21 501-07 Raad voor Economische en Financiële Zaken

Nr. 1920 BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 30 januari 2023

Hierbij zend ik u het verslag van de Eurogroep en Ecofinraad van 16 en 17 januari 2023 in Brussel.

In het verslag ga ik tevens in op mijn toezegging uit het Commissiedebat Eurogroep/Ecofinraad van 1 december 2022 aan de heer Van Dijck (PVV) over leningen van de Europese Commissie op de kapitaalmarkt (Kamerstuk 21 501-07, nr. 1917). Ook geef ik in dit verslag aan hoe ik uitvoering geef aan de motie van de leden Grinwis en Inge van Dijk om uiteen te zetten welke maatschappelijke meerwaarde de digitale euro boven een nationale bank in publieke handen heeft.1 In het verslag attendeer ik uw Kamer ook op het proces en de informatievoorziening rond de goedkeuring van aangepaste herstelplannen in het kader van de RRF. Voor de komende tijd worden veel aangepaste herstelplannen verwacht. Daarnaast geef ik uw Kamer een toelichting op het akkoord tussen de Raad en het Europees Parlement over REPower-EU.

Tot slot treft u als bijlage het kwartaaloverzicht van lopende EU-wetgevingsonderhandelingen op het terrein van het Ministerie van Financiën, conform de afspraken omtrent EU-informatievoorziening.

De Minister van Financiën, S.A.M. Kaag

Verslag Eurogroep en Ecofinraad 16 en 17 januari

Eurogroep

Uitbreiding van de eurozone: omschakeling op contante euro's in Kroatië

De Eurogroep ging van start met een verwelkoming van Kroatië als nieuw lid van de eurozone. De Kroatische Minister van Financiën, de Europese Commissie (de Commissie) en de Europese Centrale Bank (ECB) gaven de leden van de Eurogroep een update over de introductie van de euro in Kroatië per 1 januari 2023 en de transitie van de kuna naar de euro. Kroatië ontving complimenten voor het goede verloop van deze omschakeling. Zoals gebruikelijk bij toetreding van een nieuw lid tot de eurozone werd een nieuwe groepsfoto gemaakt.2

Digitale euro – stand van zaken

De Eurogroep besprak de laatste stand van zaken met betrekking tot de gedachtewisselingen over een mogelijke digitale euro en het aankomende proces. De ECB gaf een presentatie waarin verschillende aspecten van de digitale euro werden belicht. Er was aandacht voor de internationale rol van de euro, het belang van privacy, het vraagstuk van (niet-)programmeerbaarheid en de rol van intermediairs bij een mogelijke introductie van de digitale euro. Vervolgens grepen diverse leden van de Eurogroep de gelegenheid aan om de voor hen belangrijke aspecten van een digitale euro te benadrukken. In verschillende bijdragen werd het belang benadrukt van het voeren van een gedegen politieke discussie over de digitale euro.

Na afloop van het gesprek bracht de Eurogroep een verklaring uit over de digitale euro. Deze verklaring bevat een samenvatting van de in de afgelopen maanden gevoerde gesprekken binnen de Eurogroep over de digitale euro, waarover uw Kamer regelmatig is geïnformeerd via de verslagen van de Eurogroep. Ook geeft de verklaring een schets van de verdere betrokkenheid van de Eurogroep bij dit project, in ieder geval totdat de Commissie met het voorgenomen wetsvoorstel komt.3

In deze verklaring zijn, in samenwerking met landen als Frankrijk, Spanje, Italië en Duitsland, voor Nederland belangrijke randvoorwaarden opgenomen. Dit is in lijn met verschillende moties die door de Tweede Kamer op het thema zijn aangenomen naar aanleiding van het tweeminutendebat over de digitale euro van 14 december jl. (Handelingen II 2022/23, nr. 35, Tweeminutendebat Digitale Euro) en in lijn met mijn inzet zoals geformuleerd de geannoteerde agenda en het schriftelijk overleg met de Tweede Kamer ter voorbereiding van deze Eurogroep. Zo staat onder meer in de verklaring dat bij een eventuele invoering van een digitale euro 1) besluitvorming over invoering van de digitale euro en de belangrijkste kenmerken daarvan politieke besluitvorming vergt 2) er geen sprake zal zijn van een programmeerbare digitale euro 3) een mogelijke digitale euro complementair moet zijn aan contant geld 4) een hoog niveau van privacy zal bevatten 5) er duidelijke voordelen moeten bestaan voor consumenten, bedrijven en bredere economie en 6) gestoeld moet zijn op Europese infrastructuur.

Motie van de leden Grinwis en Inge van Dijk om uiteen te zetten welke maatschappelijke meerwaarde de digitale euro boven een nationale bank in publieke handen heeft

Graag kom ik in dit verslag ook terug op de uitvoering van de motie van de leden Grinwis en Inge van Dijk waarin de regering is verzocht om uiteen te zetten welke maatschappelijke meerwaarde de digitale euro boven een nationale bank in publieke handen heeft.4

De verdeling tussen publieke en private verantwoordelijkheden binnen het huidige geldstelsel is een maatschappelijk relevant thema. Begin 2016 heeft er een apart Kamerdebat plaatsgevonden over dit thema, naar aanleiding van het burgerinitiatief «Ons Geld» en een gewijzigde motie van uw Kamer.5 De Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) heeft vervolgens een onderzoek naar de werking van het geldstelsel uitgevoerd. Het rapport dat dit onderzoek heeft opgeleverd, genaamd «Geld en schuld: De publieke rol van banken», heeft de WRR in 2019 aan het kabinet aangeboden.

In het verlengde van deze discussies, heeft uw Kamer op 14 december jl. tijdens het tweeminutendebat digitale euro gevraagd naar de visie van het Kabinet op de eventuele maatschappelijke meerwaarde van een digitale euro ten opzichte van een nationale (deposito)bank in publieke handen.

In de kabinetsreactie op het WRR-rapport «Geld en schuld: de publieke rol van banken» en de initiatiefnota van het lid Alkaya «100% veilig sparen en betalen» gaat mijn voorganger uitgebreid in op de afwegingen van het kabinet om destijds de invoering van digitaal centralebankgeld verder te verkennen.6 Het kabinet koos er toen voor om een nationale (deposito)bank in publieke handen niet verder te verkennen. Ik schets hieronder kort de afwegingen die genoemd zijn als redenen hiervoor. Deze afwegingen zijn nog steeds van toepassing.

Een belangrijke reden die genoemd wordt voor het opzetten van een depositobank in publieke handen is om sparen voor burgers minder risicovol te maken. Er zijn voor spaarders echter reeds voldoende mogelijkheden om geld veilig te kunnen stallen. In Europese regelgeving is afgesproken dat spaargeld gestald bij banken tot EUR 100.000 verzekerd is onder het depositogarantiestelsel. Wanneer een bank faalt, krijgen spaarders hun spaartegoeden tot EUR 100.000 terug uit het depositogarantiefonds. Bovendien worden aan private banken strikte eisen gesteld om ervoor te zorgen dat zij weerbaar zijn, waaronder op het gebied van buffers. Het opzetten van een depositobank in publieke handen met als doel om sparen voor burgers minder risicovol te maken is niet doorslaggevend.

Daarnaast is het de vraag of een depositobank in publieke handen zelfstandig levensvatbaar zal zijn. Een depositobank in publieke handen maakt net als ieder andere bank kosten en loopt risico’s, waarvan het niet waarschijnlijk is dat deze uit de normale bedrijfsvoering opgevangen kunnen worden. Een depositobank dient onder de huidige regelgeving mogelijk ook bij te dragen aan het depositogarantiestelsel. Dat maakt het bedrijfsmodel van een depositobank naar verwachting niet levensvatbaar in het bestaande bankenlandschap, zonder bijdrage vanuit de overheid. Het is daarmee sterk de vraag of een depositobank in lijn zou zijn met het Europese mededingingsbeleid, gezien het risico op marktverstoring en het ongelijke speelveld met andere banken.

Aan het verkennen van de digitale euro liggen andere redenen ten grondslag. De digitale euro kan helpen om ook in de toekomst grip te houden op ons betalingsverkeer. Daarnaast kan de digitale euro zorgen dat publiek geld een centrale plek in ons geldstelsel blijft behouden, als aanvulling op contant geld. Juist de verankering van de publieke aanwezigheid in het geldstelsel was een belangrijke aanbeveling van de WRR. Ook kan de digitale euro, net als een depositobank overigens, bijdragen aan diversiteit in de financiële sector. Daarbij geldt dat de operationele beperkingen die gelden voor een depositobank, niet aan de orde zijn bij de digitale euro. Voor de digitale euro zal de ECB geen bankvergunning hoeven aan te vragen en zullen de tegoeden niet gedekt hoeven worden onder het depositogarantiestelsel.

Een mogelijke invoering van de digitale euro vraagt een zorgvuldige afweging en kan alleen op basis van politieke besluitvorming. De beginvraag voor het kabinet bij een invoering van de digitale euro is in ieder geval dat er duidelijke voordelen moeten zijn voor consumenten, bedrijven en de bredere maatschappij. Cruciale voorwaarden bij een wetsvoorstel voor de digitale euro zijn voor het kabinet dat de privacy is gewaarborgd, dat er overeenstemming is met het anti-witwasraamwerk, dat er waarborgen zijn voor de financiële stabiliteit en dat programmeerbaarheid van de digitale euro onmogelijk moet zijn.

Economische situatie en artikel IV-evaluatie van het beleid van de eurozone door het IMF – tussentijds bezoek

Het Internationaal Monetair Fonds presenteerde de resultaten van zijn tussentijds bezoek in het kader van artikel IV. De IMF-evaluatie van de eurozone wordt medio 2023 afgerond. Daarnaast gaven de instellingen (de Europese Centrale Bank, de Europese Commissie en het Europees Stabiliteitsmechanisme) een uiteenzetting over de meest recente macro-economische ontwikkelingen en vooruitzichten. De instellingen waren voorzichtig optimistisch over de vooruitzichten op langere termijn, aangezien de piek van de inflatie voorbij lijkt te zijn en deze weer lijkt af te nemen.

Coördinatie van het begrotingsbeleid in de eurozone – casestudy’s over steun aan huishoudens en bedrijven in het kader van de hoge energieprijzen

Het volgende gespreksonderwerp van de Eurogroep was de manier waarop eurolanden steun aan huishoudens en bedrijven verlenen in reactie op de hoge energieprijzen. Hiertoe gaven Nederland en Frankrijk een presentatie over de genomen maatregelen in hun land. Nederland ging in op het tijdelijke energieprijsplafond. In de presentatie werd teruggeblikt op de manier waarop het prijsplafond tot stand is gekomen, zowel wat betreft de inhoud als het proces. Op die manier werd inzage gegeven in de afwegingen die leidden tot de keuze voor het huidige prijsplafond. Nederland ontving veel complimenten voor deze presentatie. De leden van de Eurogroep waardeerden in het bijzonder de Nederlandse transparantie over de lastige dilemma’s bij totstandkoming van dit prijsplafond. Ook de presentatie van Frankrijk werd met veel interesse ontvangen. Uit die presentatie bleek dat in Frankrijk voor een aantal generieke maatregelen is gekozen voor kleine bedrijven en huishoudens in combinatie met een aantal gerichte maatregelen voor de meest kwetsbare huishoudens en bedrijven.

Naar aanleiding van de twee presentaties ontstond een gedachtewisseling over de vormgeving van steun aan huishoudens en bedrijven en wat daarbij de belangrijkste praktische en beleidsmatige afwegingen zijn. Diverse leden van de Eurogroep gaven in aanvulling op Frankrijk en Nederland inzicht in de genomen maatregelen in hun land en de voor- en nadelen van de gekozen oplossingen. In verschillende bijdrages werd benadrukt dat het van belang is dat maatregelen tijdelijk en zo gericht als mogelijk moeten zijn.

Eurozone-aspecten van de herziening van het SGP

Een gedachtewisseling vond plaats in de Eurogroep over de eurozone-aspecten van de hervorming van het Stabiliteits- en Groeipact (SGP) en de Macro-economische onevenwichtigheidsprocedure (MEOP). Veel leden van de Eurogroep grepen de gelegenheid aan om de voor hen belangrijke punten in deze herziening en hun specifieke standpunt toe te lichten. Ook Nederland bracht in op welke wijze zij de voor de eurozone relevante elementen uit het voorstel beoordeelt, zoals geschetst in de geannoteerde agenda voor de Eurogroep en Ecofinraad 16 en 17 januari.7 Waar een aantal aanwezigen benadrukten het van belang te vinden om voortgang te maken met de discussie en de herziening, legden anderen er juist de nadruk op voldoende tijd te nemen voor de precieze uitwerking. De bredere bespreking over de toekomst van het SGP zal primair plaatsvinden in de Ecofinraad.

Aanbevelingen voor het economisch beleid van de eurozone voor 2023

De ontwerpaanbevelingen over het economisch beleid van de eurozone voor 2023 werden door de Eurogroep besproken, voorafgaand aan de goedkeuring ervan in de Ecofinraad de volgende dag.

De Raad beveelt aan om in 2023 het gebruik van generieke budgettaire steunmaatregelen te vermijden. Gerichte maatregelen om de impact van de hoge energieprijzen en inflatie voor kwetsbare huishoudens en bedrijven te mitigeren kunnen wel worden ingezet. Ook beveelt de Raad aan om gecoördineerd begrotingsbeleid te voeren om de houdbaarheid van publieke schulden te waarborgen en de potentiële economische groei op een duurzame manier te verhogen. De Raad beveelt tevens aan om het niveau van publieke investeringen hoog te houden en private investeringen te stimuleren om zo de economische en sociale veerkracht te vergroten en bij te dragen aan de digitale en groene transitie. Daarnaast roept de Raad op om koopkrachtverlies te beperken, met name voor lage inkomens, door middel van loongroei. Zogenaamde tweederonde-effecten voor de inflatie dienen hierbij te worden voorkomen. Ook wordt onderstreept dat steun aan bedrijven tijdelijk moet zijn en gericht moet zijn op levensvatbare bedrijven. De prikkel voor gasbesparingen moet hierbij blijven bestaan. Uit de aanbeveling volgt dat het van belang is om het ondernemingsklimaat te verbeteren door onder andere de effectiviteit van insolventieraamwerken te versterken. Tot slot beveelt de Raad aan om de macro-economische stabiliteit te waarborgen, kredietkanalen tot de economie te behouden en het risico op financiële fragmentatie te voorkomen.

De Eurogroep concludeerde dat de voorliggende aanbevelingen ter goedkeuring kunnen worden doorgeleid naar de Ecofinraad. Hierna zal Europese Raad deze aanbevelingen bekrachtigen, waarna de Raad de aanbevelingen formeel aanneemt.

Overig

Ratificatie ESM-verdrag

De Eurogroep maakte een stand van zaken op van de ratificatie van het gewijzigde ESM-verdrag. Duitsland gaf aan dat het Duitse parlement op 19 december 2022 het gewijzigde verdrag heeft geratificeerd. Alleen Italië en Kroatië moeten het gewijzigde ESM-verdrag nu nog ratificeren.

Beleidsprioriteiten van de Letse regering

De nieuwe Minister van Financiën van Letland Arvils Ašeradens presenteerde de beleidsprioriteiten van de nieuwe Letse regering. Dit is de gangbare praktijk bij het aantreden van een nieuwe regering. Ook de nieuwe Minister van Financiën van Ierland, Michael McGrath, werd welkom geheten. De voorzitter van de Eurogroep, de heer Donohoe, is momenteel Minister van publieke uitgaven en hervormingen van Ierland.

Ecofinraad

Ecofinraad-ontbijt

Tijdens het Ecofinraad-ontbijt werden als eerste drie nieuwe Ministers verwelkomd, namelijk de nieuwe Minister van Financiën van Ierland Micheal McGrath, de nieuwe Minister van Financiën van Letland Arvils Ašeradens en de nieuwe Minister van Economische Zaken van Denemarken Troels Lund Poulsen. Tevens werd melding gemaakt van het feit dat Kroatië per 1 januari 2023 is toegetreden tot de eurozone. Vervolgens gaf de voorzitter van de Eurogroep een terugkoppeling van de Eurogroep. Daarna nam de Europese Commissie het woord om in te gaan op de huidige economische ontwikkelingen en de stand van zaken ten aanzien van de Inflation Reduction Act (IRA). Bij dit onderwerp werd de Europese Investeringsbank (EIB) in de gelegenheid gesteld om een presentatie te geven over de zogenoemde «EIB Investment Survey».

Op basis van de update en presentatie vond een gedachtewisseling plaats tussen de leden van de Ecofinraad over de gevolgen van de IRA en hoe de EU hiermee dient om te gaan. Nederland bracht in dat de EU momenteel een groene transitie doormaakt, dat de EU een pionier is in deze transitie en dat het in beginsel positief is dat de VS ook krachtig beleid voert om de groene transitie te versnellen. Europa moet natuurlijk wel kritisch kijken naar aspecten van het Amerikaanse beleid die de eerlijke handel kunnen verstoren. Nederland gaf aan dat de reactie op de IRA gericht moet zijn om het versterken van de kracht van de EU, o.a. door het verdiepen van de interne markt, het versnellen van procedures en het versterken van de kapitaalmarktunie. Wat betreft financiering gaf Nederland aan dat er reeds veel middelen beschikbaar zijn, die in omvang niet onderdoen voor de VS. Er dient volgens Nederland dan ook gekeken te worden naar hoe deze middelen zo effectief mogelijk ingezet kunnen worden. Ook kan worden bezien welke rol de EIB kan spelen in het stimuleren van de benodigde private investeringen. Tevens gaf Nederland aan open te staan voor vereenvoudiging en versnelling van staatssteunprocedures, maar dat versoepeling van de staatssteunregels (negatieve) consequenties kan hebben voor een gelijk speelveld voor bedrijven. Veel lidstaten gaven in hun bijdrage een soortgelijke boodschap. Ten eerste gaven diverse lidstaten aan dat het van belang is om eerst goed te kijken naar gebruik van bestaande fondsen en inzet van bestaande middelen. Ten tweede merkten verschillende leden van de Ecofinraad op geen voorstander te zijn van een versoepeling van de staatssteunregels.

Presentatie werkprogramma Zweeds voorzitterschap

Zweden is in de eerste helft van 2023 de voorzitter van de Raad van de Europese Unie. Zweden presenteerde het werkprogramma en ging in op de prioriteiten voor het komende halfjaar.8

Economische en financiële impact van de Russische agressie jegens Oekraïne

De Ecofinraad had een gedachtewisseling over de economische en financiële impact van de Russische agressie tegen Oekraïne. De Europese Commissie gaf hiertoe een presentatie over de financieel-economische situatie in Oekraïne en het verloop van de macro-financiële bijstand door de EU. Op 16 januari ondertekende de Europese Commissie een Memorandum of Understanding met Oekraïne, waarna de eerste 3 miljard euro van de macro-financiële bijstand in de vorm van leningen voor 2023 werd uitgekeerd.9 De lidstaten herbevestigden hun solidariteit met Oekraïne. Ook benadrukten ze de coördinerende rol van de EU bij toekomstige steun en wederopbouw.

Uitvoeringsbesluit van de Raad wijziging RRF-plan Luxemburg

De Ecofinraad besloot in te stemmen met het uitvoeringsbesluit ter goedkeuring van een aanpassing van het Luxemburgse herstel- en veerkrachtplan (HVP). Het betrof een technische wijziging van het Luxemburgse HVP die voortvloeit uit het feit dat de voor Luxemburg beschikbare RRF-middelen neerwaarts zijn bijgesteld van de aanvankelijk geschatte 93,5 miljoen euro naar 82,7 miljoen euro.

De aanpassing van het Luxemburgse HVP is de eerste in naar verwachting lange reeks aangepaste RRF-plannen. In de komende maanden zullen naar verwachting nog veel voorstellen volgen voor uitvoeringsbesluiten van de Raad ter goedkeuring van aangepaste herstelplannen. Daarvoor bestaan op grond van de RRF-verordening verschillende aanleidingen, namelijk:

  • een aanpassing van de maximale subsidie-enveloppe op grond van de finale berekening van 30 juni 2022 jl. (zoals in het geval van Luxemburg);

  • een verzoek tot het ontvangen van een (aanvullende) lening uit de RRF;

  • het niet kunnen uitvoeren van een (deel van een) plan op grond van objectieve omstandigheden;

  • het toevoegen van een hoofdstuk met maatregelen die gericht zijn op het halen van de RepowerEU-doelstellingen.

De Tweede Kamer zal steeds voorafgaand aan de besluitvorming in de Raad een kabinetsappreciatie ontvangen van uitvoeringsbesluiten ter goedkeuring van aangepaste herstelplannen. Afhankelijk van de timing van publicatie van stukken zal dit gebeuren via de geannoteerde agenda of via een separate brief. Het kabinet streeft er daarbij naar diverse voorstellen zoveel mogelijk te bundelen.

Europees Semester 2023

Verschillende documenten in het kader van het Europees Semester 2023 lagen ter besluitvorming voor, namelijk Raadsconclusies over het jaarlijkse rapport over het waarschuwingsmechanisme (Alert Mechanism Report, AMR) van de macro-economische onevenwichtighedenprocedure (MEOP), Raadsconclusies over de jaarlijkse analyse van duurzame groeiprioriteiten van de Europese Unie (EU) voor 2022 (Annual Sustainable Growth Survey, ASGS) en de Raadsaanbevelingen over het economisch beleid van de eurozone (Euro Area Recommendations, eurozone-aanbevelingen). De Ecofinraad nam de Raadsconclusies over het AMR en de ASGS aan.10 Ook keurde de Ecofinraad de eurozone-aanbevelingen goed, die reeds in de Eurogroep de dag voorafgaand aan de Ecofinraad werden besproken.11 De aanbevelingen worden doorgeleid naar de Europese Raad zodat deze de aanbevelingen kan bekrachtigen, waarna de Raad de aanbevelingen formeel aanneemt.

Overig

Toezegging aan het lid Van Dijck (PVV) voor een overzicht van wat de Europese Commissie heeft geleend op de kapitaalmarkt en de Nederlandse blootstelling daaraan

Tijdens het Commissiedebat Eurogroep/Ecofinraad van 1 december heb ik toegezegd een overzicht te geven van wat de Europese Commissie heeft geleend op de kapitaalmarkt en de Nederlandse blootstelling daaraan.

De Commissie is gemachtigd om in specifieke gevallen namens de Europese Unie middelen te lenen op de kapitaalmarkt. De programma’s die met deze geleende middelen worden gefinancierd zijn het Europese herstelinstrument (Next Generation EU), Support to mitigate Unemployment Risks in an Emergency (SURE), het European Financial Stabilisation Mechanism (EFSM), en de faciliteit voor betalingsbalanssteun (Balance of Payment; BoP). Eind 2022 heeft de Commissie voor totaal ca. 331 miljard euro geleend voor de diverse programma’s.12

De risico’s voor de Nederlandse begroting die ontstaan doordat de Unie leningen aan lidstaten verstrekt13, worden als garantieverplichting opgenomen op begrotingshoofdstuk IX Financiën en Nationale schuld. Dit is uitgesplitst naar de specifieke instrumenten die de Europese Commissie machtigen om namens de Unie middelen te lenen.14 Bij Ontwerpbegroting 2023 bedroeg de totale garantie van Nederland van deze programma’s ongeveer 46 miljard euro. De Nederlandse garantstelling voor leningen die de Europese Commissie namens de Europese Unie aangaat is gebaseerd op de maximale toegestane schulduitgifte onder elk instrument – en dus niet alleen uitstaande schulden – en heeft zowel betrekking op de hoofdsom als de rentebetalingen. Het eerstvolgende integrale overzicht wordt gepubliceerd bij het Jaarverslag over 2022 in mei. De garantstellingen van Nederland kunnen wijzigen als gevolg van wijzigingen in de (maximale) omvang van de leningen, wijzigingen in het bni-aandeel van Nederland in het EU-bni en gewijzigde renteverwachtingen.

Voorlopig akkoord REPower EU

Op 14 december hebben de Raad en het Europees Parlement (EP) een voorlopig akkoord bereikt over het REPowerEU voorstel. Dit akkoord bevat voor Nederland veel positieve elementen. Nederland kan daarom instemmen met het voorstel. De verdeelsleutel is ongewijzigd ten opzichte van het Raadsakkoord, waarover uw Kamer is geïnformeerd via het verslag van de Eurogroep en Ecofinraad van 3 en 4 oktober 2022.15 In lijn met de kabinetsinzet wordt in het voorstel rekening gehouden met de uitdagingen die REPowerEU dient te adresseren. Voor de financieringsbron is in lijn met het Raadsakkoord gekozen voor een combinatie van middelen uit het Innovatiefonds en eerder veilen (frontloaden) van ETS-rechten, waarbij het aandeel frontloaden verhoogd is van 25% naar 40%. Eveneens in lijn met de Nederlandse inzet zijn de «Do No Significant Harm»-passages aangescherpt. Op enkele uitzonderingen na zijn investeringen in olie-infrastructuur en -faciliteiten uitgesloten.

Ondanks de vele positieve elementen had Nederland een aantal onderdelen van het akkoord graag anders gezien. Zo is afgesproken dat het Innovatiefonds, waaruit middelen worden ingezet voor REPower EU, gedeeltelijk wordt aangevuld door de verkoop van 27 miljoen ETS-rechten (ca. 2 miljard euro) uit de Marktstabiliteitsreserve (MSR). Nederland heeft zich ingezet om het gebruik van de MSR als financieringsbron te voorkomen. In het Raadsakkoord was de MSR niet opgenomen als financieringsbron. Desalniettemin is dit resultaat wel een grote stap voorwaarts ten opzichte van het originele Commissievoorstel, aangezien daarin het voorstel was om de volledige 20 miljard euro voor REPower EU uit de MSR te financieren. Nederland onderzoekt momenteel nog de mogelijkheid om samen met andere lidstaten een stemverklaring uit te brengen over het gebruik van de MSR, dat vanwege de mogelijke impact op het klimaat op generlei wijze een precedent mag vormen.

Lidstaten worden nu aangemoedigd zo snel mogelijk een REpowerEU-hoofdstuk aan hun Herstel- en Veerkrachtplan toe te voegen en in te dienen bij de Commissie. Zij kunnen daarvoor zowel hun aandeel in de 20 miljard euro subsidies benutten als een deel van de nog beschikbare leningen in de RRF. Bij een positief oordeel daarover zal de Commissie een voorstel doen tot een uitvoeringsbesluit van de Raad ter goedkeuring daarvan.


X Noot
1

Kamerstuk 27 863, nr. 116

X Noot
4

Kamerstuk 27 863, nr. 116

X Noot
5

Kamerstuk 34 346, nr. 18.

X Noot
6

Kamerstuk 35 107, nr. 3.

X Noot
7

Kamerstuk 21 501-07, nr. 1919

X Noot
13

De leningen die de Commissie aangaat op de kapitaalmarkt voor NGEU worden deels gebruikt voor uitgaven in EU-programma’s en deels verstrekt als leningen aan lidstaten. Enkel voor het leningendeel wordt een garantie op de Nederlandse begroting opgenomen. Het giftendeel wordt gefinancierd via de Europese begroting waaraan de lidstaten bijdragen via de reguliere EU-afdrachten.

X Noot
14

Kamerstuk 36 200 IX, nr. 2.

X Noot
15

Kamerstuk 21 501-07, nr. 1901

Naar boven