21 501-07 Raad voor Economische en Financiële Zaken

GO BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 27 juni 2024

Hierbij zend ik u de geannoteerde agenda van de vergaderingen van de Eurogroep en Ecofinraad van 15 en 16 juli a.s.

Het is mogelijk dat nog punten worden toegevoegd aan de agenda of dat bepaalde onderwerpen worden afgevoerd of worden uitgesteld tot de volgende vergadering.

Graag wijs ik u erop dat het aan mijn ambtsopvolger is om de Nederlandse inzet tijdens de Eurogroep en Ecofinraad van juli verder vorm te geven. Het is door de op handen zijne regeringswissel op dit moment nog niet bekend wie er aan deze vergaderingen namens Nederland zal deelnemen.

In aanvulling op de geannoteerde agenda informeer ik u over de technische informatie die de Europese Commissie onlangs deelde ten behoeve de voorbereiding van het Nederlandse budgettair-structurele plan voor de middellange termijn in het kader van het herziene Stabiliteits- en Groeipact.

De Minister van Financiën, S.P.R.A. van Weyenberg

Geannoteerde agenda Eurogroep en Ecofinraad 15–16 juli 2024

Eurogroep

Macro-economische ontwikkelingen en begrotingsbeleid in de eurozone

De Eurogroep zal van gedachten wisselen over het geaggregeerde begrotingsbeleid, de zogenaamde fiscal stance, in de eurozone. Vanwege de overgang naar het nieuwe Stabiliteits- en Groeipact zal er dit jaar geen analyse van de Commissie van de stabiliteits- en convergentieprogramma’s van lidstaten plaatsvinden. Naar verwachting zullen lidstaten in het najaar van 2024 hun nationaal meerjarig begrotingsplan indienen voor de periode 2025–2028. De gedachtewisseling zal zich naar verwachting baseren op het jaarlijkse rapport van de European Fiscal Board (EFB) over het geaggregeerde begrotingsbeleid in de eurozone en een notitie van de Europese Commissie, die beide bij het schrijven van deze geannoteerde agenda nog niet beschikbaar zijn.

Nederland is van mening dat de begrotingspositie (fiscal stance) voor de eurozone een nuttig concept is om zicht te houden op de budgettaire en economische ontwikkelingen in de eurozone als geheel. Nederland is vooralsnog echter niet overtuigd van het nut om dit concept ook te gebruiken om sturing te geven aan het nationale begrotingsbeleid van de eurozonelidstaten. Dit zou kunnen leiden tot procyclisch begrotingsbeleid in landen met lage en middelhoge schulden, waarbij deze hun economie in goede tijden onnodig stimuleren en bijdragen aan oververhitting van hun economie.

Mogelijk zal de Eurogroep, net als vorig jaar, een gezamenlijke verklaring aannemen over de oriëntatie van het begrotingsbeleid voor het komende jaar. De inhoud van een dergelijke verklaring is op dit moment nog niet bekend. Voor Nederland is van belang dat deze verklaring consistent is met het recent inwerking getreden herziene Stabiliteits- en Groeipact. Nederland zal indien opportuun het belang van prudent begrotingsbeleid benadrukken.

Uitbreiding van de eurozone: convergentierapporten

Document: Convergentierapporten Europese Commissie1 en Europese Centrale Bank2

Aard bespreking: Presentatie

Besluitvormingsprocedure: n.v.t.

Toelichting:

Op 26 juni jl. publiceerden de Europese Commissie (Commissie) en de Europese Centrale Bank (ECB) hun convergentierapporten. Deze worden op basis van artikel 140 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie ten minste eens in de twee jaar gepubliceerd en monitoren in welke mate alle EU-lidstaten die de euro nog niet hebben ingevoerd voldoen aan de voorwaarden om de euro in te voeren. Daarbij kijken de instellingen naar de convergentiecriteria ten aanzien van prijsstabiliteit, wisselkoersstabiliteit, publieke financiën, staatsrente en naar de verenigbaarheid van relevante nationale wetten met de onafhankelijkheid van de centrale bank en de statuten van het Europees Stelsel van Centrale Banken en de ECB zoals opgenomen in het werkingsverdrag. Gezien de korte periode tussen publicatie van het rapport en het verzenden van deze geannoteerde agenda geven wij een overzicht van de hoofdpunten.

Inhoud convergentierapporten

Momenteel zijn er zeven EU-lidstaten die geen onderdeel zijn van de eurozone: Bulgarije, Tsjechië, Denemarken, Hongarije, Polen, Roemenië en Zweden. Een van de voorwaarden voor eurotoetreding is dat een land ministens 2 jaar heeft deelgenomen aan het vaste wisselkoersmechanisme (ERM-II). Van deze zeven landen zitten er twee in ERM-II, zijnde Bulgarije en Denemarken. Denemarken heeft geen verplichting om de euro in te voeren en heeft geen intentie om op korte termijn de euro in te voeren. Vandaar dat met name de beoordeling van Bulgarije in het rapport relevant is. Bulgarije heeft de intentie om snel de euro in te voeren en heeft verschillende stappen gezet om te voldoen aan de wettelijke vereisten en de convergentiecriteria, zoals ook eerder aan de Kamer is gemeld in de geannoteerde agenda van de Eurogroep en Ecofinraad van 7–8 december 20233.

Bulgarije voldoet op basis van de convergentierapporten aan de verdragsvoorwaarden om de euro in te voeren, met uitzondering van het prijsstabiliteitscriterium aangezien hun inflatie te hoog is. De gemiddelde inflatie van de afgelopen 12 maanden in Bulgarije was 5,1%, terwijl de inflatie onder de 4,1% dient te zijn (gebaseerd op de inflatiewaarde van de drie EU-landen met de laagste inflatie plus 1,5%-punt). Mogelijk daalt de inflatie in Bulgarije later dit jaar voldoende snel om aan alle vereisten te voldoen. Op dat moment zal Bulgarije hoogstwaarschijnlijk een convergentierapport aanvragen. Als vervolgens uit die rapporten een positief beeld naar voren komt kan de Europese Commissie de benodigde voorstellen doen aan de Raad van de Europese Unie om Bulgarije de euro als munt in te laten voeren.

Naast de formele convergentiecriteria heeft Bulgarije een aantal toezeggingen gedaan bij toetreding tot ERM-II, de zgn. «post-entry commitments» die relevant zijn voor het invoeren van de euro als munt. Daarbij gaat het om toezeggingen op het gebied van versterking van het toezicht op de financiële sector, verbetering van het insolventieraamwerk en anti-witwasraamwerk en verbeteren van het bestuur van staatsbedrijven. De convergentierapporten gaan niet in op de voortgang met deze toezeggingen.

Nederland zal de presentatie van de Europese Commissie en de Europese Centrale Bank aanhoren.

Proces Eurotoetreding

Mocht Bulgarije blijkend uit het volgende convergentierapport aan alle voorwaarden voldoen, dan gaat het formele proces van eurotoetreding van start. Daartoe doet de Europese Commissie de benodigde voorstellen aan de Raad, geven de eurolanden een advies, wordt het Europees Parlement geraadpleegd en wordt de zaak besproken in de Europese Raad. Formele besluitvorming vindt plaats in de Ecofinraad, waarbij met gekwalificeerde meerderheid besloten wordt over toetreden tot de eurozone. Na een besluit tot toetreding moet de Ecofinraad ook de omrekeningskoers vaststellen van het desbetreffende land. Dit gebeurt op basis van unanimiteit. Als een land eenmaal is toegetreden, dan zal een land ook deelnemen in het Europees Stabiliteitsmechanisme (ESM).

Het parlement wordt voorafgaand aan besluitvorming over de mogelijke toetreding van Bulgarije tot de eurozone geïnformeerd via de geannoteerde agenda’s van de relevante Eurogroepen, Raden en de Europese Raad.

Concurrentievermogen van de eurozone: het aanpakken van het financieringstekort

Document: n.v.t.

Aard bespreking: Gedachtewisseling

Besluitvormingsprocedure: n.v.t.

Toelichting:

De Ministers zullen van gedachten wisselen over het concurrentievermogen van de EU, met deze keer een specifieke focus op financiering. Op het moment van schrijven van de geannoteerde agenda zijn er nog geen voorbereidende stukken opgesteld. Het is niet zeker of er voor of na de bespreking wel stukken beschikbaar zullen zijn.

De titel van de bespreking, met nadruk op financieringstekort, suggereert dat de voorzitter stil wil staan bij de manier waarop financiering in het kader van concurrentiekracht beter kan worden vormgegeven. Er zijn meerdere studies die duiden op een mogelijk investeringsgat binnen de EU, bijvoorbeeld in het kader van investeringen in algemene zin, de digitale transitie, innovatie en/of de klimaattransitie. Het bestaan van, en de grootte van een dergelijk gat zijn afhankelijk van de gehanteerde methodologie en de geïdentificeerde doelen. Een berekening van een investeringsgat richt zich over het algemeen op de benodigde totale investeringen om publieke doelen te bereiken, waarbij er geen onderscheid gemaakt wordt tussen private en publieke investeringen.

Het kabinet hecht waarde aan het vergroten van Europese investeringen in de duurzame economie van de toekomst. Momenteel worden er reeds publieke investeringen gedaan op Europees niveau om ons verdienvermogen te versterken, zoals onder andere Horizon, het Innovatiefonds, de Herstel- en Veerkrachtfaciliteit, en investeringen via de Europese Investeringsbank. Publieke investeringen in de klimaattransitie en in R&D doen in grootte in de EU niet onder voor investeringen van andere grote landen. Het kabinet ziet wel dat financiering in Europa bij de ontwikkeling van nieuwe technologieën in de scale-up fase een obstakel kan vormen. Het is daarom van belang dat naast ontwikkeling en innovatie ook wordt ingezet in opschaling naar de markt, zowel nationaal als Europees. Het kabinet ziet ten aanzien van de versterking van de concurrentiepositie daarom vooral een belangrijke rol weggelegd voor het aanjagen van private investeringen. Het verdiepen van de interne markt en de Europese kapitaalmarktunie speelt een cruciale rol in het aanjagen van private investeringen voor het versterken van het concurrentievermogen. Daarnaast kan het EU-concurrentievermogen versterkt worden door drempels voor grensoverschrijdend investeren binnen de EU, zoals administratieve lasten, zoveel mogelijk weg te nemen. Nederland kan op basis van deze noties deelnemen aan de discussies.

Werkprogramma Eurogroep tot en met maart 2025

Document: nog niet beschikbaar, wordt gepubliceerd op:

https://www.consilium.europa.eu/en/eurogroup/work-programme/

Aard bespreking: Gedachtewisseling

Besluitvormingsprocedure: N.v.t.

Toelichting:

In de Eurogroep zal het werkprogramma voor de Eurogroep tot en met maart 2025 worden toegelicht. Deze bespreking stond in eerste instantie gepland voor 20 juni.4 Voor de Eurogroep wordt gewoonlijk per halfjaar een werkprogramma opgesteld met de onderwerpen die waarschijnlijk besproken zullen worden. Dit draagt bij aan meer lange termijn focus en kan helpen bij het voorbereiden van de discussies. Net als afgelopen jaar heeft de voorzitter van de Eurogroep ook een indicatie voor de eerste paar maanden van 2025 in het werkprogramma opgenomen (tot en met maart 2025).

De besprekingen in de Eurogroep voor het komende halfjaar zullen op basis van het werkprogramma gaan over de coördinatie van begrotings- en economisch beleid, de toekomst van de Economische en Monetaire Unie (EMU) en het versterken van de rol van de euro. De Eurogroep zal in het bijzonder aandacht hebben voor het versterken en verdiepen van de EMU, waaronder de strategische visie voor de verdere verdieping van de kapitaalmarktunie en voortgang op elementen van de bankenunie, en een continuerende betrokkenheid ten aanzien van de vormgeving en ontwikkeling van de digitale euro en het versterken van de internationale rol van de euro. Daarnaast zullen ook de reguliere terugkoppelingen plaatsvinden, waaronder van internationale vergaderingen en van post-programma surveillancemissies (voor Ierland, Portugal, Cyprus, Spanje en Griekenland). Nederland kan de toelichting over het werkprogramma aanhoren.

Ecofinraad

Werkprogramma Hongaars voorzitterschap

Document: n.v.t.

Aard bespreking: Presentatie en gedachtewisseling

Besluitvormingsprocedure: n.v.t.

Toelichting:

Hongarije is in de tweede helft van 2024 de voorzitter van de Raad van de Europese Unie (EU) en heeft voor die periode haar werkprogramma gepubliceerd.5 In dit programma zijn de volgende zeven algemene prioriteiten benoemd:

  • Concurrentiekracht van de EU

  • Versterking van het EU-defensiebeleid

  • Een consistent en op merites gebaseerd beleid voor EU-uitbreiding

  • Tegengaan van illegale migratie

  • Vormgeven van de toekomst van cohesiebeleid

  • Een op de boer gericht EU-landbouwbeleid

  • Aanpakken van demografische uitdagingen

Specifiek voor de Ecofinraad en het economisch en financieel beleid van de EU geeft het Hongaars voorzitterschap aan de dialoog te willen bevorderen over oplossingen op EU-niveau die bijdragen aan hervormingen en investeringen ten bate van de groene en digitale transitie, evenals een substantiële verbetering van het concurrentievermogen van de Europese economie, ondanks de afnemende begrotingsmogelijkheden als gevolg van de diverse crises de afgelopen jaren. Tevens wil het voorzitterschap de gezamenlijke inspanningen van de EU richten op die gebieden waar het optreden van de EU toegevoegde waarde heeft en waar dit bijdraagt aan de macro-economische stabiliteit en het welzijn van de burgers van de EU terwijl tegelijkertijd de veerkracht van de Europese economieën wordt vergroot. Daarbij geeft het Hongaars voorzitterschap aan zich in te spannen voor voortgang op de volgende dossiers:

  • implementatie van nieuwe begrotingsregels van het Stabiliteits- en Groeipact;

  • de economische en financiële gevolgen van de Russische agressie tegen Oekraïne;

  • implementatie van de Herstel- en Veerkrachtfaciliteit;

  • implementatie van de jaarbegroting 2024 van de Unie en tijdige aanname van de begroting voor 2025;

  • nieuwe eigen middelen;

  • financiële diensten, waaronder de kapitaalmarktunie en het crisisraamwerk voor banken

  • belastingen, waaronder de aanpak van belastingontwijking

  • herziening van het douanewetboek.

Tijdens de vergadering van de Ecofinraad zal Hongarije het werkprogramma presenteren en nadere toelichting geven op de prioriteiten voor de periode juli 2024 tot en met december 2024. Nederland kan de presentatie van het Hongaarse voorzitterschap aanhoren.

Herstel- en Veerkrachtfaciliteit (HVF)

  • Document: nog niet beschikbaar, wordt gepubliceerd op: https://commission.europa.eu/business-economy-euro/economic-recovery/recovery-and-resilience-facility/country-pages/finlands-recovery-and-resilience-plan_en

  • Aard bespreking: Aanname uitvoeringsbesluit van de Raad

  • Besluitvormingsprocedure: gekwalificeerde meerderheid

  • Toelichting:

Tijdens de Ecofinraad zal een aanpassing van het uitvoeringsbesluit ter goedkeuring van het Finse Herstel- en Veerkrachtplan (HVP) ter besluitvorming voorliggen. Finland heeft op 16 mei 2024 een aanvraag bij de Commissie ingediend voor een aanpassing van het oorspronkelijke HVP dat middels een uitvoeringsbesluit van de Raad op 29 oktober 2021 werd goedgekeurd.

Finland maakt gebruik van de mogelijkheid om een HVP aan te passen op grond van objectieve omstandigheden en dit heeft betrekking op 16 maatregelen. Deze omstandigheden hebben betrekking op de gevolgen van de Russische oorlog in Oekraïne en uiten zich in hogere rentekosten, inflatie en de kosten voortkomend uit onderbrekingen in de toeleveringsketens. Daarnaast heeft Finland aangegeven dat vier maatregelen niet langer haalbaar zijn door vertragingen in aanbestedingsprocedures. Verder heeft Finland aangegeven dat twee maatregelen gedeeltelijk niet haalbaar zijn door onvoorziene maatregelspecifieke uitdagingen die betrekking hebben op datacollectie en rapportage. Andere redenen voor aanpassingen waren een slechter investeringsklimaat door de Russische oorlog in Oekraïne, gewijzigde administratieve omstandigheden door een overweldigend aantal aanvragen voor financiering, en een wijziging omdat er een beter alternatief voor handen is om het originele doel van de maatregel te bereiken.

De Commissie oordeelt dat de redenen die Finland aandraagt een aanpassing van het plan rechtvaardigen en dat het herstelplan ook na de aanpassing voldoet aan de eisen van de HVF- verordening. Het kabinet kan zich vinden in het oordeel van de Commissie. Nederland is daarom voornemens om in te stemmen met het voorstel tot aanpassing van het uitvoeringsbesluit van de Raad.

Mogelijk worden meer voorstellen tot aanpassing van uitvoeringsbesluiten ter goedkeuring van een HVP van landen gepubliceerd in aanloop naar de Ecofinraad. Als er aanvullende voorstellen worden gepubliceerd en geagendeerd voor de Ecofinraad van juli zal de Kamer hierover een nazending van deze geannoteerde agenda ontvangen waarin de aanpassing wordt toegelicht en een kabinetsappreciatie wordt gegeven.

Tenslotte wijs ik u graag op het verslag van de Eurogroep en Ecofinraad van juni 2024. Hier is in meer detail uitleg gegeven over objectieve omstandigheden om een HVP te wijzigen en is een toelichting gegeven hoe vaak landen dit reeds gedaan hebben.

Economische en financiële impact van de Russische agressieoorlog tegen Oekraïne

  • Document: N.v.t.

  • Aard bespreking: Gedachtewisseling

  • Besluitvormingsprocedure: n.v.t.

  • Toelichting:

De Ecofinraad zal van gedachten wisselen over de economische en financiële impact van de Russische agressie tegen Oekraïne en over Europese steunmaatregelen. Voor 2024 is USD 37,3 miljard nodig aan begrotingssteun en voor herstel en wederopbouw.6 De EU-Oekraïne-faciliteit van EUR 50 miljard voor de periode 2024–2027 en het IMF programma7 zijn belangrijke onderdelen van de internationale inzet om deze tekorten en noden (deels) te dekken en om Oekraïne in staat te stellen de strijd tegen Russische agressie voort te zetten. Kabinetsbeleid is dat Nederland haar «fair share» bijdraagt aan de internationale steuninzet – zowel bilateraal8 als via de EU en overige multilaterale kanalen – en moedigt andere landen aan om dit ook te doen. Tijdens de Ecofinraad van 21 juni jl. heeft het Belgisch voorzitterschap aangegeven dat de voorbereidende werkgroep van de Ecofinraad verder zal werken aan de voortgang van de uitwerking van het G7-akkoord over het gebruik van de buitengewone rente-inkomsten van geïmmobiliseerde tegoeden van de Russische Centrale Bank voor een lening voor Oekraïne. Dit is ter voorbereiding op nadere voorstellen van de Commissie.

De Europese Commissie heeft een positief oordeel gevormd over het Oekraïneplan en heeft op 15 april een uitvoeringsbesluit van de Raad voorgesteld ter goedkeuring van die beoordeling. Op 14 mei jl. is met dit uitvoeringsbesluit van de Raad ingestemd. Het Oekraïneplan is de basis voor de macro-financiële steun die wordt verleend onder de EU Oekraïne-faciliteit en bevat hervormingen en investeringen waaraan moet worden voldaan door Oekraïne voordat tot uitbetaling van nieuwe tranches overgegaan kan worden. Uw Kamer is hier eerder over geïnformeerd in de geannoteerde agenda van de Raad Buitenlandse Zaken van 7 mei 2024.9 De Commissie streeft ernaar de laatste benodigde overeenkomsten met Oekraïne deze maand af te sluiten om tot reguliere uitbetaling van de tranches over te gaan. Tot nu toe werd EUR 6 mld. overbruggingsfinanciering uit de Oekraïne-faciliteit overgemaakt. De Commissie streeft er ook naar deze maand EUR 1,89 mld. prefinanciering over te maken. Dit volgt uit een aanvraag die Oekraïne kon indienen bij de Commissie bij het inleveren van het Oekraïneplan. Naar verwachting volgt een eerste regulier betalingsverzoek van Oekraïne van 4,4 mld. euro in juli, uitbetaling hiervan zal waarschijnlijk plaatsvinden in het derde kwartaal van dit jaar. De Commissie zal de mate waarin Oekraïne aan de corresponderende conditionaliteiten voldoet beoordelen en een concept-Raadsuitvoeringsbesluit aan de Raad voorleggen voordat tot uitbetaling over kan worden gegaan.

Lentepakket Europees Semester 2024 – landspecifieke aanbevelingen en macro-economische onevenwichtighedenprocedure

Document: De voorliggende Raadsconclusies en (gewijzigde) landspecifieke aanbevelingen komen voorafgaand aan de vergadering beschikbaar op delegates portal. De voorstellen van de Europese Commissie voor de landspecifieke aanbevelingen van de Raad aan de lidstaten, landenrapporten en overkoepelende mededeling zijn publiek beschikbaar10.

Aard bespreking: Goedkeuring Raadsconclusies Macro-economische onevenwichtighedenprocedure en goedkeuring landspecifieke aanbevelingen

Besluitvormingsprocedure: Consensus voor Raadsconclusies en gekwalificeerde meerderheid voor landspecifieke aanbevelingen.

Toelichting:

Op 19 juni jl. heeft de Europese Commissie (de Commissie) het lentepakket in het kader van het Europees Semester gepubliceerd. Het Europees Semester is het jaarlijkse proces waarin EU-lidstaten hun economisch, arbeidsmarkt- en begrotingsbeleid coördineren. De oorsprong hiervan ligt in het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, in bijzonder Artikel 121(2), 126(3) en 148(4), en de afspraken die daarin zijn gemaakt over het economisch beleid en het werkgelegenheidsbeleid. Zo is afgesproken dat de lidstaten hun economisch beleid als aangelegenheid van gemeenschappelijk belang beschouwen en het coördineren in de Raad en dat de lidstaten buitensporige tekorten vermijden. Ook is afgesproken dat de lidstaten door middel van hun werkgelegenheidsbeleid bijdragen aan het bereiken van de bevordering van scholing, opleiding en het aanpassingsvermogen van werknemers en arbeidsmarkten die soepel reageren op economische veranderingen. Deze afspraken over het economisch beleid en het werkgelegenheidsbeleid hebben als doel om bij te dragen aan het bereiken van de doelstellingen van de Unie, zoals die zijn opgenomen in artikel 3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie.

Het Semester combineert het toezicht op macro-economische onevenwichtigheden, overheidsfinanciën, arbeidsmarktbeleid en het bevorderen van inclusieve economische groei in de EU. Dit lentepakket valt binnen de 2024 Semestercyclus en volgt op het herfstpakket dat is gepubliceerd in november 2023, waarover uw Kamer reeds is geïnformeerd.11 Om u tijdig te informeren over de inhoud en kabinetsappreciatie van het lentepakket en met oog op de efficiëntie van de informatievoorziening aan uw Kamer vervangt deze bijdrage aan de geannoteerde agenda de losse brief over het lentepakket van het Europees Semester zoals die in het verleden werd gestuurd. Uw Kamer wordt elders in deze geannoteerde agenda geïnformeerd over het rapport van de Commissie met het onderzoek naar buitensporige overheidstekorten in het kader van het Stabiliteits- en Groeipact.

Hieronder volgt eerst een overzicht van de overkoepelende mededeling bij het lentepakket. Vervolgens worden de Raadsconclusies over de macro-economische onevenwichtighedenprocedure en de door de Commissie voorgestelde landspecifieke aanbevelingen van de Raad toegelicht en beoordeeld door het kabinet. Daarbij wordt ook aangegeven dat het kabinet verwacht dat Nederland in kan stemmen met zowel de Raadsconclusies als de landspecifieke aanbevelingen. Daarnaast heeft de Commissie per lidstaat het gebruikelijke landenrapport opgesteld. In de landenrapporten analyseert de Commissie de financieel-economische en sociaal-economische ontwikkelingen in de lidstaten, beziet zij de voortgang met de investerings- en hervormingsagenda en identificeert zij belangrijke uitdagingen voor het financieel-economische beleid, en een analytische onderbouwing voor de voorgestelde landspecifieke aanbevelingen.

Overkoepelende mededeling

In de overkoepelende mededeling gaat de Commissie in op de doelen en de context van het lentepakket. Allereerst gaat de Commissie in op de economische situatie in de EU. De afgelopen vijf jaar heeft de EU een hoge mate van economische en sociale veerkracht laten zien in tijden van crises, mede dankzij een gecoördineerde beleidsreactie. Hierbij wijst de Commissie erop dat het Europees Semester het gerichte en efficiënte gebruik van EU-fondsen, zoals het Herstel-en Veerkrachtplan, heeft ondersteund.

Een ontwikkeling waar de Commissie bij stilstaat is het Stabiliteits- en Groeipact, waarvan de hervorming op 30 april jl. in werking is getreden. Het hervormde begrotingsraamwerk is gericht op het versterken van schuldhoudbaarheid door middel van geleidelijke begrotingsconsolidatie met behoud van investeringen en zal worden ingebed in het Europees Semester. De Commissie werkt samen met de lidstaten aan de tijdige indiening, beoordeling en goedkeuring van de eerste reeks budgettair-structurele plannen voor middellange termijn. Ook wijst de Commissie er op dat de voorgestelde landspecifieke aanbevelingen een belangrijke pilaar zijn onder de hervormingen en investeringen in die plannen.

Op het gebied van macro-economische stabiliteit wijst de Commissie o.a. op het belang van het vervolmaken van de bankenunie en voortgang op de kapitaalmarktunie, staat ze stil bij het voorstel voor het openen van buitensporigtekortprocedures en wordt vanwege de vergrijzing het belang van versterken van de houdbaarheid van de langdurige zorg en pensioenstelsels benadrukt.

Daarnaast wijst de Commissie op de vertraging in de productiviteitsgroei sinds deze eeuw in de EU. Verdiepen van de interne markt, een industriebeleid ter ondersteuning van technologische transformatie en weerbare aanbodketens, handelsbeleid, investeren in onderzoek en innovatie, onderwijs en skills, en toegang tot financiering, in bijzonder voor start- en scale-ups, zijn volgens de Commissie allemaal belangrijke elementen om de productiviteitsgroei en het concurrentievermogen te versterken.

Ten aanzien van ecologische duurzaamheid laat de Commissie zien dat, ondanks vooruitgang, er een gat bestaat tussen de gestelde 2030 doelen voor duurzame energie en energie-efficiëntie en het voorgenomen beleid. Daarnaast wijst de Commissie op de bijdrage van onder andere de Net Zero Industry Act (NZIA) en de Critical Raw Materials Act (CRMA) aan klimaatneutraliteit in 2050 en de open strategische autonomie.

Tenslotte wijst de Commissie op het gebied van rechtvaardigheid op het feit dat de arbeidsmarkt veerkrachtig is gebleken, waardoor het reële inkomen van veel inwoners weer is gestegen. Tegelijkertijd blijven de tekorten aan arbeidskrachten, ondanks een lichte afname in de afgelopen kwartalen, wijdverbreid over alle sectoren en vaardigheidsniveaus, terwijl de werkloosheid in sommige regio's hoog blijft en er ongelijkheid blijft bestaan. Ook geeft de Commissie aan dat er nog veel ruimte is om de arbeidsmarktparticipatie van ondervertegenwoordigde groepen te verbeteren. De Commissie wijst er tevens op dat de sociale zekerheidsstelsel toekomstbestending gemaakt moeten worden.

Raadsconclusies macro-economische onevenwichtighedenprocedure

Tijdens de Ecofinraad liggen Raadsconclusies ter besluitvorming voor over de resultaten van de diepteonderzoeken in het kader van de macro-economische onevenwichtigheden procedure (MEOP). In het Alert Mechanism Report (AMR) 2024, gepubliceerd in november 2023, stelde de Commissie vast dat ze voor 11 lidstaten diepteonderzoeken zou gaan uitvoeren naar mogelijke macro-economische onevenwichtigheden. Hierover is uw Kamer op 22 december jl. geïnformeerd.12 Het diepteonderzoek voor Nederland is op 25 maart gepubliceerd. Hierover is uw Kamer middels de geannoteerde agenda van de Eurogroep en Ecofinraad van 11 en 12 april reeds geïnformeerd.13 In het lentepakket heeft de Commissie, op basis van deze diepteonderzoeken, voor Cyprus, Duitsland, Griekenland, Hongarije, Italië, Nederland, Slowakije en Zweden macro-economische onevenwichtigheden vastgesteld. Roemenië ondervindt buitensporige macro-economische onevenwichtigheden, waar de Commissie vorig jaar nog een onevenwichtigheid had vastgesteld. Spanje, Frankrijk en Portugal ondervinden geen onevenwichtigheden meer in tegenstelling tot vorig jaar. Italië en Griekenland ondervonden vorig jaar nog buitensporige onevenwichtigheden. Voor Nederland concludeert de Commissie op basis van het diepteonderzoek, net als in voorgaande jaren, dat er een macro-economische onevenwichtigheid is die verband houdt met de hoge private schulden. Ten aanzien van het overschot op de lopende rekening concludeert de Commissie dat de kwetsbaarheden gemitigeerd zijn door een relatief sterke groei van de binnenlandse vraag. Hierdoor zijn ook de spillover risico’s naar de rest van de Unie minder zorgwekkend geworden.

In de Raadsconclusies wordt bevestigd dat de macro-economische onevenwichtigheidsprocedure een belangrijk onderdeel is van het Europees Semester en de Europese economische beleidscoördinatie om eventuele nieuwe macro-economische risico’s te signaleren, voorkomen en corrigeren. Tevens wordt aangegeven dat de Raad zich kan vinden in de conclusies van de Commissie over het bestaan van (buitensporige) onevenwichtigheden in voornoemde lidstaten. Het kabinet kan zich vinden in de Raadsconclusies en is van mening dat Nederland er mee in kan stemmen. Besluitvorming vindt plaats met consensus.

Landspecifieke aanbevelingen van de Raad aan de lidstaten

Ook ligt in de Ecofinraad de goedkeuring van de landspecifieke aanbevelingen van de Raad aan de lidstaten voor. De Commissie doet haar voorstellen voor de landspecifieke aanbevelingen van de Raad aan de lidstaten op basis van de jaarlijkse duurzaamheidsgroeianalyse van de Europese Commissie en de aanbeveling van de Raad over het economische beleid van de eurozone, die in maart door de Europese Raad werden onderschreven, en op basis van de economische analyse in de landenrapporten voor de individuele lidstaten en de door lidstaten ingediende Nationale Hervormingsprogramma’s14 en Stabiliteitsprogramma’s15.

De Commissie heeft haar voorstellen voor de landspecifieke aanbevelingen van de Raad aan de lidstaten dit jaar onderverdeeld in 4 delen.

  • 1. Begrotings- & fiscaal beleid, en evt. fiscaal-structurele hervormingen

    Voor Nederland behelst deze voorgestelde aanbeveling:

    «Het budgettair-structurele plan voor de middellange termijn tijdig indienen. In overeenstemming met de vereisten van het hervormde stabiliteits- en groeipact de groei van de netto-uitgaven in 2025 beperken tot een percentage dat verenigbaar is met de doelstelling om het overheidstekort onder de in het Verdrag vastgestelde referentiewaarde van 3% van het bbp te houden. De belastingheffing op de verschillende soorten inkomsten uit vermogen op één lijn brengen, onder meer om de bevoordeling van schulden van huishoudens te beperken. Belemmeringen voor de bouw van nieuwe woningen wegnemen en zorgen voor betaalbare en beschikbare woningen op de particuliere huurmarkt. De verwachte toename van leeftijdsgerelateerde uitgaven aanpakken door het stelsel van langdurige zorg kosteneffectiever te maken.»

    Andere lidstaten worden in deze categorie aanbevolen om onder andere hun investeringen te verhogen (Duitsland), kwantitatieve doelen op te nemen voor uitgavenbesparingen in het begrotingsproces (Frankrijk) en het belastingsysteem te hervormen om groei meer te ondersteunen (Italië).

  • 2. Implementatie van het Herstel- en Veerkrachtplan & Cohesieprogramma’s

    Voor Nederland behelst deze voorgestelde aanbeveling:

    «De uitvoering van het herstel- en veerkrachtplan, met inbegrip van het REPowerEU-hoofdstuk, aanzienlijk versnellen en ervoor zorgen dat de hervormingen en investeringen uiterlijk in augustus 2026 tot een goed einde zijn gebracht. De uitvoering van de cohesiebeleidsprogramma’s versnellen. In het kader van de tussentijdse evaluatie daarvan gericht blijven op de overeengekomen prioriteiten en het testen en proefdraaien van oplossingen ter beperking van de congestie op het elektriciteitsnet bevorderen, daarbij de kansen die het platform voor strategische technologieën voor Europa biedt om het concurrentievermogen te verbeteren, in overweging nemend.»

    Andere lidstaten worden in deze categorie aanbevolen om onder andere de implementatie van het herstel- en veerkrachtplan ofwel aanzienlijk te versnellen (Duitsland) of te continueren (Frankrijk). Anderen worden opgeroepen om de administratieve capaciteit voor het beheren van EU-fondsen te vergroten (Italië).

  • 3. Arbeidsmarkt & onderwijs

    Voor Nederland behelst deze voorgestelde aanbeveling:

    «Maatregelen nemen om het minder aantrekkelijk te maken om gebruik te maken van flexibele of tijdelijke arbeidscontracten. Structurele en sectorspecifieke tekorten aan arbeidskrachten en vaardigheden aanpakken, onder meer door onderbenut arbeidspotentieel aan te boren en de overstap naar sectoren met een hoge productiviteit en naar sectoren met sociale uitdagingen te stimuleren. De basisvaardigheden verbeteren, onder meer door lerarentekorten aan te pakken en kansarme scholen ondersteuning op maat te bieden.»

    Andere lidstaten worden in deze categorie onder andere aanbevolen om het tekort aan geschoolde werknemers aanpakken, met name door de basis- en digitale vaardigheden te verbeteren (Duitsland), de prestaties en rechtvaardigheid van het onderwijssysteem te verbeteren (Frankrijk) en negatieve demografische trends te mitigeren door hoogopgeleide arbeidskrachten aan te trekken en te behouden en arbeidsmarkt uitdagingen te adresseren (Italië).

  • 4. Concurrentievermogen, energietransitie & duurzaamheid

    Voor Nederland behelst deze voorgestelde aanbeveling:

    «Randvoorwaarden verbeteren om investeringen in het elektriciteitstransmissie- en het elektriciteitsdistributienet te stimuleren, en met name de inzet van hernieuwbare energiebronnen te versnellen en het concurrentievermogen te verbeteren. Verdere inspanningen leveren voor duurzame landbouw.»

    Andere lidstaten worden in deze categorie onder andere aanbevolen om de decarbonisatie van de transportsector te versnellen, door het spoornetwerk te vernieuwen (Duitsland). De R&D-intensiteit van de private sector te versterken, door subsidies beter te richten (Frankrijk) en restricties voor concurrentie in voornamelijk de retail sector, gereguleerde beroepen en spoorwegen, weg te nemen (Italië).

Een overzicht van de Commissievoorstellen voor aanbevelingen van de Raad per beleidsterrein en lidstaat is opgenomen in annex 1.

Het kabinet hecht waarde aan het Europees Semester en de landspecifieke aanbevelingen, omdat de Raad de lidstaten hiermee wijst op belangrijke mogelijkheden om hun financieel-economische beleid te versterken en zo ook het functioneren en stabiliteit van de Economische en Monetaire Unie te versterken. Een sterke en stabiele Europese Unie, met sterke lidstaten die duurzame en opwaartse economische convergentie en financiële stabiliteit nastreven, is voor Nederland als open economie met aanzienlijke verwevenheid van financiële- en handelsstromen binnen de Europese Unie van groot belang. De huidige geopolitieke ontwikkelingen hebben het belang voor Nederland van een financieel-economisch sterke Unie nog verder vergroot. Vanzelfsprekend hoort daar ook bij dat we in Nederland blijven werken aan ons duurzame groeipotentieel en het versterken van onze financieel-economische stabiliteit.

Het kabinet hecht aan het behouden van de focus van het Semester op economisch, begrotings- en werkgelegenheidsbeleid. Dit is met de voorliggende landspecifieke aanbevelingen voldoende het geval. De landspecifieke aanbevelingen die de Commissie voorstelt zijn in de ogen van het kabinet gebaseerd op een grondige analyse in de landenrapporten die de Commissie opstelde en in lijn met de eerder door de Europese Raad onderschreven duurzamegroeianalyse en aanbevelingen van de Raad voor het economische beleid van de eurozone. Het kabinet vindt bovendien dat de landspecifieke aanbevelingen voldoende beleidsvrijheid geven om de aanbevelingen te adresseren, wat van belang is voor nationaal draagvlak, eigenaarschap en uitvoerbaarheid.

Bij het schrijven van deze geannoteerde agenda worden deze voorstellen van de Commissie nog besproken in de voorbereidende comités van de Raad. Op basis hiervan kunnen nog wijzigingen optreden. Doorgaans verandert de kern van de aanbevelingen daarbij niet. Het kabinet verwacht daarom dat Nederland in kan stemmen met de goedkeuring van de voorliggende aanbevelingen van de Raad aan de lidstaten. Besluitvorming vindt plaats met gekwalificeerde meerderheid in de Raad.

Na goedkeuring door deze Ecofinraad, zullen de landspecifieke aanbevelingen worden besproken tijdens de Europese Raad in oktober. De aanbevelingen zullen vervolgens worden aangenomen tijdens de eerstvolgende Ecofinraad na die bespreking. Uw Kamer zal via de geannoteerde agenda’s van deze Europese Raad en Ecofinraad over de voortgang worden geïnformeerd.

Het kabinet merkt op dat landspecifieke aanbevelingen op zichzelf niet-bindend zijn. Als landen zich in de context van de Herstel- en veerkrachtfaciliteit (HVF) en het Stabiliteits- en Groeipact op basis van hun landspecifieke aanbevelingen verbinden aan specifieke investeringen en hervormingen dan kan het niet implementeren van deze investeringen en hervormingen wel (financiële) consequenties hebben.

In de HVF is bij de beoordeling van de herstel- en veerkrachtplannen onder andere bezien of het plan naar verwachting bij zal dragen aan een doeltreffende aanpak van alle of een aanzienlijk deel van de uitdaging die zijn vastgesteld in de relevante landspecifieke aanbevelingen. In het Stabiliteits- en Groeipact nemen lidstaten in hun meerjarenplan naast een uitgavenpad ook investeringen en hervormingen op. Als een lidstaat aanspraak wil maken op een langere budgettaire aanpassingsperiode dan moet het plan een reeks investeringen en hervormingen bevatten die tezamen genomen in de regel aan een aantal criteria voldoen. Één van deze criteria behelst dat de investeringen en hervorming moeten ingaan op de relevante landspecifieke aanbevelingen (inclusief eventuele aanbevelingen die zijn gedaan in het kader van de macro-economische onevenwichtigheden procedure).

Annex 1: overzicht beleidsterreinen in de 2024 landspecifieke aanbevelingen16

Implementatie van het Stabiliteits- en Groeipact

Document: het 126.3-rapport van de Commissie17 en het voorstel voor het Raadsbesluit om vast te stellen dat Roemenië geen effectieve opvolging heeft gegeven aan de Raadsaanbeveling om een buitensporig tekort te corrigeren18 is publiek beschikbaar. De voorstellen voor Raadsbesluiten om het bestaan van buitensporig tekorten vast te stellen zijn nog niet beschikbaar.

Aard bespreking: besluitvorming

Besluitvormingsprocedure: gekwalificeerde meerderheid

Toelichting:

Op 19 juni 2024 heeft de Europese Commissie (Commissie) haar onderzoek naar de aanwezigheid van buitensporige tekorten in lidstaten gepubliceerd in het kader van artikel 126 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) en zoals verder uitgewerkt in de onlangs gewijzigde verordening 1467/97 van de Raad19, ook wel het correctieve deel van het Stabiliteits- en Groeipact genoemd. Daarbij bestaat ook een relatie met het preventieve deel van het SGP, wat onlangs door verordening 2024/1263 van Raad en Europees Parlement werd vervangen20.

Op basis van de gerealiseerde cijfers voor het begrotingstekort in 2023 en de verwachte cijfers voor het begrotingstekort in 2024 en 2025 heeft de Commissie onderzoek gedaan naar het bestaan van een buitensporig tekort in twaalf lidstaten, namelijk België, Tsjechië, Estland, Spanje, Frankrijk, Italië, Hongarije, Malta, Polen, Slovenië, Slowakije en Finland. De Commissie stelt naar aanleiding van haar onderzoek voor om buitensporige tekorten vast te stellen voor België, Frankrijk, Italië, Hongarije, Malta, Polen en Slowakije en zal daartoe naar verwachting in de week van 1 juli voorstellen doen aan de Raad. Voor Roemenië, waarvoor de Raad in april 2020 reeds vaststelde dat sprake is van een buitensporig tekort en aanbevelingen deed voor de correctie daarvan, heeft de Commissie onderzocht of effectief gevolg aan deze aanbevelingen is gegeven. De Commissie concludeert dat dit niet het geval is en stelt op basis daarvan aan de Raad voor om dit vast te stellen.

Naar verwachting zal de Ecofinraad op 16 juli 2024 in navolging van deze onderzoeken van de Commissie besluiten over het vaststellen van het bestaan buitensporige tekorten in een aantal lidstaten. Daarnaast zal de Ecofinraad besluiten over het vaststellen dat Roemenië geen effectieve opvolging heeft gegeven aan aanbevelingen van de Raad om het buitensporig tekort te corrigeren. In het najaar of de winter zal de Raad besluiten over aanbevelingen van de Commissie aan de Raad voor de correctie van de buitensporige tekorten.

Deze geannoteerde agenda beschrijft de buitensporigtekortprocedure, gaat in op de Nederlandse inzet ten aanzien van de mogelijke Raadsbesluiten voor het vaststellen van het bestaan van buitensporige tekorten in lidstaten en dat Roemenië geen effectieve opvolging heeft gegeven aan aanbevelingen, en schetst het vervolgproces. Het beschreven proces vormt de eerste toepassing door de Commissie en Raad van de herziene begrotingsregels. Over de werking van het herziene begrotingsraamwerk is de Kamer eerder uitgebreid geïnformeerd21.

De buitensporigtekortprocedure

In april 2024 zijn de onderhandelingen over de herziening van de Europese begrotingsregels afgerond. Daarbij zijn de referentiewaarden van 3% van het bruto binnenlands product (bbp) voor het begrotingstekort en 60% bbp voor de staatschuld (of voldoende snel dalend) ongewijzigd gebleven. Naast de ongewijzigde referentiewaarden voor het begrotingstekort en de overheidsschuld, blijft ook de verdragsbasis voor het vermijden van buitensporige tekorten op het niveau van het werkingsverdrag ongewijzigd. Deze is vastgelegd in artikel 126 VWEU. Dit artikel bevat een stappenplan voor het onderzoeken, vaststellen en corrigeren van buitensporige tekorten in lidstaten:

  • 1. Artikel 126(1): lidstaten vermijden buitensporige tekorten.

  • 2. Artikel 126(2): de Commissie ziet toe op de ontwikkeling van de begrotingstekorten en schuld van lidstaten teneinde aanzienlijke tekortkomingen vast te stellen.

  • 3. Artikel 126(3): de Commissie stelt een verslag op wanneer een lidstaat de referentiewaarde van 3% voor het begrotingstekort overschrijdt of wanneer de schuld de referentiewaarde van 60% overschrijdt én de schuld onvoldoende snel daalt. In het herziene raamwerk betekent dit laatste concreet dat de Commissie een onderzoek start wanneer de lidstaat drempelwaarden overschrijdt voor de afwijking van het uitgavenpad dat de Raad aan de lidstaat heeft aanbevolen in het kader van de onlangs in werking getreden verordening 2024/1263 van het Europees Parlement en de Raad22 (preventieve arm). Verder onderzoekt de Commissie of de overschrijding van het tekortcriterium beperkt, tijdelijk of exceptioneel is. Daarnaast houdt de Commissie onder andere rekening met economische en budgettaire ontwikkelingen in een lidstaat, of het overheidstekort groter is dan de investeringsuitgaven van de overheid, een toename van de defensie-investeringen, de ontwikkeling en risico’s van de schuldpositie en alle andere relevante factoren. Bij de beoordeling of sprake is van een buitensporig tekort op basis van overschrijding van het tekortcriterium kunnen deze relevante factoren alleen worden toegepast voor lidstaten met een schuld lager dan 60% bbp óf voor lidstaten met een schuld hoger dan 60% bbp maar met een beperkte én tijdelijke overschrijding van de 3%-referentiewaarde.

  • 4. Artikel 126(4): het Economisch en Financieel Comité (EFC) brengt een advies uit over het onderzoek van de Commissie.

  • 5. Artikel 126(5): Indien de Commissie na dit advies oordeelt dat er sprake is van een buitensporig tekort, dan kan zij een advies richten tot de betrokken lidstaat.

  • 6. Artikel 126(6): de Raad kan, op voorstel van de Commissie, besluiten dat er sprake is van een buitensporig tekort.

  • 7. Artikel 126(7): de Raad stelt, op aanbeveling van de Commissie, aanbevelingen vast voor correctie van het buitensporige tekort.

  • 8. Artikelen 126(8), 126(9), 126(11): indien de betrokken lidstaat geen effectief gevolg geeft aan deze aanbevelingen om het buitensporig tekort terug te dringen, dan kan de Raad maatregelen nemen, waaronder ten aanzien van de landen die de euro als munt hebben het opleggen van sancties.

Omdat de herziene begrotingsregels per 30 april 2024 in werking zijn getreden en het uitgavenpad van lidstaten in het kader van verordening 2024/1263 (preventieve arm) pas in het najaar 2024 wordt aanbevolen door de Raad, is 2024 een transitiejaar. Ten eerste betekent dit dat in 2024 geen beoordeling van het bestaan van een buitensporig tekort zal worden gedaan op basis van het schuldcriterium naar aanleiding van een mogelijke overschrijding van het uitgavenpad boven de drempelwaarden. Dit is omdat lidstaten nog geen door de Raad aanbevolen uitgavenpad in het kader van verordening 2024/1263 (preventieve arm) hebben. Ten tweede betekent dit dat de Raad tijdens de Ecofinraad van 16 juli 2024 op basis van het tekortcriterium waarschijnlijk wel voor een aantal lidstaten het bestaan van een buitensporig tekort vaststelt volgens artikel 126(6). Echter, de Raad zal niet zoals gebruikelijk tegelijkertijd een aanbeveling doen voor de correctie van dit buitensporige tekort volgens artikel 126(7). De verwachting is dat de Raad tijdens de Ecofinraad in december 2024 of januari 2025 deze aanbevelingen voor de correctie van buitensporige tekorten zal doen. De reden voor deze tijdslijn is dat het correctieve uitgavenpad in het kader van de buitensporigtekortprocedure mede afhankelijk is van het uitgavenpad dat de Raad aan de lidstaat zal aanbevelen in het kader van verordening 2024/1263 (preventieve arm), naar verwachting ook tijdens de Ecofinraad in december 2024 of januari 2025.

Onderzoek Europese Commissie naar buitensporige tekorten en effectieve opvolging aanbevelingen

De Commissie heeft volgens artikel 126(3) VWEU onderzoek gedaan naar de aanwezigheid van buitensporige tekorten in twaalf lidstaten, namelijk België, Tsjechië, Estland, Spanje, Frankrijk, Italië, Hongarije, Malta, Polen, Slovenië, Slowakije en Finland. In deze landen is in 2023 en/of 2024 sprake van een (geplande) overschrijding van de referentiewaarde voor het begrotingstekort. Daarbij heeft de Commissie onderzocht of de overschrijding van de 3%-referentiewaarde tijdelijk, beperkt of exceptioneel is. Daarnaast heeft de Commissie, zoals voorgeschreven in het werkingsverdrag en verordening 1467/97 van de Raad, in haar onderzoek rekening gehouden met relevante factoren zoals de schulduitdaging van lidstaten, een eventuele toename in defensie-investeringen, de hoogte van de overheidsinvesteringen, het nationale begrotingsraamwerk en de macro-economische en budgettaire omstandigheden in de lidstaten op middellange termijn.

De Commissie stelt naar aanleiding van haar onderzoek voor om buitensporige tekorten vast te stellen voor België, Frankrijk, Italië, Hongarije, Malta, Polen en Slowakije. Voor Polen, Slowakije en Malta is de Commissie van mening dat de relevante factoren onvoldoende aanleiding geven om de overschrijding van het tekortcriterium niet als buitensporig te zien, hoewel hoge publieke investeringen en een stijging van de defensie-investeringen voor Polen wel als verzachtende relevante factor gezien kunnen worden. Voor de overige landen mag bij de beoordeling op basis van het tekortcriterium geen rekening worden gehouden met relevante factoren.

Op basis van haar onderzoek stelt de Commissie voor om geen buitensporig tekort vast te stellen voor Tsjechië, Estland, Spanje, Slovenië en Finland. De Commissie beoordeelt dat voor Spanje de overschrijding in 2023 tijdelijk is en dat het tekort in 2024 en 2025 onder de referentiewaarde van 3% komt zonder additionele maatregelen. Een additionele begrotingsopgave in een buitensporigtekortprocedure zou daarmee niet noodzakelijk zijn om het tekort onder de referentiewaarde te krijgen. Daarnaast geeft de Commissie aan dat het de begrotingssituatie in Spanje zal monitoren en herbeoordelen in het najaar. De Commissie beoordeelt dat voor Tsjechië de overschrijding in 2023 tijdelijk is en voor Estland beperkt en exceptioneel is, dat voor Slovenië de geplande overschrijding in 2024 onzeker, beperkt en naar verwachting ook tijdelijk is en dat voor Finland de geplande overschrijding in 2024 tijdelijk is. De Commissie stelt dat de relevante factoren voldoende verzachtend zijn voor Tsjechië, Estland en Slovenië. De tabel aan het eind van deze bijdrage aan de geannoteerde agenda biedt een overzicht van het onderzoek van de Commissie.

Tot slot heeft de Commissie onderzocht of Roemenië effectief gevolg heeft gegeven aan de eerdere Raadsaanbeveling voor de correctie van het buitensporig tekort. De Raad heeft in 2020 vastgesteld dat er sprake is van een buitensporig tekort. In 2022 heeft de Raad aanbevolen aan Roemenië om het buitensporig tekort uiterlijk in 2024 te corrigeren. De Commissie concludeert dat Roemenië hier geen effectief gevolg aan heeft gegeven. Om die reden stelt de Commissie aan de Raad voor om voor Roemenië vast te stellen dat geen effectief gevolg is gegeven aan de aanbeveling om een eind te maken aan het buitensporig tekort.

Beoordeling kabinet ten aanzien van Raadsbesluiten voor vaststellen van buitensporige tekorten en geen effectieve opvolging geven aan aanbevelingen

Het kabinet heeft herhaaldelijk gepleit voor opening van buitensporigtekortprocedures in 2024 en vindt het daarom positief dat de Commissie daartoe de eerste stappen heeft gezet en naar verwachting binnenkort ook voorstellen zal doen aan de Raad om het bestaan van een buitensporig tekort in een aantal lidstaten vast te stellen.

Gelet op de recente inwerkingtreding van de herziene begrotingsregels steunt het kabinet de hierboven beschreven werkwijze en tijdslijn, met name de ongebruikelijke periode tussen het vaststellen van het bestaan van een buitensporig tekort en de aanbeveling voor het corrigeren ervan. Naar verwachting kan deze werkwijze ook op steun rekenen van andere lidstaten.

Het kabinet kan zich vinden in het onderzoek van de Commissie en is van mening dat de Commissie op gepaste wijze rekening heeft gehouden met relevante factoren. Het kabinet heeft er ook begrip voor dat de Commissie voor landen die dit jaar naar verwachting hun tekort onder de referentiewaarde van 3% zullen brengen en voor landen waarvoor de overschrijding van de referentiewaarde naar verwachting alleen voor 2024 geldt geen noodzaak ziet om de Raad te laten besluiten dat sprake is van een buitensporig tekort. Dit alles past goed bij het verdragsprincipe dat de Commissie zich richt op het vaststellen van aanzienlijke tekortkomingen in de begrotingsdiscipline. Het kabinet steunt dat de Commissie de begrotingssituatie in Spanje, Tsjechië en Slovenië blijft monitoren en opnieuw beoordeelt in het najaar.

Het kabinet steunt het voornemen van de Commissie om volgens artikel 126(6) VWEU aan de Raad voorstellen te doen voor het besluiten over het bestaan van een buitensporig tekort in zeven lidstaten: België, Frankrijk, Italië, Hongarije, Malta, Polen en Slowakije en is van mening dat Nederland met dergelijke besluiten kan instemmen.

Tot slot kan het kabinet zich vinden in het voorstel van de Commissie voor een Raadsbesluit om vast te stellen dat Roemenië geen effectieve opvolging heeft gegeven aan de aanbeveling van de Raad om het buitensporig tekort te corrigeren en is van mening dat Nederland daarmee kan instemmen.

Vervolgproces

In aanloop naar de Ecofinraad op 16 juli 2024 brengt het EFC volgens artikel 126(4) een opinie uit over het onderzoek van de Commissie. Vervolgens doet de Commissie naar verwachting voorstellen aan de Raad om volgens artikel 126(6) VWEU te besluiten dat een buitensporig tekort bestaat in België, Frankrijk, Italië, Hongarije, Malta, Polen en Slowakije. Op basis van het onderzoek van de Commissie is Nederland voornemens om steun uit te spreken voor het verslag van de Commissie en in de Ecofinraad op 16 juli 2024 in te stemmen met mogelijke Raadbesluiten voor het vaststellen van een buitensporig tekort voor België, Frankrijk, Italië, Hongarije, Malta, Polen en Slowakije. De Kamer wordt in het verslag van de Ecofinraad op 16 juli 2024 nader geïnformeerd over de uiteindelijke Raadsbesluiten over het vaststellen van buitensporige tekorten van lidstaten.

De Kamer zal in aanloop naar de Ecofinraad in december 2024 of januari 2025 middels de geannoteerde agenda geïnformeerd worden over het Commissievoorstel en de kabinetsinzet voor Raadsaanbevelingen voor het vaststellen van het correctieve uitgavenpad voor de landen waarvoor de Raad in juli besluit dat sprake is van een buitensporig tekort en voor Roemenië. Daarnaast doet de Commissie in het kader van verordening 2024/1263 in het najaar voor alle lidstaten aanbevelingen aan de Raad voor het vaststellen van uitgavenpaden, waaruit een begrotingsopgave volgt voor alle lidstaten. Voor de lidstaten in een buitensporigtekortprocedure moet dit uitgavenpad consistent zijn met het correctieve uitgavenpad voor het corrigeren van het buitensporig tekort.

lidstaat

Tekort en schuld 20231 (% bbp)

Tekort en schuld 20242 (% bbp)

Tekort en schuld 20252 (% bbp)

Criteria overschrijding: beperkt, tijdelijk, uitzonderlijk

Relevante factoren

Oordeel Commissie: sprake van buitensporig tekort?

België

• – 4,4

• 105,2

• – 4,4

• 105,0

• – 4,7

• 106,6

Overschrijding is:

• Niet beperkt

• Niet tijdelijk

• Niet uitzonderlijk

N.v.t.3

Ja, tekortcriterium is duidelijk overschreden en relevante factoren kunnen niet worden meegewogen.

Tsjechië

• – 3,7

• 44,5

• – 2,4

• 45,2

• – 1,9

• 45,5

Overschrijding is:

• Niet beperkt

• Tijdelijk

• Niet uitzonderlijk

• Overheidsinvesteringen hoger dan begrotingstekort

• Toename defensie-investeringen

• Middelhoog schuldhoudbaarheidsrisico middellange termijn

Nee, overschrijding tekortcriterium is tijdelijk en verzachtende relevante factoren.

Spanje

• – 3,6

• 107,7

• – 3,0

• 105,5

• – 2,8

• 104,8

Overschrijding is:

• Niet beperkt

• Tijdelijk

• Niet uitzonderlijk

N.v.t.3

Nee, overschrijding tekortcriterium is tijdelijk; geen aanvullende begrotingsinspanning nodig om het tekort binnen de referentiewaarde te brengen.

Estland

• – 3,4

• 19,6

• – 3,4

• 21,4

• – 4,3

• 24,6

Overschrijding is:

• Beperkt

• Niet tijdelijk

• Uitzonderlijk

• Overheidsinvesteringen hoger dan begrotingstekort

• Toename defensie-investeringen

• Middelhoog schuldhoudbaarheidsrisico middellange termijn

• Zelf aangedragen: budgettaire impact van economische krimp met 3% in 2023

Nee, overschrijding tekortcriterium is beperkt en onder uitzonderlijke omstandigheden overschreden en verzachtende relevante factoren.

Frankrijk

• – 5,5

• 110,6

• – 5,3

• 112,4

• – 5,0

• 113,8

Overschrijding is:

• Niet beperkt

• Niet tijdelijk

• Niet uitzonderlijk

N.v.t.3

Ja, tekortcriterium duidelijk overschreden, relevante factoren kunnen niet worden meegewogen.

Italië

• – 7,4

• 137,3

• – 4,4

• 138,6

• – 4,7

• 141,7

Overschrijding is:

• Niet beperkt

• Niet tijdelijk

• Niet uitzonderlijk

N.v.t.3

Ja, tekortcriterium duidelijk overschreden, relevante factoren kunnen niet worden meegewogen.

Hongarije

• – 6,7

• 73,5

• – 5,4

• 74,3

• – 4,5

• 73,8

Overschrijding is:

• Niet beperkt

• Niet tijdelijk

• Niet uitzonderlijk

N.v.t.3

Ja, tekortcriterium duidelijk overschreden en relevante factoren kunnen niet worden meegewogen.

Malta

• – 4,9

• 50,4

• – 4,3

• 52,0

• – 3,9

• 52,6

Overschrijding is:

• Niet beperkt

• Niet tijdelijk

• Niet uitzonderlijk

• Overheidsinvesteringen lager dan begrotingstekort

• Middelhoog schuldhoudbaarheidsrisico middellange termijn

• Zelf aangedragen: kosten gerelateerd aan de herstructurering van de nationale luchtvaartmaatschappij in 2023: 0,7% bbp

Ja, tekortcriterium duidelijk overschreden en onvoldoende verzachtende relevante factoren.

Polen

• – 5,1

• 49,6

• – 5,4

• 53,7

• – 4,6

• 57,7

Overschrijding is:

• Niet beperkt

• Niet tijdelijk

• Niet uitzonderlijk

• Overheidsinvesteringen hoger dan begrotingstekort in 2025

• Toename defensie-investeringen

• Hoog schuldhoudbaarheidsrisico middellange termijn

• Zelf aangedragen: versterking oostelijke grens (0,3%) en buitengewone steun voor boeren (0,4%)

Ja, tekortcriterium duidelijk overschreden en onvoldoende verzachtende relevante factoren.

Slovenië

• – 2,5

• 69,2

• – 2,8

• 68,1

• – 2,2

• 66,4

Verwachte overschrijding in 2024 o.b.v. nationale notificaties wordt niet bevestigd door de lenteraming van de Europese Commissie

• Overheidsinvesteringen hoger dan begrotingstekort

• Toename defensie-investeringen

• Middelhoog schuldhoudbaarheidsrisico middellange termijn

• Zelf aangedragen: budgettaire gevolgen overstromingen: 1,7% bbp in 2024

Nee, overschrijding tekortcriterium is beperkt en tijdelijk overschreden en verzachtende relevante factoren.

Slowakije

• – 4,9

• 56,0

• – 5,9

• 58,5

• – 5,4

• 59,9

Overschrijding is:

• Niet beperkt

• Niet tijdelijk

• Niet uitzonderlijk

• Overheidsinvesteringen lager dan begrotingstekort

• Hoog schuldhoudbaarheidsrisico middellange termijn

• Zelf aangedragen: stijgende rentelasten

Ja, tekortcriterium duidelijk overschreden en relevante factoren per saldo verzwarend.

Finland

• – 2,7

• 75,8

• – 3,4

• 80,5

• – 2,8

• 82,4

Overschrijding is:

• Beperkt

• Tijdelijk

• Niet uitzonderlijk

• Overheidsinvesteringen hoger dan begrotingstekort

• Hoog schuldhoudbaarheidsrisico middellange termijn

• Toename defensie-investeringen

Nee, overschrijding tekortcriterium wordt beperkt en tijdelijk overschreden.

X Noot
1

Eurostat

X Noot
2

Lenteraming Europese Commissie

X Noot
3

Doordat de schuld groter is dan 60% en de overschrijding van de 3% tekortnorm niet tijdelijk en beperkt is kunnen relevante factoren niet worden meegewogen door de Commissie en de Raad in het proces tot het besluit over het bestaan van een buitensporig tekort.

Convergentierapporten van de Commissie en de Europese Centrale Bank

Document: Convergentierapporten Europese Commissie23 en Europese Centrale Bank24

Aard bespreking: Presentatie

Besluitvormingsprocedure: n.v.t.

Rechtsbasis: n.v.t.

Toelichting:

Zie de bijdrage bij het Eurogroep-agendapunt «Uitbreiding van de eurozone: convergentierapporten».

Voorbereiding van de bijeenkomst van de Ministers van Financiën en de presidenten van de centrale banken van de G20: EU-mandaat voor de G20

De Ecofinraad zal de inzet bepalen van de EU bij de bijeenkomst van Ministers van Financiën en presidenten van centrale banken van de G20 die eind juli zal plaatsvinden in Brazilië. Deze inzet wordt vastgesteld middels de EU G20 Terms of Reference (EU ToR).

De G20-vergadering zal stilstaan bij de staat van de mondiale economie en huidige risico’s, gerelateerd aan geopolitieke spanningen. De EU zal onder andere aandacht vragen voor de voortdurende oorlog van Rusland tegen Oekraïne en blijvende steun voor Oekraïne uitspreken.

Tijdens de G20-vergadering zal vermoedelijk besproken worden hoe multilaterale ontwikkelingsbanken kunnen bijdragen aan klimaatmitigatie en adaptatie en hoe ze ondersteuning kunnen bieden bij het mobiliseren van binnenlandse financiële middelen en privaat kapitaal in ontwikkelingslanden.

Nederland steunt onder andere de inzet van G20-voorzitter Brazilië voor effectievere internationale coördinatie van schuldherstructureringen en pleit voor verbetering van schuldentransparantie. Nederland heeft van G20-voorzitter Brazilië geen volledige uitnodiging ontvangen voor deelname aan de G20 en doet alleen mee aan een aantal specifieke G20-bijeenkomsten en werkgroepen.

Overig

Technische informatie herziene Europese begrotingsregels

Aanleiding

In het kader van de herziene Europese begrotingsregels heeft de Europese Commissie (Commissie) op 21 juni 2024 technische informatie gedeeld met Nederland. Deze technische informatie geeft inzicht in de begrotingsopgave die nodig is om ervoor te zorgen dat het begrotingstekort onder de referentiewaarde van 3% bbp en de overheidsschuld onder de referentiewaarde van 60% bbp blijft op de middellange termijn. Onder de herziene Europese begrotingsregels dient Nederland rekening te houden met deze technische informatie bij het opstellen van het meerjarig uitgavenpad, dat onderdeel is van het meerjarig plan voor het begrotingsbeleid, investeringen en hervormingen (het budgettair structureel plan voor de middellange termijn, afgekort het plan)25. De technische informatie heeft geen gevolgen voor de eisen die worden gesteld aan het plan.

Technische informatie

In de herziene begrotingsregels kan de Commissie op verzoek van lidstaten technische informatie verschaffen aan lidstaten met een tekort en schuld onder de referentiewaarden. Deze technische informatie bevat een structureel primair saldo26 dat aan het einde van de budgettaire aanpassingsperiode (4 of maximaal 7 jaar) nodig is om het tekort in de 10 jaar na de aanpassingsperiode onder de 3% te houden en de schuld op een prudent niveau onder de 60% te houden. De technische informatie geeft daarmee aanvullend inzicht in de eisen die worden gesteld aan het uitgavenpad dat lidstaten opnemen in hun budgettair-structureel plan voor de middellange termijn. Deze technische informatie is op basis van de lenteraming van de Commissie. Bij het opstellen van het plan vaart het kabinet in beginsel op ramingen van het CPB. Wanneer lidstaten een uitgavenpad opstellen op basis van aannames die afwijken van het kader van de Europese Commissie of dat afwijkt van de technische informatie, moeten zij dit op basis van deugdelijke economische argumenten uitleggen in hun plan. De Commissie heeft de technische informatie vertrouwelijk gedeeld met de betreffende lidstaten en het Economisch en Financieel Comité. De informatie wordt daarmee niet gelijk openbaar. Lidstaten dienen de technische informatie op te nemen in hun plan, dat openbaar wordt bij indiening ervan.

Lidstaten met een tekort en/of schuld boven de referentiewaarden krijgen automatisch een referentie-uitgavenpad van de Commissie. Dit uitgavenpad bevat een maximale netto-uitgavengroei voor de budgettaire aanpassingsperiode, dat ertoe moet leiden dat de schuld op een geloofwaardig neerwaarts pad richting de 60% wordt gebracht en blijft en dat het tekort onder de 3% wordt gebracht en blijft op de middellange termijn zonder aanvullende beleidsmaatregelen. Ook deze informatie is vertrouwelijk gedeeld met de lidstaten en het Economische en Financieel Comité en wordt openbaar bij indiening van het budgettair-structureel plan voor de middellange termijn.

Begrotingsopgave

De Commissie stelt op basis van haar lenteraming dat Nederland in de aanpassingsperiode zou moeten toe bewegen naar een structureel primair saldo van 0,1% bbp in 2028 (zonder verlenging) of 2031 (met verlenging) om begrotingstekorten en de overheidsschuld op de middellange termijn op een prudent niveau te houden. Ten opzichte van het door de Commissie geraamde structureel primair saldo van –0,6% bbp in 2024 is dit een benodigde verbetering van het saldo van circa 0,7% bbp.

Om de grootte van de budgettaire aanpassing te bepalen die nodig is om te komen tot een structureel primair saldo van 0,1% bbp in 2028 wordt gekeken naar het verschil tussen het doel en het structurele primaire saldo in 2028 in het basispad (zonder aanvullend beleid). Op basis van de laatste raming (van het CPB), de doorrekening van de Voorjaarsnota, kan op deze manier de begrotingsopgave worden bepaald. Hierbij moet in acht worden genomen dat veranderende macro-economische omstandigheden ertoe kunnen leiden dat de ramingen voor het structureel primair saldo bijgesteld worden, bijvoorbeeld naar aanleiding van aanpassingen. Mogelijk kan dit leiden tot een aanpassing van de begrotingsopgave. Onderstaande getallen bieden een indicatie en zijn geen exacte opgave.

Het geraamde primair saldo in 2028 bedroeg bij de Voorjaarsnota 2024 –1,6% bbp volgens de ex-ante raming van het CPB. Hiermee komt het verschil ten opzichte van het beoogde saldo uit op 1,7% bbp. Dit komt neer op een aanpassing van ruim 0,4% bbp per jaar gedurende de aanpassingsperiode van 4 jaar. Het is op dit moment niet mogelijk om de opgave te berekenen voor het scenario waarin de aanpassingsperiode wordt verlengd naar 7 jaar, omdat er nog geen raming beschikbaar is voor het structureel primair saldo in 2031.

Tabel 1. Jaarlijkse aanpassing ten opzichte van het basispad op basis van de Voorjaarsnota 2024
 

In % bbp

A. Beoogd structureel primair saldo 2028

0,1%

B. Geraamd structureel primair saldo 20281

– 1,6%

C. Aanvullende begrotingsopgave (A-B)

1,7%

D. Jaarlijkse aanpassing (4 jaar)

0,4%

X Noot
1

CPB: Budgettaire analyse Voorjaarsnota 2024

In bovenstaande berekening is het effect van het Hoofdlijnenakkoord nog niet meegenomen. De CPB doorrekening van het Hoofdlijnenakkoord laat zien dat deze het EMU-saldo (en daarmee het structureel primair saldo) verbetert met ongeveer 0,5% bbp in 2028. Dit verkleint de begrotingsopgave om tot een structureel primair saldo van 0,1% bbp te komen in 2028 tot 1,2% bbp en daarmee de jaarlijkse benodigde aanpassing naar 0,3% bbp. Bij deze berekening moet echter wel de kanttekening geplaatst worden dat het EMU-saldo uit de Voorjaarsnota wordt vergeleken met het EMU-saldo uit de CPB doorrekening. Deze getallen bieden een indicatie, en niet een exacte opgave.

Tabel 2. Jaarlijkse aanpassing ten opzichte van het basispad inclusief Hoofdlijnenakkoord
 

In % bbp

A. Beoogd structureel primair saldo 2028

0,1%

B. Geraamd structureel primair saldo 20281

– 1,6%

C. Verbetering EMU-saldo 2028 HLA2

+ 0,5%

D. Geraamd structureel primair saldo 2028 HLA (B+C)

– 1,1%

E. Aanvullende begrotingsopgave (A-D)

1,2%

F. Jaarlijkse aanpassing (4 jaar)

0,3%

X Noot
1

CPB: Budgettaire analyse Voorjaarsnota 2024

X Noot
2

CPB: Publicatie analyse hoofdlijnenakkoord

Vervolg

Lidstaten voeren de komende tijd een technische dialoog met de Commissie op basis van deze technische informatie. Deze dialoog biedt nadere informatie en uitleg over de methoden en aannames die ten grondslag liggen aan de verwachting dat een structureel primair saldo van 0,1% bbp nodig is om de schuld en het tekort op middellange termijn binnen de referentiewaarden te houden. Daarmee biedt deze dialoog nadere informatie voor het opstellen van het uitgavenpad en het bredere plan voor begrotingsbeleid, hervormingen en investeringen. De deadline voor indiening van het plan is 20 september 2024, maar dit kan uitgesteld worden met een redelijke termijn in overleg met de Commissie. Voor Nederland ligt het voor de hand om dit uitstel aan te vragen om voldoende tijd te geven aan Kamerleden om het plan door te nemen en hierover eventueel vragen te stellen. Het Nederlandse plan zal op Prinsjesdag, 17 september, tegelijk met de Miljoenennota worden aangeboden aan beide Kamers. De Commissie beoordeelt het plan binnen zes weken na indiening door de lidstaat. Vervolgens doet de Commissie in het najaar voor alle lidstaten aanbevelingen aan de Raad voor het vaststellen van de uitgavenpaden van lidstaten, naar verwachting tijdens de Ecofinraad in december 2024 of januari 2025.


X Noot
3

Kamerstuk 21 501-07, nr. 1999

X Noot
5

Werkprogramma Hongaars voorzitterschap, «Programme of the Hungarian presidency of the Council of the European Union in the second half of 2024», https://hungarian-presidency.consilium.europa.eu/media/32nhoe0p/programme-and-priorities-of-the-hungarian-presidency.pdf.

X Noot
11

Kamerstuk 21 501-20, nr. 2006

X Noot
12

Kamerstuk 21 501-20, nr. 2006

X Noot
13

Kamerstuk 21 501-07, nr. 2025

X Noot
14

Kamerstuk 21 501-07, nr. 2034

X Noot
15

Kamerstuk 21 501-07, nr. 2033

X Noot
21

Zie Kamerstuk 21 501-07, nr. 2004 voor Kamerbrief over het Raadsakkoord en Kamerstuk 21 501-07, nr. 2009 voor Kamerbrief over het triloogakkoord

X Noot
25

Zie Kamerbrieven over het Raadsakkoord (Kamerstuk 21 501-07, nr. 2004) en triloogakkoord (Kamerstuk 21 501-07, nr. 2009) voor toelichting over de herziene begrotingsregels.

X Noot
26

Het structureel primair saldo is het overheidssaldo geschoond voor de conjunctuur en rentelasten.

Naar boven