21 501-07 Raad voor Economische en Financiële Zaken

CW BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIEN

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 23 april 2021

Hierbij zend ik u het verslag van de videoconferenties van de Eurogroep en Ecofinraad van 16 april 2021.

In dit verslag (onder het item «Economisch herstel in de Europese Unie») ga ik tevens in op de toezegging uit het Commissiedebat Eurogroep/Ecofinraad van 14 april jl., waarbij ik heb toegezegd om in te gaan op de termijn waarbinnen lidstaten een beroep kunnen doen op het EU-herstelfonds.

Daarnaast treft u bijgevoegd het kwartaaloverzicht van lopende EU-wetgevingsonderhandelingen op het terrein van het Ministerie van Financiën1, conform de afspraken omtrent EU-informatievoorziening.

De Minister van Financiën, W.B. Hoekstra

Verslag Eurogroep en Ecofinraad 16 april 2021

Eurogroep in inclusieve samenstelling

Terugkoppeling van de High-Level Working Group on EDIS over het vervolmaken van de bankenunie

De Eurogroep in inclusieve samenstelling heeft een terugkoppeling ontvangen van de hoogambtelijke werkgroep (HLWG) die spreekt over een Europees depositogarantiestelsel (EDIS) en het vervolmaken van de bankenunie. Op basis van een mandaat van de Eurotop uit december 2020 wordt een werkplan opgesteld voor het verder volmaken van de bankenunie.2 De Eurogroep in inclusieve samenstelling is geïnformeerd over de stand van zaken van het werkplan.

De voorzitter van de HLWG lichtte toe dat er op vier terreinen gesproken wordt: de herziening van het crisismanagementraamwerk, het Europees depositogarantiestelsel (EDIS), de weging van staatsobligaties (RTSE) en het bevorderen van marktintegratie.

Crisismanagementraamwerk

Binnen de HLWG is veel discussie over de toepasbaarheid van het crisisraamwerk voor alle typen banken. Het Europese bankenlandschap is erg divers, en in de HLWG wordt gesproken hoe het crisisraamwerk daar beter op kan aansluiten. Sommige lidstaten zoals Nederland en Frankrijk hebben een bankensector met enkele grotere universele banken die zowel spaar- als zakenactiviteiten uitvoeren. Andere lidstaten, waaronder Duitsland, Italië en Oostenrijk, kennen naast enkele universele banken ook een groot aantal regionaal geënte spaarbanken. Met name Oost-Europese banken zijn vaak in eigendom van buitenlandse banken. Het onderscheid tussen deze sectoren maakt dat lidstaten anders in discussies staan over het crisisraamwerk.

Het crisisraamwerk – dat naast het resolutieraamwerk ook de richtlijn voor depositogarantiestelsels (DGS) en de regels voor staatssteun omvat – dient ertoe om het falen van banken op een goede wijze op te kunnen vangen. De doelstelling van het raamwerk is om falende banken via faillissement, of bij grotere banken via resolutie, zonder de inzet van publieke middelen, ordentelijk af te wikkelen. Het resolutieraamwerk kent sterke waarborgen om het gebruik van publieke middelen zoveel mogelijk te voorkomen. Sinds de implementatie van de Bank Recovery and Resolution Directive (BRRD) in 2016 is het resolutieraamwerk echter nog maar beperkt gebruikt. In veel gevallen is voor een «gewoon» faillissement gekozen. Daarbij is in een aantal gevallen toch staatssteun verleend, terwijl het crisisraamwerk dit in het algemeen juist beoogt te voorkomen. Ook gelden binnen de lidstaten verschillende regels voor hoe nationale DGSen (die door banken zelf gevuld worden) kunnen ingrijpen, waardoor het toch mogelijk kan zijn om kapitaalsteun te verlenen.

In de HLWG is overeenstemming dat meer consistentie nodig is tussen de verschillende instrumenten in het crisisraamwerk (staatssteun, resolutie en via het DGS). Ook wil de HLWG onderzoeken hoe deze instrumenten beter geschikt kunnen worden gemaakt voor bijvoorbeeld kleine en middelgrote banken die voornamelijk deposito-gefinancierd zijn. Voor dergelijke banken is het namelijk soms duur en ingewikkeld om aan de strenge vereisten van het resolutieraamwerk te voldoen. Sommige lidstaten vinden dat er gekeken moet worden naar het verder harmoniseren van de inzet van de door banken zelf gevulde DGSen. Zo kennen DGSen in sommige landen mogelijkheden om de overdracht van deposito’s en gezonde activa naar een andere bank te faciliteren, zowel voor als na een faillissement. Deze lidstaten zijn van mening dat voor een groep kleinere en middelgrote banken een dergelijke overdracht mogelijk geschikter is dan het toepassen van het resolutieraamwerk. De inzet van de door banken gevulde DGSen zou er tevens aan kunnen bijdragen dat nationale staatssteun minder zal worden toegepast.

De Europese Commissie had tot 20 april jl. een gerichte (technische) consultatie lopen. De Nederlandse reactie is aan de Tweede Kamer toegezonden.3 Tevens loopt in het kader van het crisisraamwerk ook nog een bredere (niet-technische) publieke consultatie. De Tweede Kamer heeft mij gevraagd hiervan ook het afschrift toe te sturen. Gezien de overlap tussen de gerichte technische consultatie en de publieke consultaties (die bedoeld zijn voor breder publiek), zal Nederland niet separaat op de publieke consultatie reageren.

Het Europees depositogarantiestelsel (EDIS) en de weging van staatsobligaties (RTSE)

De voorzitter van de HLWG gaf aan dat naast deze bredere evaluatie over het crisisraamwerk, in de HLWG ook nog besprekingen over een EDIS lopen. Een gemeenschappelijk depositogarantiestelsel zou eraan kunnen bijdragen dat spaarders overal in Europa een gelijke bescherming genieten. In de HLWG zal in april nog verder gesproken worden over RTSE. Dit ligt echter uiterst gevoelig, mede vanwege oplopende staatsschulden in de context van de COVID-19-uitbraak. Tegelijkertijd is de vormgeving nog ingewikkeld, mede omwille van voornoemd onderscheid tussen bankensectoren, alsmede de rol die DGSen nu al spelen bij bankfalen in verschillende lidstaten. Deze vormgeving hangt ook sterk samen met eerdere genoemde rol die DGSen spelen in het bredere crisisraamwerk.

Bevorderen van verdere marktintegratie

De voorzitter van de HLWG gaf verder aan dat naast het crisisraamwerk, EDIS, en RTSE, in de HLWG ook gesproken wordt over de regels voor grensoverschrijdende bankengroepen. Ook hierover zijn lidstaten verdeeld. Verdere marktintegratie kan bijdragen aan de efficiëntie van de Europese bankensector. Tegelijkertijd dient goed oog te zijn voor de financiële stabiliteit. Sommige lidstaten zijn van mening dat de grensoverschrijdende kapitaalstromen worden gehinderd door de inrichting van prudentiële vereisten. Andere lidstaten benadrukken juist het belang van voldoende kapitaal en liquiditeit op alle niveaus van de bank.

Veel lidstaten, waaronder Nederland, onderstreepten het belang van een gebalanceerd en holistisch werkplan. De ambitie van het werkplan zal sterk afhangen van de mate waarin voortgang kan worden bereikt op alle vier de subdossiers. Daarnaast zijn meerdere lidstaten ingegaan op hun prioriteiten binnen de bankenunie. Zo zijn er lidstaten die inzetten op een snelle invoering van een EDIS, terwijl andere lidstaten prioriteit geven aan verdere marktintegratie. Nederland heeft aangegeven dat een herziening van het crisismanagementraamwerk vooral zou moeten focussen op het weghalen van inconsistenties tussen de verschillende raamwerken. Daarnaast is van belang dat bij aanpassing van het crisisraamwerk publieke middelen zo veel als mogelijk worden beschermd. Hiervoor moeten de regels omtrent staatssteun aangescherpt worden. Ook heeft Nederland benadrukt dat voordat risico’s gedeeld worden via een EDIS, er ook een weging dient te komen op staatsobligaties (RTSE). Dit is in lijn met de motie Van Rooijen die de regering verzoekt om zich tot het uiterste in te spannen om passende risicowegingen toe te kennen aan staatsobligaties binnen het financiële raamwerk van de Europese bankenunie.4

Reguliere samenstelling

Terugkoppeling internationale vergaderingen

De Eurogroepvoorzitter heeft een korte terugkoppeling gegeven over een aantal internationale vergaderingen, waaronder de virtuele IMF-voorjaarsvergadering van 8 april jl. en de G7-bijeenkomst van de Ministers van Financiën en Presidenten van Centrale Banken, die plaats heeft gevonden en marge van de IMF-voorjaarsvergadering. De IMF-voorjaarsvergadering stond in het teken van de mondiale financieel-economische situatie en de COVID-19 respons. De Tweede Kamer zal binnenkort een separaat verslag omtrent de uitkomsten van de IMF-voorjaarsvergadering ontvangen. Tijdens de G7-bijeenkomst is er onder andere gesproken over hoe de Ministers van Financiën een ambitieuze klimaatagenda kunnen steunen, met het oog op de VN-klimaatconferentie van Glasgow (COP26) eind dit jaar.5

Thematische discussie over insolventieraamwerken

De Eurogroep heeft gesproken over insolventieraamwerken in de Europese Unie. De Europese Commissie leidde het onderwerp in op basis van een notitie.6

In de EU lopen de lengte en kosten van faillissementsprocedures en de opbrengsten voor schuldeisers in faillissement (recovery rates) uiteenlopen tussen lidstaten. Inefficiënte procedures en verschillen tussen insolventieprocedures kunnen grensoverschrijdende investeringen belemmeren, of de opbouw van niet-presenterende leningen (NPL’s) doen versnellen. De oplossing voor de sterk uiteenlopende procedures wordt vaak gezocht in het harmoniseren, dan wel convergeren, van insolventieraamwerken. Tegelijkertijd ligt een deel van de oplossing ook in de verbetering van procedures. Zo is binnen insolventie van belang dat gerechtelijke procedures snel en efficiënt zijn, en betrokken partijen zekerheid geven. Daarvoor is onder andere van belang dat landen voldoende rechters aanstellen, heldere procedures vaststellen en dat het juridisch raamwerk duidelijk is.

De Eurogroep heeft kort stilgestaan bij de maatregelen die de afgelopen jaren zijn genomen om verbeteringen aan te brengen op Europees niveau. In 2019 heeft de EU een richtlijn7 aangenomen over herstructurering en insolventie ten einde onnodige faillissementen te voorkomen en levensvatbare bedrijven zoveel mogelijk te redden, welke nu door lidstaten wordt geïmplementeerd. Over een andere richtlijn ten aanzien van het versneld uitwinnen van onderpand buiten insolventie lopen nog gesprekken tussen de Raad van de Europese Unie en het Europees Parlement (trilogen). Ook heeft de Europese bankenautoriteit (EBA), mede op aandringen van Nederland, een uitgebreide benchmarking exercitie gedaan om de werking en efficiëntie van insolventieprocedures in de EU onder banken in kaart te brengen. In het nieuwe actieplan kapitaalmarktunie is opgenomen dat de Commissie zal komen met een initiatief voor minimumharmonisatie of verhoogde convergentie voor gerichte onderdelen van het wettelijke kader. Daarbij kan gedacht worden aan de rangorde van vorderingen in verschillende lidstaten of de zogenoemde triggers die bepalen wanneer een bedrijf in faillissement gaat. Meer vergelijkbaarheid of duidelijkheid kan investeringszekerheid vergroten. Tot 26 maart jl. liep er een consultatie over dit onderwerp. Nederland heeft hier ook op gereageerd (het Ministerie van Justitie en Veiligheid in afstemming met Financiën)8.

In de Eurogroep hebben veel lidstaten het belang van efficiënte insolventieraamwerken benadrukt, met name ook gezien een mogelijke golf aan faillissementen door COVID-19. Zo werd door sommige lidstaten gewezen op het belang van het tijdig implementeren van de richtlijn uit 2019 over herstructurering en insolventie. Uit de discussie kwam naar voren dat in de toekomst mogelijk gekeken kan worden naar additionele niet-wetgevende maatregelen, bijvoorbeeld ten aanzien van het delen van informatie. Dit is in lijn met het Nederlandse standpunt om waar mogelijk nationale procedures te verbeteren.

De digitale euro – inventarisatie

De Europese Centrale Bank (ECB) en de Europese Commissie hebben in de Eurogroep een toelichting gegeven over de voortgang van de ontwikkeling van digitaal centralebankgeld («de digitale euro»). Ook heeft de ECB de resultaten van de publieke consultatie over de digitale euro van 14 april jl. gepresenteerd.9 Uit de consultatie blijkt dat zowel burgers als professionele partijen privacy en veiligheid de belangrijkste gebruikersvereisten voor een digitale euro vinden. Daarnaast blijkt dat het overgrote deel van de respondenten een belangrijke rol zien voor betaaldienstverleners die als intermediair optreden tussen het Eurosysteem en de burgers en bedrijven die de digitale euro willen gebruiken.

De digitale euro is publiek geld uitgegeven door een centrale bank voor breed publiek gebruik. De digitale euro kan in de toekomst mogelijk een rol spelen om, naast chartaal geld, publiek geld toegankelijk te houden in de eurozone. Ook kan de infrastructuur van de digitale euro als achtervang dienen voor de vitale private betaalinfrastructuur en kan de digitale euro zelf een stimulans zijn voor innovatie en diversiteit in de financiële sector. Verder kan de eurozone met een digitale euro tegenwicht bieden aan buitenlandse en/of private initiatieven voor digitale valuta en daarmee de open strategische autonomie van de EU versterken. De Minister van Financiën heeft zich eerder in de Tweede Kamer uitgesproken voor verdere ontwikkeling en experimenten te zijn en zich gecommitteerd om dit onderwerp ook in Europa onder de aandacht te brengen.10 Mede door Nederlandse inzet is dit onderwerp op de agenda van de Eurogroep gekomen.

In de Eurogroep kwam naar voren dat de digitale euro als een belangrijk project wordt gezien, maar wel een met mogelijk verstrekkende gevolgen voor het geld- en financiële stelsel waarvan nog niet alle effecten en risico’s duidelijk zijn. Er werd breed gedeeld dat een digitale euro een stimulans kan zijn voor innovatie en diversiteit in de financiële sector, een mogelijke rol kan spelen om de toegang tot publiek geld te waarborgen, en tegenwicht kan bieden aan buitenlandse en/of private initiatieven voor digitale valuta en daarmee de strategische autonomie van de eurozone kan versterken. Meerdere lidstaten, waaronder Nederland, gaven aan dat een digitale euro voordelen met zich mee kan brengen. Daarnaast gingen meerdere lidstaten in op het belang van de betrokkenheid van de Ministers van Financiën bij dit project. Nederland heeft opgeroepen tot een politieke discussie over de doelen die de eurozone met een digitale euro wil bereiken om daarmee richting te geven aan het Eurosysteem voor de verdere ontwikkeling van de digitale euro. Ook dient nader onderzoek gedaan te worden naar mogelijke risico’s en ongewenste implicaties van invoering van een digitale euro.

Evaluatie van de transparantiemaatregelen van de Eurogroep

In de Eurogroep is gesproken over de maatregelen die de afgelopen jaren zijn genomen om de transparantie van de Eurogroep te vergroten. Dit onderwerp is mede door de inzet van Nederland op de agenda van de Eurogroep gezet, teneinde de implementatie en de werking van de in september 2019 door de Eurogroep aangekondigde transparantiemaatregelen te bevorderen.11 Op de website van de Eurogroep is een overzicht gepubliceerd van de maatregelen die de afgelopen jaren zijn geïmplementeerd om transparantie van de Eurogroep te bevorderen.12

Vanaf 2016 zijn verschillende afspraken gemaakt om de transparantie van de Eurogroep te vergroten. Zo worden geannoteerde agenda’s van Eurogroepen vooraf gepubliceerd, wordt na afloop van een Eurogroep een samenvattende brief gepubliceerd en worden documenten ter voorbereiding op thematische discussies in principe voor de Eurogroep en na bespreking in de Eurogroup Working Group (EWG) gepubliceerd.13 Ook wordt per halfjaar een werkprogramma voor de Eurogroep opgesteld waarin is opgenomen welke onderwerpen waarschijnlijk besproken zullen worden per vergadering.

In september 2019 heeft de Eurogroep als reactie op de aanbevelingen van de Europese Ombudsman een zestal aanvullende maatregelen aangekondigd om de transparantie van de Eurogroep en EWG verder te vergroten. Zo is voorgesteld om de samenvattende brief die na afloop van een Eurogroep wordt gepubliceerd uit te breiden, de conceptagenda van de Eurogroep eerder te publiceren (na goedkeuring EWG), een online database te creëren van openbare Eurogroepdocumenten met een zoekmachine en filterfunctie, het vergaderschema van de EWG te publiceren, de website van de EWG te verbeteren en een verduidelijking aan te brengen op de website van de Eurogroep over het feit dat men het recht heeft een verzoek te doen tot toegang tot documenten m.b.t. de Eurogroep en voorportalen als deze bij de Raad of de Europese Commissie liggen.

Nederland heeft tijdens de vergadering het belang van transparantie in Europese besluitvorming benadrukt en de stappen die de afgelopen jaren zijn gezet verwelkomd. Daarnaast heeft Nederland aangegeven dat het belangrijk is om de transparantiemaatregelen regelmatig te evalueren. De Eurogroepvoorzitter onderstreepte het belang van transparantie en de maatregelen die de afgelopen jaren zijn genomen en gaf aan dat de Eurogroep zal blijven stilstaan bij de maatregelen om te bezien of ze nog passend zijn.

Overig – nieuwe Minister van Financiën van Slowakije

In de Eurogroep heeft de nieuwe Minister van Financiën van Slowakije, Igor Matovič, zichzelf geïntroduceerd. Dit gebeurt vaker in de Eurogroep bij het aantreden van een nieuwe Minister van Financiën.

Ecofinraad

Stand van zaken financiële diensten dossiers

Het voorzitterschap van de Raad heeft de Ecofinraad van informatie voorzien over de stand van zaken van wetgevingsvoorstellen voor financiële diensten.14

Stand van zaken Kapitaalmarktunie Actieplan – Europees centraal toegangspunt voor bedrijfsdata

De Europese Commissie heeft een presentatie geven over de stand van zaken ten aanzien van de eerste actie uit het nieuwe actieplan kapitaalmarktunie: de oprichting van een Europees single access point (ESAP). Het ESAP moet helpen bedrijven meer zichtbaar te maken voor investeerders, waardoor de toegang tot marktfinanciering wordt verbeterd.

De Europese Commissie heeft eind september jl. een nieuw actieplan voor de verdieping van de kapitaalmarktunie gepubliceerd. Tijdens de Ecofinraad van 1 december jl. zijn Raadsconclusies aangenomen waarin de Raad het belang van de verdieping van de kapitaalmarktunie nogmaals benadrukt. Bovendien heeft de Raad – gelet op het belang van een spoedig herstel van de Europese economie in het licht van de COVID-19-pandemie – de acties uit het actieplan gerangschikt naar mate van prioriteit om zodoende de inzet van de Europese Commissie nadere richting te geven. Oprichting van de ESAP is een van de prioritaire acties.

Afgelopen kwartaal heeft de Europese Commissie voor de uitwerking van deze actie een openbare consultatie gehouden. Het kabinet heeft hierop gereageerd.15 Het kabinet staat positief tegenover het opzetten van het ESAP, maar plaatst daarbij de kanttekening dat rekening moet worden gehouden met bestaande rapportage- en deponeringsverplichtingen. Daarbij is het uitgangspunt dat het ESAP niet tot additionele lasten leidt voor bedrijven. Een gefaseerde oprichting van het ESAP acht het kabinet daarom wenselijk. Daarbij moet zoveel als mogelijk worden voortgebouwd op reeds bestaande (nationale) registers en Europese initiatieven. Op een later moment kunnen andere data, zoals niet-financiële data, worden toegevoegd aan het ESAP. De Europese Commissie heeft aangegeven in de loop van 2021 met een voorstel voor de oprichting van een ESAP te komen.

Economisch herstel in de Europese Unie

In de Ecofinraad is gesproken over de economische situatie in de Europese Unie als gevolg van de COVID-19-pandemie. Door de COVID-19-pandemie blijft een grote mate van onzekerheid over hoe de economie zich de komende jaren zal ontwikkelen. De Europese Commissie gaf aan in mei haar lenteraming te publiceren.

Ook heeft de Europese Commissie een toelichting gegeven op de stand van zaken met betrekking tot de implementatie van het tijdelijk (staats)steunkader COVID-19. Meerdere lidstaten spraken hun steun uit voor het tijdelijk steunkader; ook Nederland deelt de noodzaak van het tijdelijk steunkader. Sommige lidstaten gaven aan naar mogelijkheden te willen kijken om bepaalde uitzonderingen langer te laten gelden omwille van het herstel. Nederland heeft gepleit voor een gezamenlijke exitstrategie om terug te keren naar een gelijk speelveld na de crisis.

Verder ging de Europese Commissie in op de stand van zaken met betrekking tot de faciliteit voor veerkracht en herstel (Recovery and Resilience Facility, RRF) en benadrukte, conform de Nederlandse inzet, onder andere het belang van voldoende hervormingen en goede mijlpalen en doelen in de plannen.16 Verschillende lidstaten gaven een korte toelichting over de status van hun herstelplan en een indicatie van de voorgenomen investeringen en hervormingen. De RRF is officieel in werking getreden op 19 februari jl. en lidstaten kunnen sindsdien hun conceptherstelplan formeel indienen bij de Europese Commissie. Lidstaten zijn momenteel in gesprek met de Europese Commissie over de inhoud van hun herstelplannen.

Tijdens het Commissiedebat van 14 april jl. heb ik toegezegd om in te gaan op de termijn waarbinnen lidstaten een beroep kunnen doen op het EU-herstelfonds. Om aanspraak te maken op middelen uit de RRF moeten lidstaten een herstelplan indienen. Daarvoor geldt op grond van de RRF-verordening in eerste instantie een deadline van 30 april 2021. Deze deadline geldt echter «as a rule». In de praktijk betekent dit dat een lidstaat ook na 30 april 2021 een herstelplan kan indienen, waarbij de lidstaat aanspraak blijft maken op zijn totale allocatie. Ook in 2022 en 2023 kunnen lidstaten nog plannen indienen, ook dan voor 30 april («as a rule»).

De Europese Commissie moet op grond van de RRF-verordening 70% van de middelen vóór december 2022 gecommitteerd hebben aan de lidstaten. De overige 30% van de middelen wordt voor eind 2023 gecommitteerd. Deze committering betreft een juridische handeling van de Europese Commissie naar de lidstaat, en vindt plaats op basis van een goedgekeurd herstelplan. Goedkeuring van een herstelplan vindt uiterlijk drie maanden na indiening plaats. Om er zeker van te zijn geen middelen mis te lopen, moet een lidstaat zijn plan uiterlijk in de zomer van 2022 indienen. Dat geeft de Europese Commissie en de Raad voldoende tijd om het proces van goedkeuring van plannen en committering van middelen voor eind 2022 af te ronden.

Wat betreft de uitvoeringsfase dienen investeringen en hervormingen binnen een herstelplan conform de RRF-verordening vóór 31 augustus 2026 te zijn geïmplementeerd. Lidstaten hebben dus enkele jaren de tijd voor de uitvoering van plannen. Een plan moet mijlpalen en doelen bevatten die verbonden zijn aan de investeringen en hervormingen. De RRF-middelen worden pas na het behalen van deze mijlpalen en doelen in tranches uitgekeerd aan lidstaten. Uitbetalingen kunnen plaatsvinden tot 31 december 2026.

Verder heeft de Europese Commissie een presentatie gegeven over de financieringsstrategie voor het EU-herstelfonds die zij op woensdag 14 april jl. heeft gepubliceerd.17 De Europese Commissie streeft ernaar op 1 juni 2021 klaar te zijn met de praktische voorbereidingen om middelen te lenen op de kapitaalmarkt, zodra het hiervoor benodigde Eigenmiddelenbesluit in werking is getreden. Een van de doelen van de Europese Commissie is om 30% van de obligaties die zij uitgeeft onder het EU-herstelfonds als green bonds te kwalificeren.

Verschillende lidstaten hebben hun steun geuit voor de strategie van de Europese Commissie, inclusief de green bonds, en de bijdrage aan de groene transitie. Daarnaast hebben enkele lidstaten het belang van tijdige aflossing van de leningen benoemd. Sommige lidstaten hebben daarbij ook aangegeven dat zij de door de Europese Commissie voorgestelde grace period relatief lang vinden. Tijdens een grace period, die ingaat op het moment dat een lidstaat een lening ontvangt, hoeft de ontvangende lidstaat voor de duur van deze grace period geen aflossingen te doen. De Europese Commissie gaf aan dat de aanstaande leenactiviteiten voor het EU-herstelfonds in lijn zijn met eerdere steunprogramma’s, waaronder programma’s van het Europees Stabiliteitsmechanisme (ESM). Zoals reeds gemeld in de geannoteerde agenda van de Eurogroep en Ecofinraad van april 2021, wordt de Tweede Kamer over deze financieringsstrategie van de Europese Commissie geïnformeerd middels een BNC-fiche.

Europese financiële architectuur voor ontwikkelingssamenwerking

De Ecofinraad heeft gesproken over de toekomstige vormgeving van de Europese financiële architectuur voor ontwikkeling (EFAD) n.a.v. de recent verschenen haalbaarheidsstudie. Deze bespreking was bedoeld als input voor Raadsconclusies. Besluitvorming over deze Raadsconclusies wordt verwacht in mei. De Raad Buitenlandse Zaken/Ontwikkelingssamenwerking zal op 29 april over dit onderwerp spreken.

In oktober 2019 presenteerde de «Wise Persons Group» hun onafhankelijke analyse over EFAD. In december 2019 heeft de Raad opdracht gegeven om op basis daarvan een haalbaarheidsstudie uit te laten voeren door onafhankelijke consultants naar drie mogelijke opties voor de toekomst van EFAD: (1) Scenario A – een Europese ontwikkelingsbank met als basis de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling (EBRD), (2) Scenario B – een Europese ontwikkelingsbank met als basis een dochteronderneming van de Europese Investeringsbank (EIB) voor EU-externe activiteiten (3) Scenario C – verbeteren van de huidige architectuur («status quo +»).

Scenario C («status quo +») komt het gunstigste uit de vergelijking van de consultant. In dit scenario wordt de diversiteit en de complementerende kwaliteiten van verschillende uitvoerders (waaronder de EBRD, EIB en nationale ontwikkelingsbanken binnen de EU) optimaal benut, zonder dat een omvangrijke en tijdrovende institutionele herziening of additioneel kapitaal nodig is. Echter, dit vraagt om ambitieuze verbeteringen zoals de ontwikkeling van de juiste prikkels, nauwere samenwerking tussen de spelers en betere aansluiting bij de ontwikkelingsprioriteiten van de EU. Met de opzet van het EU-externe financieringsinstrument NDICI is al een stap in de juiste richting gezet.

In de Ecofinraad was brede steun voor Scenario C («status quo +»). Meerdere lidstaten gaven aan dit scenario de voorkeur te geven omdat zo de complementerende kwaliteiten van de verschillende uitvoerders optimaal benut kunnen worden. Ook benadrukten meerdere lidstaten het belang van «policy first» – een sturende en coördinerende rol van de Raad en de Europese Commissie. Daarnaast benoemde een aantal lidstaten eventuele vervolgstappen bij de EBRD en de EIB om Scenario C te laten slagen, waarover besluitvorming in beide Raden van Bewind zal plaatsvinden. Nederland heeft aangegeven dat het belangrijk is dat de «status quo +» ook echt een stap vooruit betekent. Daarnaast heeft Nederland het belang van een open architectuur met gelijk speelveld benadrukt en de noodzaak voor de juiste prikkels om onderlinge samenwerking tussen alle uitvoerders daadwerkelijk te verbeteren. Verder heeft Nederland benadrukt dat de uitvoering binnen de beschikbare middelen dient plaats te vinden.

Internationale vergaderingen – Terugkoppeling G20-vergadering van Ministers van Financiën en Presidenten van Centrale Banken op 7 april

Het Portugese voorzitterschap en de Europese Commissie hebben een terugkoppeling gegeven over de tweede G20-vergadering van Ministers van Financiën en Presidenten van Centrale Banken onder het Italiaanse Voorzitterschap, die op 7 april jl. plaatsvond.

In de G20-vergadering is uitgebreid stilgestaan bij de stand van de mondiale economie, de herstelfase van de COVID-19-crisis en hoe gecoördineerd beleid van de G20-landen daar een rol in kan spelen. Daarnaast vond er een discussie plaats over de mogelijkheden om kwetsbare landen te helpen en werd de voortgang van de onderhandelingen over belastingheffing in een digitaliserende economie besproken. Tot slot hebben landen van gedachten gewisseld over zaken aangaande de financiële sector, zoals de vergroening van de financiële sector. Nederland was door Italië uitgenodigd om als gastland deel te nemen aan de G20. De Tweede Kamer zal binnenkort een separaat verslag omtrent de uitkomsten van de G20 (en de IMF-voorjaarsvergadering) ontvangen.


X Noot
1

Ter inzage gelegd op de afdeling Inhoudelijke ondersteuning.

X Noot
7

Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende preventieve herstructureringssstelsels, een tweede kans en maatregelen ter verhoging van de efficiëntie van herstructurerings-, insolventie- en kwijtingsprocedures (COM/20196/0723)

X Noot
13

Tenzij deze documenten nog niet definitief zijn en/of nog substantieel gewijzigd (kunnen) worden, deze documenten vertrouwelijke of marktgevoelige informatie bevatten, of wanneer auteur of instituut van deze documenten beargumenteerd bezwaar aantekent tegen publicatie (een bezwaar van de auteur zal vaak ingegeven zijn door één van de eerste twee redenen).

Naar boven