21 501-08 Milieuraad

Nr. 739 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 9 juli 2018

Met deze brief informeer ik u, mede namens de Minister van Infrastructuur en Waterstaat en de Minister van Economische Zaken en Klimaat, over de Milieuraad die op 25 juni jl. bijeenkwam in Luxemburg.

Tijdens deze Raad stonden beleidsdebatten op de agenda over de Commissievoorstellen t.a.v. de herziening van de Drinkwaterrichtlijn en CO2-normen voor personenauto’s en bestelwagens. Daarnaast zijn er Raadconclusies aangenomen over het derde Circulaire Economie pakket.

Bij de diversenpunten presenteerde de Commissie een aantal nieuwe voorstellen en kwam onder meer de COP-15 biodiversiteit, het EU-initiatief voor bestuivers, het Parijs Akkoord als onderdeel van EU-overeenkomsten met derde landen, terugkoppeling van recente internationale bijeenkomsten, het internationaal chemicaliën- en afvalbeleid na 2020 en de prioriteiten van het aanstaande Oostenrijkse Voorzitterschap aan bod.

Herziening Drinkwaterrichtlijn

De Raad voerde een beleidsdebat over het Commissievoorstel voor een herziening van de Drinkwaterrichtlijn, waarbij de discussie zich concentreerde op de aanpak voor materialen en chemicaliën die in contact komen met drinkwater en op het opnemen van bepalingen inzake toegang tot drinkwater in de Drinkwaterrichtlijn.

Lidstaten benadrukten het belang van toegang tot drinkwater, maar tegelijkertijd werden er ook twijfels geuit over de voorgestelde aanpak om dit op Europees niveau te regelen, en om dit te doen in een richtlijn die ziet op de kwaliteit van drinkwater. Veel lidstaten achtten het meer passend om het aan lidstaten te laten om maatregelen te nemen op nationaal niveau omdat dit een verantwoordelijkheid van de lidstaten betreft, maar ook om rekening te houden met nationale en lokale klimatologische, culturele en sociaaleconomische factoren. Daartegenover stond een groep vooral zuidelijke lidstaten die zich juist groot voorstander van deze bepaling toonden en die soms zelfs nog verdergaande maatregelen bepleitten.

Nederland heeft met betrekking tot het nieuwe artikel 13 over toegang tot drinkwater aangegeven veel belang te hechten aan goede toegang tot schoon en veilig drinkwater en noemde daarbij de Blue Deal als voorbeeldinitiatief. Nederland heeft echter vraagtekens geplaatst bij het instrument van de Drinkwaterrichtlijn om dit onderwerp te adresseren evenals bij de zeer gedetailleerde en voorschrijvende wijze waarop invulling is gegeven aan een kwestie die toch vooral de verantwoordelijkheid van lidstaten betreft.

Met betrekking tot harmonisatie van materialen en producten die in contact zijn met water, wezen vrijwel alle Lidstaten erop dat een aanpak uitsluitend via de Bouwproductenverordening ontoereikend is om een adequaat beschermingsniveau te handhaven. Er was een duidelijke voorkeur om harmonisatie van gezondheidskundige of hygiënische vereisten voor materialen en chemicaliën in contact met drinkwater te regelen via de Drinkwaterrichtlijn en alleen de standaardisatie van producten, op basis van deze vereisten, via de Bouwproductenverordening te doen.

Ook Nederland heeft zich uitgesproken tegen het schrappen van artikel 10 over materialen en chemicaliën in contact met drinkwater. Nederland deelde de mening dat de huidige situatie verbetering behoeft, maar de Bouwproductenverordening is niet de juiste manier om dit te regelen. Nederland heeft gepleit voor Europese harmonisatie van hygiënische vereisten voor materialen en chemicaliën via de Drinkwaterrichtlijn om zowel de interne marktproblemen te adresseren als het noodzakelijke beschermingsniveau te kunnen waarborgen.

Het Oostenrijkse voorzitterschap zal nu op basis van de discussie in de Raad de verdere onderhandelingen over de Drinkwaterrichtlijn vormgeven.

CO2-normen personenauto’s en bestelwagens

Lidstaten hebben zich uitgesproken over het voorstel van de Commissie om de bestaande CO2-normen voor auto’s en bestelwagens aan te scherpen voor de jaren 2025 en 2030. In het beleidsdebat stonden deze ambitieniveaus en het voorgestelde stimuleringsmechanisme voor bevordering van emissievrije en -arme auto’s centraal.

Eurocommissaris Klimaatactie en Energie, Dhr. Caňete, benadrukte dat de voorgestelde reductiepercentages van 15% in 2025 en 30% in 2030 wat hem betreft gebalanceerd en tegelijkertijd ambitieus zijn.

De Lidstaten waren verdeeld over het voorgestelde ambitieniveau van de Commissie; ongeveer de helft van de Lidstaten gaf aan een hogere ambitie na te streven. Er was ook een deel Lidstaten die juist meer terughoudendheid verlangden, vanwege de mogelijke nadelige impact op bestaande auto-industrie en een verschuiving van import van tweedehands auto’s naar Oost-Europa.

Nederland heeft aangegeven dat er meer gedaan moet worden aan het ambitieniveau. Voor het jaar 2025 is een doelstelling van 25% CO2-reductie een goed begin. Uit verschillende rapporten – waaronder de Impact Assessment van de Commissie – blijkt echter dat in 2030 reductiedoelstellingen van 60, 70% kunnen worden behaald mét netto voordelen voor de samenleving en ruim 200.000 nieuwe banen in de EU. Nederland heeft aangedrongen om het volledige kosteneffectieve reductiepotentieel in de transportsector te gebruiken, anders verleggen we de last naar sectoren zoals landbouw en gebouwen.

Met betrekking tot het stimuleringsmechanisme voorgesteld door de Commissie, heeft Nederland aangegeven dat nationale prikkels alleen niet voldoende zijn om producenten ertoe te bewegen naar lage- en nulemissie-mobiliteit; daarvoor is Europese wetgeving nodig. De voorgestelde benchmarks door de Commissie zijn lager dan wat fabrikanten zelf hebben aangekondigd; in combinatie met de voorgestelde bonus kan dat zelfs tot meer CO2-uitstoot leiden. Kortom: hogere benchmarks met op zijn minst naast een bonus ook een malus zijn noodzakelijk.

De gemaakte opmerkingen en gedeelde standpunten van de milieuministers worden betrokken in de verdere besprekingen bij het bepalen van het standpunt van de Raad in een later stadium. De Eurocommissaris gaf daarbij aan beide onderdelen (doelen 2025 en 2030, prikkels voor nul- en emissiearme voertuigen) als essentieel te beschouwen om overeenstemming te bereiken.

Raadconclusies Circulaire Economie

Tijdens de Milieuraad zijn Raadsconclusies aangenomen over het derde circulaire economiepakket, waaronder de Europese Strategie voor Kunststoffen; het snijvlak tussen chemicaliën-, product- en afvalbeleid en het monitoringsraamwerk voor een circulaire economie. Lidstaten zijn over het algemeen tevreden over de ambities die de Raadsconclusies weergeven en zien uit naar de uitwerking en realisatie van de aangekondigde en aanbevolen maatregelen en acties.

Nederland pleitte voor het versterken van het EU-productbeleid gericht op het bevorderen van een circulaire economie, waaronder maatregelen gericht op de voorkant van materiaalketens, zoals preventie, eco-design, productie en gedrag. Ook vroeg Nederland aandacht voor de bijdrage die Circulaire Economie heeft in het aanpakken van klimaatverandering en het belang van het inzichtelijk maken van deze bijdrage door middel van het monitoringsraamwerk.

Diversen

Presentatie nieuwe Commissievoorstellen

De Commissie presenteerde de nieuwe wetgevingsvoorstellen voor: het LIFE-programma voor financiering van milieu-, klimaat- en natuurbehoudprojecten (in het kader van het nieuwe MFK); een verordening voor minimumvereisten voor hergebruik van afvalwater; CO2-normen voor zware voertuigen; een richtlijn om plastic producten voor eenmalig gebruik te beperken en een richtlijn om 10 bestaande EU-wetgevingsinstrumenten op het milieugebied te wijzigen met het oog op stroomlijning van rapportageverplichtingen. De Commissie presenteerde eveneens het allereerste EU-initiatief om de teloorgang van bestuivers tegen te gaan. Het initiatief biedt een raamwerk voor een geïntegreerde aanpak van het probleem door het verbeteren van kennis en samenwerking en een effectiever gebruik van bestaande instrumenten en beleidsmaatregelen.

De Kamer zal via de gebruikelijke route van het BNC-fiche over deze voorstellen worden geïnformeerd.

Conventie over biodiversiteit (COP 15 in 2020)

Frankrijk heeft in de Raad opgeroepen tot een vroege en krachtige mobilisatie van de Europese Unie en haar lidstaten met het oog op ambitieuze resultaten op de aankomende COP-15 in 2020 (de COP-14 zal nog dit jaar plaatsvinden).

Nederland heeft haar waardering uitgesproken voor het initiatief van Frankrijk en apprecieert de ambitie die eruit spreekt. Nederland heeft aangegeven de zorgen over de wereldwijde toestand van biodiversiteit en de implicaties die dit heeft voor het welzijn van de mens te delen. Nederland wees op het belang dit punt tijdig mee te nemen in de voorbereidingen voor de COP-14.

Parijs akkoord als onderdeel van EU-overeenkomsten

Frankrijk vroeg aandacht voor hun voorstel om naleving van het Parijs klimaatakkoord op te nemen als essentieel element in EU-overeenkomsten met derde landen, waaronder handelsakkoorden. Er was sprake van enige sympathie onder Lidstaten voor dit voorstel, waarbij breed werd benadrukt dat nadere juridische analyse en uitwerking nodig is.

Chemicaliën en afval na 2020

Zweden stelde voor om een alliantie te vormen om het bewustzijn te vergroten van de urgentie om te komen tot een gezamenlijke mondiale aanpak van chemicaliën en afval. Dit initiatief bouwde voort op de besprekingen tijdens de tweede internationale conferentie over de «chemicaliën- en afvalarchitectuur voor de periode na 2020». Het initiatief leidt mogelijk tot een ministeriële verklaring waar Nederland zich bij zal aansluiten.

Terugkoppeling van internationale bijeenkomsten

De Commissie heeft de Lidstaten geïnformeerd over recente high-level bijeenkomsten, waaronder EU for Talanoa, de Ministeriële bijeenkomst over Klimaatactie en de Petersberg-dialoog (waarover de co-organiserende partijen Duitsland en Polen ook nog terugkoppeling hebben gegeven). Een aantal landen, waaronder Nederland, heeft daarbij de Commissie opgeroepen om leiderschap te tonen richting COP-24 in Katowice, Polen. De EU-langetermijnstrategie die de Commissie dit najaar zal publiceren moet duidelijk maken of de bestaande 2030-doelen voldoende zijn om de doelstelling uit het Verdrag van Parijs te halen. Wat Nederland betreft moet het Europese CO2-reductiedoel verhoogd worden van tenminste 40% reductie t.o.v. 1990 naar 55%.

Werkprogramma inkomend voorzitterschap

Oostenrijk heeft met het Programme of the Austrian Presidency haar prioriteiten voor het aankomende Voorzitterschap gepresenteerd op het gebied van milieu en klimaat. Voor de Milieuraad zijn de thema’s COP24, biodiversiteit, CO2-normen voor voertuigen, LIFE, circulaire economie, single-use plastics en de revisie van POP (persistent organic pollutants) genoemd als aandachtspunten.

Europese aanpak chemicaliën

Zoals toegezegd tijdens het AO Milieuraad (Kamerstuk 21 501-08, nr. 738) is er informeel (aangezien REACH geen agendapunt was op de Milieuraad) met milieuministers gesproken over het aanpakken van potentieel zeer zorgwekkende stoffen, waaronder persistente, mobiele en toxische (PMT) stoffen, op basis van het voorzorgsprincipe. Met name PMT-stoffen kunnen voor problemen bij drinkwaterproductie zorgen. Deze gedachte krijgt steeds meer steun. Ik heb ook aandacht gevraagd voor het versterken van de doorwerking naar de vergunningverlening.

Verder heeft ambtelijk informeel overleg plaatsgevonden met de Europese Commissie over het beschermen van drinkwaterkwaliteit via REACH. Dit hangt nauw samen met het initiatief van Duitsland voor regulering van de PMT-stoffen, dat Nederland vanaf het begin heeft gesteund. In de brief over de relatie tussen de REACH-verordening en drinkwaterbescherming, die de Minister u bij het AO Water van 28 juni heeft toegezegd, zal op dit punt verder ingegaan worden.

Ook is er informeel gesproken met de aanwezige Eurocommissarissen, waarbij is aangedrongen op publicatie van de strategie voor een non-toxic environment.

Ten slotte heb ik toegezegd u te informeren over het initiatief van de Staatssecretaris van SZW over kennisdeling over gevaarlijke stoffen. Daarvoor verwijs ik kortheidshalve naar haar recente brief.1

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, S. van Veldhoven-van der Meer


X Noot
1

Kamerstuk 25 883, nr. 330.

Naar boven