21 501-08 Milieuraad

Nr. 565 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 20 mei 2015

Het Europees Milieu Agentschap (EMA) verkent en analyseert iedere vijf jaar de toestand van het milieu in Europa (39 landen). Op 3 maart 2015 is het rapport «Het milieu in Europa – Toestand en verkenningen 2015» uitgekomen. Het EMA is er traditiegetrouw in geslaagd een gedegen en robuust verslag uit te brengen dat een geïntegreerde en op feiten gebaseerde verkenning van de toestand van het Europese milieu geeft. Tijdens het AO Milieuraad op 4 maart 2015 (Kamerstuk 21 501-08, nr. 558) is toegezegd dat de Tweede Kamer een analyse ontvangt die ook ingaat op de vraag hoe de bevindingen doorwerken op de Nederlandse bijdrage aan het Europese milieubeleid. De bijlage bij deze brief1 bevat een samenvattend overzicht dat aangeeft waar het Europese milieubeleid volgens het EMA toe heeft geleid/zal leiden, met daarbij ook specifiek aandacht voor de bevindingen die betrekking hebben op Nederland. Het beeld dat daarbij wordt neergelegd is dat het Nederlandse milieubeleid relatief goed scoort ten opzichte van de EU als geheel.

De kernboodschappen van het rapport stroken met het milieubeleid dat Nederland nationaal voert en waarover de Tweede Kamer onder andere is geïnformeerd met de brief over de modernisering van het milieubeleid2 en de brief Van Afval Naar Grondstof (VANG)3. Ook de uitvoering van het SER Energieakkoord is hiermee in lijn. Nederland onderkent voorts het belang om de achteruitgang van biodiversiteit te stoppen. In de Rijksnatuurvisie Natuurlijk Verder4, die in mei 2014 aan de Tweede Kamer is gestuurd worden de maatregelen genoemd die Nederland neemt om tegemoet te komen aan internationale en Europese afspraken over de instandhouding van biodiversiteit. De inzet van Nederland om het milieu en klimaatbeleid in de EU verder te brengen sluit hier op aan en wordt bepaald door de volgende uitgangspunten:

  • Milieuwet- en regelgeving, zoals vastgelegd in EU-richtlijnen en verordeningen wordt door alle EU landen volledig uitgevoerd. Dit geldt ook voor Nederland.

  • Voor de verdere ontwikkeling van het EU Milieubeleid fungeert het 7e Milieuactieprogramma, dat gezamenlijk is vastgesteld is door de Raad en Europees parlement, als richtinggevend kompas voor de periode tot 2020.

  • Voor die onderwerpen die zich daarvoor lenen voor de periode 2020–2030 haalbare doelstellingen en streefcijfers overeenkomen. Voor het EU klimaatbeleid is dit inmiddels gebeurd, voor het verder terugdringen van de uitstoot van luchtverontreinigende stoffen loopt de herziening van de Richtlijn nationale emissieplafonds (NEC-richtlijn). Ook aangescherpte recyclingsdoelstellingen en de komst van een Europees afvalstortverbod, als onderdeel van het brede pakket circulaire economie dat de Commissie eind dit jaar opnieuw uitbrengt, vallen hieronder.

  • Nederland zal ook in de EU (en mondiaal) het concept van Green Deals uitdragen als instrument om bedrijfsleven, maatschappelijke organisaties en overheden samen te laten werken aan de transitie naar een groene economie.

  • Bij de aanpak van de complexe mondiale vraagstukken en opgaven past onverminderd een actieve en intensieve internationale samenwerking, met onze EU-partners én in mondiaal verband, omdat zonder succesvolle internationale samenwerking de opgaven niet effectief kunnen worden opgelost.

Kernboodschappen

Het EMA stelt dat terugkijkend op de afgelopen 40 jaar, het Europese milieu en klimaatbeleid een opmerkelijk succes gekend en ons veel goeds heeft gebracht. Het niveau van milieubescherming is mede dankzij EU wet- en regelgeving meetbaar verbeterd. Positief daarbij is de bevinding in het rapport dat veel vormen van milieudruk in de EU in absolute zin ontkoppeld zijn van economische groei. Het gebruik van fossiele brandstoffen is gedaald, net als de uitstoot van bepaalde vervuilende stoffen door vervoer en industrie, met als gevolg dat de Europese uitstoot van broeikasgassen sinds 1990 is gedaald met 19%, ondanks een stijging van 45% in de economische productie. Meer recent is het totale hulpbronnengebruik van de EU met 19% gedaald (sinds 2007), wordt er minder afval geproduceerd en is het percentage hergebruik in bijna elk land gestegen.

Europa ligt volgens het EMA evenwel niet op schema om tegen 2020 het verlies van biodiversiteit te stoppen. Van veel beschermde soorten (60% van de beoordeelde soorten) en hun natuurlijk leefgebied (77%) wordt de instandhouding bedreigd. De lagere milieudruk heeft door de bank genomen (nog) niet heeft geleid tot een grotere veerkracht van ecosystemen en ook niet tot lagere risico's voor gezondheid en welzijn. SOER 2015 signaleert dat er in de EU een kloof bestaat tussen de aanvankelijke beleidsvoornemens en de geleverde resultaten. Dit ligt voor een belangrijk deel aan achterblijvende implementatie in de lidstaten. Afgaande op het aantal gevallen waarin de Commissie in 2014 een ingebrekestelling is gestart doet Nederland het erg goed. Van de 334 gevallen waren er slecht twee die betrekking hadden op Nederland5. Het 7e Milieu Actie Programma stelt dat volledige tenuitvoerlegging van het bestaande milieubeleid een buitengewoon goede investering zou zijn voor de toekomst van het milieu en de volksgezondheid in Europa, alsook voor de economie. De kosten die verband houden met het niet uitvoeren van milieubeleid zijn hoog en worden ruwweg geschat op 50 miljard Euro per jaar. Een betere tenuitvoerlegging van het Europese milieubeleid biedt tegelijkertijd kansen voor meer werkgelegenheid en draagt hierdoor bij aan de Europa 2020-strategie die is gericht op het omvormen van de EU in een intelligente, duurzame en inclusieve economie tegen 2020.

SOER 2015 plaatst het resultaat van het Europese milieubeleid in een breder perspectief. Hoewel Europese maatregelen bewezen hebben doeltreffend te zijn op lokaal, regionaal en continentaal niveau, zijn er in de loop van de tijd drie spelbepalende aspecten – met een complex en systemisch karakter – een steeds grotere rol gaan spelen:

  • 1. Menselijke activiteiten die omgevingsfactoren zodanig beïnvloeden dat deze nadelig zijn voor de menselijke gezondheid en welzijn en die de vitaliteit van ecosystemen beïnvloeden. Het gaat ondermeer om extreme weersomstandigheden, overstromingen of juist waterschaarste als gevolg van klimaatverandering, verzuring van bodem en oceanen, vermesting, verlies aan vruchtbare grond en de aanwezigheid van chemische stoffen.

  • 2. Europese consumptie en productiepatronen die bijdragen aan de milieudruk op het eigen continent en in andere delen van de wereld. Het gebruik van tal van hulpbronnen is noodzakelijk voor het menselijk welzijn. Tegelijkertijd veroorzaakt het ontginnen en gebruiken van natuurlijke hulpbronnen, zeker wanneer dit ongecontroleerd gebeurt, nadelige veranderingen in de ecosystemen die deze hulpbronnen verschaffen.

  • 3. Globalisering. Dit brengt met zich mee dat de milieuomstandigheden en het milieubeleid in de EU niet los kan worden gezien van wereldwijde trends. Deze hebben betrekking op demografische en economische groei, productie- en handelspatronen, technologische vooruitgang, verstedelijking, een toenemend multipolaire wereld en verdere diversificatie van bestuurbenadering met een grotere rol voor het bedrijfsleven en het maatschappelijk middenveld.

De grootste uitdaging waar het milieubeheer in de EU voor staat is het feit dat de drijvende krachten, trends en invloeden op het milieu steeds globaler worden. Dit maakt het tot stand te brengen van een groene economie om daarmee op lange termijn de duurzaamheid van Europa en zijn omgeving veilig te stellen, tot een complexe opgave. Het SOER 2015 geeft aan de langetermijnvisie voor 2050, zoals vastgelegd in het 7e Milieuactieprogramma (goed leven, binnen de grenzen van de planeet), met het voeren van klassiek milieubeleid, aangevuld met economische en technologische efficiencywinsten, niet kan worden gerealiseerd. Daarvoor is meer nodig, zoals het indringend aanpassen van productie- en consumptie-patronen, en dus ook van mentaliteit, gewoonten, nieuwe technologieën, beleidslijnen, levensstijlen en denkpatronen.

Voor de overgang naar een groene economie zullen de langetermijnvisie van het milieubeleid en de gerichtheid op de relatief korte termijn van het economisch en sociaal beleid moeten worden gecombineerd, aldus het EMA. Het belang van maatregelen en acties met resultaat op de langere termijn die op de kortere termijn niet onmiddellijk en minder zichtbare voordelen opleveren, worden in het huidige beleid nog te weinig meegenomen. Van belang daarbij is dat het werken met doelstellingen, streefcijfers en acties voor de korte en middellange termijn hun waarde hebben bewezen om vooruitgang op de lange termijn mogelijk te maken.

Dit is bijvoorbeeld het geval bij de klimaatdoelstellingen en het terugdringen van grensoverschrijdende luchtverontreiniging. Het EMA stelt daarom dat de EU er voor moet zorgen dat, zoals dit het met EU Klimaat- en Energiepakket 2030 al is gebeurd, haar streefcijfers en doelstellingen in het tijdvak 2020–2030 een haalbare opstap vormen naar de verwezenlijking van de visie voor 2050.

Het EMA bepleit voorts om het 7e Milieuactieprogramma uit te voeren zoals dit is overeengekomen, en reikt hiervoor vier benaderingen aan:

  • bekende invloeden op ecosystemen en de menselijke gezondheid beperken en tegelijkertijd werk maken van het efficiënt omgaan met hulpbronnen en technologische innovaties.

  • aanpassen aan verwachte klimaat- en milieuveranderingen.

  • potentiële milieuschade voorkomen door voorzorgsmaatregelen te nemen op grond van vroegtijdige signalen vanuit de wetenschap.

  • de veerkracht van ecosystemen en de samenleving herstellen door de kwaliteit en de vitaliteit natuurlijke hulpbronnen te verbeteren.

Het EMA voegt hieraan toe dat een bestuurbenadering die burgers, niet-gouvermentele organisaties, bedrijven en steden bij het milieubeleid betrekt, zal zorgen voor extra hefbomen.

Ik vertrouw erop dat ik u met de brief voldoende heb geïnformeerd over de inhoud en de impact van het rapport van het Europese Milieu Agentschap.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, W.J. Mansveld


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
2

Kamerstuk 28 633, nr. 55

X Noot
3

Kamerstuk 33 043, nr. 15

X Noot
4

Kamerstuk 33 576, nr. 14

X Noot
5

Informatie afkomstig van Commissiewebsite: http://ec.europa.eu/environment/legal/law/statistics.htm

Naar boven