21 501-08 Milieuraad

Nr. 693 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 22 juni 2017

Graag informeer ik u over de Raad die op 19 juni jl. bijeenkwam in Luxemburg. De Raad heeft een discussie gevoerd over het besluit van de Verenigde Staten (VS) om zich terug te trekken uit het Parijs Klimaatakkoord. Daarnaast is het voortgangsrapport over de onderhandelingen ten aanzien van de voorstellen voor de non-ETS sectoren besproken. Ook zijn de Raadsconclusies over het Europese Unie (EU) actieplan voor de mensen, de natuur en de economie aangenomen. Onder diversenpunten is o.a. de stand van zaken gemeld in de lopende onderhandelingen over de wijziging van de EU afvalrichtlijnen.

De volgende Milieuraad zal plaatsvinden op 13 oktober 2017 onder Ests voorzitterschap. Het Estse voorzitterschap streeft ernaar om in deze Raad tot een algemene oriëntatie te komen voor de non-ETS sectoren.

Aankondiging terugtrekking VS uit Overeenkomst van Parijs

Mede door mijn aandringen is de aangekondigde terugtrekking van de Verenigde Staten (VS) uit de Overeenkomst van Parijs geagendeerd als publiek debat tijdens deze Raad. Alle lidstaten benadrukten dat heronderhandeling van de Overeenkomst van Parijs niet aan de orde is. Ook werd aangegeven dat lidstaten zich volledig in zullen zetten op alternatieve partnerschappen en samenwerkingen om de doelstellingen uit het Parijs akkoord te waarborgen. Tijdens de Raad heb ik benadrukt dat de Overeenkomst van Parijs niet heronderhandeld kan worden. Als EU moeten we leiderschap tonen en een sterk signaal afgeven dat wij ons inzetten voor de implementatie van het akkoord. Ik heb in mijn interventie aangegeven dat samenwerking met de VS in de vorm van partnerschappen met bedrijven, staten of steden van cruciaal belang blijft. Voorbeelden daarvan zijn de recente Nederlandse klimaatmissie naar Californië en de daar in samenwerking met gouverneur Jerry Brown georganiseerde conferentie. Tot slot heb ik een extra financiële bijdrage aan het Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC) aangekondigd en de lidstaten en de Commissie gevraagd hetzelfde te doen, zodat het IPCC ook bij het wegvallen van de VS als grootste donor zijn belangrijke werkprogramma kan blijven uitvoeren.

Daarnaast werden tijdens het debat China en India expliciet genoemd als andere substantiële spelers waarmee een intensievere samenwerking kan worden aangegaan. Ook benadrukte een aantal lidstaten dat de formele terugtrekking van de VS uit het klimaatakkoord pas over vier jaar effectief wordt en dat de VS tot die tijd aan haar verbintenissen uit het akkoord moet voldoen. Mijn verzoek tot crowdfunding van het IPCC akkoord werd door vijf lidstaten expliciet ondersteund en de Commissie gaf aan haar bijdrage aan het IPCC tot 2021 te vertienvoudigen.

Reductiedoelen broeikasgasemissies non-ETS sectoren: Effort Sharing Regulation en LULUCF

De Raad heeft het voortgangsrapport van het Voorzitterschap besproken over de stand van zaken in de onderhandelingen over de verdeling van de broeikasgasreductieopgave voor 2030 voor de sectoren die buiten het Europese emissiehandelssysteem vallen (de Effort Sharing Regulation, ESR) en over het opnemen van de landgebruik- en bosbouwsectoren (land use, land use change & forestry, oftewel LULUCF). Over de betekenis van deze voorstellen voor Nederland heb ik uw Kamer, conform de motie Dijkstra/Mulder geïnformeerd met mijn brief van 13 januari 2017 (Kamerstuk 34 535, nr. 8). De discussie richtte zich voor wat betreft de ESR op het door het Voorzitterschap voorgestelde compromisvoorstel voor een veiligheidsreserve, dat onder voorwaarden kan worden gebruikt door lidstaten met een benedengemiddeld BBP (Bruto Binnenlands Product) per capita. Op het LULUCF dossier draaide de bespreking in de Raad om invulling van de referentieniveaus voor beheerde bossen en het Voorzitterschapsvoorstel om lidstaten hierbij meer flexibiliteit te geven.

Meerdere lidstaten, evenals de Commissie, benadrukten dat de LULUCF-verordening en de ESR twee belangrijke elementen vormen voor de implementatie van het Parijs akkoord. Door het op korte termijn als Europese Unie eens te worden over deze instrumenten, kan de EU in het kader van de terugtrekking van de VS uit het Parijs akkoord een sterk signaal afgeven aan de rest van de wereld.

Een grote groep lidstaten gaf daarom aan onder het Estse voorzitterschap tot een algemene oriëntatie te willen komen op beide dossiers, waarbij deze als één pakket moeten worden beschouwd.

In de discussie over de ESR gaven diverse lidstaten aan dat zij het 2020 doel willen aanhouden als startpunt in plaats van de recente emissieniveaus; dit verschaft hen meer emissieruimte. Een andere groep lidstaten (waaronder Nederland) wil dat recente emissieniveaus de basis blijven voor het startpunt, om overschotten aan emissieruimte te voorkomen en het behalen van het EU-brede 2030 doel te waarborgen.

Het door het Voorzitterschap voorgestelde compromisvoorstel houdt in dat een veiligheidsreserve van 70Mton onder voorwaarden gebruikt kan worden door lidstaten met een benedengemiddeld BBP (Bruto Binnenlands Product) per capita. Lidstaten die tot aan 2020 hun emissies verder hebben gereduceerd dan waartoe ze verplicht zijn komen in dit voorstel in aanmerking om van de veiligheidsreserve gebruik te maken om te voldoen aan hun lidstaatspecifieke reductiedoel voor 2030.

Een groep lidstaten (waaronder Nederland) gaf aan dat als deze veiligheidsreserve de basis wordt voor een compromis, deze in omvang beperkt moet blijven. Ik heb benadrukt dat de veiligheidsreserve niet mag leiden tot een verlaging van de EU-ambitie en dat dit gecompenseerd moet worden door een aanscherping van het startpunt. Hiermee heb ik invulling gegeven aan de motie Van Veldhoven c.s. over het startpunt (Kamerstuk 21 501-08, nr. 688). Een andere groep landen wenst juist een grotere reserve als erkenning van de overprestatie van die landen tot aan 2020.

Ten aanzien van LULUCF spraken meerdere lidstaten de wens uit te komen tot een robuust, transparant en integer systeem van boekhoudregels en wezen daarbij eveneens op de internationale geloofwaardigheid van de EU. Zij wezen op het belang van referentieniveaus voor beheerd bos op basis van houtoogstpraktijken uit het verleden. Op die manier kan alleen extra klimaatactie leiden tot CO2-kredieten, bijvoorbeeld CO2-opslag in de bodem zoals eerder door uw Kamer gevraagd1. Daarbij maakt deze groep lidstaten zich zorgen over het aanpassen van de boekhoudregels, omdat dit ertoe zou kunnen leiden dat bijvoorbeeld emissies van biomassabijstook niet als zodanig in de CO2-boekhouding terecht komen. Tegelijkertijd spraken de meer bosrijke lidstaten de zorg uit over het risico dat hiermee hun inspanningen voor duurzaam bosbeheer worden bestraft, en dat de door de Commissie voorgestelde boekhoudregels intensivering van de houtoogst ten behoeve van de bioeconomie belemmeren. Ook het compromisvoorstel van het Voorzitterschap, waarin deels aan deze bezwaren tegemoet wordt gekomen, biedt wat hen betreft onvoldoende zekerheid dat hun activiteiten op het gebied van bosbeheer zullen meetellen als klimaatinspanning. Tijdens de Milieuraad heb ik benadrukt dat alle emissies die de atmosfeer in gaan moeten worden meegeteld. Aangezien de standaard die wij als EU zetten, een belangrijk signaal afgeeft aan de rest van de wereld, is het cruciaal dat we het goede voorbeeld geven.

Actieplan voor de mensen, de natuur en de economie

De Raad heeft conclusies over het actieplan voor de mensen, de natuur en de economie aangenomen. Dit actieplan vloeit voort uit de fitness check van de Vogel en Habitatrichtlijnen (VHR), waarin de richtlijnen «fit for purpose» zijn bevonden, maar waarin is geconstateerd dat de implementatie tekort schiet. Het actieplan beoogt die te verbeteren. De Commissie benadrukte dat een open dialoog, het effectief inzetten van beschikbare middelen en een participatief en open proces hierin centraal staan. Daarnaast gaf de Commissie aan dat zij zich ervan bewust is dat het actieplan alleen niet genoeg is, maar wel een stap in de juiste richting, namelijk het realiseren van een goed functionerend Natura 2000 netwerk.

In de Raadsconclusies wordt het actieplan positief ontvangen. De lidstaten onderschrijven het belang van de VHR en betere implementatie van deze richtlijnen. De Raad toont zich via deze conclusies gecommitteerd aan de uitvoering van het actieplan. In de discussieronde vroeg een aantal lidstaten aandacht voor de, in sommige gevallen, conflicterende doelstellingen op milieu en sociaaleconomisch gebied. Daar en bij andere dilemma’s voortkomend uit de richtlijnen werd opgeroepen tot flexibiliteit in de toepassing van de richtlijnen. Lidstaten zien daarnaast veel toegevoegde waarde in bilaterale overleggen met de Commissie tijdens de implementatiefase van het plan. Verder vroegen veel lidstaten aandacht voor de financiering van Natura 2000 bij de vaststelling van het volgende meerjarig financieel kader (MFK).

Diversen

Wijzigingsvoorstellen afvalrichtlijnen

Het voorzitterschap informeerde de ministers over de voortgang in de onderhandelingen met het Europees Parlement over de herziening van zes afvalrichtlijnen. Bij de eerste triloog is gestart met een verkenning van de posities. Er is in constructieve sfeer een goede start gemaakt, maar door de complexe materie vorderen de onderhandelingen traag. De Commissie en aantal lidstaten, waaronder Nederland, riepen op tot meer ambitie in het belang van de transitie naar een circulaire economie. Zij willen dat er opgeschoven wordt richting de ambitieuzere doelen van het Europees Parlement. Tegelijkertijd sprak een andere groep lidstaten hun zorg uit over de haalbaarheid en het realisme van de doelstellingen. Als inkomend voorzitter beloofde Estland dat het afvalpakket één van haar topprioriteiten wordt en gaf aan alles in het werk te zullen stellen om een compromis te vinden dat voor alle betrokkenen aanvaardbaar is.

Steden en klimaatadaptatie

De Poolse delegatie gaf informatie over het project «Development of urban adaptation plans for cities with more than 100.000 inhabitants in Poland». Binnen dit project worden stedelijke klimaatadaptatieplannen uitgewerkt en worden op basis van een bepaalde methodologie gerichte adaptatie investeringen gemaakt.

Kigali amendement

Het Kigali amendement is als onderdeel van het Montreal Protocol op 15 oktober 2016 aangenomen. Dit amendement beoogt de uitstoot van HFK-gassen wereldwijd terug te dringen. De Commissie benadrukte dat de EU een voortrekkersrol kan spelen door snel en als Unie het amendement te ratificeren. Daartoe verzocht de Commissie om vaart te maken met de nationale ratificatieprocedures.

Triple CoPs van de VN-verdragen van Stockholm, Rotterdam en Bazel

Het voorzitterschap en de Commissie gaven een korte terugmelding van de Triple CoPs die plaatsvonden in Geneve van 24 april tot 5 mei 2017. Zij gaven aan in algemene zin tevreden te zijn met de resultaten. Nederland verving Malta als voorzitter van de EU-delegatie en werd door meerdere lidstaten daar expliciet voor bedankt.

Espoo-verdrag

Het voorzitterschap en de Commissie deden een terugmelding van de bijeenkomst over het Espoo-verdrag in Minsk van 13 tot 16 juni 2017. Dit verdrag betreft activiteiten die een grensoverschrijdende negatieve impact op het milieu hebben. Tijdens de bijeenkomst vond intensieve discussie plaats en is onder meer het verdrag van Minsk aangenomen waarmee het belang van Environmental Impact Assessments (EIAs) en Strategic Environmental Assessments (SEAs) wordt aangenomen.

Internationale conferentie over de rol van vrouwen in berggebieden

De Oostenrijkse delegatie gaf een korte terugkoppeling van de internationale conferentie over de rol van vrouwen in bergregio´s die plaatsvond in Tirol op 18 en 19 april jl. De conferentie bood op succesvolle wijze een platform om best practices uit te wisselen over de unieke rol van vrouwen in de bescherming, conservatie en duurzame ontwikkeling van berggebieden.

VN Oceanen conferentie

De Zweedse delegatie gaf een terugmelding van de VN conferentie over de Oceaan en VN duurzaamheidsdoel 14 «Leven onder Water» die van 5 tot 9 juni plaatsvond in New York. De resultaten van de conferentie waren goed en er zijn meer dan 1.300 vrijwillige commitments geregistreerd. De EU is 19 vrijwillige commitments aangegaan en zal hierover doorpraten op Malta op 5 en 6 oktober. Portugal en Kenia verzorgen een vervolg op deze conferentie in 2020.

Verklaring van Wenen – 11e Nano-autoriteiten dialoog

De Luxemburgse, Oostenrijkse en Duitse delegatie gaven een terugkoppeling van de 11e nano-autoriteiten dialoog. Nano-materialen hebben een hoog potentieel, maar een adequaat beschermingsniveau is noodzakelijk om ze ook op de lange termijn te kunnen benutten. De Commissie werd opgeroepen om de bestaande chemicaliën verordening REACH, en met name de bijlagen, te verbeteren zodat ook het veilig gebruik van deze stoffen gegarandeerd kan worden. Een nano-observatorium kan helpen om de informatie, het gebruik en transparantie rondom nano materialen te verbeteren. De Commissie sprak de intentie uit om deze zomer aanpassingen aan de bijlagen van REACH voor te leggen aan het REACH comité.

Werkprogramma Inkomend Voorzitterschap Estland

Tijdens deze milieuraad droeg Malta het voorzitterschap van de Milieuraad symbolisch over aan Estland. Estland gaf aan dat haar voorzitterschapsprioriteiten liggen op het gebied van klimaatverandering en Circulaire Economie. Ten aanzien van klimaatverandering zal het Estse Voorzitterschap focussen op ETS, ETS luchtvaart, non-ETS en de Overeenkomst van Parijs. Ten aanzien van Circulaire Economie zal zij inzetten op het afvalpakket en eco-innovatie.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, S.A.M. Dijksma


X Noot
1

Motie Mulder/Dijkstra, Kamerstuk 34 589 (R2077), nr. 13.

Naar boven