21 501-07 Raad voor Economische en Financiële Zaken

Nr. 972 BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 28 november 2012

Hierbij informeer ik u over het voorlopige akkoord dat de Eurogroep op 26 november bereikte over de voortgang van het leningenprogramma aan Griekenland. De Eurogroep heeft nog geen definitieve beslissing genomen vanwege de procedures in nationale parlementen.

Zoals met de Tweede Kamer besproken was de inzet van Nederland tijdens de Eurogroep gebaseerd op drie uitgangspunten. Ten eerste moest Griekenland de afspraken nakomen die het eerder heeft gemaakt. Ten tweede was het noodzakelijk te komen tot afspraken met de Griekse overheid die leiden tot grotere zekerheid omtrent de uitvoer van het leningenprogramma. Ten derde moest er zicht zijn op een houdbare schuld. Bij het herstel van schuldhoudbaarheid heeft Nederland de volgende randvoorwaarden gehanteerd; i) geen extra programmageld en geen afschrijving op de hoofdsom, ii) de gekozen oplossing moet de programma’s in andere kwetsbare lidstaten niet ondermijnen en iii) de gekozen aanpak moet maximale druk houden op Griekenland om het hervormingsprogramma door te zetten.

Documentatie

Met deze brief stuur ik u ook de achterliggende documentatie toe (ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer). In de bijlage vindt u:

  • 1) The Second Economic Adjustment Programme for Greece – First Review, November 2012: dit is de voortgangsrapportage.

  • 2) Master document: dit is de gewijzigde Memorandum of Understanding (MoU) waarin de voorwaarden zijn opgenomen die gepaard gaan met de leningen.

  • 3) Prior actions: de lijst maatregelen die Griekenland heeft genomen om in aanmerking te komen voor de voortgang van het leningenprogramma.

  • 4) Verklaring van de Eurogroep van 26 november

  • 5) Note on the implications of a Greek interest deferral in the programme authorised amount of EFSF: hier kom ik later in mijn brief op terug.

Op basis van de eerste drie documenten is de Eurogroep tot een politiek akkoord gekomen, waarover uiteindelijk op 13 december een definitief besluit wordt genomen. Dit akkoord is vastgelegd in de bijgevoegde verklaring van de Eurogroep van 26 november.

Beoordeling implementatie leningenprogramma

Prior actions

Zoals aangegeven in de Kamerbrief verslag Eurogroep van 12 november jl. (Tweede Kamer Vergaderjaar 2012–2013 Kamerstuk 21 501-07 nr. 958) moet Griekenland de afspraken nakomen die zij eerder heeft gemaakt met de Trojka. De achterstand die in het programma was opgelopen door onder andere de tweevoudige verkiezingen eerder dit jaar moest worden ingehaald door het nemen van zogenaamde «prior actions». Deze «prior actions» behelzen maatregelen op een groot aantal gebieden waaronder belastingen, institutionele hervormingen, hervormingen in de zorg, liberalisering van gereguleerde beroepen, openbaar bestuur en privatiseringen. Op 7 en 11 november jl. heeft het Griekse parlement twee omvangrijke pakketten aan maatregelen aangenomen, waaronder de begroting 2013. De Trojka heeft deze pakketten beoordeeld en rapporteerde tijdens de Eurogroep dat Griekenland heeft voldaan aan de voorwaarde door implementatie van de «prior actions», de benodigde hervormingen, de begroting 2013 en het opstellen van een ambitieuze middellange termijn begroting voor de jaren 2013–2016.

Tijdens het Voortgezet Algemeen Overleg Eurogroep van 20 november jl. heeft de Tweede Kamer het kabinet in een motie van lid Van Huijm (Tweede Kamer Vergaderjaar 2012–2013, Kamerstuk 21 501-07 nr. 965) verzocht om een effectieve aanpak van belastingontduiking als één van de harde voorwaarden te hanteren bij het beoordelen van de inspanningen van Griekenland en de besluitvorming over mogelijke aanvullende maatregelen. Bij de «prior actions» wordt specifiek aandacht besteed aan de hervormingen op het gebied van belastingen. Ik heb de Tweede Kamer hier ook over geïnformeerd in het verslag van de Eurogroep van 20 november jl. (Tweede Kamer Vergaderjaar 2012–2013 Kamerstuk 21 501-07 nr. 967).

Aanvullende controlemechanismen

Voor Nederland was een belangrijke voorwaarde dat er afspraken kwamen met de Griekse overheid die leiden tot grotere zekerheid omtrent de uitvoer van het programma. Hierover hebben de Eurogroep, de Trojka en Griekenland overeenstemming bereikt. Allereerst zal de reeds in maart jl. overeengekomen speciale rekening bij de Griekse centrale bank waaruit de schuldverplichtingen, bestaande uit rente en aflossingen worden voldaan, verder worden versterkt. Vanaf november zal naast de bijdragen van het EFSF de rekening worden gevoed door bijdragen van Griekenland zelf bestaande uit; i) alle privatiseringsopbrengsten, ii) de afgesproken primaire overschotten en iii) 30% van de primaire overschotten bovenop de reeds afgesproken overschotten. De transparantie van de speciale rekening zal verder worden versterkt doordat er volledige ex-ante en ex-post controle zal plaatsvinden door het EFSF/ESM. Tevens is op verzoek van de Trojka en de lidstaten in de Griekse wet vastgelegd dat deze rekening alleen gebruikt mag worden voor rente en schuldaflossing.

Naast de speciale rekening worden meer institutionele aanpassingen voor versterkte controle ingevoerd. Voortvloeiend uit de ratificering van het Begrotingsverdrag (Fiscal Compact) heeft Griekenland de centrale budgetteringsmogelijkheden verder versterkt om de uitgaven en inkomsten van de lokale overheden beter na te kunnen gaan. Daarbij zullen de controlemechanismen voor het Griekse ministerie van Financiën uitgebreid worden om de uitgaven van andere departementen te kunnen beheersen. Ook zal Griekenland – net als Nederland – uitgavenkaders gaan hanteren die steeds voor drie jaar zullen worden vastgezet. Deze uitgavenkaders zijn voor de komende twee jaar al bindend en zullen per 1 januari 2013 gaan gelden. Daarnaast zullen tegenvallers van het privatiseringsprogramma automatisch leiden tot een hogere primaire tekortdoelstelling voor Griekenland.

Schuldhoudbaarheid en financieringsbehoefte

De Trojka heeft bevestigd dat zonder aanvullende maatregelen de Griekse schuld in 2020 op 144% BBP zou uitkomen. Ik verwijs hiervoor ook naar de schuldhoudbaarheidsanalyse die is opgenomen in de bijgevoegde voortgangsrapportage (Draft The Second Economic Adjustment Programme for Greece – First Review, November 2012). Zonder aanvullende maatregelen zou de schuldhoudbaarheid duidelijk uit zicht geraakt zijn. De voornaamste oorzaken van de verslechtering van de Griekse schuldpositie zijn de verslechterende macro-economische situatie en de lagere privatiseringsopbrengsten. Zoals ik ook heb aangegeven in het Algemeen Overleg ter voorbereiding op deze Eurogroep en in de Kamerbrief over deze extra ingelaste Eurogroep (met kenmerk BFB2012–14417M, d.d. 19 november 2012) was een belangrijke randvoorwaarde voor het kabinet dat er niet zou worden afgeschreven op de hoofdsom.

Zoals ik meldde in het verslag van de Eurogroep van 12 november jl. (Tweede Kamer Vergaderjaar 2012–2013 Kamerstuk 21 501-07 nr. 958) heeft de Eurogroep in het licht van de huidige economische ontwikkelingen geconcludeerd dat aanpassing van de budgettaire doelstellingen, zoals voorgesteld door de Griekse overheid en gesteund door de Trojka passend zou zijn. De Ecofin Raad van 4 december aanstaande zal gevraagd worden, op basis van een voorstel van de Commissie, in te stemmen met het voorstel voor de verlenging van de deadline voor het corrigeren van het buitensporige tekort, zoals is vastgesteld in artikel 3 (5) van verordening EC/1467/97. Dit artikel geeft aan dat als zich na de vaststelling van de aanbeveling onverwachte ongunstige economische gebeurtenissen met een ernstige negatieve weerslag op de openbare financiën voordoen, de Raad, op grond van een aanbeveling van de Commissie, een herziene aanbeveling op basis van artikel 126, lid 7, VWEU kan vaststellen. De Raad beoordeelt op basis van de in zijn aanbeveling vervatte economische prognoses of er sprake is van onverwachte ongunstige economische gebeurtenissen met een ernstige negatieve weerslag op de openbare financiën. Daarnaast heeft de Trojka aangegeven dat de privatiseringsdoelstellingen verder dienen te worden bijgesteld. Voor 2012 is de doelstelling 1,7 miljard euro, in 2013 cumulatief 4,1 miljard euro en in 2014 cumulatief 6 miljard euro.

Als gevolg van de verlenging van de deadline voor het corrigeren van het buitensporige tekort, de lagere groei, de lagere belastinginkomsten en de neerwaarts bijgestelde privatiseringsopbrengsten is een additioneel benodigde financiering ontstaan van 14 miljard euro in de programmaperiode van 2012 tot en met 2014 ten opzichte van maart jl. De inzet van het kabinet is hierbij geweest deze additioneel benodigde financiering binnen de kaders van het bestaande leningenprogramma op te lossen. Na de programmaperiode van 2012 tot en met 2014, is niet uit te sluiten dat Griekenland extra publieke sectorsteun nodig heeft, zoals ik ook met de Tweede Kamer besprak in het Algemeen Overleg d.d. 19 november jl. en aan de Tweede Kamer onder andere is gemeld in de Kamerbrief vervolgverslag Eurogroep 20 februari (met kenmerk BFB2012–3496M, d.d. 25 februari 2012) omdat het onzeker blijft wanneer Griekenland weer markttoegang krijgt.

De Eurogroep heeft overeenstemming bereikt over een pakket aan maatregelen waarmee het financieringsgat gedicht en de schuldhoudbaarheid hersteld wordt. In dit voorlopig akkoord wordt van alle betrokken partijen een bijdrage gevraagd om de schuldhoudbaarheid te herstellen. Allereerst is het aan Griekenland geweest om met een omvangrijk pakket aan consolidatiemaatregelen en structurele hervormingen te komen. Een deel van de hogere financieringsbehoefte zal worden gefinancierd door middel van de uitgifte van schatkistpapier door de Griekse overheid en door het afzien van zogenaamde buffers in de kaspositie waardoor er geen ophoging van het huidige leningenprogramma nodig is. Vervolgens wordt er opnieuw een bijdrage gevraagd aan de private sector middels een zogenaamde schuldterugkoop. Tot slot zullen de eurozonelidstaten af zien van een deel van de huidige voordelen voor de lidstaten van het Griekse leningenpakket. Op deze manier kan het financieringsgat worden gedicht en de schuldhoudbaarheid hersteld. In een voorlopige schuldhoudbaarheidsanalyse wordt geconcludeerd dat met deze maatregelen de schuld uit zal komen op 124% BBP in 2020. Deze schuldhoudbaarheidsanalyse zal worden geactualiseerd na afronding van de zogenaamde schuldterugkoop.

De Eurogroep heeft tevens aangegeven verdere maatregelen te overwegen ter verbetering van de schuldhoudbaarheid wanneer Griekenland alle condities uit het leningenprogramma heeft geïmplementeerd, om er voor te zorgen dat aan het einde van het leningenprogramma van het IMF, die loopt tot en met het eerste kwartaal in 2016, de schuld aanzienlijk onder 110% BBP in 2022 wordt gebracht. Hierbij heeft de Eurogroep een verdere verlaging van de rente op de bilaterale leningen genoemd en een verlenging van de periode waarin Griekenland een lager cofinancieringpercentage kan toepassen bij het gebruik van structuurfondsen.

Maatregelen

Maatregelen Griekenland

Uitgifte schatkistpapier

In maart jl. is afgesproken dat het uitstaande bedrag aan schatkistpapier gedurende de programmaperiode 2012 tot en met 2014 zou worden teruggebracht naar 8 miljard euro. Griekenland heeft in de Eurogroep aangegeven het huidige niveau van uitstaand schatkistpapier van circa 18 miljard euro te willen behouden om bij te dragen aan het dichten van het financieringsgat. Een deel van de hogere financieringsbehoefte zal bij behoud van dit niveau gefinancierd worden door middel van de uitgifte van schatkistpapier waardoor er geen ophoging van het leningenprogramma nodig is. Dit is in lijn met de manier waarop de onlangs verleende verlenging van de deadline in het kader van de buitensporigetekortprocedure aan Portugal wordt gefinancierd (zie Kamerbrief vijfde voortgangsrapportage Portugal, Tweede Kamer Vergaderjaar 2012–2013 Kamerstuk 21 501-07, nr. 947).

Programmaparameters

Griekenland heeft tijdens de Eurogroep aangegeven afstand te willen doen van bepaalde buffers in haar kaspositie. Deze buffers zouden worden opgebouwd als onderdeel van het nieuwe leningenprogramma, maar dit wordt nu deels uitgesteld tot na 2014. De vrijgespeelde financiële middelen zullen direct bijdragen aan het dekken van de financieringsbehoefte.

Maatregelen private sector

Schuldterugkoop

Griekenland heeft de Eurogroep geïnformeerd de uitstaande private schuld, de zogenaamde nieuwe Griekse staatsobligaties (new Greek Government Bonds, nGGBs), terug te willen kopen tegen een significante afslag om een bijdrage te leveren aan het herstel van de schuldhoudbaarheid. Door het terugkopen tegen een significante afslag zal de private sector opnieuw gevraagd worden een bijdrage te leveren aan het terugdringen van de Griekse schuld na de eerdere bijdrage in de obligatieomruil van februari jl. Het totale verlies voor de private sector in netto contante waarde kwam na de obligatieomruil in februari reeds uit op 75%. De omvang van de uitstaande nieuwe Griekse staatsobligaties bedraagt circa 62 miljard euro. Tevens heeft Griekenland aangegeven de schuld van de zogenaamde hold-out obligatiehouders van de oude Griekse staatsobligaties (de obligatiehouders die niet hebben mee gedaan in de obligatieomruil) te willen terugkopen. De omvang van de oude uitstaande Griekse staatsobligaties bedraagt circa 4 miljard euro.

Om de uitstaande private schuld terug te kopen heeft Griekenland financiële middelen nodig. Daarbij dient een dergelijke terugkoop snel te geschieden. Griekenland zal dit proces beginnen waarbij is aangegeven dat de aanbiedingsprijs niet hoger zal liggen dan de marktprijs die vrijdag 23 november jl. genoteerd werd. Het definitieve besluit daarover staat voor 13 december gepland. Aangezien door het totale pakket aan maatregelen de financieringsbehoefte voor Griekenland, los van de schuldterugkoop, meer dan strikt noodzakelijk gedekt is, zal de schuldterugkoop gefinancierd moeten worden binnen de financiële kaders van het leningenprogramma van 109 miljard euro van EFSF aan Griekenland. Er zal nog bezien moeten worden hoe het volledige berdrag voor de schuldterugkoop zal worden voorgefinancierd. Het effect op de financieringsbehoefte van Griekenland en de schuldhoudbaarheid is afhankelijk van het succes van deze operatie.

Bail-in junior (achterstelde) schuldeisers (subordinated debt holders)

Onderdeel van de tweede tranche uit het leningenprogramma is de tweede ronde bankenherkapitalisatie. Hiervoor is binnen deze tranche circa 23 miljard euro gereserveerd voor vier Griekse banken. Door junior schuldeisers mee te nemen (bail-in) in de herstructurering van de Griekse banken kan 0,6 miljard euro bespaard worden in de publieke bijdrage aan deze herstructurering.

Maatregelen lidstaten van de eurozone

Renteverlaging op de bilaterale leningen (Greek Loan Facility – GLF)

Na eerdere renteverlagingen in 2011 en 2012, bestaat er nog steeds een opslag op de bilaterale leningen die onder de Greek Loan Facility (GLF) zijn uitgekeerd1. Griekenland betaalt momenteel de 3-maands euribor rente plus een renteopslag van 150 basispunten over de bilaterale leningen. De Eurogroep heeft de bereidheid getoond om via een verdere verlaging van de renteopslag met 100 basispunten naar een renteopslag van 50 basispunten een bijdrage te leveren aan het herstel van de schuldhoudbaarheid. Lidstaten die zelf een macro-economisch programma van het EFSF/ESM hebben, hoeven niet mee te doen aan deze renteverlaging gedurende de eigen programmaperiode. Deze renteverlaging draagt voor 0,9 miljard euro bij aan de financieringsbehoefte van Griekenland in 2012–2014 en verbetert de schuldhoudbaarheid in 2020 met 2% BBP.

Securities Market Programme (SMP)

De ECB heeft Griekse staatsobligaties in bezit, die zijn aangekocht in het kader van het Securities Market Programme (SMP). Deze obligaties zijn niet meegenomen in de obligatieomruil van februari jl. Deze obligaties zullen inkomsten opleveren voor de ECB. Deze inkomsten vloeien naar de nationale centrale banken en, afhankelijk van de nationale mechanismen voor winstafdrachten, naar de schatkisten van de eurolanden. De Eurogroep is bereid om 100% van de SMP-inkomsten vanaf budgetjaar 2013 door te geven aan Griekenland. Lidstaten die zelf een macro-economisch programma van het EFSF/ESM hebben hoeven deze inkomsten niet door te geven aan Griekenland gedurende de eigen programmaperiode. Het doorgeven van 100% van de SMP-inkomsten draagt voor 4,1 miljard euro bij aan de financieringsbehoefte van Griekenland in 2013–2014 en verbetert de schuldhoudbaarheid in 2020 met 4,6% BBP. 2

Uitstel van rentebetalingen van de EFSF-leningen

De Eurogroep is overeengekomen dat Griekenland de rentebetalingen aan het EFSF kan uitstellen met tien jaar. Het uitstel van de rentebetalingen aan het EFSF draagt voor 4,1 miljard euro bij aan de financieringsbehoefte van Griekenland in 2012–2014, maar heeft geen effect op de schuldhoudbaarheid. De rentebetalingen worden namelijk enkel uitgesteld met tien jaar, vanaf 2022 zal Griekenland de rente op de EFSF-leningen alsnog moeten betalen aan het EFSF. Het uitstel leidt tegen die tijd tot extra rentebetalingen voor Griekenland. Omdat het EFSF zijn schuldhouders in de tussenliggende periode wel moet betalen, zal het EFSF een grotere kasreserve aanhouden. Deze kasreserve telt niet mee in de schuld van de garanderende lidstaten3.

Renteverlaging op EFSF-leningen

Griekenland betaalt momenteel de financieringskosten (cost of funding) van het EFSF als rentevergoeding voor de EFSF-leningen. Deze financieringskosten bestaan onder andere uit een guarantee fee, jaarlijkse service fee (deze twee opslagen dekken de operationele kosten en dragen bij aan de reserve) en de inleenkosten van het EFSF. De Eurogroep is overeengekomen dat het EFSF de guarantee fee niet meer in rekening zal brengen aan Griekenland. Dit betekent concreet een renteverlaging van 10 basispunten. Deze renteverlaging draagt voor 0,2 miljard euro bij aan de financieringsbehoefte van Griekenland in 2012–2014 en verbetert de schuldhoudbaarheid in 2020 met 0,6% BBP.

Verlengen van de looptijden van de bilaterale leningen en de EFSF-leningen

De Eurogroep stelt voor om de looptijden van de bilaterale leningen onder de Greek Loan Facility (GLF) en van de EFSF-leningen te verlengen met 15 jaar. Deze maatregel draagt bij aan het vergroten van de kans op markttoegang voor Griekenland door het uitstellen van de relatief grote hoeveelheid aan aflossing in 2020. De aflossingen worden nu over een langere periode uitgesmeerd. Deze maatregel draagt niet bij aan het verkleinen van de financieringsbehoefte van Griekenland in de programmaperiode, omdat Griekenland ook onder de huidige afspraken uit het nieuwe leningenprogramma pas vanaf 2020 zou moeten beginnen met het aflossen van de leningen (zie Kamerbrief nieuw leningenprogramma Griekenland, Tweede Kamer Vergaderjaar 2011–2012 Kamerstuk 21 501-07 nr. 893).

Gevolgen voor Nederland

Het verlagen van de rentemarge op de bilaterale leningen aan Griekenland (GLF) en het uitkeren aan Griekenland van de SMP-inkomsten hebben gevolgen voor de Nederlandse begroting. De renteverlaging op de EFSF-leningen (afschaffen guarantee fee), het uitstellen van de rentebetalingen aan het EFSF en het verlengen van de looptijden van de bilaterale leningen en de EFSF-leningen hebben geen direct effect op de Nederlandse begroting. Wel betekent het verlengen van de looptijden van de EFSF-leningen dat lidstaten langer garant staan voor de leningen aan Griekenland.

De mutaties zijn deels relevant voor het EMU-saldo en de schuld. Ten eerste heeft de renteverlaging op de bilaterale leningen aan Griekenland een negatief effect op het EMU-saldo. Renteontvangsten tellen mee in het EMU-saldo; een renteverlaging leidt daarmee tot een verslechtering van het begrotingstekort. Deze maatregel leidt tot derving op de geraamde rente inkomsten van in totaal circa 326 miljoen euro voor de periode 2013–2026 (2026 was het laatste jaar van de GLF voordat tot looptijd verlenging werd besloten) ten opzichte van de raming in de begroting 2013 (zie tabel 1). In de begroting voor 2013 is slechts de reeks tot en met 2017 opgenomen.

Ten tweede heeft het doorgeven van de inkomsten uit de SMP-portefeuille aan Griekenland een negatief effect op de Nederlandse begroting (zie tabel 2). De verwachte inkomsten uit de SMP-portefeuille Griekenland (rentebaten plus disagio) van de Europese Centrale Bank over de periode 2013 t/m 2026 zijn becijferd op ongeveer 578 miljoen euro. Voor de periode 2013 t/m 2026 betekent het 100% doorgeven van de SMP-inkomsten aan Griekenland een tegenvaller voor het EMU-saldo van in totaal circa 578 miljoen euro. De SMP-inkomsten zijn een aflopende reeks; dat wil zeggen dat de SMP-inkomsten in de eerstvolgende jaren het hoogst zijn en dit vervolgens per jaar afloopt.

Tabel 1: Effect renteverlaging 100 bp op de GLF
 

Renteontvangsten geraamd in begroting 2013

Nieuwe raming na Eurogroep

Tegenvaller voor NL begroting

Tegenvaller EMU-saldo per jaar

2013–2026

787 mln

461 mln

326 mln

23 mln

Tabel 2: Effect doorgeven 100% SMP-inkomsten
 

Ramingen SMP-inkomsten (ECB cijfers november 2012)

Tegenvaller voor NL begroting

Tegenvaller EMU-saldo per jaar

2013–2026

578 mln

578 mln

41 mln

De exacte tegenvaller voor het EMU-saldo in de periode 2013–2026 is niet met zekerheid te ramen, omdat de renteontwikkeling t/m 2026 en de SMP-portefeuille volatiel zijn en nog nader bezien zal worden hoe de lidstaten die zelf een macro-economisch programma hebben worden gecompenseerd. Op basis van de huidige inzichten betekent de renteverlaging op de GLF en het doorgeven van de SMP-inkomsten over de gehele periode 2013–2026 een tegenvaller op de begroting van gemiddeld minder dan 70 miljoen euro per jaar. De mutaties vallen buiten de kaders, omdat de uitgaven samenhangen met crisisgerelateerde maatregelen zoals vastgelegd in de begrotingsregels.

Bij een volgend regulier besluitvormingsmoment zal ik de effecten van de maatregelen verwerken in begroting IX.

Tot slot

De verschillende risico’s afwegend, ben ik van mening dat het pakket een basis vormt dat perspectief biedt aan Griekenland en het uitzicht verbetert op herstel van vertrouwen en financiële stabiliteit in de eurozone. Het pakket vormt geen garantie dat de problemen in Griekenland in zijn geheel opgelost zijn. Griekenland zal de komende periode forse maatregelen moeten nemen en laten zien dat het de noodzakelijke hervormingen implementeert. Ik ben hiermee voornemens in te stemmen met de tranches die voor 2012 gepland stonden en een deel van de tranche die voor het eerste kwartaal van 2013 gepland staat.

De eerste uitbetaling zal in december geschieden, na definitieve goedkeuring door de Eurogroep. Hiervan zal 23,8 miljard euro geoormerkt worden voor de tweede ronde herkapitalisatie van Griekse banken en 10,6 miljard euro voor de financiering van het tekort. Het overige bedrag zal niet in een keer ter beschikking komen van Griekenland, maar in drie sub-tranches. De Trojka zal doelstellingen identificeren in lijn met de voorwaarden uit het MoU waaraan Griekenland zal moeten voldoen om daadwerkelijk in aanmerking komen voor dat gedeelte van de tranche. Hierbij merk ik op, ook in reactie op de eerder genoemde motie van lid Van Huijm over een effectievere aanpak van de belastingontduiking in Griekenland, dat een van deze doelstellingen de implementatie van de belastinghervorming in januari is.

Zoals gezegd, zal de Eurogroep gevraagd worden definitief in te stemmen met het in deze brief voorgelegde pakket aan maatregelen op een extra ingelaste bijeenkomst op 13 december. Ik vraag de Tweede Kamer dan ook voor die tijd haar oordeel te geven over de Nederlandse inzet.

Ik hoop u voldoende geïnformeerd te hebben.

De minister van Financiën, J.R.V.A. Dijsselbloem


X Noot
1

Over deze eerdere verlagingen informeerde ik de Tweede Kamer onder andere in de eerste suppletoire begroting in 2011 en in het verslag naar aanleiding van de Eurozonetop van 21 juli 2011 (Tweede Kamer Vergaderjaar 2010–2011 Kamerstuk 21 501-07 nr. 821).

X Noot
2

Met deze afspraak vervalt de eerdere afspraak met betrekking tot de SMP-inkomsten, dat deze gebruikt zouden worden voor enerzijds de verlaging van de rente op de bilaterale leningen van en anderzijds de betalingen aan Griekenland samenhangend met de investeringsportefeuille van de Nederlandsche Bank (zie Kamerbrief nieuw leningenprogramma Griekenland, Tweede Kamer Vergaderjaar 2011–2012 Kamerstuk 21 501-07 nr. 893).

X Noot
3

De bijgevoegde notitie van het EFSF impliceert dat Eurostat de verhoging van de kasbuffer van het EFSF niet zal toereken aan het Griekse leningenprogramma en daarmee niet wordt toegerekend aan de schuld van de garanderende lidstaten.

Naar boven