21 501-08 Milieuraad

Nr. 566 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 3 juni 2015

De vaste commissie voor Economische Zaken heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Staatssecretaris van Economische Zaken over de brief van 22 mei 2015 over de geannoteerde agenda informele ministeriële bijeenkomst cohesiebeleid op 9 juni te Riga (Kamerstuk 21 501-08, nr. 564).

De vragen en opmerkingen zijn op 27 mei 2015 aan de Staatssecretaris van Economische Zaken voorgelegd. Bij brief van 2 juni 2015 zijn de vragen beantwoord.

De voorzitter van de commissie, Vermeij

De adjunct-griffier van de commissie, Thomassen

I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de stukken op de agenda van het schriftelijk overleg over de Informele Raad Cohesiebeleid van 9-10 juni 2015. Zij hebben enkele vragen. Afgelopen januari heeft de landelijke aftrap van de actieagenda Smart Industry plaatsgevonden, waarin Fieldlabs een belangrijke rol spelen. Deze leden begrijpen dat de bijdrage van het Ministerie van Economische Zaken voor die Fieldlabs (grotendeels) uit matchingsgeld bestaat in het kader van het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO). Kan de Staatssecretaris aangeven in hoeverre dit juist is en welke andere departementale financieringsposten zij voor deze Fieldlabs inzet? Welke financieringsbronnen zijn er nog meer voor de Fieldlabs, vanuit private partijen en vanuit decentrale overheden? Financiering van projecten uit het EFRO is altijd onder de voorwaarde dat de aanvraag wordt gehonoreerd. Kan de Staatssecretaris een toelichting geven op de stand van zaken van het verloop van de aanvragen tot nu toe? Wat gebeurt er als er aanvragen niet gehonoreerd worden? Komen er dan minder Fieldlabs? In hoeverre is het financiële commitment van andere partijen gekoppeld aan de bijdrage vanuit het ministerie?

Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie

De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de Cohesieraad op 9 en 10 juni 2015.

Is het waar dat financieringsinstrumenten en garanties vanuit de overheid in elke lidstaat worden toegepast? Zijn hierin grote verschillen tussen de lidstaten? Welke patronen zijn zichtbaar? Wie voorziet precies een vergrote inzet van financieringsinstrumenten? Is dat de Europese Commissie of het Letse voorzitterschap? Hoe verhoudt dit zich tot de Nederlandse wens om de overheidsgaranties juist af te bouwen? Op welke manier zou het plan-Juncker de financieringsinstrumenten moeten verdubbelen? Geldt dit ook voor de nationale instrumenten? Is het platform Financial Instruments-Compass bedoeld voor overheden of ook voor bedrijven? Is het platform al actief? Hoe verhoudt dit platform zich tot het andere platform Technical Assistance and Information Exchange instrument (TAIEX)? Wat wordt hier bedoeld met de versterking van de administratieve capaciteit? Op welke manier moet deze versterkt worden? Hoe ziet de «strakke sturing via indicatoren» eruit?

II Antwoord/Reactie van de Staatssecretaris

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de stukken op de agenda van het schriftelijk overleg over de Informele Raad Cohesiebeleid van 9–10 juni 2015. Zij hebben enkele vragen.

Afgelopen januari heeft de landelijke aftrap van de actieagenda Smart Industry plaatsgevonden, waarin Fieldlabs een belangrijke rol spelen. Deze leden begrijpen dat de bijdrage van het Ministerie van Economische Zaken voor die Fieldlabs (grotendeels) uit matchingsgeld bestaat in het kader van het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO). Kan de Staatssecretaris aangeven in hoeverre dit juist is en welke andere departementale financieringsposten zij voor deze Fieldlabs inzet? Welke financieringsbronnen zijn er nog meer voor de Fieldlabs, vanuit private partijen en vanuit decentrale overheden? Financiering van projecten uit het EFRO is altijd onder de voorwaarde dat de aanvraag wordt gehonoreerd. Kan de Staatssecretaris een toelichting geven op de stand van zaken van het verloop van de aanvragen tot nu toe? Wat gebeurt er als er aanvragen niet gehonoreerd worden? Komen er dan minder Fieldlabs? In hoeverre is het financiële commitment van andere partijen gekoppeld aan de bijdrage vanuit het ministerie?

Antwoord

Vanuit het Ministerie van Economische Zaken is voor de periode 2014–2020 cumulatief 91 miljoen euro aan Rijkscofinanciering beschikbaar voor de vier landsdelige EFRO-programma’s Noord, Oost, Zuid en West. Potentiële Fieldlab projecten kunnen in aanmerking komen voor EU-middelen uit EFRO in combinatie met cofinanciering. Deze matching kan door het ministerie worden opgebracht in de vorm van rijkscofinanciering en/of door andere publieke of private cofinanciers.

Inhoudelijk passen de Fieldlabs goed binnen de focus van de vier programma’s op innovatie, mkb en valorisatie. De Fieldlabs moeten hetzelfde onafhankelijke selectieproces doorlopen als andere EFRO-projectenaanvragen. Vervolgens wordt op basis van een ranking bepaald welke projecten in aanmerking komen voor financiering uit EFRO.

Het financiële commitment in de vorm van de rijkscofinanciering EFRO is direct gekoppeld aan het commitment van andere partijen.

In alle vier landsdelen zijn de eerste EFRO-regelingen geopend voor aanvragen, maar nog niet overal zijn de regelingen open waar de Fieldlabs gebruik van kunnen maken. In de landsdelen West en Zuid hebben verschillende Fieldlabs hun voorstellen ingediend. De beoordelingsprocedure loopt, ik kan daar tussentijds geen uitspraken over doen. Als aanvragen niet door de procedure komen, is het aan de betreffende aanvragers om te bepalen of zij het voorstel willen aanpassen om te proberen zich in de toekomst voor een nieuwe ronde openstellingen te kwalificeren.

De stuurgroep Smart Industry onderzoekt op dit moment de wenselijkheid en mogelijkheid om naast de tien Fieldlabs die nu worden opgezet een tweede tranche Fieldlabs in het leven te roepen. Naast de EFRO-middelen en de rijkscofinanciering daarvoor zijn er andere middelen beschikbaar. Dat gaat onder meer om de capaciteit die de TO2-instituten beschikbaar hebben, middelen uit de TKI-regeling, de MIT-regeling en het Europese programma Horizon 2020. Verschillende Fieldlabs maken daar gebruik van.

Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie

De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de Cohesieraad op 9 en 10 juni 2015.

Is het waar dat financieringsinstrumenten en garanties vanuit de overheid in elke lidstaat worden toegepast? Zijn hierin grote verschillen tussen de lidstaten? Welke patronen zijn zichtbaar? Wie voorziet precies een vergrote inzet van financieringsinstrumenten? Is dat de Europese Commissie of het Letse voorzitterschap? Hoe verhoudt dit zich tot de Nederlandse wens om de overheidsgaranties juist af te bouwen? Op welke manier zou het plan-Juncker de financieringsinstrumenten moeten verdubbelen? Geldt dit ook voor de nationale instrumenten?

Antwoord

De Europese Commissie voorziet een vergrote inzet van financieringsinstrumenten als onderdeel van de strategie voor duurzame economische groei van regio’s. Door de inzet van financieringsinstrumenten (leningen, garanties, etc.) worden cohesiemiddelen gebruikt om een hefboom effect te creëren, waardoor meer projecten kunnen worden gerealiseerd. De Europese Commissie verzoekt in het Juncker-plan lidstaten om de inzet van financieringsinstrumenten binnen het cohesiebeleid te verdubbelen. Financieringsinstrumenten lenen zich echter niet voor alle terreinen en thema’s van het cohesiebeleid, zoals aangegeven in de geannoteerde agenda (Kamerstuk 21 501-08, nr. 564). De mate en vorm van inzet van financieringsinstrumenten verschilt derhalve per lidstaat.

Nederland streeft naar een optimale mix van innovatie-instrumenten voor het mkb. Het Rijk en de regio’s werken hiertoe intensief samen. In Nederland zijn daarnaast al diverse financieringsinstrumenten op nationaal en regionaal niveau beschikbaar (niet EU-budget). Mede om die reden is in Nederland voor EFRO 2014–2020 vooralsnog alleen door West-Nederland gekozen voor inzet van financieringsinstrumenten. Voordat het instrument ingezet kan worden, moet volgens de Europese regelgeving eerst een onderzoek plaatsvinden naar de toegevoegde waarde en effectiviteit van het instrument in relatie tot ontwikkelingen in de markt. In West-Nederland loopt dit onderzoek momenteel.

Is het platform Financial Instruments-Compass bedoeld voor overheden of ook voor bedrijven? Is het platform al actief? Hoe verhoudt dit platform zich tot het andere platform Technical Assistance and Information Exchange instrument (TAIEX)?

Antwoord

De informatie die beschikbaar wordt gesteld via het platform Financial Instruments-Compass (www.fi-compass.eu) is primair voor de managementautoriteiten die de Europese Structuur- en Investeringsfondsen uitvoeren, alsmede voor financiële instellingen en intermediaire organisaties.

Fi-compass is een open platform. Dit betekent dat ook andere belangstellenden, waaronder bedrijven, kennis kunnen nemen van de informatie. Het platform is al actief (online) en zal de komende maanden verder worden uitgebouwd. Het andere platform, het Technical Assistance and Information Exchange instrument (TAIEX), richt zich niet specifiek op financieringsinstrumenten, maar is breder van karakter. TAIEX is een instrument van de Europese Commissie en ondersteunt overheidsorganisaties bij onder meer de toepassing en implementatie van Europese regelgeving. Ook worden best-practices gedeeld via dit platform.

Wat wordt hier bedoeld met de versterking van de administratieve capaciteit? Op welke manier moet deze versterkt worden?

Antwoord

Bij versterking van de administratieve capaciteit gaat het om verbeteringen in de uitvoering van het beleid («goed bestuur»). Cohesiebeleid is een complex beleidsterrein. Bij de uitvoering zijn diverse bestuurslagen en autoriteiten betrokken. Enkele voorbeelden van versterking van de uitvoeringscapaciteit zijn: institutionele kennisopbouw binnen de lidstaten, ondersteuning door de Europese Commissie van lidstaten met een zwakkere administratieve capaciteit (zoals via TAIEX), hechtere samenwerking op nationaal en regionaal niveau. Daarnaast gaat het om de voorbeelden die ik noemde in de geannoteerde agenda zoals onder meer versimpeling van regelgeving en verlaging van de administratieve lasten voor begunstigden en ook het verbeteren van de algemene coördinatie, zowel binnen lidstaten als binnen de Europese Commissie.

Hoe ziet de «strakke sturing via indicatoren» eruit?

Antwoord

In de periode 2014–2020 is er veel aandacht in de Europese regelgeving voor het behalen van resultaten (effectiviteit van beleid). Dit betekent dat in de programma’s voor de Europese Structuur- en Investeringsfondsen de gekozen thema’s en investeringsprioriteiten goed en logisch onderbouwd moeten worden (zgn. interventielogica). Deze logische opbouw moet onder andere resulteren in een nauwkeurige beschrijving van de (tussentijdse) resultaten. Bij achterblijvende resultaten kan een financiële maatregel volgen van de Europese Commissie (het niet uitkeren van de tussentijdse prestatiereserve of een financiële correctie aan het einde van de programmaperiode). Dit vraagt om indicatoren die zowel ambitieus als realistisch zijn.

Naar boven