21 501-08 Milieuraad

Nr. 696 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 21 augustus 2017

Graag informeer ik u over de informele bijeenkomst voor Milieuministers die op 13 en 14 juli 2017 onder Ests voorzitterschap plaatsvond in Tallinn. Op de agenda stonden de onderwerpen eco-innovatie en klimaat (Kamerstuk 21 501-08, nr. 692); hierover heeft een vrije gedachtewisseling plaatsgevonden, zonder besluitvorming.

Eco-innovatie

De eerste dag van de bijeenkomst stond in het teken van eco-innovatie. Er werd gesproken over de bijdrage van eco-innovatie aan de transitie naar een circulaire economie. Drie organisaties, te weten de OESO, het Europese Milieuagentschap (EMA) en het Comité van de Regio’s, waren uitgenodigd om een presentatie te geven als inleiding. Tijdens deze presentaties werden technische en niet-technische innovaties benoemd die een circulaire en koolstofarme economie kunnen bevorderen. Er werd aandacht gevraagd voor verschillende best practices: hergebruik en reparatie van producten, het verlengen van de levensduur van producten, digitale toegang tot lokale overheden, omgekeerde pakketpost (naast brengen ook halen) en efficiënter gebruik van bestaande gebruiksvoorwerpen (deeleconomie). Ook werd aandacht gevraagd voor gedrags- en cultuurverandering bij de burger. Ten slotte feliciteerde Commissaris Vella in zijn inleidende woorden de gemeente Nijmegen die de Europese Green Capital wordt in het jaar 2018.

In discussies die daarop volgden, is door diverse deelnemers aangegeven dat hergebruik van afval alleen niet voldoende is en dat onder andere versterking van het beleid, door bijvoorbeeld eco-design en de Plastics Strategy, een stap in de goede richting is. Het monitoren, rapporteren en opvolgen van de effecten van beleid is daarbij essentieel.

Net als Nederland benadrukten andere lidstaten dat voor eco-innovatie samenwerking op verschillende beleidsterreinen nodig is. De overheid kan optreden als launching customer die eco-innovatie ondersteunt door bijvoorbeeld vergroening van openbare aanbestedingen. Openbare aanbestedingen zouden zich meer moeten richten op business modellen die circulaire economie en lage CO2-uitstoot (of andere Sustainable Development Goals) combineren. Nederland gaf verder aan dat nieuwe business modellen voor eco-innovatie ook kunnen bijdragen aan economische groei.

Nederland vroeg aandacht voor de uitdagingen voor het mkb bij openbare aanbestedingen. Om eco-innovaties te bevorderen en op te schalen is het van belang dat het mkb betere kansen krijgt in openbare aanbestedingsprocessen. Deelnemers benadrukten dat steden of regio’s met succesvolle lokale oplossingen hier een belangrijke rol in kunnen spelen. Het uitwisselen van best practices verdient daarbij meer aandacht, ook wat het financieel instrumentarium betreft. Daarnaast zijn duidelijke transparante doelen nodig (voor bijvoorbeeld eco-design en afvalpreventie) om bedrijven investeringszekerheid te bieden en eco-innovaties te versnellen. Nederland heeft in het bijzonder het Eco-innovation Action Plan genoemd als mogelijk platform om instrumentarium te ontwikkelen ter ondersteuning van het mkb.

Klimaat

Op vrijdag 14 juli werd gesproken over de mondiale klimaatuitdagingen, waarbij stilgestaan werd bij de verwachtingen, kansen en uitdagingen met betrekking tot de Overeenkomst van Parijs. Daarbij was er expliciet aandacht voor het belang van samenwerking met en tussen alle stakeholders, zowel statelijk als niet-statelijk.

Wederom gaven drie sprekers een inleiding op het thema, ditmaal van Shell, de European Climate Foundation en de African Group of Negotiations. De sprekers onderstreepten de urgentie van het klimaatprobleem, de cruciale rol die de EU kan spelen in de mondiale klimaat- en energietransitie en het belang van actieve samenwerking met derde landen en niet-statelijke actoren. Innovatie, samenwerking en politieke besluitvaardigheid werden gezien als cruciale elementen om de klimaatuitdagingen het hoofd te kunnen bieden en tegelijkertijd de economische kansen van de transitie te benutten.

De aanwezigen herbevestigden allen dat zij gecommitteerd zijn aan de volledige implementatie van de Overeenkomst van Parijs. Er werd onderstreept dat de overeenkomst onomkeerbaar is en eventuele heronderhandelingen – als gevolg van de aankondiging van de VS om zich uit de overeenkomst terug te trekken – uitgesloten zijn. Nederland benadrukte, net als veel andere lidstaten, dat de EU – ongeacht de aankondiging van de VS – geen afwachtende houding kan aannemen en proactief op de klimaat- en energietransitie moet inspelen. Nederland gaf daarbij aan tijdens de recente klimaatmissie in Californië veel positieve ontwikkelingen te hebben gezien, zowel bij lokale overheden als het bedrijfsleven.

De economische en maatschappelijke kansen van de klimaat- en energietransitie werden door veel lidstaten, waaronder Nederland, benadrukt. Effectieve klimaatdiplomatie en samenwerking met derde landen en niet-statelijke actoren kunnen bijdragen aan het verzilveren van deze kansen. Nederland noemde, net als een aantal andere lidstaten, specifiek China, India, en staten en steden in de VS als belangrijke partners.

Er was een breed gedeelde wens om binnen de EU voorbeelden en best practices met elkaar uit te wisselen. Net als bij het thema eco-innovatie werd vaak de samenhang met andere beleidsterreinen genoemd, waaronder de Sustainable Development Goals, circulaire economie en publiek-private samenwerking. Verschillende aanwezigen onderstreepten het belang van het betrekken van ministers van andere departementen bij de beoogde transitie, waaronder ministers van Financiën. Daarnaast noemden een paar landen in het licht van de lopende onderhandelingen over LULUCF (Land Use Land Use Change and Forestry) expliciet het belang van de bossen en bosbouw voor CO2-reductie.

Tenslotte was er consensus dat het momentum van Parijs behouden moet blijven en de focus moet liggen op ambitieuze implementatie, zowel internationaal als binnen de EU. De komende EU-Afrika top in november (Ivoorkust) en de COP23 in november (Bonn) dragen hieraan bij.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, S.A.M. Dijksma

Naar boven