europa valt niet te onderschatten. Deze leden hebben helaas recent nog kunnen vernemen dat tussen 1970 en 2016 wereldwijd de populaties wilde dieren met 68% zijn gekrompen. De voornaamste redenen die in het alarmerende Living Planet Report hiervoor werden aangevoerd zijn landbouw, ontbossing, overexploitatie en illegale dierenhandel.9 Deze leden zijn van mening dat er voor overheden een cruciale taak ligt om de nog aanwezige natuur en dierenstand te beschermen en weer op te bouwen.
De leden van de SP-fractie juichen toe dat er nu in Europees verband wordt gesproken over een ambitieus plan om op grote schaal bossen te gaan bijplanten en beschermen. De intenties van de Minister steunen zij dan ook. Wel benadrukken zij daarbij graag dat haast is geboden. De huidige staat van instandhouding van de Natura 2000-gebieden in Nederland is ronduit slecht. Ambities voor het versterken van het Europese bosareaal dienen wat deze leden betreft dan ook te beginnen met het behouden, uitbreiden en verbeteren van deze gebieden. De ambitie om drie miljard extra bomen te planten is deze leden uit het hart gegrepen. Deze leden zijn echter zeer kritisch over het laten voortbestaan van energiewinning met behulp van biomassa. Dit zou volgens deze leden nooit mogen leiden tot kap en transport van bossen als doel op zich. Uit het eerder aangehaalde Living Planet Report blijkt onder meer dat de populatie zoetwaterdieren met 84% afnam. Het streven om mariene ecosystemen beter te beschermen is wat deze leden betreft dan ook een dure plicht die niet mag stranden bij alleen goede intenties.
Kamerstuk 26 407, nr. 131 (6 jaarlijkse rapportage vogel en habitatrichtlijn); nr. 128 (6enationale rapportage biodiversiteitsverdrag); en nr. 130 (appreciatie IPBES rapport)
Wereld Natuur Fonds (2020), vindplaats: https://www.wwf.nl/globalassets/pdf/lpr/lpr-2020-full-report.pdf
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-21501-08-808.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.