21 501-08 Milieuraad

Nr. 804 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 19 juni 2020

De vaste commissie voor Infrastructuur en Waterstaat heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat over de brief van 5 juni 2020 over de geannoteerde agenda van de informele videoconferentie van EU-milieuministers van 23 juni 2020 (Kamerstuk 21 501-08, nr. 802, de brief van 30 maart 2020 over het verslag van de Milieuraad van 5 maart 2020 (Kamerstuk 21 501-08, nr. 800), over de brief van 17 april 2020 over het fiche: Mededeling – nieuw actieplan circulaire economie (Kamerstuk 22 112, nr. 2865) en het EU-voorstel: Actieplan circulaire economie COM (2020) 98.

De vragen en opmerkingen zijn op 11 juni 2020 aan de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat voorgelegd. Bij brief van 19 juni 2020 zijn de vragen beantwoord.

De voorzitter van de commissie, Agnes Mulder

De adjunct-griffier van de commissie, Koerselman

Inhoudsopgave

blz.

     

I

Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

2

 

Inleiding

2

 

VVD-fractie

2

 

CDA-fractie

3

 

D66-fractie

5

 

GroenLinks-fractie

8

 

SP-fractie

10

     

II

Reactie van de bewindspersoon

11

I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Inleiding

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de stukken ten behoeve van de Milieuraad d.d. 23 juni 2020, en hebben daarover nog enkele opmerkingen en vragen.

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de achterliggende stukken voor het schriftelijk overleg Milieuraad d.d. 23 juni 2020. Wel hebben deze leden nog enkele vragen.

De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de brieven horende bij het schriftelijk overleg Milieuraad d.d.11 juni 2020. Deze leden willen de Minister van Economische Zaken en Klimaat (EZK) en Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat (IenW) een aantal vragen stellen.

De leden van de GroenLinks-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de agenda voor de EU-Milieuraad van 23 juni a.s. Voor deze leden is een groen herstel van de economie na COVID-19 essentieel. Zij vinden het daarom goed dat veel lidstaten de Green Deal centraal wilden stellen bij het opstellen van het herstelplan voor de Europese economie. Bovendien denken zij dat de plannen op de agenda een belangrijke stap in de goede richting zijn: de Europese Klimaatwet, het Actieplan Circulaire economie en de EU-biodiversiteitsstrategie. Deze leden hebben hier nog wel enkele vragen over.

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van voorliggende agenda. Zij stellen hierbij de volgende vragen.

VVD-fractie

Geannoteerde agenda – Klimaatwet

De leden van de VVD-fractie zijn net als het kabinet van mening dat de besluitvorming over aanvullende reductiedoelen voor de periode tussen 2030 en 2050 via de gewone wetgevingsprocedure moet blijven verlopen en niet via een gedelegeerde handeling kan plaatsvinden. Uit de krachtenveldanalyse blijkt niet meer dan dat een aantal lidstaten de gedelegeerde handeling ook afwijst. Welke stappen onderneemt het kabinet concreet om te verhinderen dat de gedelegeerde handeling uiteindelijk in de Europese Klimaatwet beland?

Geannoteerde agenda – Circulaire economie

De leden van de VVD-fractie ondersteunen de Nederlandse en Europese ambitie van de transitie naar een circulaire economie. Daarbij zijn deze leden van mening dat de haalbaarheid altijd voorop moet staan en dat de kosten in verhouding moeten staan en binnen de perken dienen te blijven.

De leden van de VVD-fractie constateren dat het Actieplan Circulaire economie overwegend positief is ontvangen. Deze leden vragen zich af wat dit precies betekent: hoeveel en welke lidstaten reageren niet positief op het voorstel, en wat zijn de redenen van deze lidstaten hiervoor?

De leden van de VVD-fractie lezen tot slot over het voorstel voor een nieuw «recht op reparatie». Uit de reactie van de Staatssecretaris maken deze leden op dat het nog niet duidelijk is wat dit precies inhoudt. Deze leden vragen de Staatssecretaris dan ook om verduidelijking: wat wordt hier precies geambieerd?

Geannoteerde agenda – Biodiversiteit

De leden van de VVD-fractie vragen of de Staatssecretaris de hoofdlijnen van de Biodiversiteitsstrategie kan delen. Op basis waarvan verwacht zij Europees brede steun voor de hoofdlijnen? Daarnaast lezen deze leden dat tijdens de aanstaande Raad een eerste gedachtewisseling gepland staat over de recent gepubliceerde Biodiversiteitsstrategie. Onderdeel hiervan is het opnemen van de eis om ten minste 30% van het land- en zeeoppervlak in Europa te beschermen. Ten aanzien van dergelijke doelstellingen wijzen deze leden er in dit geval op dat er op dit moment wordt gesproken over een Noordzeeakkoord, nationale bossenstrategieën en investeringen in de natuur. Deelt de Staatssecretaris de opvatting dat een dergelijke, generieke 30%-eis niet passend en niet haalbaar is in de Nederlandse context en dat het daarmee onwenselijk is dat dergelijke eisen deze nationale beleidsvormingsprocessen doorkruisen? Deelt de Staatssecretaris eveneens de opvatting dat in een land met een beperkte oppervlakte, zoals Nederland, de kwaliteit van natuurgebieden leidend moet zijn en niet een arbitrair percentage?

De leden van de VVD-fractie vragen de Staatssecretaris de door de Europese Commissie (EC) gewenste routekaart te delen met betrekking tot de Biodiversiteitsstrategie. Wanneer wordt hier per lidstaat over gesproken en wanneer wordt hier tussen de EC en het Europees parlement over gesproken? Kortom, wat is het verzoek van de EC met betrekking tot de politieke besluitvorming over beide strategieën?

De leden van de VVD-fractie lezen dat de Kamer in juni 2020 de kabinetsappreciatie krijgt van de EC-strategie. Deze leden vragen waarom de Staatssecretaris eerst deelneemt en reageert op bepaalde gedachtewisselingen in Europees verband alvorens zij een kabinetsappreciatie van de strategieën deelt met de Kamer. Waarom is gekozen voor deze route? Kan de Staatssecretaris ervoor zorgen dat in de appreciaties ook wordt toegelicht hoe de andere EU-lidstaten staan tegenover de Biodiversiteitsstrategie?

CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie missen een onderwerp bij het verslag van de vorige Milieuraad. Zij zien graag dat het onderwerp PFAS-problematiek wordt besproken bij de volgende Milieuraad. De PFAS-problematiek wordt voor een grote mate veroorzaakt, doordat stoffen Nederland bereiken vanuit het buitenland via de rivieren. Deze leden zien graag uitvoering van de motie van de leden Ziengs en Von Martels (Kamerstuk 28 089, nr. 162) die de regering oproept zich in te zetten voor een Europese aanpak van de PFAS-problematiek en zich daarbij in te zetten voor bronmaatregelen. Graag horen deze leden hoe de Staatssecretaris hier uitvoering aan geeft, wat wellicht al bereikt is en welke uitdagingen er op Europees vlak nog zijn rondom PFAS.

Actieplan circulaire economie

De leden van de CDA-fractie vragen de Staatssecretaris of het nieuwe EU-actieplan Circulaire economie voldoende en adequaat zal bijdragen aan het behalen van de eigen nationale doelstellingen op het gebied van de circulaire economie: namelijk 100% circulair in 2050 en een halvering van het gebruik van primaire grondstoffen (mineraal, fossiel en metaal) in 2030, mede in het licht van de effecten van corona op de economie.

De leden van de CDA-fractie vragen daarnaast of de Staatssecretaris kan aangeven welke maatregelen en instrumenten uit het EU-herstelpakket van 27 mei jl. specifiek gericht zijn op het versnellen van de transitie naar een circulaire economie. Kan zij een appreciatie hiervan geven?

De leden van de CDA-fractie vragen de Staatssecretaris wat zij vindt van het ontbreken van een reductiedoelstelling voor het gebruik van primaire grondstoffen in het EU-actieplan Circulaire economie. Gaat Nederland zich inzetten voor het alsnog opnemen van een dergelijke doelstelling? Het Actieplan legt een sterke link met de EU-industriestrategie van 4 maart 2020. Hoe ziet de Staatssecretaris de samenhang met de EU-strategie voor kritische materialen die later dit jaar zal verschijnen mede in het licht van de effecten van corona op de economie?

De leden van de CDA-fractie constateren dat de EC een onderzoek naar de ontwikkeling van de criteria voor «einde-afvalfase» en «bijproducten» aankondigt, terwijl Nederland al jaren inzet op een verduidelijking van de definitie van afval in de Kaderrichtlijn afvalstoffen. Deze leden vragen of Nederland daarmee uit de pas loopt. Of dreigt dat te gaan gebeuren? Hoe schat de Staatssecretaris de kans in dat dit in deze Commissieperiode lukt? Bij de invoering van de EU-richtlijnen zal draagvlak nodig zijn. Hoe denkt de Staatssecretaris dat draagvlak te verkrijgen? Zijn daarbij de kostenverhogende effecten van het EU-beleid op het gebied van de circulaire economie in beeld?

EU-herstelpakket en Green Deal-elementen

De leden van de CDA-fractie constateren dat renovatie van gebouwen een belangrijke beleidsprioriteit binnen het herstelpakket is en dat de EC ook in het kader van de Green Deal al aankondigde meer te willen investeren in duurzame renovatie. Investeringen zullen in eerste instantie gericht worden op publieke gebouwen en sociale woningbouw. Hiervoor worden ook de regels voor staatssteun aangepast om overheden in staat te stellen met gebruik van publieke middelen renovaties te ondersteunen. Deze leden vinden het verduurzamen van sociale woningbouw van groot belang en blijven zich daarvoor inzetten. Zij vragen de Staatssecretaris om een appreciatie te geven van deze prioriteit binnen het herstelpakket. Welke nieuwe mogelijkheden levert dit voor Nederland op voor verduurzaming binnen de sociale woningbouw en op welke wijze zal de Staatssecretaris daarop inzetten? In hoeverre en op welke wijze is zij van plan om gebruik te maken van de versoepeling van de regels voor staatssteun om meer publieke investeringen mogelijk te maken?

De leden van de CDA-fractie merken op dat de EC middels InvestEU private investeringen wil stimuleren, onder andere op het gebied van waterstof. Deze leden vragen de Staatssecretaris hoe hier vanuit Nederland aansluiting bij wordt gezocht en welke kansen zij ziet voor stimulering van investeringen in waterstof in Nederland vanuit InvestEU.

De leden van de CDA-fractie lezen in de kabinetsappreciatie van het Europese herstelpakket dat het kabinet het van belang acht dat investeringen ten goede komen aan het klimaat en bijdragen aan de doelen van de Green Deal. Zij vragen de Staatssecretaris om te schetsen voor welke prioriteiten uit onder andere de Green Deal de 750 miljoen euro volgens het kabinet ingezet zou moeten worden. Ook vragen deze leden welke punten uit het uitgelekte Nederlandse paper nog ontbreken in het voorgestelde Europese herstelpakket en welke daarvan door de Staatssecretaris tijdens de informele video-Milieuraad onder de aandacht zullen worden gebracht.

D66-fractie

De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de geannoteerde agenda en de Nederlandse inbreng voor de informele videoconferentie EU-milieuministers van 23 juni 2020. Deze leden ontvangen graag op korte termijn na de videoconferentie een verslag.

De leden van de D66-fractie onderschrijven het belang voor een groen herstel van de economie. Waar de Staatssecretaris in haar brief met de geannoteerde agenda voor het overleg van de EU-milieuministers van 23 juni 2020 spreekt over het waarde hechten aan het belang dat de transitie naar een digitale en duurzame samenleving wordt gestimuleerd in deze fase van herstel, benadrukken deze leden dat dit niet alleen van belang is maar zelfs cruciaal voor een toekomstbestendig Europa. Deelt de Staatssecretaris deze opvatting? Deze leden zijn een groot voorstander van het opstellen van een aangescherpt broeikasgasreductiedoel voor 2030 in de verordening. De voornoemde leden vragen daarom de Staatssecretaris om ook bij een nadelige effectbeoordeling in september kritisch te kijken of het 2030-broeikasgasreductiedoel toch kan worden aangescherpt en de Kamer te informeren over de mogelijkheden.

De leden van de D66-fractie verwelkomen het EU-actieplan Circulaire economie. Met slecht 12% van de materialen die worden hergebruikt en gerecycled is er nog een lange weg te gaan. Vele goede maatregelen zijn aangekondigd, maar de vraag rijst of deze maatregelen voldoende zijn. Daarom vragen deze leden de Staatssecretaris hoe deze maatregelen zich verhouden tot onze nationale doelstellingen op het gebied van circulaire economie. Geeft dit EU-actieplan voldoende aanknopingspunten voor Nederland om onze circulaire doelen te halen? En geeft dit EU-actieplan voldoende concrete aanknopingspunten voor Nederland om onze circulaire doelen te halen?

De leden van de D66-fractie valt het op dat in het EU-actieplan wordt gefocust op zes sectoren. Deze leden vragen de Staatssecretaris of deze sectoren overeenkomen met de sectoren waar de Staatssecretaris in Nederland de meeste kansen ziet voor circulaire economie.

De leden van de D66-fractie zijn van mening dat op het gebied van reductiedoelstellingen, primaire grondstoffen en circulaire ambities voor de energie-intensieve industrie concrete doelstellingen en voorstellen ontbreken in het EU-actieplan Circulaire economie. Hoe kijkt de Staatssecretaris naar dit Actieplan en waar ziet zij aanscherpingen die nodig zijn voor het aanjagen van een goed functionerende interne markt voor secondaire grondstoffen? Is de Staatssecretaris voornemens aan te dringen op het aanscherpen van het Actieplan op deze twee punten?

De leden van de D66-fractie benadrukken het belang van sectoroverschrijdende initiatieven om daarmee de circulaire economie te versnellen in het EU-actieplan Circulaire economie. In het EU-actieplan zijn verschillende initiatieven genoemd om dit te stimuleren. Kan de Staatssecretaris toelichten hoe deze initiatieven in Nederland zullen worden gestimuleerd?

De leden van de D66-fractie zijn verheugd dat om de financiering van de circulaire economie te versnellen, de EC onder andere doelen gerelateerd aan circulaire economie zal meenemen in de opkomende herziening van de richtsnoeren voor staatssteun op het gebied van milieu en energie en in de komende herziening van de richtlijn inzake de bekendmaking van niet-financiële informatie. Deze leden vragen de Staatssecretaris welke samenwerkingen op het gebied van circulaire economie nu stranden, omdat staatssteunregels in de weg zitten.

De leden van de D66-fractie verwelkomen het dat de EC het monitoringskader voor de circulaire economie zal actualiseren. Deze leden vragen de Staatssecretaris toe te lichten hoe dit aansluit bij het Nederlandse monitoringskader. Zal dit geactualiseerd worden naar aanleiding van deze Europese actualisatie?

De leden van de D66-fractie begrijpen dat de EC de methoden zal ontwikkelen om stoffen te beperken die problemen veroorzaken in gerecyclede materialen en met de industrie te werken aan geharmoniseerde systemen voor het traceren en beheren van informatie over stoffen. Hoe kijkt de Staatssecretaris naar een «track and trace»-systeem voor stoffen in EU-verband?

De leden van de D66-fractie zijn het eens met het kabinet om het voorstel van de EC om te komen tot een beleidskader voor zowel biobased als biologisch afbreekbare en composteerbare kunststoffen te steunen. Verwacht de Staatssecretaris dat verschillen in compostering in verschillende landen een obstakel zijn om te komen tot een beleidskader?

De leden van de D66-fractie ondersteunen het belang dat het nationale instrumentarium voor de milieuprestatie van gebouwen en grond-, weg- en waterbouw (GWW) kan blijven functioneren. In hoeverre kan Europese standaardisering en normering helpen bij het vergroten van de schaal en het dus betaalbaarder maken van nieuwe, duurzame bouwconcepten?

De leden van de D66-fractie vinden het belangrijk dat de verordening voor overbrenging van afvalstoffen (EVOA) zorgvuldig verloopt. Deze leden vragen de Staatssecretaris of deze verordening streng genoeg is en of er genoeg wordt gecontroleerd. Hoe voorkomen we dat bepaalde landen, ook binnen Europa, gebruikt worden als afvalputje?

De leden van de D66-fractie begrijpen dat de Staatssecretaris aangeeft moeite te hebben met de harmonisatie van de verschillende systemen van gescheiden afvalinzameling. Zij begrijpen dat heel verschillende omstandigheden leiden tot de noodzaak voor verschillende systemen om optimaal afval in te kunnen zamelen. Is het mogelijk om een informatiesysteem te ontwikkelen dat maatwerk per situatie toestaat en tegelijkertijd het zo efficiënt mogelijk verwerken van afval ondersteunt? Welke voordelen ziet de Staatssecretaris in het hebben van meer uniforme afvalstromen in verschillende landen voor recycling? Hoe kunnen gelijkluidende definities voor huishoudelijke afvalstromen bijdragen aan betere recycling?

De leden van de D66-fractie zijn het eens met de Staatssecretaris dat nieuwe standaarden en methoden zoveel mogelijk moeten aansluiten bij internationale standaarden, zoals integrated reporting en het Global Reporting Initiative. Hoe ziet de Staatssecretaris de aansluiting bij de Monitor Brede Welvaart?

De leden van de D66-fractie maken zich zorgen over de effecten van de lage olieprijs op de vraag naar gerecycled plastic. Deze leden verwelkomen het idee van de Staatssecretaris om tijdens de informele videoconferentie van EU-milieuministers van 23 juni 2020 op te roepen om op korte termijn een voorstel te presenteren voor het verplichten van een gehalte recyclaat in plastic. Deze leden maken zich zorgen dat de lange aanloop voor dit type wetgeving de acute problemen op de korte termijn niet oplost en dat daarmee recyclingfaciliteiten verdwijnen. De voornoemde leden vragen daarom wat er nog meer gedaan kan worden om de effecten van de lage olieprijs op gerecycled plastic op te lossen, vooral op de korte termijn.

Deze leden vragen de Staatssecretaris welke maatregelen in het EU-herstelpakket van 27 mei jl. zullen bijdragen aan het op korte termijn versnellen van een transitie naar een circulaire economie.

De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het verslag van de Milieuraad die op 5 maart 2020 bijeenkwam. Deze leden zijn verheugd dat Nederland samen met Oostenrijk heeft aangedrongen om de advieswaarden van de World Health Organization (WHO) voor luchtverontreiniging op EU-niveau na te streven. Uit de brief van de Staatssecretaris begrijpen deze leden dat er een compromisvoorstel nodig was om alle lidstaten in te laten stemmen. Deze leden vragen de Staatssecretaris om dit compromisvoorstel en de redenen voor de noodzaak tot een compromis nader toe te lichten.

De leden van de D66-fractie zijn verheugd dat tijdens de Milieuraad op 5 maart 2020 over het Emissions Trading Scheme (EU-ETS) voor de luchtvaart en de uitfasering van gratis emissierechten voor de luchtvaart is gesproken. Kan de Staatssecretaris aangeven welk tijdpad Nederland hierbij beoogt? Kan zij bovendien aangeven of de Nederlandse inzet met betrekking tot de verhouding tussen EU-ETS en het Carbon Offsetting and Reduction Scheme for International Aviation (CORSIA) is beïnvloed door de recente beslissing van de EU-Council om het CORSIA-basisjaar te veranderen van 2019 en 2020 naar alleen 2019?

De leden van de D66-fractie verwelkomen de beslissing van de EC om nauwlettend toe te zien op en ondersteuning te verlenen aan de uitvoering van de voorschriften van de Drinkwaterrichtlijn met het oog op de beschikbaarstelling van drinkwater in openbare ruimten, waardoor zowel de afhankelijkheid van flessenwater als de hoeveelheid verpakkingsafval wordt verminderd. Deze leden vragen de Staatssecretaris toe te lichten of dit ook in Nederland kan worden gedaan. En zo nee, waarom niet?

De leden van de D66-fractie hebben met interesse gelezen hoe de EC van plan is om te gaan met de duurzaamheidsprestaties van bouwproducten in het kader van de herziening van de bouwproductenverordening. Deze leden vragen de Staatssecretaris hoe dit zich verhoudt tot de Milieuprestatie gebouwen (MPG) in Nederland. Hoe verhouden de digitale logboeken zich tot ons materialenpaspoort en dossier in het kader van de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen?

De leden van de D66-fractie vragen de Staatssecretaris toe te lichten wat wordt bedoeld met de oprichting van een waarnemingspost voor belangrijke secundaire materialen. Ook vragen deze leden toe te lichten wat wordt bedoeld met een «veilige operationele ruimte» voor het gebruik van natuurlijke hulpbronnen.

GroenLinks-fractie

Europese Klimaatwet

De leden van de GroenLinks-fractie zijn overwegend positief over de toewijding van het kabinet aan de Europese Klimaatwet, maar maken zich met name zorgen over de reductiedoelstelling voor 2030. Deze leden zien graag een reductiedoelstelling van 65% in 2030 en vragen de Staatssecretaris om met andere lidstaten een coalitie te vormen die voor een aanscherping naar 65% zal pleiten. Zoals al eerder belicht in het schriftelijk overleg voor de Energieraad, hebben deze leden geconstateerd dat er van verscheidene lidstaten nog geen steun is om de reductiedoelstelling voor 2030 te verhogen van 50% naar 55%. Deze leden willen daarom weten wat de inzet van het kabinet is om de reductiedoelstelling in ieder geval vast te stellen op 55%. Deze leden zien een kans om steun voor een Europees herstelfonds dat is gebaseerd op subsidies, als middel te gebruiken om steun voor deze verhoogde reductiedoelstelling van lidstaten te verkrijgen. Zij vragen ditmaal de Staatssecretaris naar haar oordeel over deze aanpak.

EU-actieplan Circulaire economie

De leden van de GroenLinks-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het EU-actieplan Circulaire economie (CEAP). Zij zijn onder de indruk van de ambities en intenties van het Actieplan en vragen de Staatssecretaris of zij denkt dat het Actieplan voldoende zal bijdragen aan het behalen van de Nederlandse doelstellingen op het gebied van circulariteit. Deze leden hebben nog enkele vragen over het ontbreken van doelstellingen, de beprijzing van (primair) grondstofgebruik en enkele andere specifieke maatregelen.

Deze leden missen in de CEAP concrete doelstellingen en indicatoren voor de reductie van (primair) grondstofverbruik. Waar het in klimaatbeleid al heel normaal is om reductiedoelstellingen te stellen, ontbreekt dat nog op het gebied van grondstoffengebruik. Doelstellingen op het gebied van grondstoffenconsumptie en materiële voetafdruk kunnen een goede maatstaf bieden om de koers te bepalen en beleid te toetsen. Deze leden vragen de Staatssecretaris naar haar zienswijze op dit gebied. Zij vragen ook of het kabinet bereid is om hierin een koploperspositie in te nemen en het belang van concrete doelstellingen te agenderen in de Milieuraad.

Deze leden missen in het actieplan concrete voorstellen rondom beprijzing, maar vinden het goed dat lidstaten worden aangemoedigd om economische instrumenten, zoals milieubelastingen en btw-tarieven, te gebruiken om circulaire activiteiten te promoten. Deze leden vragen de Staatssecretaris hoe zij dit wil invullen. Spanje heeft bijvoorbeeld onlangs een belasting op niet-gerecycled plastic verpakkingen aangekondigd. Denkt de Staatssecretaris ook aan dergelijke maatregelen? Deze leden zijn dan ook voorstander van de suggestie voor een Europese plastictaks als inkomstenbron voor het economische herstelplan van de EC. Deze leden vragen de Staatssecretaris of zij dit voorstel zal steunen en of zij zich ervoor zal inzetten dat een Europese plastictaks er zo snel mogelijk komt. Bovendien vragen deze leden de Staatssecretaris om zich hard te maken voor een Europese belasting op ál het nieuwe (niet-gerecyclede) plastic en niet alleen op niet-gerecycled plastic verpakkingen.

De leden van de GroenLinks-fractie zijn blij dat de EC werk gaat maken van de eisen rondom productontwerp, hoewel deze eisen nog wel concreet moeten worden uitgewerkt. Deze leden vinden het goed dat de EC aandacht vraagt voor het vergroten van het aandeel gerecycled materiaal in producten. Deze leden vinden het goed dat de Staatssecretaris positief staat tegenover dit voorstel en vragen op welke manier zij zich ervoor zal inzetten dat dit spoedig zal gebeuren. Deze leden vinden het bovendien belangrijk dat er bij de eisen rondom productontwerp voldoende aandacht is voor levensduur en repareerbaarheid en dat daar harde Europese minimumeisen per productcategorie voor komen. Deze leden vragen de Staatssecretaris daarom of zij zich in de Milieuraad zal inzetten voor zulke minimumeisen. Zij vragen ook of het kabinet nu al concrete ideeën inbrengt over hoe zulke eisen moeten worden vormgegeven. Zo heeft Spanje al bindende doelen voor reparatie vastgelegd in zijn wetgeving: 3% van de afgedankte grote huishoudelijke apparaten en 4% van de IT- en telecommunicatieapparatuur moet daar sinds 2018 worden gerepareerd. Deze leden vragen of de Staatssecretaris ook voornemens is om dergelijke doelstellingen voor bepaalde afvalstromen vast te leggen.

De leden van de GroenLinks-fractie vinden het interessant dat de EC gaat onderzoeken of een EU-brede terugnameregeling voor het terugnemen of -kopen van oude mobiele telefoons, tablets en opladers tot de mogelijkheden behoort om de inzameling van afgedankte elektronische apparatuur te verbeteren. Zij vragen de Staatssecretaris of zij tijdens de Milieuraad extra aandacht zal vragen voor een dergelijk (statiegeld)systeem. De EC overweegt om de complexiteit van verpakkingsmaterialen te verminderen met inbegrip van het aantal gebruikte materialen en polymeren. Deze leden vinden het zeer belangrijk om hergebruik van materialen te vereenvoudigen en te stimuleren, al helemaal gezien de huidige plasticrecyclingcrisis. Zij vragen de Staatssecretaris naar haar oordeel over deze maatregel en zij vragen of de Staatssecretaris zich hiervoor zal inzetten.

De leden van de GroenLinks-fractie vinden het goed dat er in het Actieplan aandacht is voor «safe by design». Met betrekking tot circulair productontwerp vinden deze leden het ook belangrijk dat er aandacht blijft voor het veilig gebruik van gevaarlijke stoffen gedurende de gehele levenscyclus. De Raad voor de leefomgeving en infrastructuur (Rli) beveelt aan om daarvoor op Europees niveau nog aanvullende risicobeoordelingen uit te voeren naar de traceerbaarheid, degradeerbaarheid en verwijderbaarheid. Deze leden vragen de Staatssecretaris of zij hier aandacht voor zal vragen.

De leden van de GroenLinks-fractie valt het op dat er in de CEAP relatief weinig expliciete aandacht is voor het concept uitgebreide productenverantwoordelijkheid (UPV). Het actieplan noemt enkel voor textiel UPV als mogelijke maatregel./Deze leden vinden dat een goed idee. Bovendien zijn deze leden blij om te lezen dat het kabinet naar aanleiding van de motie van het lid Kröger (Kamerstuk 32 852, nr. 67) een nationaal verbod op de vernietiging van onverkochte goederen verkent en dit ook op Europees niveau wenselijk acht. Deze leden denken echter dat veel van de maatregelen het beste te realiseren zijn via UPV. Andere EU-lidstaten, zoals Frankrijk, zijn bezig met het invoeren van UPV voor een breed scala aan producten. Deze leden vragen of de Staatssecretaris bereid is om deze ontwikkelingen te volgen om ook in Nederland de uitbreiding van UPV voor bepaalde producten te overwegen.

De leden van de GroenLinks-fractie vinden het goed dat de EC een «internationale overeenkomst inzake het beheer van natuurlijke hulpbronnen» overweegt. Zij denken dat er internationaal meer moet worden samengewerkt om de schaarse primaire grondstoffen beter te beschermen en de winning ervan op een ethisch verantwoorde wijze te laten plaatsvinden. Deze leden vragen de Staatssecretaris om haar oordeel over een dergelijke overeenkomst en zij vragen of zij zich hiervoor zal inzetten in de aankomende Milieuraad.

Biodiversiteitsstrategie

De leden van de GroenLinks-fractie zijn tot slot positief over de ambities van de Biodiversiteitsstrategie van de EC. Zo zijn deze leden bijvoorbeeld blij met de duidelijke doelen die zijn geformuleerd om het pesticide- en kunstmestgebruik terug te dringen en met de ambitie dat 25% van de productie in de EU biologisch zal worden. Ondanks dat er nog geen kabinetsappreciatie is van de strategie, horen deze leden graag of de Staatssecretaris van plan is om de doelen uit de Biodiversiteitsstrategie te steunen en wat de concrete inzet zal zijn ten aanzien van dit voorstel.

SP-fractie

Groen herstel

De leden van de SP-fractie delen de mening dat het klimaatbeleid en de doelstellingen niet naar de achtergrond mogen verdwijnen als gevolg van de coronacrisis. Zij vragen echter hoe de Minister deze insteek binnen Europa rijmt met het voornemen voorlopig geen CO2-heffing voor bedrijven in te voeren. Deze leden wensen hiervoor een goede verklaring te krijgen. Hoe is aangetoond dat deze heffing niet ingevoerd zou kunnen worden? Waarom laat de Minister hiermee de grootste uitstoters opnieuw ongemoeid? Hoe gaat de Minister zijn insteek in het Europese debat met dit gebrek aan nationale aanpak combineren?

De leden van de SP-fractie vragen hoe de wens voor een groen herstel tot uiting komt in eisen die aan bedrijven worden gesteld die steun ontvangen. Zij wijzen erop dat het aan harde verduurzamingseisen ontbreekt. Hoe wordt voorkomen dat dit inzetten op groen herstel geen wassen neus wordt? Welke concrete en harde eisen zijn en worden gesteld? Deze leden benadrukken dat dit het moment is te komen tot echt effectief en rechtvaardig klimaatbeleid en vragen hoe de Minister dat gaat realiseren.

De leden van de SP-fractie vragen verder hoeveel groene banen er in Nederland worden gecreëerd als gevolg van de gestelde klimaat- en energiedoelstellingen. En hoeveel zijn dat er in Nederland als gevolg van investeringen in de circulaire economie? Om welke banen gaat het en op welke termijn worden deze gerealiseerd?

De leden van de SP-fractie constateren dat de zogenaamde renovatiegolf uit de Green Deal een verdubbeling betekent van de te renoveren woningen van 1% naar 2%. Deze leden wijzen op de gebrekkige ambitie die hieruit spreekt. Er wordt vooral gestimuleerd dat mensen zich in de schulden steken om zelf hun huis te verduurzamen. Waar is de regie en verantwoordelijkheid hierbij van de overheid? Hoe vertaalt dit zich naar nationaal beleid? Ook vragen deze leden hoeveel woningen dit concreet zullen gaan zijn en welk aandeel dat is van het aantal te verduurzamen woningen als onderdeel van het Klimaatakkoord. Welk aandeel van de gasvrij te maken woningen zijn inmiddels gerealiseerd en hoe verhoudt zich dit tot de doelstellingen? Deze leden wijzen erop dat grootscheepse renovatie van huurwoningen een grote stap in klimaatbeleid is en benadrukken nogmaals dat hier veel meer op ingezet zou moeten worden door het kabinet. Zij vragen hierop een toelichting.

Klimaatwet

De leden van de SP-fractie staan kritisch tegenover het huidige voorstel van een Europese Klimaatwet, waarbij te veel bevoegdheden inzake nationaal klimaatbeleid naar de EC dreigen te verdwijnen. Deze leden vragen hoe de kritische houding van het kabinet, zoals verwoord in het fiche, zich verhoudt tot de positieve beoordeling op zowel proportionaliteit als subsidiariteit. Deze leden vragen een verdere toelichting op deze beoordeling en de inzet in Europees verband. Hoe gaan deze bewindspersonen ervoor zorgen dat klimaatbeleid via de gewone wetgevingsprocedure blijft verlopen en niet via een gedelegeerde handeling kan plaatsvinden? Tekent zich een meerderheid voor of tegen dit voorstel af? De Nederlandse inzet is erop gericht de doelstelling te verhogen, maar Nederland haalt zelf de oorspronkelijke doelen keer op keer niet. Deze leden vragen hierop een reactie en duidelijkheid over hoe deze (oude en verhoogde) doelen wel kunnen worden gehaald.

Actieplan circulaire economie

De leden van de SP-fractie wijzen erop dat er pas sprake zal zijn van echt duurzaam produceren, wanneer dit bij wet- en in regelgeving wordt vastgelegd. Deze leden vragen hoe de inzet op toch vooral een verzameling losse en vrijblijvende maatregelen de benodigde transitie in gang zal zetten. Zij vragen hier een verdere toelichting op. Welke harde doelen worden vastgelegd en op welke wijze wordt hier meetbaar naar toegewerkt?

De leden van de SP-fractie wijzen op uitspraken van de Staatssecretaris waaruit blijkt dat zij niet wil zorgen voor een verplicht gehalte gerecycled plastic voor hier geproduceerd plastic materiaal. Deze leden hebben hierop ook schriftelijke Kamervragen (2020Z10448) gesteld. Zij wijzen op de verantwoordelijkheid die de Staatssecretaris heeft om een zo goed mogelijk milieubeleid in Nederland te realiseren. Deze leden willen hier graag een toelichting op en zien de beantwoording van de door hen gestelde vragen met belangstelling tegemoet.

EU-Biodiversiteitsstrategie

De leden van de SP-fractie onderschrijven dat de stand van de biodiversiteit dermate slecht is dat ingrijpende actie nodig is. Deze leden wijzen erop dat een verbetering op dit vlak alleen succesvol kan worden ingezet als ook werk wordt gemaakt van het terugdringen van de grootste milieubelasters. Ten aanzien van biodiversiteit is dit voornamelijk in de landbouwsector. De doelstellingen die gepaard gaan met de Nederlandse inzet kunnen vooralsnog rekenen op steun van deze leden. Zij benadrukken dat eventuele maatregelen wat hen betreft een dwingend en bindend karakter dienen te krijgen en dat per direct moet worden gestart met het versterken en uitbreiden van kwetsbare natuur. De ambities om een forse uitbreidingsslag te boeken als het gaat om het aantal bomen en hagen en landschapselementen, ter verbetering van de biodiversiteit, liggen in het verlengde van de ambities die deze leden hebben geformuleerd in de initiatiefnota voor het Nationaal Bomenplan (Kamerstuk 35 309, nr. 2), die deze leden samen met de leden van de GroenLinks-fractie hebben ingediend. Naast het terugdringen van de afzet van dierlijke mest en het verkleinen van de veestapel dient volgens deze leden tevens met urgentie een reductie plaats te vinden van het gebruik van landbouwgif.

II Reactie van de bewindspersoon

Inleiding

Hierbij doen wij u de beantwoording toekomen in het kader van het schriftelijk overleg over de informele videoconferentie van EU-milieuministers op 23 juni, mede namens de Minister van Infrastructuur en Waterstaat. De definitieve agenda van de bijeenkomst komt overeen met de inhoud van de geannoteerde agenda.1

Tevens maken we van de gelegenheid gebruik u te informeren over het volgende: het aankomend Duitse voorzitterschap heeft te kennen gegeven dat zijn halfjaarlijkse informele bijeenkomst van EU-milieuministers niet in juli zal plaatsvinden, maar op 30 september en 1 oktober.

PFAS

De leden van de CDA-fractie missen een onderwerp bij het verslag van de vorige Milieuraad. Voornoemde leden zien graag dat het onderwerp PFAS-problematiek wordt besproken bij de volgende Milieuraad. De PFAS-problematiek wordt voor een grote mate veroorzaakt doordat stoffen Nederland bereiken vanuit het buitenland via de rivieren. Deze leden zien graag uitvoering van de motie-Ziengs/Von Martels (Kamerstuk 28 089, nr. 162) die de regering oproept zich in te zetten voor een Europese aanpak van de PFAS-problematiek en zich daarbij in te zetten voor bronmaatregelen. Graag horen deze leden hoe de Minister hier uitvoering aan geeft, wat wellicht al bereikt is en welke uitdagingen er op Europees vlak nog zijn rondom PFAS.

Het kabinet deelt de mening van de leden van de CDA fractie dat een Europese aanpak van groot belang is voor het voortvarend inzetten van bronmaatregelen tegen de PFAS-problematiek. De Europese aanpak van PFAS, en dan met name gericht op bronmaatregelen, geeft de Staatssecretaris vorm door deelname aan het PFAS-restrictieproject, samen met Duitsland, Zweden, Noorwegen en Denemarken. Daarmee wordt, zoals aan uw Kamer gemeld bij brief van 13 februari 2020 (Kamerstuk 35 334, nr. 46), uitvoering gegeven aan de motie van de leden Ziengs en Von Martels. Dit is tevens conform de aangenomen motie van uw Kamer ingebracht in de Milieuraad van 19 december en daar was brede steun van andere lidstaten voor dit initiatief. Bovendien riep de Staatssecretaris daar de lidstaten op om ook zelf meer te doen om emissies van PFAS-puntbronnen terug te dringen en bood aan eigen ervaringen hiermee te delen. In het SO Milieuraad van 27 februari jl. (Kamerstuk 21 501-08, nr. 799) en het notaoverleg PFAS van 12 mei bent u nader geïnformeerd over dit restrictieproject (Kamerstuk 30 015, nr. 77). In het AO Externe Veiligheid van 10 juni is toegezegd de Kamer na de zomer per brief over de voortgang van de uitvoering van dit restrictieproject te informeren. Daarmee zullen ook de nu gestelde vragen worden beantwoord.

BNC-fiche nieuw actieplan voor circulaire economie (CE)

De leden van de CDA-fractie vragen de Staatssecretaris of het nieuwe EU-actieplan CE voldoende en adequaat zal bijdragen aan het behalen van de eigen nationale doelstellingen op CE-gebied: namelijk 100% circulair in 2050 en een halvering van het gebruik van primaire grondstoffen (mineraal, fossiel en metaal) in 2030 mede in het licht van de effecten van corona op de economie. De leden van de D66-fractie zijn van mening dat op gebied van reductiedoelstellingen primaire grondstoffen en circulaire ambities voor de energie-intensieve industrie concrete doelstellingen en voorstellen ontbreken in het EU-actieplan Circulaire Economie. Hoe kijkt de Staatssecretaris naar dit actieplan en waar ziet zij aanscherpingen die nodig zijn voor het aanjagen van een goede functionerende interne markt voor secondaire grondstoffen? Is de Staatssecretaris voornemens aan te dringen op het aanscherpen van het actieplan op deze twee punten?

Het EU-actieplan CE wordt als een ondersteuning van de nationale beleidsdoelen ervaren om te zorgen voor een circulair Nederland in 2050. Om de Nederlandse doelen te halen, zijn er ook op Europees niveau maatregelen nodig. Hedendaagse productie- en waardeketens kennen een sterk grensoverschrijdend karakter. Voor het voeren van een effectief beleid richting een circulaire economie is een Europees gelijk speelveld noodzakelijk. Dat kan niet behaald worden met enkel maatregelen op nationaal niveau. Het is bijvoorbeeld noodzakelijk om op Europees niveau met duurzaam productbeleid het gehalte gerecyclede materialen in producten te verhogen, en roept de Staatssecretaris, mede in het licht van gevolgen van COVID-19 voor deze markt, de Europese Commissie op om op korte termijn een voorstel te presenteren voor het verplichten van een gehalte recyclaat in plastic.

Voor het aanjagen van een goed functionerende interne markt voor secundaire grondstoffen bevat het EU-actieplan een mooi pakket aan maatregelen. De Staatssecretaris maakt zich daarbij, mede in het licht van COVID-19-herstelmaatregelen, onder andere hard voor een verplichte toepassing van gerecyclede kunststof en hoogwaardige recyclingcapaciteit.

De leden van de CDA- en D66-fracties vragen of de Staatssecretaris kan aangeven welke maatregelen en instrumenten uit het EU-herstelpakket van 27 mei jl. specifiek gericht zijn op het versnellen van de transitie naar een circulaire economie. Kan zij een appreciatie hierop geven?

In het herstelpakket benadrukt de Commissie het belang van CE voor een concurrerende economie, creëren van werkgelegenheid en leveringszekerheid van grondstoffen. De Commissie geeft daarbij aan dat de uitvoering van het actieplan circulaire economie een belangrijke bijdrage levert aan groen herstel. Het kabinet deelt de inzet van de Commissie hierbij en hecht belang aan de inzet van de Commissie voor onder andere het stimuleren van een markt voor secundaire grondstoffen. Door schaarste, rijzende prijzen en instabiele aanlevering is het van belang dat we zorgvuldiger omgaan met belangrijke grondstoffen. Door het stimuleren van een markt voor secundaire grondstoffen zorgen we ervoor dat strategische grondstoffen in de economie blijven. Daarnaast vindt de Staatssecretaris het van belang dat we innovatie voor hoogwaardige recycling blijven stimuleren. Met het oog op de transitie naar een circulaire economie is het van belang dat we slimmer recyclen en minder afval produceren, ook in tijden van crisis, en het blijven stimuleren van innovatieve ideeën op het gebied van hoogwaardige recycling speelt hierin een voorname rol.

De CDA-fractieleden vragen de Staatssecretaris wat zij vindt van het ontbreken van een reductiedoelstelling voor het gebruik van primaire grondstoffen in het EU-actieplan CE. Gaat Nederland zich inzetten op het alsnog opnemen van een dergelijke doelstelling?

Het actieplan circulaire economie heeft tot doel om de consumptieafdruk in de EU te verkleinen en het circulair gebruik van grondstoffen in de EU te verdubbelen. Tevens is de Commissie voornemens afvalreductiedoelen voor te stellen voor specifieke stromen als onderdeel van een breder pakket maatregelen inzake afvalpreventie. Deze doelen dragen bij aan een vermindering van de milieudruk en leveringszekerheidsrisico’s. De Staatssecretaris steunt de Commissie in haar doelstellingen en zal bij de beoordeling van de aangekondigde maatregelen en voorstellen bezien of het gewenst is nadere concrete doelstellingen te formuleren.

Het actieplan legt een sterke link met de EU-industriestrategie van 4 maart 2020. Hoe ziet de Staatssecretaris de samenhang met de EU-strategie voor kritische materialen die later dit jaar zal verschijnen mede in het licht van de effecten van corona op de economie?

In het CE-actieplan en de nieuwe industriële strategie van de Europese Commissie wordt een strategie voor kritieke materialen aangekondigd. De ambitie is om de economische concurrentiekracht te versterken door duurzamer en meer circulair te produceren. Grondstoffenleveringszekerheid van duurzaam geproduceerde kritieke materialen is noodzakelijk om de ambitie waar te maken. De strategie voor kritieke materialen zal (mede) via het European Innovation Partnership on Raw Materials worden opgesteld en uitgevoerd. Via het Nederlands Strategisch Platform Circulaire Economie van de transitieagenda circulaire maakindustrie, hebben ook Nederlandse stakeholders een rol in dat proces en zal samen met alle relevante partners in het uitvoeringsprogramma circulaire economie gewerkt worden aan de uitwerking en uitvoering van de EU-strategie voor kritieke materialen.

De leden van de CDA-fractie constateren dat de EC een onderzoek naar de ontwikkeling van de criteria voor «einde-afvalfase» en «bijproducten» aankondigt terwijl Nederland al jaren inzet op een verduidelijking van de definitie van afval in de Kaderrichtlijn Afvalstoffen. De leden van de CDA-fractie vragen de Staatssecretaris of Nederland daarmee uit de pas loopt of dreigt dat te gaan gebeuren? Hoe schat de Staatssecretaris de kans in dat dit in deze Commissieperiode lukt? Bij de invoering van de EU-richtlijnen zal draagvlak nodig zijn. Hoe denkt de Staatssecretaris dat draagvlak te verkrijgen? Zijn daarbij de kostenverhogende effecten van het EU-beleid op het gebied van CE in beeld?

De Staatssecretaris verwelkomt het voornemen van de Commissie om onderzoek te doen naar de ontwikkeling van Europese criteria voor «einde-afval» en «bijproducten». Dit sluit goed aan op de Nederlandse beleidsinzet en kan goed samengaan met de andere Nederlandse beleidswens om de afvaldefinitie verder te verduidelijken. Deze twee doelstellingen bijten elkaar niet, maar vullen elkaar aan. Nederland is op het gebied van einde-afval en bijproduct regelgeving een van de koplopers in de EU en streeft er in die rol dan ook steeds naar om meer duidelijkheid te scheppen over de afvaldefinitie, evenals over einde-afval en bijproducten. Daar is de circulaire economie bij gebaat. Dit hoeft echter niet te betekenen dat andere lidstaten, die minder ver zijn in de nationale ontwikkeling van dit beleidsterrein, geen voor hun passend afvalbeheersysteem kunnen inrichten. Hier bestaat binnen de kaders van het Europese afvalstoffenrecht voldoende ruimte voor.

Ook in andere lidstaten bestaat steeds meer behoefte aan meer duidelijkheid omtrent de afvaldefinitie en ook de roep om Europees gedefinieerde einde-afval criteria vindt brede weerklank. Nederland zal samen met andere vooruitstrevende lidstaten optrekken om onze CE-ambities te verwezenlijken. Het CE-beleid van de EU zal deels gericht zijn op het verder aanscherpen van regelgeving, o.a. met betrekking tot circulair productontwerp, recyclingdoelstellingen, het uitbreiden van producentenverantwoordelijkheid en het aanpassen van de Europese Verordening betreffende de overbrenging van afvalstoffen. Bij de invoering of aanpassing van regels worden de eventuele kosten voor het bedrijfsleven die hiermee gepaard gaan altijd in beeld gebracht.

De leden van de D66-fractie verwelkomen het EU-actieplan Circulaire Economie, met slecht 12% van de materialen die worden hergebruikt en gerecycled is er nog een lange weg te gaan. Vele goede maatregelen zijn aangekondigd, maar de vraag rijst of deze maatregelen voldoende zijn. Daarom vragen deze leden de Staatssecretaris hoe deze maatregelen zich verhouden tot onze nationale doelstellingen op gebied van circulaire economie. Geeft dit EU-actieplan voldoende aanknopingspunten voor Nederland om onze circulaire doelen te halen? En geeft dit EU-actieplan voldoende concrete aanknopingspunten voor Nederland om onze circulaire doelen te halen?

Het EU-actieplan geeft veel concrete aanknopingspunten om onze circulaire doelen te halen. Het actieplan sluit grotendeels aan bij het kabinetsbeleid en bij de wens van het kabinet om de circulaire principes beter te integreren in het economische systeem. Op Europees niveau kan een belangrijke bijdrage geleverd worden aan het versterken van een circulaire economie met maatregelen die op het niveau van afzonderlijke lidstaten in mindere mate bereikt kunnen worden. De Staatssecretaris vindt het daarbij wel van belang dat de Commissie de aangekondigde voorstellen en wetgeving voortvarend verwezenlijkt om zo met onze acties en maatregelen op zowel Europees als nationaal niveau een circulaire economie te realiseren.

De leden van de D66-fractie valt op dat in het EU-actieplan wordt gefocust op zes sectoren. Deze leden vragen de Staatssecretaris of deze sectoren overeenkomen met de sectoren waar de Staatssecretaris in Nederland de meeste kansen ziet voor circulaire economie.

De sectoren waar de Europese Commissie haar focus op legt in het actieplan komen voldoende overeen met de sectoren waar de Staatssecretaris de meeste kansen ziet voor circulaire economie en die nationaal zijn vervat in de transitieagenda’s: biomassa & voedsel, kunststoffen, consumptiegoederen, maakindustrie en bouw.

De leden van de D66-fractie benadrukken het belang van sector-overschrijdende initiatieven om daarmee de circulaire economie te versnellen in het EU-actieplan CE. In het EU-actieplan zijn verschillende initiatieven genoemd om dit te stimuleren. Kan de Staatssecretaris toelichten hoe deze initiatieven in Nederland zullen worden gestimuleerd?

In het kader van het Uitvoeringsprogramma Circulaire Economie 2019–2023 zijn zogeheten dwarsdoorsnijdende thema’s geïdentificeerd, die door prioriteiten en sectoren heen lopen. Ze hebben een heel verschillend karakter. Voorbeelden hiervan zijn stimulerende wet- en regelgeving, slimme marktprikkels, circulair inkopen en het Versnellingshuis waar ondernemers terecht kunnen met hun vragen. Inzet van het kabinet op deze thema’s zal de transitie naar een circulaire economie helpen versnellen en opschalen.

De leden van de D66-fractie zijn verheugd dat om de financiering van de circulaire economie te versnellen, de EC onder andere doelen gerelateerd aan circulaire economie zal meenemen in de opkomende herziening van de richtsnoeren voor staatssteun op het gebied van milieu en energie en in de komende herziening van de richtlijn inzake de bekendmaking van niet-financiële informatie. Deze leden vragen de Staatssecretaris welke samenwerkingen op gebied van circulaire economie nu stranden omdat staatssteunregels in de weg zitten.

Bij het tot stand komen van een nieuw circulair project zijn vaak veel verschillende partijen betrokken die allemaal een rol hebben in de waardeketen van grondstoffen en producten. Het huidige milieusteunkader is erop gericht dat de partij steun ontvangt die milieuwinst kan realiseren. Investeringen in betere of efficiëntere processen om afval te recyclen of te hergebruiken kunnen daarmee gesteund worden. Soms is het echter zo dat een nieuwe economische circulaire activiteit indirect milieuwinst oplevert, bijvoorbeeld door een ingezameld en gerecyclede grondstof toe te passen in een productieproces van een andere onderneming. De milieuwinst wordt dan niet gerealiseerd door de partij die de nieuwe activiteit uitvoert, maar het leidt wel tot milieuwinst, bijvoorbeeld minder uitstoot van broeikasgassen of afvalverbranding elders in de keten. Het zou goed zijn als een nieuw milieusteunkader meer rekening houdt met dit type keteneffecten.

De leden van de D66-fractie verwelkomen dat de Commissie het monitoringskader voor de circulaire economie zal actualiseren. Deze leden vragen de Staatssecretaris toe te lichten hoe dit aansluit bij het Nederlandse monitoringskader. Zal deze geactualiseerd worden naar aanleiding van deze Europese actualisatie?

Het monitoringskader dat werd opgesteld in kader van het vorige actieplan circulaire economie vormt een goede basis. Het is positief dat de Europese Commissie het monitoringskader nu verder wil ontwikkelen. Nederland zet in op het delen van de Nederlandse ervaringen en expertise en zet tevens in op borging van de aansluiting tussen de verschillende monitoringskaders, nationaal, Europees en mondiaal.

De leden van de D66-fractie begrijpen dat de Commissie methoden zal ontwikkelen om stoffen te beperken die problemen veroorzaken in gerecyclede materialen en met de industrie werken aan geharmoniseerde systemen voor het traceren en beheren van informatie over stoffen. Hoe kijkt de Staatssecretaris naar een «track-en-trace» systeem voor stoffen in EU-verband?

Dit onderwerp is onlangs met de Kamer besproken tijdens het AO Externe Veiligheid van 10 juni jl. Tijdens het AO is toegezegd dat de Kamer zal worden geïnformeerd over de «lessons learned» van de pilot over de track-and-trace die in de sector gewasbeschermingsmiddelen wordt uitgevoerd. Deze geleerde lessen zullen ook als voorbeeld in Europa ingebracht worden.

De leden van de D66-fractie zijn het eens met het kabinet om het voorstel van de Commissie om te komen tot een beleidskader voor zowel biobased als biologisch afbreekbare en composteerbare kunststoffen te steunen. Verwacht de Staatssecretaris dat verschillen in compostering in verschillende landen een obstakel zijn om te komen tot een beleidskader?

Het heeft de voorkeur in een circulaire economie om producten en materialen in de kringloop te houden. Daarom wordt in het beleid ervan uitgegaan dat kunststofafval zoveel mogelijk gerecycled wordt. Alleen in uitzonderingssituaties is de composteringsroute met biologisch afbreekbare plastics gerechtvaardigd. Een Europees beleidskader voor zowel biobased als biologisch afbreekbare en composteerbare kunststoffen kan de circulaire economie helpen als de criteria zodanig zijn geformuleerd dat ze ervoor zorgen dat biobased en biologisch afbreekbare en composteerbare kunststoffen ook echt bij de gebruikelijke composteringsprocessen volledig af kunnen breken. De Staatssecretaris gaat daarbij uit van de in Nederland gangbare composteringstechnieken. In theorie zou het een obstakel kunnen zijn als composteringsprocessen in andere landen maatgevend worden, die niet passen op de Nederlandse praktijk. Nederland kan bij de totstandkoming van het beleidskader Nederlandse kennis en ervaring inbrengen om dit zoveel mogelijk te voorkomen.

De leden van de D66-fractie ondersteunen het belang dat het nationale instrumentarium voor de milieuprestatie van gebouwen en GWW-werken kan blijven functioneren. In hoeverre kan Europese standaardisering en normering helpen bij het vergroten van de schaal en dus betaalbaarder maken van nieuwe, duurzame bouwconcepten?

De Nederlandse regelgeving voor bouwmaterialen en -producten is grotendeels gebaseerd op Europese regelgeving, zoals de verordening bouwproducten. Het huidige nationale instrumentarium voor de milieuprestatie van gebouwen is gebaseerd op een Europese norm. Wanneer door bijvoorbeeld Europese standaardisering en normering eenduidigheid wordt aangebracht met betrekking tot duurzaamheidsprestaties van bouwmaterialen zal dit een belangrijke stimulans bieden in het aanbod van en het (kunnen) toepassen van circulaire en duurzame bouwmaterialen in de woning- en utiliteitsbouw en in de grond-, weg- en waterbouw (GWW). Daarbij is het inderdaad voor Nederland van belang dat de Europese standaardisering en normering zodanig wordt ingevoerd dat het nationale instrumentarium van de milieuprestatie van gebouwen en GWW-werken kan blijven functioneren.

De leden van de D66-fractie vinden het belangrijk dat de verordening voor overbrenging van afvalstoffen (EVOA) zorgvuldig verloopt. Deze leden vragen de Staatssecretaris of deze verordening streng genoeg is en of er genoeg wordt gecontroleerd. Hoe voorkomen we dat bepaalde landen, ook binnen Europa, gebruikt worden als afvalputje?

Op dit moment wordt de Europese Verordening betreffende de overbrenging van afvalstoffen, de EVOA, geëvalueerd. De lessen uit de Nederlandse praktijk worden in dit proces ingebracht, inclusief voorstellen om de effectiviteit van de EVOA te verbeteren. In april 2018 heeft u een afschrift van de kabinetsreactie op de openbare raadpleging (Kamerstuk 22 112, nr. 2548) ontvangen, met daarin een weergave van de belangrijkste lessen uit die Nederlandse praktijk.

Het ontvangende land heeft ook in de huidige wet- en regelgeving een nadrukkelijke rol en bevoegdheid in de overbrenging van afval. Volgens internationaal recht (EVOA en Verdrag van Bazel) kan het importerende land ongewenst afval tegenhouden en als er sprake is van een illegale overbrenging kan dat transport retour worden gezonden. In jurisprudentie is vastgelegd dat het importerende land bepaalt of een transport uiteindelijk wel of niet door kan gaan. Bij ongewenste transporten neemt de autoriteit in het land van bestemming contact op met onze Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT), die vervolgens de exporteur wijst op zijn verplichting of zo nodig dwingt het afval terug te nemen. Tevens kan de ILT maatregelen treffen om de kans op een herhaling bij deze exporteur te minimaliseren.

Bovendien houdt de ILT samen met haar handhavingspartners, zoals Douane en politie, toezicht op deze verordening door middel van risicogestuurde inspecties. De prioriteit ligt daarbij op het voorkomen van illegale export naar derde landen, ook om schadelijke gevolgen voor het milieu en de gezondheid tegen te gaan. Bij een overtreding van de EVOA wordt er handhavend opgetreden en wordt het afval gestopt.

De leden van de D66-fractie begrijpen dat de Staatssecretaris aangeeft moeite te hebben met de harmonisatie van de verschillende systemen van gescheiden afvalinzameling. De voorgenoemde leden begrijpen dat heel verschillende omstandigheden leiden tot de noodzaak voor verschillende systemen om optimaal afval in te kunnen zamelen. Is het mogelijk om een informatiesysteem te ontwikkelen dat maatwerk per situatie toestaat en tegelijkertijd het zo efficiënt mogelijk verwerken van afval ondersteunt? Welke voordelen ziet de Staatssecretaris in het hebben van meer uniforme afvalstromen in verschillende landen voor recycling? Hoe kunnen gelijkluidende definities voor huishoudelijke afvalstromen bijdragen aan betere recycling?

Ter ondersteuning van gemeenten voeren Rijkswaterstaat, de Koninklijke Vereniging voor Afval- en Reinigingsmanagement (NVRD) en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) het programma VANG-huishoudelijk afval uit. In dit kader zijn verschillende instrumenten ontwikkeld die gemeenten ondersteunen bij hun afvalbeheer en de gevolgen van verschillende varianten inzichtelijk maken. Gemeenten kunnen zo beargumenteerd een keuze maken waarbij zowel de kosten als de materiële aspecten van het afvalbeheer aan de orde komen. Het is belangrijk dat die ruimte er is. De Staatssecretaris deelt echter het belang dat het voor de burgers duidelijk is welk afval in welke deelstroom thuishoort. Dit bevordert deelstromen met een eenduidige samenstelling, wat bijdraagt aan hoogwaardige recycling. Europese uniforme definities kunnen daaraan een bijdrage leveren. Daarnaast is goede en eenduidige communicatie van belang. Tot slot bevorderen uniforme deelstromen hoogwaardige recycling en daarmee een circulaire economie.

De leden van de D66-fractie zijn het eens met de Staatssecretaris dat nieuwe standaarden en methoden zoveel mogelijk moeten aansluiten bij internationale standaarden zoals integrated reporting en het Global Reporting Initiative. Hoe ziet de Staatssecretaris de aansluiting bij de Monitor Brede Welvaart?

Met integrated reporting – waarbij financiële en duurzaamheidsverslaggeving in één document worden gekoppeld – en het Global Reporting Initiative – waarbij door bedrijven kan worden gerapporteerd hoe hun activiteiten scoren op de Sustainable Development Goals – wordt goed aangesloten bij het brede welvaartsbegrip, waarbij gekeken wordt naar «people, planet, prosperity», zoals gebruikt in de Monitor Brede Welvaart.

De leden van de D66-fractie maken zich zorgen over de effecten van de lage olieprijs op de vraag naar gerecycled plastic. Deze leden verwelkomen het idee van de Staatssecretaris om tijdens de informele videoconferentie van EU-milieuministers van 23 juni 2020 op te roepen om op korte termijn een voorstel te presenteren voor het verplichten van een gehalte recyclaat in plastic. Deze leden maken zich zorgen dat de lange aanloop voor dit type wetgeving de acute problemen op de korte termijn niet oplost en dat daarmee recyclingfaciliteiten verdwijnen. De voornoemde leden vragen daarom wat er nog meer gedaan kan worden om de effecten van de lage olieprijs op gerecycled plastic op te lossen, vooral op de korte termijn.

Een Europese verplichting met betrekking tot de toepassing van een percentage plastic recyclaat zou een belangrijke stap zijn om de recyclingsector in staat te stellen structureel te concurreren met (de prijs van) virgin plastics. De Staatssecretaris zet zich in om het proces van een Europese verplichte toepassing van recyclaat te versnellen. Tegelijkertijd is de realiteit dat dit soort trajecten tijd kost.

Voor nu geldt de volgende lijn:

(1) Het is belangrijk om op korte en lange termijn vast te houden aan gestelde doelstellingen en minimumnormen en standaarden voor afvalverwerking zoals genoemd in het Landelijk Afvalbeheerplan (LAP), het activiteitenbesluit, het Besluit beheer verpakkingen en vrijwillige afspraken zoals in het Plastic Pact NL. De recycling van plastics wordt gestimuleerd door middel van verschillende wettelijke normen en verwerkingsstandaarden. Deze normen en standaarden gelden ook in tijden van crises en bieden de recyclingmarkt zekerheid. Alleen in het geval van een calamiteit kan een bevoegd gezag een tijdelijke uitzondering op deze minimumstandaard toestaan, zoals ook beschreven in de calamiteitenpassage van het LAP. De COVID-19-crisis voldoet aan de definitie van een calamiteit zoals bedoeld in het LAP. Dat heb ik aan de betrokkenen in het afvalbeheer laten weten. De uitzonderingen worden overigens per geval beoordeeld en het ministerie dient hierover te worden geïnformeerd. In 2020 moeten producenten van verpakte producten er zorg voor dragen dat 50% van de kunststofverpakkingen voor recycling wordt aangeboden. Deze norm blijft ondanks COVID-19 van kracht en daarmee wordt de recycling van kunststofverpakkingsafval op korte termijn gewaarborgd.

(2) Het is belangrijk om partijen met elkaar in verbinding te brengen die elkaar kunnen helpen in deze situatie. Binnenkort organiseert daarom het Versnellingshuis een rondetafelbijeenkomst. Hierin worden de relevante spelers uit de kunststofketen bij elkaar gebracht om te bezien wat voor de korte termijn nodig is om vraag en aanbod bij elkaar te brengen en hoe de samenwerking binnen de keten kan worden versterkt. Hierbij betrekt het Versnellingshuis de partijen uit het netwerk van het Plastic Pact NL en de Transitieagenda Kunststoffen.

De leden van de D66-fractie hebben met interesse gelezen hoe de Commissie van plan is om te gaan met de duurzaamheidsprestaties van bouwproducten in het kader van de herziening van de bouwproductenverordening. Deze leden vragen de Staatssecretaris hoe dit zich verhoudt tot de Milieuprestatie gebouwen (MPG) in Nederland. Hoe verhouden de digitale logboeken zich tot ons materialenpaspoort en dossier in het kader van de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen?

De milieuprestatie van een gebouw in Nederland is de optelling van de duurzaamheidsprestaties van de gebruikte bouwmaterialen en bouwproducten. De Commissie stelt voor in het kader van de herziening van de verordening bouwproducten de ontwikkeling van duurzaamheidsprestaties ter hand te nemen. Het is hierbij voor Nederland van belang dat dit zodanig wordt uitgevoerd dat het nationale instrumentarium van de milieuprestatie van gebouwen en GWW-werken kan blijven functioneren.

Een randvoorwaarde voor het ontwikkelen van een materialenpaspoort is (de beschikbaarheid van) informatie over grondstoffen en materialen in gebouwen en infrastructurele werken. Een digitaal logboek als een van de manieren waarop die informatie beschikbaar wordt gemaakt, zou gebruikt kunnen worden als bouwsteen in een (digitaal) materialenpaspoort voor een gebouw of infrastructureel werk. Op dit moment zijn er diverse private initiatieven in Nederland voor een materialenpaspoort. Op Europees niveau loopt een studie die tot doel heeft een Europees raamwerk te ontwikkelen ter ondersteuning en structurering van het wijdverbreide gebruik van digitale gebouwenlogboeken in de Europese lidstaten.

De Wet kwaliteitsborging kent een tweetal dossiers. Het eerste is het dossier bevoegd gezag, waarin gegevens van een bouwwerk zijn opgenomen, die het bevoegd gezag nodig heeft om zijn toezichthoudende taak voor de bestaande bouw uit te kunnen voeren. Het tweede is het consumentendossier waarin bouwconsumenten informatie ontvangen die voor hen van belang is als eigenaar van een bouwwerk. Afhankelijk van de definitieve invulling van de digitale logboeken en materialenpaspoorten, zouden deze een bouwsteen kunnen zijn voor met name het consumentendossier zoals genoemd onder de Wet Kwaliteitsborging voor het bouwen.

De leden van de D66-fractie vragen de Staatssecretaris toe te lichten wat wordt bedoeld met de oprichting van een waarnemingspost voor belangrijke secundaire materialen. Ook vragen deze leden toe te lichten wat wordt bedoeld met een «veilige operationele ruimte» voor het gebruik van natuurlijke hulpbronnen.

Een Europese waarnemingspost voor belangrijke secundaire materialen heeft naar verwachting tot doel de Europese en nationale beleidsvorming te verbeteren door informatie, analyse en inzichten te verschaffen over de opzet, uitvoering, monitoring en evaluatie van beleid. Ik wacht een voorstel van de Europese Commissie hierop met interesse af.

Met de «veilige operationele ruimte» (safe operating space) voor het gebruik van natuurlijke hulpbronnen wordt gedoeld op de situatie waarin door dat gebruik geen kritische milieugrenzen worden overschreden, op lokaal, regionaal of mondiaal niveau. Het is het voornemen van de Europese Commissie om te verkennen of het mogelijk is deze veilige operationele ruimte te bepalen en die kritische milieugrenzen te benoemen (science-based targets). Nederland steunt dit voornemen.

De leden van de GroenLinks-fractie missen in het CEAP concrete doelstellingen en indicatoren voor de reductie van (primair) grondstofverbruik. Waar het in klimaatbeleid al heel normaal is om reductiedoelstellingen te stellen, ontbreekt dat nog op het gebied van grondstofgebruik. Doelstellingen op het gebied van grondstoffenconsumptie en materiële voetafdruk kunnen een goede maatstaf bieden om de koers te bepalen en beleid te toetsen. Deze leden vragen de Staatssecretaris naar haar zienswijze op dit gebied. Zij vragen ook of het kabinet bereid is om hierin een koploperspositie in te nemen en het belang van concrete doelstellingen te agenderen in de Milieuraad.

De Staatssecretaris is blij te zien dat de Europese Commissie ook het belang van circulariteit bij het verwezenlijken van de EU-doelstelling van klimaatneutraliteit in 2050 ondersteunt. Dit heeft ook een duidelijke plaats gekregen in de Green Deal en het actieplan circulaire economie. Voor de nadere zienswijze op reductiedoelstellingen verwijs ik u graag door naar het antwoord op de vraag van de leden van de CDA-fractie. Het is echter goed om in het oog te houden dat reductie van het grondstoffengebruik geen doel op zich is, maar een middel om risico’s op het vlak van milieu en leveringszekerheid te mitigeren.

De leden van de GroenLinks-fractie missen in het actieplan concrete voorstellen rondom beprijzing, maar vinden het goed dat lidstaten worden aangemoedigd om economische instrumenten, zoals milieubelastingen en btw-tarieven, te gebruiken om circulaire activiteiten te promoten. Deze leden vragen de Staatssecretaris hoe zij dit wil invullen. Spanje heeft bijvoorbeeld onlangs een belasting op niet-gerecycled plastic verpakkingen aangekondigd. Denkt de Staatssecretaris ook aan dergelijke maatregelen? De leden van de GroenLinks-fractie zijn dan ook voorstander van de suggestie voor een Europese plastic tax als inkomstenbron voor het economisch herstelplan van de Europese Commissie. Deze leden vragen de Staatssecretaris of zij dit voorstel zal steunen en of zij zich ervoor zal inzetten dat een Europese plastic tax er zo snel mogelijk komt. Bovendien vragen deze leden de Staatssecretaris om zich hard te maken voor een Europese belasting op ál het nieuwe (niet-gerecyclede) plastic en niet alleen voor niet-gerecycled plastic verpakkingen.

De Commissie verwijst hier specifiek naar belasting op verbranden en storten van afval en een verlaagd btw-tarief voor reparaties. De Europese btw-richtlijn staat het de lidstaten wel toe een verlaagd btw-tarief te heffen op de reparatie van fietsen, schoeisel en lederwaren, kleding en huishoudlinnen waaronder het herstellen en vermaken. Nederland maakt van die mogelijkheid ook gebruik. Op reparatie of herstel van andere goederen, zoals elektronica en witgoed, staat de richtlijn momenteel geen verlaagd btw-tarief toe. Echter, het EU-actieplan voor een circulaire economie kondigt onder meer aan dat de Europese Commissie via een wijziging van de btw-richtlijn de lidstaten in staat wil stellen gebruik te maken van de btw-tarieven om activiteiten op het gebied van de circulaire economie te bevorderen die op eindgebruikers zijn gericht, met name reparatiediensten. Het kabinet zal de ontwikkeling van die lopende wetgevingsprocedure nauw volgen. Nederland maakt ook al gebruik van de mogelijkheid om het verbranden en storten van afval te belasten om daarmee recycling aantrekkelijker te maken. Een ander belangrijk economisch instrument is de uitgebreide producentenverantwoordelijkheid (UPV). De inzet van de Staatssecretaris daarop betreft 1) de implementatie van UPV-systemen die volgen uit de Single Use Plastics (SUP)-richtlijn en de implementatie van de minimale vereisten volgens de Kaderrichtlijn afvalstoffen, 2) de realisering van UPV-systemen voor textiel en matrassen en 3) diverse verkenningen naar UPV voor duurzame energie-installaties, de gevelbouw, dakbitumen, hout en gips en vloerbedekking. Daarnaast wil de Staatssecretaris in gesprek gaan met andere Europese landen over afstemming van economische instrumenten die de circulaire economie bevorderen.

Het kabinet is over het algemeen terughoudend over voorstellen voor nieuwe eigen middelen vanuit het oogpunt van onder andere de beoogde transparantie, vereenvoudiging en voorspelbaarheid van het stelsel. Het voorgestelde eigen middel op plastic werkt niet als een belasting op plastic, maar is alleen een basis waarop de afdracht van lidstaten zou worden bepaald. Vanuit de aard heeft het dus niet een direct effect op de recycling van plastic. Een dergelijk middel zal wel een stimulans zijn voor achterblijvende lidstaten om hun resultaten te verbeteren en zo een positief milieueffect te kunnen realiseren.

Het instellen van een belasting gericht op plasticproducenten is een nationale aangelegenheid. Nederland kent een uitgebreide producentenverantwoordelijkheid voor verpakkingen. Producenten van verpakte producten zijn verantwoordelijk voor de inzameling en recycling van (plastic) verpakkingsafval en dragen hiervan alle kosten. Producenten betalen hiervoor een private afvalbeheerbijdrage, waarin er wordt gedifferentieerd en goed recyclebare verpakkingen een lagere bijdrage betalen. De beleidsinzet is erop gericht de werking van de producentenverantwoordelijkheid te verbeteren en te behalen doelstellingen, stapsgewijs te verhogen.

De leden van de GroenLinks-fractie zijn blij dat de EC werk gaat maken van de eisen rondom productontwerp, hoewel deze eisen nog wel concreet moeten worden uitgewerkt. Deze leden vinden het goed dat de EC aandacht vraagt voor het vergroten van het aandeel gerecycled materiaal in producten. Deze leden vinden het goed dat de Staatssecretaris positief staat over dit voorstel en vragen op welke manier zij zich ervoor zal inzetten dat dit spoedig zal gebeuren. Deze leden vinden het bovendien belangrijk dat er bij de eisen rondom productontwerp voldoende aandacht is voor levensduur en repareerbaarheid en dat daar harde Europese minimumeisen per productcategorie voor komen. Deze leden vragen de Staatssecretaris daarom of zij zich in de Milieuraad zal inzetten voor zulke minimumeisen. Zij vragen ook of het kabinet nu al concrete ideeën inbrengt over hoe zulke eisen moeten worden vormgegeven. Zo heeft Spanje al bindende doelen voor reparatie vastgelegd in zijn wetgeving: 3% van de afgedankte grote huishoudelijke apparaten en 4% van de IT- en telecommunicatieapparatuur moet daar sinds 2018 worden gerepareerd. De leden van de GroenLinks-fractie vragen of het kabinet ook voornemens is om dergelijke doelstellingen voor bepaalde afvalstromen vast te leggen.

Het kabinet steunt de aankondigde maatregelen van de Europese Commissie voor een beleidskader voor duurzame producten en het toepassen van de Richtlijn Ecodesign op meer productgroepen. De Staatssecretaris constateert dat de Europese Commissie al goede stappen zet om repareerbaarheid in het productbeleid daadwerkelijk vorm te geven. In de meest recente uitvoeringsmaatregelen die zijn ingevoerd onder de Richtlijn Ecodesign, ziet zij al wettelijke bepalingen over repareerbaarheid van producten, die een nieuwe standaard zetten op dit aspect. Deze standaard heeft brede steun gekregen in Europa en ook het kabinet steunt deze ontwikkeling, waarbij wij voorzien dat voor veel meer productgroepen deze standaard zal worden opgelegd door de Commissie. Het daarnaast invoeren van een nationale standaard of -eis zoals in Spanje ligt dan minder voor de hand mede omdat de betreffende apparaten veelal geproduceerd en verhandeld worden in wereldwijd verband.

Deze leden vinden het interessant dat de EC gaat onderzoeken of een EU-brede terugnameregeling voor het terugnemen of -kopen van oude mobiele telefoons, tablets en opladers tot de mogelijkheden behoort om de inzameling van afgedankte elektronische apparatuur te verbeteren. Zij vragen de Staatssecretaris of zij tijdens de Milieuraad extra aandacht zal vragen voor een dergelijk (statiegeld)systeem.

De Staatssecretaris steunt een onderzoek naar een EU-brede terugnameregeling voor afgedankte kleinere elektronica. Deze categorie van afval blijkt voor een deel te verdwijnen in het restafval en is dan niet meer beschikbaar voor recycling waardoor materiaal verloren gaat. Een onderzoek naar een slimme terugnameregeling die consumenten prikkelt tot een juiste afgifte zal de Staatssecretaris ondersteunen. In Nederland heeft zij in het kader van het Urgenda-vonnis een maatregel genomen waarbij in 2021 een retourpremie geïntroduceerd wordt door producenten van koel- en vrieskasten voor hun afgedankte toestellen, wat een voorbeeld is van een systeem dat het voor de consument voordelig maakt om oude apparatuur in te leveren.

De EC overweegt om de complexiteit van verpakkingsmaterialen te verminderen met inbegrip van het aantal gebruikte materialen en polymeren. De leden van de GroenLinks-fractie vinden dit zeer belangrijk om hergebruik van materialen te vereenvoudigen en te stimuleren, al helemaal gezien de huidige plastic recyclingcrisis. Zij vragen de Staatssecretaris naar haar oordeel over deze maatregel en of zij zich hiervoor zal inzetten.

Het kabinet steunt de inzet van de Commissie om het aantal gebruikte verpakkingsmaterialen te verminderen en zal de Commissie hierin actief ondersteunen. Nederland werkt met publieke en private stakeholders binnen het Nederlandse en Europese Plastics Pact, aan het verminderen van het aantal gebruikte plastics.

De leden van de GroenLinks-fractie vinden het goed dat er in het actieplan aandacht is voor «safe by design». Met betrekking tot circulair productontwerp vinden deze leden het ook belangrijk dat er aandacht blijft voor het veilig gebruik van gevaarlijke stoffen gedurende de gehele levenscyclus. De Raad voor de leefomgeving en infrastructuur (Rli) beveelt aan dat er op Europees niveau daarvoor nog aanvullende risicobeoordelingen nodig zijn voor traceerbaarheid, degradeerbaarheid en verwijderbaarheid. Deze leden vragen de Staatssecretaris of zij hier aandacht voor zal vragen.

De Staatssecretaris stelt voorop dat het element van Safe by Design in het circulaire productontwerp meer aandacht moet krijgen van producenten. Zij wil verder in de vormgeving van een duurzamer Europees productbeleid de inbedding van een veilige toepassing van chemische stoffen versterken op basis van sector-overstijgende risicobeoordeling, waarin de door de Rli genoemde aspecten worden meegenomen en waarvoor de Staatssecretaris zich onder meer sterk maakt in het kader van het nieuwe onderzoeksprogramma Horizon Europe. Daarnaast zet zij in op verbreding van het productbeleid naar alle duurzaamheidsaspecten, met prestatie- en informatievereisten voor de gebruiks- en afdankingsfase van producten.

Het valt de leden van de GroenLinks-fractie op dat er in het CEAP relatief weinig expliciete aandacht is voor het concept uitgebreide productenverantwoordelijkheid (UPV). Het actieplan noemt enkel voor textiel UPV als mogelijke maatregel. Deze leden vinden dat een goed idee. Bovendien zijn deze leden blij om te lezen dat het kabinet naar aanleiding van de motie van het lid Kröger een nationaal verbod op de vernietiging van onverkochte goederen verkent en dit ook op Europees niveau wenselijk acht. De leden denken echter dat veel van de maatregelen het beste te realiseren zijn via UPV. Andere EU-lidstaten, zoals Frankrijk, zijn bezig met het invoeren van UPV voor een breed scala aan producten. Deze leden vragen of de Staatssecretaris bereid is om deze ontwikkelingen te volgen om ook in Nederland de uitbreiding van UPV voor bepaalde producten te overwegen.

De Staatssecretaris is het eens over het belang van UPV en de bijdrage die UPV kan leveren in de transitie naar een circulaire economie. Zij volgt de ontwikkelingen in Europa en in Frankrijk in het bijzonder, zoals aangegeven in de antwoorden op de vraag over beprijzing. In het Uitvoeringsprogramma Circulaire Economie zet de Staatssecretaris uiteen welke inspanningen zij nu verricht om voor meer productgroepen een producentenverantwoordelijkheid te introduceren of te onderzoeken. De inzet van de Staatssecretaris, zoals uiteengezet in het uitvoeringsprogramma, betreft 1) de implementatie van UPV-systemen die volgen uit de SUP-richtlijn en de implementatie van de minimale vereisten volgens de EU-Kaderrichtlijn afvalstoffen, 2) de realisering van UPV-systemen voor textiel en matrassen en 3) diverse verkenningen naar UPV voor duurzame energie-installaties, de gevelbouw, dakbitumen, hout en gips en vloerbedekking.

De leden van de GroenLinks-fractie vinden het goed dat de Europese Commissie een «internationale overeenkomst inzake het beheer van natuurlijke hulpbronnen» overweegt. Zij denken dat er internationaal meer moet worden samengewerkt om de schaarse primaire grondstoffen beter te beschermen en de winning ervan op een ethisch verantwoorde wijze te laten plaatsvinden. Deze leden vragen de Staatssecretaris om haar oordeel over een dergelijke overeenkomst en of zij zich hiervoor zal inzetten in de Milieuraad.

In algemene zin ondersteunt Nederland de mondiale ambities inzake de circulaire economie, zoals neergelegd in het CE-actieplan. Daarbij hoort een verkenning van de mogelijkheid om «science based targets» te formuleren en, op basis daarvan, het initiëren van het debat over een internationale overeenkomst inzake het beheer van natuurlijke hulpbronnen. Deze ambitie is in lijn met de oproep ter zake in de Raadsconclusies over circulaire economie van 4 oktober 2019. Nederland zal waar mogelijk samenwerken met de Commissie bij deze verkenning.

De leden van de SP wijzen erop dat er pas sprake zal zijn van echt duurzaam produceren wanneer dit bij wet- en in regelgeving wordt vastgelegd. Deze leden vragen hoe de inzet op toch vooral een verzameling losse en vrijblijvende maatregelen de benodigde transitie in gang zal zetten. Zij vragen hier een verdere toelichting op. Welke harde doelen worden vastgelegd en op welke wijze wordt hier meetbaar naar toegewerkt?

In het actieplan circulaire economie kondigt de Europese Commissie een groot pakket aan wet- en regelgeving aan. Dit betreft een coherent pakket aan maatregelen en wetgeving die de transitie naar een circulaire economie verder brengt. Ten aanzien van de (reductie)doelen verwijzen wij u naar het antwoord op de vragen van de leden van de CDA- en GroenLinks-fracties.

Deze leden van de SP-fractie wijzen op uitspraken van de Staatssecretaris waaruit blijkt dat zij niet wil zorgen voor een verplicht gehalte gerecycled plastic voor hier geproduceerd plastic materiaal. Deze leden hebben hierop ook schriftelijke Kamervragen (2020Z10448) gesteld. Zij wijzen op de verantwoordelijkheid die de Staatssecretaris heeft om een zo goed mogelijk milieubeleid in Nederland te realiseren. Deze leden willen hier graag een toelichting op en zien de beantwoording van de door hen gestelde vragen met belangstelling tegemoet.

De Staatssecretaris is voorstander van een Europese maatregel om een verplicht percentage plastic recyclaat toe te passen in nieuwe producten en verpakkingen. Daarmee kan de vraag naar plastic recyclaat structureel toenemen, de prijsontwikkeling van gerecyclede plastics losgekoppeld worden van de prijs van virgin plastics (en de olieprijzen) en wordt op Europees niveau een gelijk speelveld gecreëerd en de interne markt niet verstoord.

De leden van de VVD-fractie constateren dat het actieplan circulaire economie overwegend positief is ontvangen. De leden vragen zich af wat dit precies betekent: hoeveel en welke lidstaten reageren niet positief op het voorstel, en wat zijn de redenen van deze lidstaten hiervoor?

Lidstaten zijn in het algemeen positief over het actieplan circulaire economie. Lidstaten kunnen echter onderling wel in uitgangsposities verschillen bij de uitwerking van de aangekondigde maatregelen. Nog niet alle lidstaten hebben zich uitgesproken over specifieke acties en maatregelen uit het actieplan. Aankomende besprekingen tussen milieuministers van het actieplan evenals de specifieke maatregelen die voortkomen uit het actieplan, zullen het beeld verder verduidelijken.

De leden van de VVD-fractie lezen tot slot over het voorstel voor een nieuw «recht op reparatie». Uit de reactie van het kabinet maken de leden op dat het nog niet duidelijk is wat dit precies inhoudt. De leden vragen de Staatssecretaris dan ook om verduidelijking: wat wordt hier precies geambieerd?

De Staatssecretaris deelt de visie dat maatregelen die reparatie stimuleren, gesteund dienen te worden omdat dit de levensduur van een product verlengt en hiermee bijdraagt aan de doelstelling van een circulaire economie. Het «recht op reparatie» heeft raakvlakken met bestaande Nederlandse initiatieven die hergebruik en reparatie stimuleren zoals het Circulaire Ambachtscentrum, «repair cafés» maar ook eco-design. Wat het «recht op reparatie» precies in zal houden, zal blijken bij de verdere invulling en uitwerking van dit voorstel door de Europese Commissie. Bij systemen die reparatie stimuleren valt over het algemeen te denken aan onder andere de beschikbaarheid van reserveonderdelen, handleidingen, technische informatie en demonteerbaarheid.

Luchtkwaliteit

De leden van de D66-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het verslag van de Milieuraad die op 5 maart 2020 bijeenkwam. Deze leden zijn verheugd dat Nederland samen met Oostenrijk heeft aangedrongen om de WHO-advieswaarden voor luchtverontreiniging op EU-niveau na te streven. Uit de brief van de Staatssecretaris begrijpen deze leden dat er een compromisvoorstel nodig was om alle lidstaten in te laten stemmen. Deze leden vragen de Staatssecretaris om dit compromisvoorstel en de redenen voor noodzaak tot een compromis nader toe te lichten.

Bij de discussies in de Milieuraad bleek dat diverse lidstaten in het geheel niet wilden spreken over een mogelijke aanpassing van de grenswaarden voor luchtkwaliteit en derhalve ook niet over de WHO-advieswaarden als grenswaarden. Nederland en Oostenrijk, net als overigens enkele andere lidstaten, willen daarentegen wel actief blijven werken aan gezondheidsverbetering. In dat licht is consequent gepleit om in de Raadsconclusies op te nemen dat de EU-grenswaarden meer in lijn worden gebracht met de WHO-advieswaarden.

Aangezien het aannemen van Raadsconclusies consensus vereist en het onmogelijk bleek alle lidstaten mee te krijgen, is gewerkt aan een compromis. In de uiteindelijke Raadsconclusies is opgenomen dat de Raad verheugd is met «het voornemen van de Commissie om een voorstel tot herziening van de grenswaarden voor luchtkwaliteit» en uitkijkt «naar besprekingen over deze voorstellen, onder meer over een mogelijke nauwere afstemming van de EU-normen inzake luchtkwaliteit op de luchtkwaliteitsrichtsnoeren van de WHO». Dit betekent dat door het compromis deze discussie nog zal worden gevoerd in plaats van ze nu al te stoppen, waar enkele lidstaten voor hebben gepleit.

Luchtvaart

De leden van de D66-fractie zijn verheugd dat tijdens de Milieuraad op 5 maart 2020 over de Emissions Trading Scheme (EU-ETS) voor de luchtvaart en de uitfasering van gratis emissierechten voor de luchtvaart is gesproken. Kan de Staatssecretaris aangeven welk tijdspad Nederland hierbij beoogt? Kan zij bovendien aangeven of de Nederlandse inzet met betrekking tot de verhouding tussen EU-ETS en het Carbon Offsetting and Reduction Scheme for International Aviation (CORSIA) is beïnvloed door de recente beslissing van de EU Council om het CORSIA-basisjaar te veranderen van 2019 en 2020 naar alleen 2019?

Wat betreft de gelijktijdige toepassing van het EU ETS en CORSIA kijk ook ik uit naar de rapportage van de Europese Commissie over hoe dit vorm te geven mede in het licht de voorgenomen evaluatie en aanscherping van het EU ETS. Volgens de laatste berichten staat deze nu gepland voor dit najaar. Bij de ontwikkeling van de luchtvaart blijft Nederland inzetten op ambitieuze doelen en op het behoud en de implementatie van CORSIA met de huidige definitie van de baseline (basisjaar) als uitgangspunt. Aanpassingen in CORSIA beschouwt Nederland als fall back optie met oog op het behoud van het systeem. Op dit moment zijn in de Raad van ICAO besprekingen gaande over de vraag of een aanpassing van de baseline van het CORSIA nodig is. Op de uitkomst van deze besprekingen wil ik niet vooruitlopen wat betreft de verdere ontwikkelingen in de verhouding tussen het EU ETS en CORSIA. Het EU raadsbesluit is geen besluit tot aanpassing van de baseline. Dat mandaat ligt bij de Raad van ICAO. Het is gebruikelijk dat voorafgaand aan internationale vergaderingen, waaraan de EU deelneemt, een Europees proces wordt doorlopen om vast te stellen welke ruimte de EU (respectievelijk haar deelnemende lidstaten) in de onderhandelingen heeft. In dit besluit is duidelijk aangegeven op basis van welke juridische en technische overwegingen er ruimte is voor de Europese leden van de Raad van ICAO om, zoals in het raadsbesluit staat aangegeven «if necessary», een besluit te steunen om de baseline te wijzigen naar 2019 met een voorziene evaluatie in 2022.

Drinkwater

De leden van de D66-fractie verwelkomen de beslissing van de Commissie om nauwlettend toe te zien op en ondersteuning te verlenen aan de uitvoering van de voorschriften van de drinkwaterrichtlijn met het oog op de beschikbaarstelling van drinkwater in openbare ruimten, waardoor zowel de afhankelijkheid van flessenwater als de hoeveelheid verpakkingsafval wordt verminderd. Deze leden vragen de Staatssecretaris toe te lichten of dit ook in Nederland kan worden gedaan. En zo niet, waarom niet?

De nieuwe EU-Drinkwaterrichtlijn is nog niet van kracht. De Richtlijn wordt naar verwachting op zijn vroegst in oktober gepubliceerd. In de nieuwe Drinkwaterrichtlijn staan vereisten over het beschikbaar stellen van watertappunten in openbare ruimten. In Nederland is het plaatsen van openbare tappunten al onderdeel van beleid, zowel om plastic afval te reduceren als om kinderen te stimuleren water te drinken in plaats van zoethoudende drank. Zo worden in het kader van het Nationaal Preventieakkoord in 2019 en 2020 in totaal 1000 extra watertappunten geplaatst op schoolpleinen. Er zijn en worden al openbare watertappunten geplaatst door gemeenten, bedrijven zoals de NS, en scholen, in samenwerking met de drinkwaterbedrijven. Bij de voorbereiding van de implementatie van de nieuwe EU-Drinkwaterrichtlijn zal met de verantwoordelijke ministeries en partijen bekeken worden of er aanvullend actie nodig is.

Groen herstel

De leden van de CDA-fractie constateren dat renovatie van gebouwen een belangrijke beleidsprioriteit binnen het herstelpakket is en dat de EC ook in het kader van de Green Deal al aankondigde meer te willen investeren in duurzame renovatie. Investeringen zullen in eerste instantie gericht worden op publieke gebouwen en sociale woningbouw. Hiervoor worden ook de regels voor staatssteun aangepast om overheden in staat te stellen met gebruik van publieke middelen renovaties te ondersteunen. Deze leden vinden het verduurzamen van sociale woningbouw van groot belang en blijven zich daarvoor inzetten. Zij vragen de Staatssecretaris om een appreciatie te geven van deze prioriteit binnen het herstelpakket. Welke nieuwe mogelijkheden levert dit voor Nederland op voor verduurzaming binnen de sociale woningbouw en op welke wijze zal de Minister daarop inzetten? In hoeverre en op welke wijze is zij van plan om gebruik te maken van de versoepeling van de regels voor staatssteun om meer publieke investeringen mogelijk te maken?

Nationaal gaat de inzet op de verduurzaming van de gebouwde omgeving onverminderd door, juist vanwege de effecten op de werkgelegenheid en de continuïteit in de bouwsector. Met interesse volgt het kabinet de ontwikkelingen van de Europese Commissie omtrent de renovatiegolf. De Commissie heeft in haar werkplan aangegeven dat de mededeling over de renovatiegolf in Q3 van dit jaar zal verschijnen. Nu is nog onduidelijk welke mogelijkheden dit voor Nederland oplevert en op welke manier de regels voor staatssteun worden aangepast voor de verduurzaming binnen de sociale woningbouw. Van belang voor de mededeling over de renovatiegolf zijn de lange termijn renovatiestrategieën van lidstaten. Dit is naar uw Kamer gestuurd.2

De leden van de CDA-fractie merken op dat de EC middels InvestEU private investeringen wil stimuleren, onder andere op het gebied van waterstof. Deze leden vragen de Staatssecretaris hoe hier vanuit Nederland aansluiting bij wordt gezocht en welke kansen de Minister ziet voor stimulering van investeringen in waterstof in Nederland vanuit InvestEU.

Onder het recent voorgestelde vijfde luik van het InvestEU programma, het strategisch Europese investeringsluik, worden – als onderdeel van een van de zeven investeringsgebieden, te weten sleuteltechnologieën voor groene en digitale transities en innovaties – waterstoftoepassingen genoemd als investeringsfocus. Financiële steun in de vorm van o.a. leningen, garanties, kapitaalmarktinstrumenten, en aandelen is dus direct en indirect (via financiële intermediairs, fondsen of investeringsplatforms) beschikbaar voor projecten en partijen die (de ontwikkeling van) waterstoftoepassingen bevorderen. InvestEU is vraaggestuurd en projecten en partijen worden getoetst op overeenstemming met de richtlijnen, eisen en doelstellingen van het strategisch Europese investeringsluik.

Het InvestEU-programma wordt voornamelijk uitgevoerd door de EIB-groep. Daarnaast zijn nationale stimuleringsbanken en -instellingen, zoals InvestNL of de regionale ontwikkelingsmaatschappijen (ROM’s), belangrijke uitvoeringspartners. Deze partijen moeten ook eigen middelen inleggen en geëvalueerd worden. Projectvoorstellen voor waterstoftoepassingen kunnen dus bij de EIB-groep of bij nationale stimuleringsbanken en -instellingen ingediend worden.

Het strategisch Europees investeringsluik richt zich voornamelijk op strategische activiteiten die de groene en digitale transities onderleggen en de lange termijn concurrentiepositie en weerbaarheid van Europa moeten versterken. Dit sluit aan bij de focus van InvestNL op investeren in de energietransitie en innovatie, wat kansen biedt. Daarbij stimuleert het meer risicovolle investeringen en samenwerking tussen verschillende (regionale) partijen. Dit biedt mogelijkerwijs kansen aan provincies en het MKB om samen te werken aan waterstoftoepassingen zoals in noord Nederland gebeurt.3 Het InvestEU-programma biedt dus substantiële kansen voor Nederland, gezien de vele waterstofprojecten die in ons land in ontwikkeling zijn.4

De leden van de CDA-fractie lezen in de kabinetsappreciatie van het Europese herstelpakket dat het kabinet het van belang acht dat investeringen ten goede komen aan klimaat en bijdragen aan de doelen van de Green Deal. Zij vragen de Minister om te schetsen voor welke prioriteiten uit o.a. de Green Deal de € 750 miljoen volgens het kabinet ingezet zou moeten worden. Ook vragen deze leden welke punten uit het uitgelekte Nederlandse paper nog ontbreken in het voorgestelde Europese herstelpakket en welke daarvan door de Minister tijdens de informele video-Milieuraad onder de aandacht zullen worden gebracht.

Zoals aangegeven in de kabinetsappreciatie deelt het kabinet de inhoudelijke focus die de Europese Commissie wil geven aan het herstel met investeringen in de groene en digitale transities. Het is van belang dat geborgd wordt dat de investeringen uit het Next-Generation EU-pakket voor ten minste 25% ten goede komen aan klimaat en bijdragen aan de doelen van de Green Deal en de uitvoering van de nationale energie- en klimaatplannen. Het kabinet denkt daarbij onder andere aan investeringen in de verduurzaming van de gebouwde omgeving (renovation wave), en investeringen in schone technologieën en waardeketens, zoals duurzame waterstof, batterijen, CCS en duurzame energie-infrastructuur. Deze typen investeringen zullen ook onder de aandacht worden gebracht tijdens de informele videobijeenkomst.

Voorts moet het «do-no-harm-principe» uit het herstelpakket duidelijker worden uitgewerkt, om te voorkomen dat investeringen uit het herstelpakket schadelijk zijn voor de milieu en klimaatdoelstellingen.

De leden van de SP delen de mening dat klimaatbeleid en de doelstellingen niet naar de achtergrond mogen verdwijnen als gevolg van de coronacrisis. Zij vragen echter hoe de Minister deze insteek binnen Europa rijmt met het voornemen voorlopig geen CO2-heffing voor bedrijven in te voeren. De leden wensen hierover een goede verklaring te krijgen. Hoe is aangetoond dat deze heffing niet ingevoerd zou kunnen worden? Waarom laat de Minister hiermee de grootste uitstoters opnieuw ongemoeid? Hoe gaat de Minister zijn insteek in het Europese debat met dit gebrek aan nationale aanpak combineren?

Het kabinet is voornemens het wetsvoorstel CO2-heffing industrie in te dienen op Prinsjesdag als onderdeel van het Belastingplanpakket 2021, zodat de heffing conform het Klimaatakkoord per 1 januari 2021 in werking kan treden (Kamerstuk 32 813, nr. 342). Het doel van de heffing is om bedrijven effectief te prikkelen om CO2 te reduceren en zo te borgen dat de reductiedoelstelling uit het Klimaatakkoord wordt behaald. Daarmee is het onderdeel van een breed klimaatpakket voor de industrie, dat naast het borgen van de reductiedoelstelling, tot doel heeft de industrie de daarvoor benodigde groene investeringen in Nederland te laten doen en zo industriële bedrijvigheid en werkgelegenheid te behouden. In het Klimaatakkoord was al een ingroeipad voor de heffingsgrondslag en dus een geleidelijke afbouw van de vrijgestelde uitstoot voorzien om rekening te houden met de startpositie van bedrijven en de doorlooptijd van investeringscycli van bedrijven en als mitigerende maatregel om de impact van een nationale heffing bovenop het ETS te verzachten. In verband met de economische onzekerheden door de Coronacrisis kiest het kabinet het ingroeipad voorzichtig. Het einddoel voor 2030 is ongewijzigd. De reductiefactor ten opzichte van de ETS-benchmarks zal bij de start met 1,2 (dat wil zeggen 20% boven de benchmarks) zijn en jaarlijks met een vast percentage dalen, zodat de reductiefactor in 2030 de waarde heeft die nodig is om de reductiedoelstelling uit het Klimaatakkoord te realiseren. Door de heffing in te voeren met een helder reductiepad, waarbij in 2030 de vrijgestelde uitstoot is gebaseerd op de doelstelling uit het Klimaatakkoord, zal de industrie hiermee rekening houden in de investeringsbeslissingen. Wel biedt de voorzichtige start bedrijven meer ruimte om hun investeringen in CO2-reductie beter te laten aansluiten bij hun investeringscycli.

De leden van de SP vragen hoe de wens voor een groen herstel tot uiting komt in eisen die aan bedrijven worden gesteld die steun ontvangen. Zij wijzen erop dat het aan harde verduurzamingseisen ontbreekt. Hoe wordt voorkomen dat dit inzetten op groen herstel geen wassen neus wordt? Welke concrete en harde eisen zijn en worden gesteld? Deze leden benadrukken dat dit het moment is te komen tot echt effectief en rechtvaardig klimaatbeleid en vragen hoe de Minister dat gaat realiseren.

Het kabinet houdt vast aan de klimaatambities en is gecommitteerd aan een voortvarende uitvoering van het Klimaatakkoord. Om tot een groen herstel te komen na de coronacrisis, hebben we behalve vergroening ook economisch herstel nodig. Om de economische gevolgen die veroorzaakt worden door het Coronavirus en de tegenspoed te beperken die veel ondernemingen in Nederland zwaar raakt, heeft het Kabinet generieke en sectorspecifieke steunmaatregelen in het leven geroepen. Omwille van deze hoofddoelen ziet het Kabinet geen aanleiding om aanvullende klimaatdoelen te stellen of maatregelen te treffen, door middel van het verbinden van voorwaarden hieraan. Bovendien zou het zulke voorwaarden ontbreken aan controleerbaarheid en uitvoerbaarheid.

Dat neemt niet weg dat het Kabinet op groen herstel wil inzetten. Daarom neemt het Kabinet de bijdrage die een bedrijf levert aan de klimaattransitie mee in de afweging tot het verlenen van bedrijfsspecifieke steun. Voor wat betreft de voorwaarden aan eventuele bedrijfsspecifieke steun gaat het Kabinet per casus bekijken wat op het vlak van duurzaamheid redelijk en haalbaar is. Als steun aantrekkelijke mogelijkheden biedt om grote stappen te zetten op het terrein van duurzaamheid kunnen we hierover aanvullende afspraken maken.

De leden van de SP-fractie vragen verder hoeveel groene banen er in Nederland worden gecreëerd als gevolg van de gestelde klimaat- en energiedoelstellingen. En hoeveel zijn dat er in Nederland als gevolg van investeringen in de circulaire economie? Om welke banen gaat het en op welke termijn worden deze gerealiseerd?

Uit de meest recente Klimaat- en Energieverkenning van het Planbureau voor de Leefomgeving, blijkt dat als gevolg van de klimaatmaatregelen en de energietransitie, de werkgelegenheid in de energiesector de komende jaren relatief stabiel blijft, maar wel licht verschuift van conventionele activiteiten naar activiteiten rond hernieuwbare energie. In 2018 bedroeg de totale werkgelegenheid in de energiesector 148 duizend arbeidsjaren. Het totaalaantal arbeidsjaren zal tot 2030 naar verwachting variëren tussen de 155 duizend en 139 duizend. In 2018 was 38 procent van de werkgelegenheid gerelateerd aan de conventionele sectoren, 43 procent aan hernieuwbare energie en energiebesparing en 19 procent bij netwerken. Naar verwachting is in 2030 33 procent van de werkgelegenheid in de energiesector gerelateerd aan de conventionele sectoren en 48 procent aan hernieuwbare energie en energiebesparing. Het aandeel werkgelegenheid bij netwerken blijft relatief stabiel.

Volgens het rapport CE in Kaart van het PBL (2019) zijn 420 duizend arbeidsplaatsen in Nederland toe te rekenen aan de circulaire economie, uiteenlopend van industriële R&D tot recycling- en reparatiebedrijven. De verwachting (op basis van onderzoeksrapporten van TNO en Rabobank/Universiteit Utrecht) is dat de transitie naar een circulaire economie in Nederland tot 2030 banengroei van per saldo 25 à 75 duizend arbeidsplaatsen kan opleveren. Verder onderzoek om deze cijfers nader te duiden – zoals naar sector/branche, welke opleidingsniveaus en in welke regio dit is te verwachten – is opgenomen in het Uitvoeringsprogramma Circulaire Economie 2020. Dit later dit jaar op te leveren onderzoek zal onder meer in samenwerking met de SER worden uitgevoerd. Daarnaast zullen bestaande bedrijfsactiviteiten in toenemende mate bij de circulaire economie betrokken raken.

De leden van de SP-fractie constateren dat de zogenaamde renovatiegolf uit de Green Deal betekent een verdubbeling van de te renoveren woningen van 1% naar 2%. Deze leden wijzen op de gebrekkige ambitie die hieruit spreekt, er wordt vooral gestimuleerd dat mensen zich in de schulden steken om zelf hun huis te verduurzamen. Waar is de regie en verantwoordelijkheid hiervoor van de overheid? Hoe vertaalt dit zich naar nationaal beleid? Ook vragen deze leden om hoeveel woningen dit concreet zal gaan zijn en welk aandeel dat is van het aantal te verduurzamen woningen als onderdeel van het Klimaatakkoord. Welk aandeel van de gasvrij te maken woningen zijn inmiddels gerealiseerd, hoe verhoudt zich dit tot de doelstellingen? Deze leden wijzen erop dat grootscheepse renovatie van huurwoningen een grote stap in klimaatbeleid is en benadrukken nogmaals dat hier veel meer op ingezet zou moeten worden door het kabinet. Zij vragen hierop een toelichting.

De mededeling van de Europese Commissie over de renovatiegolf wordt in het derde kwartaal van dit jaar uitgebracht. Nu is onduidelijk welke mogelijkheden dit voor Nederland oplevert voor de verduurzaming binnen de sociale woningbouw. Van belang voor de mededeling over de renovatiegolf zijn de lange termijn renovatiestrategieën van lidstaten. De door Nederland aan de Europese Commissie verzonden lange termijn renovatiestrategie is naar uw Kamer gestuurd.5

Klimaat

De leden van de D66-fractie onderschrijven het belang voor een groen herstel van de economie. Waar de Staatssecretaris in haar brief met de geannoteerde agenda voor het overleg van de EU-milieuministers van 23 juni 2020 spreekt over het hechten van waarde aan het belang dat de transitie naar een digitale en duurzame samenleving wordt gestimuleerd in deze fase van herstel, benadrukken deze leden dat dit niet alleen van belang is maar zelfs cruciaal voor een toekomstbestendig Europa. Deelt de Staatssecretaris deze opvatting? Deze leden zijn een groot voorstander van het opstellen van een aangescherpt 2030-broeikasgasreductiedoel in de verordening. De voornoemde leden vragen daarom de Staatssecretaris om ook bij een nadelige effectbeoordeling in september kritisch te kijken of het 2030-broeikasgasreductiedoel toch kan worden aangescherpt en de Kamer te informeren over de mogelijkheden.

Ja, het kabinet deelt het belang van de transitie naar een digitale en duurzame samenleving en is dan ook tevreden dat beide transities een centrale rol hebben gekregen in de herstelplannen van de Commissie. Als bekend, pleit het kabinet in Europa voor een aangescherpt 2030 broeikasgasreductiedoel van 55% en voor de opname van dit aanscherpte 2030-doel in de Europese Klimaatwet. Hiervoor zal eerst een discussie gevoerd moeten worden op basis van de inzichten uit de effectbeoordeling, die in september verwacht wordt. Het kabinet zal uw Kamer over de effectbeoordeling en de daaropvolgende onderhandelingen via de gebruikelijke routes informeren.

De leden van de GroenLinks-fractie zijn overwegend positief over de toewijding van het kabinet aan de Europese Klimaatwet, maar maken zich met name zorgen over de reductiedoelstelling voor 2030. Deze leden zien graag een reductiedoelstelling van 65% in 2030 en vragen de Staatssecretaris om met andere lidstaten een coalitie te vormen die voor een aanscherping naar 65% zal pleiten. Zoals al eerder belicht in het schriftelijk overleg voor de Energieraad, hebben de leden van de GroenLinks-fractie geconstateerd dat er van verscheidene lidstaten nog geen steun is om de reductiedoelstelling voor 2030 te verhogen van 50% naar 55%. Deze leden willen daarom weten wat de inzet van het kabinet is om de reductiedoelstelling in ieder geval vast te stellen op 55%. Zij zien een kans om steun voor een Europees herstelfonds dat is gebaseerd op subsidies als middel te gebruiken om steun voor deze verhoogde reductiedoelstelling van lidstaten te verkrijgen. De leden vragen ditmaal de Staatssecretaris naar haar oordeel over deze aanpak.

Het kabinet pleit in Europa voor het ophogen van het 2030-broeikasgasreductiedoel naar 55%. Hiervoor werkt Nederland nauw samen met een kopgroep van gelijkgezinde landen die in ieder geval bestaat uit Finland, Zweden, Denemarken, Luxemburg, Frankrijk, Spanje, Portugal en Letland. In september zal de Commissie haar effectbeoordeling presenteren naar de gevolgen van een ophoging van het 2030-doel naar 50–55%. Op basis van deze effectenbeoordeling kan er een inhoudelijke discussie worden gevoerd.

Voor een verdere appreciatie van de Commissievoorstellen voor het Europees herstelplan en het volgende Meerjarig Financieel Kader (MFK), verwijs ik u naar de Kamerbrief van 9 juni jl. (Kamerstukken 21 501-20 en 22 112, nr. 1543).

De leden van de SP-fractie staan kritisch tegenover het huidige voorstel van een Europese Klimaatwet, waarbij teveel bevoegdheden inzake nationaal klimaatbeleid naar de EC dreigen te verdwijnen. Deze leden vragen hoe de kritische houding van het kabinet, zoals verwoord in het fiche, zich verhoudt tot de positieve beoordeling op zowel proportionaliteit als subsidiariteit. Deze leden vragen een verdere toelichting op deze beoordeling en de inzet in Europees verband.

Klimaatverandering is een mondiaal probleem dat niet door lidstaten afzonderlijk kan worden opgelost. De opgaven zijn fors en grensoverschrijdend. Europese samenwerking, en mondiale samenwerking zijn noodzakelijk om de doelen van de Overeenkomst van Parijs te behalen. Een gecoördineerde samenwerking tussen lidstaten onderling en tussen de lidstaten en de EU is daarom onontbeerlijk. Daarmee beoordeelt het kabinet de subsidiariteit van het voorstel positief.

De essentiële elementen uit de verordening, te weten klimaatneutraliteit in 2050 en klimaatadaptatie, zien toe op de samenwerking tussen de instellingen van de Unie onderling in het kader van de wetgevingsprocedures en de samenwerking en monitoring tussen de Unie en de lidstaten. Zoals beschreven in het BNC-fiche, gaat het voorstel niet verder dan strikt noodzakelijk en is daarmee een geschikt middel om een juridisch bindende verplichting op te leggen aan zowel de lidstaten als de EU-instellingen. Daarmee beoordeelt het kabinet ook de proportionaliteit van het voorstel positief.

Echter is het kabinet wel kritisch op de keuze van de Commissie om middels gedelegeerde handelingen het traject tussen 2030 en 2050 vast te leggen. Het kabinet vindt dit een wezenlijk onderdeel van de wetgeving en kan dus niet instemmen om deze bevoegdheid te delegeren aan de Commissie.

De kritische houding van het kabinet ten aanzien van de delegatiegrondslag heeft echter geen effect op de positieve beoordeling van de proportionaliteit en subsidiariteit van de voorgestelde verordening.

De leden van de SP-fractie vragen hoe deze bewindspersonen ervoor gaan zorgen dat klimaatbeleid via de gewone wetgevingsprocedure blijft verlopen en niet via een gedelegeerde handeling kan plaatsvinden? Tekent zich een meerderheid voor of tegen dit voorstel af? De Nederlandse inzet is erop gericht de doelstelling te verhogen, maar Nederland haalt zelf de oorspronkelijke doelen keer op keer niet. Deze leden vragen hierop een reactie en duidelijkheid over hoe deze (oude en verhoogde) doelen wel kunnen worden gehaald.

Het kabinet zal bij de onderhandelingen in Brussel pleiten voor het aanhouden van de gewone wetgevingsprocedure en is kritisch op de keuze van de Commissie om middels gedelegeerde handelingen het traject tussen 2030 en 2050 vast te stellen. In Europa tekent zich een minderheid voor dit voorstel van de Commissie af en het kabinet ziet dit dan ook als een goed teken.

Het kabinet staat achter de meest ambitieuze doelstelling van Parijs (1,5°C), en daarbij passen vergaande reducties van broeikasgasemissies. Het kabinet is daarom ook tevreden dat de Europese Raad in december jl. heeft besloten dat de EU in 2050 klimaatneutraal moet zijn. Om de transitie richting 2050 tijdig en kosteneffectief in te zetten is het ook nodig om het Europese 2030-doel aan te scherpen. Het kabinet pleit in dit verband voor een aanscherping naar 55%. Voor het realiseren van dit doel heeft Nederland met het klimaatakkoord al een belangrijke stap gezet, maar, afhankelijk van de uitkomsten van de 2030-onderhandeling, kan er nog meer nodig zijn.

Het beeld klopt niet dat Nederland zijn Europese klimaatdoelen niet zou halen. Het doel van 20% voor niet-ETS-sectoren (zoals gebouwde omgeving, mobiliteit en landbouw) in 2020 waar Nederland in de EU op basis van de Effort Sharing Decision aan moet voldoen, wordt ruimschoots gehaald. Ook het energiebesparingsdoel wordt behaald. Wel loopt Nederland nog achter in het realiseren van de 2020-doelstelling voor hernieuwbare energie. Uw Kamer is per brief (Kamerstuk 32 813, nr. 400) geïnformeerd over een aanvullend maatregelenpakket. Het kabinet is voornemens om uw Kamer voor de zomer te informeren over de voortgang met betrekking tot het realiseren van het hernieuwbare energiedoel.

De leden van de VVD-fractie zijn net als het kabinet van mening dat de besluitvorming over aanvullende reductiedoelen voor de periode tussen 2030 en 2050 via de gewone wetgevingsprocedure moet blijven verlopen en niet via een gedelegeerde handeling kan plaatsvinden. Uit de krachtenveldanalyse blijkt niet meer dan dat een aantal lidstaten de gedelegeerde handeling ook afwijst. Welke stappen onderneemt het kabinet concreet om te verhinderen dat de gedelegeerde handeling uiteindelijk in de Europese klimaatwet belandt?

Het kabinet is kritisch op de keuze van de Commissie om middels gedelegeerde handelingen het traject tussen 2030 en 2050 vast te leggen. Het kabinet vindt dit een wezenlijk onderdeel van de verordening en is daarom voorstander om het vaststellen van de doelen via de gewone wetgevingsprocedure te laten verlopen. Het kabinet merkt op dat er zich zowel in de Raad als in het Europees parlement een meerderheid tegen de gedelegeerde handeling aftekent. Daarmee lijkt de kans groot dat dit onderdeel uiteindelijk niet in de Klimaatwet zal belanden. Het kabinet onderzoekt nu, samen met gelijkgezinde lidstaten, de mogelijke alternatieven op de gedelegeerde handelingen.

Biodiversiteit

De leden van de GroenLinks-fractie zijn tot slot positief over de ambities van de biodiversiteitsstrategie van de Europese Commissie. Zo zijn de leden bijvoorbeeld blij met de duidelijke doelen die zijn geformuleerd om het pesticide- en kunstmestgebruik terug te dringen en met de ambitie dat 25% van de productie in de EU biologisch zal worden. Ondanks dat er nog geen kabinetsappreciatie is van de strategie, horen deze leden graag of het kabinet van plan is om de doelen uit de Biodiversiteitsstrategie te steunen en wat de concrete inzet zal zijn van de Staatssecretaris ten aanzien van dit voorstel.

Het kabinet verwelkomt de Europese Biodiversiteitsstrategie (EBS) van de Commissie op hoofdlijnen. Duidelijk is dat er veel moet gebeuren: een miljoen diersoorten wereldwijd wordt mogelijk met uitsterven bedreigd, en dat heeft ernstige effecten voor ons welzijn op aarde. De huidige crisis onderstreept dat. Nederland zet zich daarom in voor een betere bescherming van de natuur en het herstel van biodiversiteit, niet alleen in natuurgebieden maar overal, in steden, op het platteland, buiten natuurgebieden en in grote wateren. De beoordeling van het kabinet over de door de Commissie gestelde doelen zal u begin juli toegezonden worden door middel van de reguliere procedure van een BNC-fiche.

De leden van de VVD-fractie vragen of de Staatssecretaris de hoofdlijnen van de Biodiversiteitsstrategie kan delen. Op basis waarvan verwacht zij Europees brede steun voor de hoofdlijnen? Daarnaast lezen deze leden dat tijdens de aanstaande Raad een eerste gedachtewisseling gepland staat over de recent gepubliceerde Biodiversiteitsstrategie. Onderdeel hiervan is het opnemen van de eis ten minste 30% van het land- en zeeoppervlak in Europa te beschermen. Ten aanzien van dergelijke doelstellingen wijzen zij er in dit geval op dat er op dit moment wordt gesproken over een Noordzeeakkoord, nationale bossenstrategieën en investeringen in de natuur. Deelt de Staatssecretaris de opvatting van deze leden dat een dergelijke, generieke «30%-eis» niet passend en niet haalbaar is in de Nederlandse context en dat het daarmee onwenselijk is dat dergelijke eisen deze nationale beleidsvormingsprocessen doorkruisen? Deelt de Staatssecretaris eveneens de opvatting dat in een land met beperkte oppervlakte, zoals Nederland, de kwaliteit van natuurgebieden leidend moet zijn en niet een arbitrair percentage?

De hoofdlijnen van de EBS zullen u begin juli worden toegestuurd, middels de gebruikelijke BNC-procedure. De strategie is gebaseerd op Raadsconclusies van de Milieuraad over biodiversiteit en is daarmee in lijn. De Biodiversiteitsstrategie is ambtelijk besproken, waarbij brede steun voor het document uitgesproken werd. Nederland heeft zich daarbij overigens nog onthouden van inhoudelijk commentaar, omdat het kabinet de strategie nog bestudeert.

De strategie stelt als doel dat 30% van de EU beschermd wordt. Dit percentage is volgens wetenschappers wereldwijd nodig is, samen met andere maatregelen, om het verlies aan biodiversiteit te keren en de hieraan deels gerelateerde VN-duurzaamheidsdoelen te halen. Dit doel geldt voor de EU als geheel. Elke lidstaat zal een eerlijk aandeel daaraan moeten bijdragen, gebaseerd op nader uitgewerkte ecologische criteria, rekening houdend met het feit dat elk land een andere kwantiteit en kwaliteit aan biodiversiteit heeft. Daarmee lijkt de 30% niet bedoeld te zijn voor ieder land afzonderlijk. Ook stelt de Europese Commissie een stapsgewijze benadering voor. Eerst zal de Europese Commissie ernaar streven om tegen eind 2021 overeenstemming te bereiken met de lidstaten over de criteria en de richtsnoeren voor aanwijzing van aanvullende gebieden. De lidstaten hebben dan tot eind 2023 de tijd om aan te tonen dat er vooruitgang is geboekt bij de wettelijke aanwijzing van nieuwe beschermde gebieden en de integratie van ecologische corridors. Op basis hiervan zal de Europese Commissie tegen 2024 beoordelen of de EU op schema ligt om haar doelstellingen voor 2030 te halen dan wel of er behoefte is aan strengere maatregelen, waaronder EU-wetgeving.

Het kabinet ziet het verder vergroten van het areaal N2000-gebied op land in Nederland, na realisatie van het Natuurnetwerk Nederland, niet als de meest gewenste oplossing voor het behoud en versterken van de biodiversiteit in ons land. Voor Nederland, waar de druk op ruimte groot is, vindt het kabinet het meer passend om in te zetten op een economie waarin veelzijdige natuur duurzaam is verweven. Wel wil het kabinet inzetten op het verbeteren van het beheer en de connectiviteit van beschermde gebieden.

De leden van de VVD-fractie vragen de Staatssecretaris de door de EC gewenste routekaart te delen met betrekking tot de biodiversiteitsstrategie. Wanneer wordt hier per lidstaat over gesproken en wanneer wordt hier tussen de EC en het Europees parlement over gesproken? Kortom, wat is het verzoek van de EC met betrekking tot de politieke besluitvorming over beide strategieën? De leden van de VVD-fractie lezen dat de Kamer in juni de kabinetsappreciatie krijgt van de EC-strategie. Deze leden vragen waarom de Staatssecretaris eerst deelneemt en reageert op bepaalde gedachtewisselingen in Europees verband alvorens zij een kabinetsappreciatie van de strategieën deelt met de Kamer. Waarom is gekozen voor deze route? Kan de Staatssecretaris ervoor zorgen dat in de appreciaties ook wordt toegelicht hoe de andere EU-lidstaten staan tegenover respectievelijk de Biodiversiteitsstrategie?

Momenteel wordt het BNC-fiche opgesteld met daarin de Kabinetsappreciatie van de EBS. Het fiche zal u begin juli toekomen. Ondertussen licht de Europese Commissie de strategie in juni in diverse EU-Raden toe, waarbij de lidstaten hun eerste reactie hebben gegeven. Dat deze eerste bespiegelingen vooruitlopen op de bepaling van de Nederlandse positie, is het gevolg van de keuze van het Kroatische voorzitterschap van de Raad, dat de agenda van Raden bepaalt. Het is vervolgens mogelijk – maar niet zeker – dat onder het aankomend Duits Voorzitterschap een Raadsdebat over de EBS gevoerd zal worden en dat Duitsland zijn Voorzitterschap zal benutten om met de lidstaten Raadsconclusies te formuleren, waarin de lidstaten een ambitieniveau kunnen formuleren. Raadconclusies zijn per definitie op basis van unanimiteit en zullen het ambitieniveau van de lidstaten weergeven. Ongeacht of er Raadsconclusies komen, zal de Europese Commissie spoedig starten met het per beleidsthema uitwerken van de voorstellen.

Naar boven