Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 22 mei 2014
Hierbij doe ik u mede namens de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking
de geannoteerde agenda toekomen van de Milieuraad die op 12 juni 2014 in Luxemburg
plaatsvindt. Deze geannoteerde agenda is gebaseerd op de voorlopige agenda zoals uitgebracht
door het Griekse Voorzitterschap aangevuld met informatie van het Voorzitterschap.
De inhoud geeft de meest recente stand van zaken weer. Mocht de agenda van de Milieuraad
op belangrijke punten veranderen, dan zal ik u hierover informeren.
Tevens informeer ik u over de stand van zaken met betrekking tot het voorstel van
de Europese Commissie voor de Richtlijn reductie nationale emissies bepaalde luchtverontreinigende
stoffen. Zoals in het BNC-fiche (Kamerstuk 22 112, nummer 1791) reeds is vermeld, heb ik het Planbureau voor de Leefomgeving gevraagd een kosten-batenanalyse
op te stellen voor het voorstel (in samenwerking met RIVM en ECN). Tijdens het Algemeen
overleg op 19 februari 2014 heb ik u toegezegd na de verschijning van die PBL-analyse
een kabinetsreactie te sturen (Kamerstuk 21 501-08, nummer 508). De verwachting was dat de resultaten van die analyse in mei beschikbaar zouden
zijn. Gaandeweg het proces is echter gebleken dat voor een zorgvuldige analyse meer
tijd nodig is.
De consultatie van het bedrijfsleven leidt op onderdelen tot nader onderzoek en overleg.
Ook vindt er nog overleg plaats met de Europese Commissie en diens consultant (het
International Institute for Applied Systems Analysis) over de Europese scenarioberekeningen
en de daarbij gemaakte aannames over de Nederlandse situatie.
Het is voor PBL derhalve nog niet mogelijk de analyse af te ronden. Wel kan ik al
een paar zaken meedelen. Vast staat dat de voorgestelde reducties voor stikstof, zwavel,
fijn stof en ammoniak technisch haalbaar zijn. De reductieverplichting voor de vluchtige
organische stoffen is niet haalbaar met technische maatregelen. De inschatting van
de mogelijkheden door de Europese Commissie lijken hier te optimistisch. De baten
die uitvoering van het voorstel van de Commissie opleveren bedragen volgens de berekeningen
van het PBL jaarlijks circa € 700 miljoen. De kosten worden door de Commissie op ca
63 miljoen geschat maar dat lijkt een te lage schatting. In de kosten-batenanalyse
wordt dit thans verder onderzocht.
De kosten-batenanalyse zal in de zomer worden afgerond. Daarna zal ik u het rapport
doen toekomen, samen met de kabinetsreactie op het Commissievoorstel. Tot die tijd
zal de regering zoals toegezegd geen onomkeerbare stappen zetten in het Brusselse
onderhandelingsproces.
Tenslotte treft u in de bijlage een voortgangsoverzicht van actuele Europese wetgevinginitiatieven
op het terrein van Infrastructuur en Milieu.
Ik hoop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,
W.J. Mansveld