21 501-07 Raad voor Economische en Financiële Zaken

Nr. 1804 BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 14 december 2021

Daarnaast informeer ik u dat Griekenland heeft aangegeven ongeveer 1,8 mld. euro aan het IMF en 5,3 mld. euro bilaterale leningen onder de Greek Loan Facility (GLF) vervroegd te willen aflossen, zonder ook het Europees Stabiliteitsmechanisme (ESM) en de Europese Financiële Stabiliteitsfaciliteit (EFSF) deels vervroegd af te lossen. Aangezien bij een vervroegde aflossing aan het IMF en de GLF een proportionele aflossingsverplichting aan het ESM en EFSF bestaat, is hiervoor een vrijstelling van deze instellingen noodzakelijk. Het kabinet is voornemens in te stemmen met de vervroegde aflossing van de GLF-leningen en met de vrijstellingen voor de vervroegde aflossingen van zowel de IMF- als de GLF-leningen. U wordt hier in het verslag nader over geïnformeerd.

Verder wordt middels dit verslag voldaan, of wordt u geïnformeerd over, verschillende toezeggingen die gedaan zijn tijdens het Commissiedebat Eurogroep/Ecofinraad van 2 december jl. Het betreft de toezegging om:

  • tijdens de Eurogroep/Ecofinraad met collega’s te spreken over rechtsstatelijkheid Polen (in het kader van de RRF);

  • aandacht te vragen voor het belang van transparantie in de monitoring van de RRF en na te gaan of de Europese Commissie daar voldoende capaciteit voor heeft;

  • de voortgangsrapportage over de bankenunie naar de Kamer te sturen (zie in het verslag een verwijzing naar waar deze rapportage te vinden is);

  • in het verslag van de Eurogroep/Ecofinraad wat uitgebreider in te gaan op de impasse m.b.t. de bankenunie;

  • bij de Ecofinraad aandacht te vragen voor transparantie bij de Gedragscodegroep;

  • in het verslag van de Eurogroep/Ecofinraad in te gaan op de juridische positie van de FIU in de AML-voorstellen.

Tevens wordt u middels dit verslag geïnformeerd over een technische aanpassing ten aan zien van de implementatie van collective action clauses met ééntrapsaggregatie (single limb CAC’s) die voortvloeien uit de wijzigingsovereenkomst van het ESM-verdrag.

Ook stel ik u in het verslag op de hoogte van het mandaat voor onderhandelingen met het Europees Parlement over de wijziging van de Verordening betreffende bij geldovermaking te voegen informatie, waarover binnen de Raad overeenstemming is bereikt.

De Minister van Financiën, W.B. Hoekstra

Verslag Eurogroep en Ecofinraad 6 en 7 december 2021

Eurogroep

Griekenland: Twaalfde enhanced surveillance-rapport

De Eurogroep heeft een terugkoppeling ontvangen van de twaalfde missie in het kader van enhanced surveillance (verscherpt toezicht) naar Griekenland. De missie, waaraan naast de Europese Commissie ook de Europese Centrale Bank, het Europees Stabiliteitsmechanisme (ESM)1 en het Internationaal Monetair Fonds (IMF) 2 deelnamen, heeft plaatsgevonden in Athene op 19 en 20 oktober jl. Het rapport van de Europese Commissie is op 24 november jl. gepubliceerd en geschreven op basis van regulier contact met de Griekse autoriteiten en de bevindingen van de missie.3

Elk kwartaal wordt de balans opgemaakt t.a.v. onder andere de macro-economische ontwikkelingen, overheidsfinanciën, arbeidsmarktbeleid, openbaar bestuur en het rechtssysteem in Griekenland. Daarnaast wordt elk halfjaar, op basis van een verscherpt-toezichtrapport en een terugkoppeling door de Europese instellingen, door de Eurogroep beoordeeld of Griekenland in aanmerking komt voor schuldmaatregelen, zoals afgesproken in juni 2018.4

De Europese Commissie (de Commissie) concludeert dat Griekenland goede voortgang heeft geboekt met de overeengekomen hervormingen. Daarbij wijst de Commissie onder meer op de voltooiing van de hervormingen van de energiesector met het afronden van de anti-trustmaatregelen rondom het staatselektriciteitsbedrijf (Public Power Corporation – PPC) en voortgang op gebied van privatiseringsprojecten waaronder de Egnetia snelweg en de Public Gas Corporation of Greece (DEPA). Ook is voortgang geboekt op het gebied van sociale zekerheid met nieuwe wetgeving voor het bepalen van arbeidsongeschiktheid. Daarnaast is voortgang geboekt met verbetering van het HR-beleid en is een hervorming afgerond bij de administratie van overheidsfinanciën op het gebied van de classificatie van publieke investeringen. Ook zijn verdere stappen gezet op het gebied van anti-corruptiemaatregelen.

De Commissie constateert verder dat op een aantal vlakken de vooruitgang beperkt is. Zo zijn de betalingsachterstanden van de overheid (aan bijvoorbeeld huishoudens, bedrijven en lokale overheden) slechts marginaal afgenomen sinds het tiende rapport, toen de Commissie ook kritisch over de voortgang was. De Griekse overheid heeft toegezegd vanaf oktober dit scherper te zullen monitoren en de Griekse autoriteiten verwachten de achterstanden eind december 2021 te hebben weggewerkt voor wat betreft niet-pensioengerelateerde zaken, en voor pensioengerelateerde achterstanden dit medio 2022 te realiseren. Nederland is van mening dat het belangrijk blijft dat Griekenland onverminderd doorgaat met het doorvoeren van hervormingen. De monitoring van de betaalachterstanden zal daarbij nadrukkelijke aandacht moeten krijgen.

De Eurogroep heeft, op basis van de gemaakte voortgang op de hervormingen, ingestemd met het activeren van de zesde tranche van schuldmaatregelen voor Griekenland, met een omvang van 767 mln. euro. Hierover heeft de Eurogroep een verklaring aangenomen.5 Het betreft een uitkering van SMP/ANFA-middelen en het annuleren van de renteopslag van twee procentpunt op een deel van de EFSF-leningen. Na deze overeenstemming in de Eurogroep is nog een formeel besluit t.a.v. de schuldmaatregelen nodig door de Europese Financiële Stabiliteitsfaciliteit (EFSF) en de Eurogroup Working Group (EWG), waarbij Nederland net als in de Eurogroep voornemens is om in te stemmen.

De Eurogroep is verder geïnformeerd dat Griekenland heeft aangegeven 1,51 Bijzondere Trekkingsrechten (Special Drawing Rights, SDR; ongeveer 1,8 mld. euro) aan leningen van het IMF en 5,3 mld. euro bilaterale leningen onder de Greek Loan Facility (GLF) vervroegd te willen aflossen, zonder ook het Europees Stabiliteitsmechanisme (ESM) en de Europese Financiële Stabiliteitsfaciliteit (EFSF) deels vervroegd af te lossen. Aangezien bij een vervroegde aflossing aan het IMF en de GLF een proportionele aflossingsverplichting aan het ESM en EFSF bestaat, is hiervoor een vrijstelling van deze instellingen noodzakelijk. Indien de vervroegde aflossing aan het IMF doorgang vindt, heeft Griekenland geen uitstaande leningen bij het IMF meer. Dit zou formeel betekenen dat de IMF-betrokkenheid bij de post programme surveillance (PPS) in Griekenland afloopt, hetgeen met het oorspronkelijke aflossingsschema pas eind 2022 voorzien was. Griekenland heeft echter aangegeven het IMF uit te nodigen om betrokken te blijven in het kader van PPS zolang er sprake is van verscherpt toezicht (enhanced surveillance) in Griekenland, wat in ieder geval tot medio 2022 het geval zal zijn. Het ESM stelt vast dat de vervroegde aflossing aan het IMF een marginaal financieel voordeel oplevert voor Griekenland omdat het land tegen een lagere rente op de kapitaalmarkt kan lenen dan de rente die op de IMF-leningen betaald wordt. Een vervroegde proportionele aflossing aan het EFSF en ESM zou volgens het ESM negatief zijn voor de schuldhoudbaarheid, gelet op de rentes en looptijden van die leningen. Het ESM is van mening dat het ESM en het EFSF als crediteur niet benadeeld worden door vervroegde aflossing van het IMF omdat de verplichtingen aan deze instellingen een veel langere looptijd hebben dan de looptijd van de leningen aan het IMF. Om deze reden stelt het ESM dat het passend is voor de EFSF-garantieverleners en de Raad van bewind van het ESM om de vrijstelling te geven. In februari 2021 en november 2019 heeft Griekenland eerder een vervroegde aflossing aan het IMF gedaan. Toen is er ook een vrijstelling door het ESM en EFSF afgegeven, met instemming van Nederland. Ook Ierland, Portugal en Cyprus hebben eerder dergelijke vrijstellingen gekregen van het EFSF en het ESM. Voor Nederland is de betrokkenheid van het IMF bij de Griekse programma’s steeds belangrijk geweest. Dat geldt ook voor de postprogrammamonitoring die het IMF uitvoert naast de postprogrammasurveillance door de Europese instellingen. Om deze reden acht het kabinet het positief dat de Griekse autoriteiten hebben aangegeven het IMF uit te nodigen betrokken te blijven zolang er sprake is van verscherpt toezicht in Griekenland. Nederland vindt het verder positief dat Griekenland ondanks de COVID-pandemie en de bosbranden in staat is om op een financieel voordelige wijze het IMF en de GLF leningen vervroegd af te lossen. Besluitvorming door het ESM en het EFSF over de mogelijke vervroegde aflossing aan het IMF en de GLF vindt naar verwachting in januari plaats. Gelet op het bovenstaande is het kabinet voornemens om in te stemmen met het verstrekken van de benodigde vrijstellingen.

Post-Programme Surveillance (PPS) rapporten Cyprus, Portugal, Ierland & Spanje

De Eurogroep heeft een terugkoppeling ontvangen van de (virtuele) missies naar Cyprus, Portugal, Ierland en Spanje, die hebben plaatsgevonden in het kader van post-programmasurveillance (PPS). De rapporten zijn gepubliceerd op 24 november jl.6 Aan de missies namen de Europese Commissie (de Commissie), de Europese Centrale Bank, het Internationaal Monetair Fonds7 en het Europees Stabiliteitsmechanisme deel. Het doel van PPS is om de economische, budgettaire en financiële ontwikkelingen van een land dat financiële steun heeft ontvangen te monitoren, waarbij ook wordt gekeken naar de (terug)betaalcapaciteit. In alle vier rapporten wijst de Commissie op de negatieve gevolgen van de pandemie en de onzekerheid rondom het economisch herstel hierdoor. Ook kunnen knelpunten aan de aanbodzijde en (tijdelijk) verhoogde energie- en transportprijzen de verwachte economische groei beperken. Desalniettemin worden er geen problemen verwacht betreffende de betalingscapaciteit van de landen.

Cyprus: Het (11e) rapport constateert dat, alhoewel de inkomsten uit toerisme achterblijven, de economie een herstel heeft ingezet gesteund door toenemende binnenlandse vraag. De Commissie verwacht voor 2021 een reële groei van het bbp van 5,4%, die iets afzwakt in 2022 en 2023 naar respectievelijk 4,2% en 3,5%. Wel blijft er een hoge mate van onzekerheid bestaan door mogelijk aanhoudende gevolgen van de pandemie. De verwachting is dat het merendeel van de begrotingsmaatregelen eind november zullen worden afgebouwd. Dit zal er aan bijdragen dat het begrotingstekort van Cyprus in 2022 uitkomt op 1,4% bbp en de staatsschuld ook daalt. Externe onevenwichtigheden, waaronder een aanzienlijk tekort op de lopende rekening van de betalingsbalans, blijven echter een aandachtspunt voor de Cypriotische economie. In de zomer is het Cypriotische herstel- en veerkrachtplan (Recovery and Resilience Plan, RRP) goedgekeurd en het land heeft reeds voorfinanciering ontvangen. Het rapport spreekt de verwachting uit dat Cyprus in staat zal zijn om aan de schuldbetalingen van het ESM te voldoen.

Portugal: Het (14e) rapport benoemt dat de Portugese economische prestaties zijn verbeterd ten opzichte van het vorige rapport. Private consumptie nam sterk toe door het loslaten van contactbeperkende maatregelen. Ook de inkomsten uit toerisme groeiden sterk in het tweede en derde kwartaal. De Commissie verwacht een groei van het bbp-volume van 4,5% in 2021, gevolgd door 5,3% in 2022 en 2,4% in 2023. De Portugese overheidsfinanciën zijn door de pandemie verslechterd, zo bedroeg het begrotingstekort in 2020 5,8%-bbp, maar in 2023 zal Portugal volgens de verwachtingen weer een begrotingstekort van 2,8%-bbp hebben. Met de geleidelijke afschaffing van overheidssteun vanaf oktober, zullen sommige economische sectoren, met name diensten die verband houden met buitenlands toerisme, nog steeds de gevolgen ondervinden van de pandemie. Bovendien zullen door het aflopen van de kredietmoratoria eind september 2021 banken geconfronteerd worden met de risico's van bedrijven in kwetsbare sectoren die aflossingsmoeilijkheden kunnen krijgen. De risico’s omtrent de herfinancierings- en betalingscapaciteit van Portugal blijven volgens het rapport laag. De verwachte afbouw van de staatsschuld, de Europese steunpakketten en ook de hoge vaccinatiegraad versterken de economische vooruitzichten van het land.

Ierland: Het (15e) rapport verwacht dat de Ierse economie in 2021 zeer sterk zal groeien. In het eerste kwartaal bestond deze groei voornamelijk uit de export van multinationals, maar in het tweede kwartaal leverde ook het binnenlands herstel een bijdrage. In 2021 verwacht de Commissie een economische groei van 14,6%. In 2022 zal de groei naar verwachting 5,1% bedragen en 4,1% in 2023. De sociaaleconomische impact van de pandemie is beperkt gebleven door overheidssteun, maar de schulden en tekorten zijn hierdoor toegenomen. Beide zullen in 2022 en 2023 afnemen. Wel zijn er neerwaartse risico’s voor de Ierse overheidsfinanciën door de aanhoudende onzekerheid rondom de pandemie en mogelijke aanpassingen aan het internationale belastingstelsel in 2023. De Ierse financiële sector komt sterk uit de pandemie met kapitaal- en liquiditeitsposities boven de regelgevingsvereisten. Door de blootstelling van Ierse banken aan het MKB kunnen de gevolgen van de pandemie wel later nog zichtbaar worden nadat algemene steunmaatregelen zijn afgelopen. Hierdoor kunnen de niet-presterende leningen toenemen. Het risico omtrent de Ierse schuldbetalingen blijft laag.

Spanje: Het (16e) rapport constateert dat de Spaanse economie deels herstelt van de pandemie in 2021. Na een krimp van het bbp-volume met 10,8% in 2020 verwacht de Commissie dat het herstel in 2021 4,6% bedraagt. In 2022 wordt een sterker herstel verwacht (5,5%) maar pas in begin 2023 zal het niveau van economische activiteit van voor de pandemie worden gehaald. Over heel 2023 verwacht de Commissie een groei van 4,4%. Verwacht wordt dat het Spaanse RRP een significante bijdrage zal leveren aan het herstel. Het Spaanse overheidsbudget blijft kwetsbaar. Zo zal het begrotingstekort in 2023 naar verwachting nog steeds 4,2%-bbp zijn en zal de staatsschuld (116,9%-bbp in 2023) ook hoger blijven dan voor de pandemie. Bovendien erkent het rapport het gevaar dat de verwachting is gewekt dat bepaalde pandemie-gerelateerde uitgavenmaatregelen structureel kunnen worden. De Spaanse financiële sector bleef wel veerkrachtig gedurende de pandemie en het rapport constateert ook dat Spanje het vermogen behoudt om de ESM-schuld af te lossen.

Werkprogramma Eurogroep voor eerste halfjaar van 2022

In de Eurogroep is het werkprogramma voor de Eurogroep van het eerste halfjaar van 2022 toegelicht en aangenomen.8 Voor de Eurogroep wordt gewoonlijk per halfjaar een werkprogramma opgesteld met de onderwerpen die waarschijnlijk besproken zullen worden per vergadering. Dit draagt bij aan meer langetermijnfocus en kan helpen bij het voorbereiden van de discussies.

Terugkerende onderwerpen in het werkprogramma zijn de terugkoppeling van post-programma surveillancemissies (voor Ierland, Portugal, Cyprus, Spanje en Griekenland), discussies rond het Europees semester en gesprekken over de toekomst van de Economische en Monetaire Unie. Daarnaast zal aandacht besteed worden aan herstel en duurzame groei van de economie op de lange termijn, het versterken van de bankenunie, de digitale euro en de internationale rol van de euro. De Eurogroep zal ook spreken over de voor het eurogebied relevante aspecten van de consultaties over de toekomst van het Stabiliteits- en Groeipact en de procedure bij macro-economische onevenwichtigheden.

IMF Artikel IV Consultatie met de eurozone

Het IMF heeft tijdens de Eurogroep een terugkoppeling gegeven van de missie van de Artikel IV consultatie met de Eurozone, die in november 2021 heeft plaatsgevonden. Tijdens deze missie zijn gesprekken gevoerd met verschillende Europese instellingen (bijvoorbeeld met de Europese Commissie en de Europese Centrale Bank) over de macro-economische verwachtingen. Managing Director Georgieva heeft de samenvattende verklaring gepresenteerd.9

Het IMF gaat in deze afsluitende verklaring onder meer in op het begrotingsbeleid van de lidstaten van de eurozone, het monetair beleid van de ECB, de belangrijkste noodzakelijke structurele hervormingen en het beleid gericht op de financiële sector. Specifiek ten aanzien van het begrotingsbeleid geeft het IMF onder meer aan dat voor de eurozone in 2022 nog verruimend beleid nodig is, maar dat dit meer en meer gericht moet zijn op de meest geraakte sectoren en gezinnen. De sterke ontwikkeling van de arbeidsmarkt en de private consumptie in de eurozone maken generieke programma’s om banen te behouden minder nodig. Landen met hoge schulden hoeven in de ogen van het IMF pas te beginnen met het opbouwen van buffers als het herstel duidelijk onderweg is, maar het is wel nodig nu al geloofwaardige bezuinigingsplannen aan te kondigen, aldus het IMF. Specifiek ten aanzien van het Europese herstelfonds merkt het IMF op dat dit bij kan dragen aan het versnellen van het herstel en het doorbreken van het patroon van toenemende verschillen tussen lidstaten, maar dat ambitieuze plannen en een zorgvuldige balans vereist zijn tussen enerzijds snelle betalingen en anderzijds zorgvuldige implementatie met inachtneming van de implementatiecapaciteit in landen.

Op basis van de missie zal het IMF een rapport opstellen met daarin de appreciatie van de macro-economische vooruitzichten en het gevoerde beleid. Na een bespreking van het rapport in de Raad van bewindvoerders van het IMF zal het rapport gepubliceerd worden.

Presentatie van de Europese Commissie van de ontwerpaanbevelingen voor de eurozone

De Europese Commissie heeft in de Eurogroep haar aanbeveling voor een Raadsaanbeveling betreffende het economisch beleid in de eurozone gepresenteerd10, die op 24 november jl. gepubliceerd werd als onderdeel van het herfstpakket.11 Naar verwachting zal de Eurogroep de ontwerpaanbevelingen in januari inhoudelijk bespreken.

Wat betreft de eurozone-aanbeveling doet de Europese Commissie dit jaar een voorstel voor aanbevelingen om in 2022 expansief begrotingsbeleid te voeren waarbij de focus geleidelijk verschuift naar investeringen. Daarbij wordt aanbevolen om gedifferentieerd begrotingsbeleid te voeren waarbij onder andere de staat van het economisch herstel en de overheidsfinanciën in acht worden genomen. Daarbij dient het begrotingsbeleid gericht te zijn op het bereiken van houdbare overheidsfinanciën op de middellange termijn. De tweede aanbeveling heeft onder andere betrekking op het waarborgen van een eerlijk en efficiënt belastingsysteem. Ook dienen noodmaatregelen gericht op de arbeidsmarkt geleidelijk te verschuiven naar herstelmaatregelen. In aanbeveling drie wordt onder andere opgeroepen om de effectiviteit van steunmaatregelen te monitoren en steun gerichter en tijdelijk te verlenen. Daarnaast is het van belang om de capaciteit van de insolventieraamwerken te versterken de voortgang te maken met het verdiepen van de kapitaalmarktunie. De vierde aanbeveling gaat in op het belang om institutionele raamwerken verder te versterken. Ook wordt er aanbevolen om de kwaliteit van de overheidsfinanciën te verbeteren. Tot slot wordt er in de laatste aanbeveling onder andere het belang onderstreept om de macro-economische stabiliteit te waarborgen en de bankenunie af te ronden.

Voorafgaand aan de bespreking in de Eurogroep in januari zal de Kamer een brief ontvangen met een uitgebreide kabinetsappreciatie van het herfstpakket. In deze brief zal ook worden stilgestaan bij de ontwerpaanbevelingen voor de eurozone. Na bespreking van de ontwerpaanbevelingen in de Eurogroep in januari zal de Raad van de Europese Unie (de Raad) de (aangepaste) aanbeveling goedkeuren. Hierna zal Europese Raad deze aanbeveling bekrachtigen, waarna de Raad de aanbevelingen formeel aanneemt.

Beoordeling ontwerpbegrotingen en de budgettaire situatie en vooruitzichten van de Eurozone als geheel

In de Eurogroep is gesproken over de ontwerpbegrotingen voor 2022 die de eurolanden medio oktober hebben ingediend bij de Europese Commissie (de Commissie) en de opinies van de Commissie over deze ontwerpbegrotingen.12 Daarnaast is ook gesproken over de budgettaire situatie en vooruitzichten in de eurozone als geheel. De Eurogroep heeft hierover een verklaring aangenomen.13

De opinies van de Commissie ten aanzien van de ontwerpbegrotingen zijn gepubliceerd op 24 november 2021. Voor Portugal is geen opinie gepubliceerd omdat de ingestuurde ontwerpbegroting door het Portugese parlement is afgekeurd.

De beoordeling van de ontwerpbegrotingen heeft dit jaar als gevolg van de COVID-19-crisis een ander karakter dan in voorgaande jaren. De beoordeling is gebaseerd op de landspecifieke aanbevelingen van de Raad van de Europese Unie t.a.v. het begrotingsbeleid voor 2022 (vastgesteld in juli 2021). Deze aanbevelingen zijn net als de adviezen voor de begroting van 2021 alleen kwalitatief van aard, zonder numerieke doelstellingen. Waar alle landen vorig jaar echter nog precies dezelfde aanbeveling kregen, heeft de Europese Commissie in de aanbevelingen voor de begroting van 2022 wel gedeeltelijk onderscheid gemaakt in haar adviezen op basis van de schuldpositie van landen. Landen met lage en middelhoge publieke schulden, waaronder Nederland, zijn opgeroepen door de Europese Commissie om een verruimend begrotingsbeleid te voeren, terwijl landen met hoge schulden zijn opgeroepen een prudent begrotingsbeleid na te streven en de middelen uit het herstelfonds te benutten voor additionele investeringen. Alle landen zijn opgeroepen nationale investeringen te handhaven en groei van lopende publieke uitgaven onder controle te houden teneinde toekomstige begrotingen niet permanent te belasten, waarbij landen met hoge schulden ook zijn geadviseerd laatstgenoemde groei te beperken.

Voor de eurozone als geheel adviseerde de Europese Commissie in juni 2021 om in 2022 een verruimend begrotingsbeleid te handhaven. Op basis van haar analyse van alle ontwerpbegrotingen gezamenlijk verwacht de Europese Commissie voor 2022, als gevolg van het aflopen van tijdelijke maatregelen om de pandemie op te vangen en aantrekkende groei, een aanzienlijke daling van het begrotingstekort (7,5% in 2021 naar 4,1% in 2022 voor de eurozone als geheel, grotendeels in lijn met de recent gepubliceerde herfstraming). Wanneer de Europese Commissie het terugdraaien van dergelijke tijdelijke noodmaatregelen niet meerekent en zich baseert op de reguliere uitgavenontwikkeling ten opzichte van de langjarige ontwikkeling van de potentiële groei resteert over de eurozone als geheel niettemin een verruimend begrotingsbeleid ter grootte van ongeveer 1% bbp in 2022. De belangrijkste bijdrage aan dit verruimend begrotingsbeleid (ca. driekwart) is in diverse lidstaten, inclusief in enkele lidstaten met hoge schulden, een toename van lopende publieke uitgaven en belastingverlagingen zonder dekking, hetgeen in enkele landen een forse impact kan hebben op de houdbaarheid van de openbare financiën. Met de verhoging van lopende uitgaven boven het langjarige groeipotentieel wordt een ook voor 2020 en 2021 geobserveerde trend doorgezet. Voor het resterende kwart wordt het verruimende begrotingsbeleid gedreven door hogere nationale en door de EU via het herstelfonds gefinancierde investeringen.

Er heeft alleen een kwalitatieve beoordeling van de ontwerpbegrotingen van de individuele landen voor 2022 plaatsgevonden. Ten aanzien van landen met lage en middelhoge schulden stelt de Commissie dat al deze landen met uitzondering van Slowakije en Malta verruimend begrotingsbeleid voeren, nationale investeringen vrij goed beschermen en middelen van het herstelfonds voor extra investeringen inzetten, waarbij dit voor Nederland nog niet kan worden beoordeeld omdat nog geen plan is ingediend. Ten aanzien van de landen met hoge schulden stelt de Commissie dat over het algemeen de ontwerpbegrotingen voldoen aan de landspecifieke aanbevelingen, in de zin dat ze middelen uit het herstelplan gebruiken voor aanvullende investeringen alsook nationale investeringen op peil houden. België, Frankijk, Italië, Spanje en Griekenland wordt wel gewaarschuwd dat het, gezien hun schuldniveaus en de grote uitdagingen t.a.v. de schuldhoudbaarheid op de middellange termijn die al voor de uitbraak van de pandemie bestonden, belangrijk is om een prudent begrotingsbeleid te voeren ten behoeve van gezonde overheidsfinanciën op middellange termijn. Op basis van de bovenstaande observaties van de Europese Commissie ten aanzien van zowel landen met hoge en middelhoge schulden alsook de landen met hoge schulden ondersteunt de Eurogroep in haar verklaring het oordeel van de Europese Commissie dat de 2022 ontwerpbegrotingen in het algemeen in overeenstemming zijn met de landenspecifieke aanbevelingen. In het geval van Italië constateert de Europese Commissie dat de groei van nationale lopende uitgaven onvoldoende wordt beperkt en deze groei een aanzienlijke bijdrage levert aan verruimend begrotingsbeleid in Italië. Italië wordt uitgenodigd maatregelen te nemen om de groei van de lopende uitgaven alsnog te beperken. De Eurogroep heeft in haar verklaring de landen met hoge schulden die de groei van de lopende uitgaven onvoldoende beperken opgeroepen om de noodzakelijke maatregelen in de begroting te nemen.

Voorbereiding Eurotop

En marge van de Europese Raad van 16 en 17 december 2021 zal een Eurotop worden gehouden. Tijdens de vorige Eurotop op 25 juni 2021 (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1721) is gesproken over het economisch herstel in het kader van de COVID-19-crisis en de voortgang op het gebied van versterking van de Economische en Monetaire Unie (EMU), specifiek de bankenunie en de kapitaalmarktunie.14 Deze keer zal de Eurotop naar verwachting wederom stilstaan bij deze onderwerpen. De Eurogroep heeft tijdens een diner over de voorbereiding voor de Eurotop gesproken, waarbij lidstaten hebben aangegeven voorstander te zijn van versterking van de bankenunie en de kapitaalmarktunie. De voorzitter van de Eurogroep zal de Europese Raad informeren over de voortgang op deze dossiers en stuurt hierover een brief aan de voorzitter van de Europese Raad.15

Bankenunie

Tijdens het diner van de Eurogroep in inclusieve samenstelling is gesproken over de voortgang op het werkplan om richting te geven aan de vervolgstappen op de vier werkstromen binnen het bankenuniedossier: het Europees Depositogarantiestelsel (EDIS), de herziening van het crisisraamwerk voor falende banken, omgang met grensoverschrijdende banken en de weging van staatsobligaties (RTSE). Op basis van een mandaat van de Eurotop uit december 2020 is door de High Level Working Group (HLWG) het eerste half jaar van 2021 gewerkt aan dit werkplan. Na de Eurogroep van 17 juni jl. (Kamerstuk 21 501-07, nr. 1762) is afgesproken om meer tijd te nemen om tot een werkplan te komen, waarbij werd ingezet op eind 2021. Binnen de Eurogroep bestaat overeenstemming dat gelijktijdige voortgang op de vier werkstromen wenselijk is. Lidstaten blijven hierbij hun prioriteiten binnen de bankenunie benadrukken. Evenredige voortgang op alle vier de werkstromen blijft daardoor ingewikkeld. In het Commissiedebat van 2 december jl. is door de Staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst een toezegging gedaan om in dit verslag meer informatie te geven over de impasse rondom de bankenunie. Conform deze toezegging wordt kort ingegaan op de vier werkstromen binnen het bankenuniedossier, in lijn met het verslag Eurogroep en Ecofinraad van 16 april 2021 (Kamerstuk 21 501-07, nr. 1752).

Crisismanagementraamwerk

Binnen de HLWG is veel discussie over de toepasbaarheid van het crisisraamwerk voor alle typen banken. Het Europese bankenlandschap is erg divers, en in de HLWG wordt gesproken hoe het crisisraamwerk daar beter op kan aansluiten. Sommige lidstaten, waaronder Nederland, hebben een relatief geconcentreerde bankensector met enkele grotere universele banken. In andere lidstaten bestaat de bankensector echter voor een groot deel uit meer regionaal geënte spaarbanken met een beperkte omvang. Ook zijn er lidstaten waar de bankensector grotendeels in eigendom is van buitenlandse banken. Het onderscheid tussen deze sectoren maakt dat lidstaten anders in discussies over onder meer het crisisraamwerk staan.

Het crisisraamwerk voor banken dient ertoe om het falen van banken op een goede wijze op te kunnen vangen. De doelstelling van het raamwerk is om falende banken via faillissement, of bij grotere banken via resolutie, zonder de inzet van publieke middelen, ordentelijk af te wikkelen en de financiële stabiliteit te waarborgen en gedekte deposito’s te beschermen. Het resolutieraamwerk kent sterke waarborgen om het gebruik van publieke middelen zoveel mogelijk te voorkomen. Sinds de implementatie van de Bank Recovery and Resolution Directive (BRRD) in 2016 is het resolutieraamwerk echter nog maar beperkt gebruikt. In veel gevallen is voor een «gewoon» faillissement gekozen. Daarbij is in een aantal gevallen toch staatssteun verleend, terwijl het crisisraamwerk dit juist beoogt te voorkomen. Ook gelden binnen de lidstaten verschillende regels voor hoe nationale depositogarantiestelsels (DGS) kunnen ingrijpen, waardoor er in lidstaten verschillen ontstaan in de omgang met falende banken.

In de HLWG is overeenstemming dat meer consistentie nodig is in de toepassing van de verschillende instrumenten in het crisisraamwerk (staatssteun, resolutie en via het DGS). Ook wil de HLWG onderzoeken of de instrumenten geschikt zijn om alle soorten banken te kunnen afwikkelen, of dat het wenselijk is om de bestaande instrumenten aan te passen of de gereedschapskist uit te breiden. Sommige lidstaten vinden dat er gekeken moet worden naar het verder harmoniseren van de inzet van de door banken zelf gevulde DGSen. Zo kennen DGSen in sommige landen mogelijkheden om de overdracht van deposito’s en gezonde activa naar een andere bank te faciliteren, zowel voor als na een faillissement. Deze lidstaten zijn van mening dat voor een groep kleinere en middelgrote banken een dergelijke overdracht wenselijker is dan een uitbetaling in faillissement of afwikkeling via het resolutieraamwerk. De inzet van de door banken gevulde DGSen zou er tevens aan kunnen bijdragen dat nationale staatssteun minder zal worden toegepast.

De Europese Commissie had tot 20 april jl. een gerichte (technische) consultatie lopen. De Nederlandse reactie is aan de Tweede Kamer toegezonden.16 Nederland heeft aangegeven dat een herziening van het crisismanagementraamwerk vooral zou moeten focussen op het weghalen van inconsistenties tussen de verschillende raamwerken. Daarnaast is van belang dat bij aanpassing van het crisisraamwerk publieke middelen zo veel als mogelijk worden beschermd. Hiervoor moeten de regels omtrent staatssteun aangescherpt worden. Lidstaten wachten nu op een voorstel van de Commissie. Omdat een voorstel op het crisisraamwerk verband houdt met depositogarantiestelsels, wordt getracht om ook voortgang te bereiken op de andere werkstromen binnen het bankenuniedossier.

Het Europees depositogarantiestelsel (EDIS)

Naast deze bredere evaluatie over het crisisraamwerk lopen er ook nog besprekingen over een EDIS. Een gemeenschappelijk depositogarantiestelsel zorgt ervoor dat overheden niet meer zelf hoeven bij te springen als het nationale garantiefonds niet volstaat. Daarmee kan het de wisselwerking tussen banken en overheden verminderen. Ook zou een EDIS eraan kunnen bijdragen dat spaarders overal in Europa een gelijke bescherming genieten. Door de financieringskracht van de verschillende nationale fondsen te bundelen kan een nog steviger vangnet worden gecreëerd om spaarders te beschermen.

Tegelijkertijd is de vormgeving nog ingewikkeld, mede door de hiervoor omschreven verschillen die bestaan tussen de bankensectoren, alsmede door de rol die een (nationaal) DGS in verschillende lidstaten kan spelen in geval van bankfalen. Zo zijn er lidstaten die voortgang op een EDIS koppelen aan het stimuleren van Europese marktintegratie, waar andere lidstaten juist het belang van lokale (kapitaal)eisen benadrukken. Ook zijn er lidstaten die inzetten op een snelle invoering van een EDIS, terwijl andere lidstaten voortgang op een EDIS hebben gekoppeld aan verdere risicoreductie in de Europese bankensector. Onder andere Nederland heeft in deze gesprekken benadrukt dat banken voorafgaand aan een EDIS aantoonbaar gezond dienen te zijn. Ook heeft Nederland de discussie over een passende risicoweging voor staatsobligaties op bankbalansen gekoppeld aan voortgang op een EDIS.

Weging van staatsobligaties (RTSE)

Naast de verwevenheid tussen banken en hun nationale economieën zijn banken ook sterk verweven met hun nationale overheden, doordat banken in veel gevallen staatsobligaties van de eigen overheid bezitten. Voor het bezit van staatsobligaties door banken zijn veel verklaringen. Zo kennen staatsobligaties een relatieve veiligheid ten opzichte van bijvoorbeeld leningen aan bedrijven of burgers. Ook zijn staatsobligaties zeer liquide activa. Staatsobligaties krijgen daarnaast op dit moment een preferentiële behandeling in het risicoraamwerk. Op basis van het raamwerk kunnen banken een nul-risicoweging toekennen aan staatsobligaties die zijn uitgegeven in de eigen munteenheid, onafhankelijk van de daadwerkelijke kredietwaardigheid van de betreffende overheid. Ook gelden er geen concentratiebeperkingen die voor andere blootstellingen wel gelden.

Enkele lidstaten, waaronder Nederland, zetten zich in Europa in voor een aanpassing van de prudentiële weging van staatsobligaties, zodat beter recht wordt gedaan aan het daadwerkelijke risico van staatsobligaties en de verwevenheid met nationale overheden wordt verminderd. Een substantiële groep van lidstaten heeft echter de voorkeur om de huidige behandeling van staatsobligaties op bankbalansen niet aan te passen. Een aanpassing van de risicoweging zou namelijk betekenen dat banken extra kapitaal moeten aanhouden voor (overmatige) blootstellingen op overheden, hetgeen kan leiden tot minder vraag naar staatsobligaties en daarom hogere rentetarieven. Enkele van deze lidstaten maken een expliciete koppeling tussen de aanpassing van de prudentiële behandeling van staatsobligaties en de noodzaak via gemeenschappelijke activa veilige financiering te waarborgen. Het blijkt dan ook moeilijk om hierover in de Raad tot een compromis te komen.17

Bevorderen van verdere marktintegratie

Naast het crisisraamwerk, EDIS, en RTSE, wordt er in de HLWG ook gesproken over de regels voor grensoverschrijdende bankengroepen. Ook hierover zijn lidstaten verdeeld. Sommige lidstaten zijn van mening dat de grensoverschrijdende kapitaalstromen worden gehinderd door de inrichting van prudentiële vereisten. Het gaat hierbij om lidstaten die grote internationale banken hebben met veel grensoverschrijdende activiteiten. Verdere marktintegratie kan bijdragen aan de efficiëntie van de Europese bankensector. Dit kan ten goede komen aan de weerbaarheid en winstgevendheid van de sector.

Andere lidstaten benadrukken juist het belang van voldoende kapitaal en liquiditeit op alle niveaus van de bank. Dit zijn met name lidstaten waarbij de sector grotendeels in handen is van buitenlandse banken. Lokale prudentiële vereisten bieden namelijk zekerheid dat in het geval van een faillissement de bank voldoende buffers heeft op lokaal niveau. Indien dit niet gewaarborgd is kan dit leiden tot een onevenredige last voor de nationale depositogarantiestelsels. Zodoende gaat de discussie over de verschillende manieren om zekerheid te bieden dat de aanwezigheid van voldoende buffers op lokaal niveau gewaarborgd blijft.

Veel lidstaten, waaronder Nederland, hebben het belang van een gebalanceerd en holistisch werkplan onderstreept. De ambitie van het werkplan zal sterk afhangen van de mate waarin voortgang kan worden bereikt op alle vier de werkstromen. Naar aanleiding van het diner is nog geen nieuwe planning opgesteld voor het verder brengen van het werkplan.

Kapitaalmarktunie

Met het kapitaalmarktunie actieplan ligt er een ambitieus plan voor het verbeteren van de Europese regelgeving ter versterking van de kapitaalmarkten. Die worden daarmee beter in staat gesteld private financiering – noodzakelijk voor de ecologische en digitale transities alsmede voor het mkb en start- en scale-ups – te faciliteren. Dit najaar zijn de eerste wetgevende voorstellen door de Europese Commissie gepubliceerd, te weten de herziening van Solvency II, implementatie van Bazel 3 in de richtlijn en verordening kapitaalvereisten, herziening van de verordening markten voor financiële instrumenten, richtlijn beheerders van alternatieve beleggingsinstellingen en verordening Europese lange-termijn beleggingsinstellingen, en een voorstel voor een Europees centraal toegangspunt voor bedrijfsdata. Deze voorstellen hebben als doel marktfinanciering beter te faciliteren, een doelstelling die in het licht van het herstel na de COVID-19-pandemie als prioritair is bestempeld door de Europese Raad.18 Volgend jaar zullen naar verwachting meer voorstellen volgen, waaronder aanpassingen van de regelgeving ter bevordering van beursgangen, een competentiekader ter verbetering van de financiële geletterdheid en een strategie voor retail beleggen. Ook zal de Europese Commissie een initiatief voor het verbeteren van insolventieraamwerken presenteren.

Ecofinraad

Voortgangsrapportage Fit for 55-pakket (CBAM, ETD en SCF)

Het Sloveense voorzitterschap heeft de Ecofinraad door middel van een voortgangsrapportage schriftelijk geïnformeerd over de stand van zaken van de onderhandelingen over de onderdelen uit het Fit for 55-pakket die onder de Ecofinraad vallen.19 Dit betreft het voorstel voor een Carbon Border Adjustment Mechanism (CBAM), het voorstel voor een herziening van de Richtlijn energiebelastingen (ETD), en de financiële paragrafen van het voorstel voor een Social Climate Fund (SCF). De voortgangsrapportage stond als hamerstuk geagendeerd, waardoor er geen discussie in de Ecofinraad heeft plaatsgevonden.

Btw-tarieven

Tijdens de Ecofinraad is overeenstemming bereikt over het voorstel voor wijziging van de btw-richtlijn wat de verlaagde btw-tarieven betreft.20 De rechtsbasis is artikel 113 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. De besluitvorming ten aanzien van het voorstel is unanimiteit (met raadpleging van het Europees Parlement).

De Europese Commissie heeft op 18 januari 2018 een voorstel gepubliceerd voor de wijziging van de btw-richtlijn. Het voorstel beoogt een gelijk speelveld te creëren tussen lidstaten, de lidstaten meer flexibiliteit te bieden bij de toepassing van verlaagde en nultarieven en het stelsel te moderniseren. Oorspronkelijk vloeit dit voorstel voort uit het btw-actieplan van de Europese Commissie van april 2016 over een gemeenschappelijke Europese btw-ruimte, waarin de Commissie heeft aangekondigd met voorstellen te komen om het btw-systeem aan te passen.

Nederland onderschrijft de doelstellingen die met dit voorstel worden beoogd, omdat (1) op dit moment verschillen bestaan tussen de bevoegdheden van lidstaten bij het gebruik van verlaagde en nultarieven, die voor gelijke kansen op de interne markt zo veel mogelijk moeten worden weggenomen, (2) het huidige stelsel niet altijd voldoende flexibiliteit biedt om in te spelen op maatschappelijk ontwikkelingen én (3) in het huidige stelsel geen rekening wordt gehouden met de doelstellingen van de «Green Deal», en het daarom op sommige punten daarmee in strijd is.

Nederland heeft tijdens de gesprekken over de richtlijn steeds ingezet op (A) modernisering van het btw-tarievenstelsel, (B) een level playing field (als een bepaalde lidstaat een derogatie mag toepassen dan zouden alle andere lidstaten deze ook moeten kunnen toepassen) en (C) het onder verlaagd of nultarief kunnen brengen van bepaalde producten en diensten, zoals bijvoorbeeld zonnepanelen. Ook is in lijn met de toezegging aan de Tweede Kamer ingezet op het verkorten van de eerder tijdens de onderhandelingen gestelde deadline van 2035, waarna geen verlaagd tarief meer mag worden gehanteerd voor goederen en diensten die in strijd zijn met de Green Deal-doelstellingen. In de uiteindelijke tekst is dit teruggebracht naar 2030 voor vrijwel alle goederen en diensten (voor chemische bestrijdingsmiddelen en meststoffen is de deadline 2032 geworden).

Nederland is van mening dat dit voorstel een evenwichtig compromis21 is dat tegemoetkomt aan de uiteenlopende opvattingen van de verschillende lidstaten en is tevreden over de manier waarop de Nederlandse inbreng in het voorstel is verwerkt. Nu een akkoord is bereikt, wordt het Europees Parlement opnieuw geraadpleegd omdat tijdens de onderhandelingen veel wijzigingen zijn doorgevoerd. Het richtlijnvoorstel komt vervolgens in de Raad terug als hamerpunt. Kort daarna zal publicatie in Publicatieblad van de Europese Unie volgen en zal de richtlijn 20 dagen na die publicatie in werking treden. Of en in hoeverre Nederland de ontstane beleidsruimte, zoals bijvoorbeeld voor zonnepanelen, gaat benutten is een vraag voor een volgend kabinet. Bij het beantwoorden daarvan zullen onder meer de beoordeling van de effectiviteit, uitvoerbaarheid en budgettaire haalbaarheid een rol spelen.

Voortgangsrapport Bankenunie

Het Sloveense Voorzitterschap heeft de Ecofinraad geïnformeerd over de ontwikkelingen en voortgang rondom het vervolmaken van de Bankenunie, op basis van een progress report.22 Dit is een vast agendapunt op de laatste Ecofinraad van ieder voorzitterschap. Dit rapport zal als input dienen voor het Franse Voorzitterschap. Het rapport geeft een weergave van technische discussies die hebben plaatsgevonden over mogelijke benaderingen om het crisisraamwerk beter toepasbaar te maken voor alle banken.

Kapitaalmarktunie wetgevingspakket

In de Ecofinraad is gesproken over een viertal wetgevende voorstellen die werden gepresenteerd door de Europese Commissie.23 Het betreft de herzieningen van (i) de verordening markten voor financiële instrumenten (MiFIR) en enkele daarmee samenhangende wijzigingen van de richtlijn markten voor financiële instrumenten (MiFID II), (ii) de richtlijn beheerders van alternatieve beleggingsinstellingen (AIFMD), en (iii) de verordening Europese lange-termijn beleggingsinstellingen (ELTIF). Daarnaast is de oprichting van een centraal Europees toegangspunt voor bedrijfsdata (ESAP) voorgesteld. Deze herzieningen en het voorstel zijn uitwerkingen van het eind september 2020 door de Commissie gepubliceerde actieplan voor de verdieping van de kapitaalmarktunie.24

Meerdere lidstaten gaven aan voorstander te zijn van verdere versterking van de kapitaalmarktunie omdat marktfinanciering kan bijdragen aan de digitale en ecologische transities. Daarbij verwelkomden zij het pakket van de gepubliceerde voorstellen voor herzieningen van MiFIR, ELTIF en AIFMD en het voorstel voor ESAP. Verder gaven diverse lidstaten aan uit te kijken naar de verwachte voorstellen van volgend jaar ter uitwerking van het kapitaalmarktunie actieplan, waaronder ter bevordering van financiële competentie, verbetering van insolventieraamwerken en facilitering van beursgangen.

Herziening verordening markten voor financiële instrumenten (MiFIR)

Om voor de hele EU een geïntegreerd beeld te geven van de handel in financiële instrumenten en om concurrentie tussen platformen te verbeteren, wil de Commissie de regelgeving aanpassen voor de creatie van een post-trade CT. Een CT-provider bundelt data over de handel (prijzen en volumes) van financiële instrumenten op de verschillende Europese platformen. Met de CT wordt de prijsvorming op Europese markten bevorderd. Verder wil de Commissie de transparantie op Europese markten voor financiële instrumenten vergroten door enkele bepalingen te wijzigen die het toestaan om in bepaalde gevallen minder transparant te handelen teneinde de werking van die markten te bevorderen. Nederland hecht groot belang aan de versterking van de Europese kapitaalmarktunie en is van mening dat de oprichting van een CT bijdraagt aan betere prijsvorming op de effecten- en obligatiemarkten en daarmee marktfinanciering wordt bevorderd. Ook is Nederland in beginsel positief over aanpassingen omdat de beoogde doelen van MiFIR en MiFID II nog niet geheel zijn bereikt.

Herziening richtlijn beheerders van alternatieve beleggingsinstellingen (AIFMD)

Deze richtlijn heeft geharmoniseerde regels geïntroduceerd waaraan beheerders van beleggingsinstellingen moeten voldoen. Een beheerder mag alleen met een vergunning een beleggingsinstelling beheren of deelnemingsrechten aanbieden aan een belegger. Nederland is in het algemeen tevreden over het functioneren van de huidige AIFM-richtlijn. Er zijn echter wel verbeteringen mogelijk op het gebied van uitbesteding, rapportages aan de toezichthouders en het gebruik van liquidity management tools. Tevens is Nederland er voorstander van dat nieuwe regels zoveel mogelijk gelijkluidend zijn voor beheerders van beleggingsinstellingen en beheerders van icbe’s25.

Herziening verordening Europese lange-termijn beleggingsinstellingen (ELTIF)

Het ELTIF is een investeringsvehikel dat is ontworpen voor beleggers die langetermijninvesteringen willen doen in bedrijven en projecten. Het huidige regime stelt (niet-)professionele beleggers in staat om voor een lange termijn te beleggen in Europese niet-beursgenoteerde bedrijven en in lange termijn activa zoals onroerend goed en infrastructuurprojecten. Met deze herziening wil de Commissie langetermijninvesteringen stimuleren ter ondersteuning van een duurzaam, inclusief en veerkrachtig economisch herstel. Nederland is hier voorstander van maar zal ook aandacht hebben voor een effectieve beleggersbescherming. De energietransitie en ook andere verduurzamingstrajecten vragen om lange termijn investeringen waaraan ELTIFs een bijdrage kunnen leveren.

Voorstel voor oprichting van een centraal Europees toegangspunt voor bedrijfsdata (ESAP)

De Commissie zal een wetgevend voorstel doen voor invoering van een centraal Europees toegangspunt voor bedrijfsdata (European Single Access Point). Dit biedt een platform waar een breed scala aan bedrijfsinformatie wordt samengebracht. De informatie is daarmee beter toegankelijk voor investeerders, waarmee de zichtbaarheid van bedrijven voor investeerders wordt vergroot, wat leidt tot verbetering van financieringsmogelijkheden. Nederland is voorstander van meer transparantie zodat bedrijven betere financieringsmogelijkheden geboden wordt. Wel moet voorkomen worden dat bedrijven een dubbele inspanning moeten gaan verrichten voor rapportage- en deponeringsverplichtingen door oprichting van het centrale toegangspunt.

Het kabinet zal de voorstellen voorts nader bestuderen en de Kamers daarover op de gebruikelijke wijze – middels een BNC-fiche – informeren.

Wetgevend pakket op het terrein van het voorkomen van witwassen en terrorismefinanciering

De Europese Commissie heeft op 20 juli 2021 het wetgevend pakket op het terrein van het voorkomen van witwassen en terrorismefinanciering (AML/CFT) gepubliceerd. Kort hierop zijn de besprekingen van het pakket gestart in de Raad onder het Sloveense voorzitterschap. Het voorzitterschap heeft een voortgangsrapportage26 opgesteld van de besprekingen in de Raad. In de Ecofinraad heeft het voorzitterschap deze voortgangsrapportage toegelicht. De Raad heeft kennisgenomen van de voortgangsrapportage en enkele lidstaten hebben het belang van AML/CFT onderstreept. De besprekingen over het pakket zullen worden voortgezet onder het Franse voorzitterschap.

Tijdens het Commissiedebat Eurogroep/Ecofinraad van 2 december jl. heeft de Staatssecretaris de toezegging gedaan om in dit verslag in te gaan op de juridische positie van de Financial Intelligence Unit (FIU) in het wetgevend pakket. De juridische positie van de EU FIUs wordt niet gewijzigd met dit pakket. Conform de standaarden van de Financial Action Task Force en de huidige Europese anti-witwasrichtlijn blijven FIUs operationeel onafhankelijk en autonoom. De onafhankelijkheid en autonomie van FIUs is verankerd in het voorgestelde artikel 17, vierde lid, van de anti-witwasrichtlijn uit het pakket. De voorstellen beogen de samenwerking tussen de EU FIUs te versterken met de oprichting van een coördinatie- en ondersteuningsmechanisme voor EU FIUs binnen het raamwerk van de op te richten AML Autoriteit.

Ten slotte wordt de Kamer middels dit verslag geïnformeerd over een van de hamerpunten tijdens deze Ecofinraad: er is overeenstemming binnen de Raad voor een mandaat voor onderhandelingen met het Europees Parlement over de wijziging van de Verordening betreffende bij geldovermaking te voegen informatie.27 Dit voorstel maakt onderdeel uit van het wetgevend pakket en regelt dat crypto-activa en cryptodienstverleners worden toegevoegd aan de reikwijdte van de verordening. Hiermee wordt het verplicht voor in de verordening aangewezen instellingen om informatie over de verzender en de begunstigde van een cryptotransactie met elkaar te delen. Met dit voorstel wordt een onderdeel van de aanbevelingen van de Financial Action Task Force ten aanzien van crypto’s op geharmoniseerde wijze ingevoerd in de EU. De Raad wenst het voorstel te stroomlijnen en te verduidelijken door regels toe te voegen voor de overmaking van cryptoactiva tussen aanbieders van crypto-activadiensten en «unhosted wallets». Ook wenst de Raad dat alle informatie over de «initiator» bij de overmaking van cryptoactiva wordt gevoegd, ongeacht het bedrag. Ten slotte wil de Raad dat de toepassing van dit voorstel en de verordening betreffende markten in cryptoactiva (MiCA) op elkaar worden afgestemd.

Economisch herstel in Europa: implementatie van de herstel- en veerkrachtfaciliteit

Tijdens de Ecofinraad is stilgestaan bij de stand van zaken ten aanzien van de herstel- en veerkrachtfaciliteit (Recovery and Resilience Facility; RRF). De Ecofinraad stemde reeds in met 22 uitvoeringsbesluiten, waarover de Tweede Kamer is geïnformeerd in diverse brieven. Met een uitvoeringsbesluit wordt de beoordeling van een herstelplan in het kader van de RRF goedgekeurd. Daarnaast worden in een uitvoeringsbesluit de hervormingen en investeringen die een lidstaat zal ondernemen vastgelegd, inclusief de bijbehorende mijlpalen en doelen, alsook de financiële bijdrage waarop de lidstaat aanspraak kan maken. Er zijn deze Ecofinraad geen nieuwe uitvoeringsbesluiten besproken. De Raad is nog in afwachting van Commissievoorstellen voor uitvoeringsbesluiten voor Zweden, Polen, Hongarije en Bulgarije. Nederland heeft nog geen herstelplan ingediend. De Commissie gaf aan de eerste verzoeken tot uitbetaling te hebben ontvangen, namelijk van Spanje en Frankrijk. De Commissie beoordeelt of de mijlpalen en doelen die zijn gekoppeld aan de uitbetaling zijn bereikt. Wanneer de Commissie tot een voorlopige positieve beoordeling komt vraagt zij het Economisch en Financieel Comité (EFC) om een opinie over de bereikte mijlpalen en doelen. De Commissie moet voor haar definitieve beoordeling rekening houden met de opinie van het EFC. Indien de uiteindelijke beoordeling door de Commissie positief is, zal de Commissie een besluit nemen tot uitbetaling van middelen via de zogenoemde onderzoeksprocedure van de comitologie. Zoals aangegeven in de kamerbrief van 17 september jl. is het kabinet voornemens om uw Kamer periodiek, namelijk eens per kwartaal, een overzicht te sturen van de definitieve beoordeling van ingediende betalingsverzoeken door de Europese Commissie.28 In afwijking hierop is het kabinet voornemens uw Kamer onverwijld te informeren indien Nederland of een andere lidstaat noodzaak ziet tot het starten van de hierboven genoemde noodremprocedure.

Meerdere lidstaten, waaronder Nederland, hebben, met het oog op de uitvoeringsbesluiten die nog zullen volgen, wederom bijzondere aandacht gevraagd voor het belang van rechtsstatelijkheid, die een fundamentele waarde van de Unie is. Naar aanleiding van het verzoek van de Kamer in het Commissiedebat Eurogroep/Ecofinraad van 2 december jl. is aandacht gevraagd voor transparantie in de monitoring van de RRF. In dit verband is vermeldenswaardig dat de Europese Commissie op grond van de RRF-verordening jaarlijks een rapport moet uitbrengen over de voortgang bij de implementatie van de RRF, inclusief informatie over de mate waarin mijlpalen en doelen zijn behaald en uitbetalingen aan lidstaten zijn gedaan. Ook moet de Europese Commissie een online scorebord bijhouden met informatie over de voortgang, dat tweemaal per jaar wordt geactualiseerd. Gezien de omvangrijke monitortaken, en naar aanleiding van een verzoek van de Kamer tijdens het Commissiedebat Eurogroep/Ecofinraad van 2 december jl., heeft Nederland en marge van de Ecofinraad nagevraagd of er voldoende monitoringscapaciteit is bij de Europese Commissie. Hieruit kwam naar voren dat de Europese Commissie/DG ECFIN een substantieel aantal mensen heeft aangenomen om hierin te voorzien.

Europees Semester: herfstpakket

De Europese Commissie heeft in de Ecofinraad het herfstpakket gepresenteerd dat op 24 november 2021 is gepubliceerd in het kader van het Europees Semester.29 Het pakket bestaat uit verschillende onderdelen, waaronder: de jaarlijkse analyse van groeiprioriteiten van de Europese Unie (Annual Sustainable Growth Strategy, ASGS), het jaarlijkse rapport over het waarschuwingsmechanisme (Alert Mechanism Report, AMR) in het kader van de macro-economische onevenwichtighedenprocedure (MEOP) en het voorstel voor de aanbeveling van de Raad over het economisch beleid van de eurozone (eurozone-aanbeveling)30.

De Ecofinraad neemt waarschijnlijk in januari conclusies aan over het Annual Sustainable Growth Strategy en Alert Mechanism Report. De Eurogroep zal het voorstel voor de eurozone-aanbeveling naar verwachting in januari bespreken, waarna de Raad van de Europese Unie (de Raad) de (aangepaste) aanbevelingen goedkeurt. De Europese Raad bekrachtigt daarna deze aanbeveling, waarna de Raad deze formeel aanneemt.

In de Annual Sustainable Growth Strategy blikt de Europese Commissie vooruit op de belangrijkste economische beleidsuitdagingen voor het komende jaar. De prioriteiten zijn door de Commissie onderverdeeld in vier gebieden: 1) klimaatbeleid, 2) productiviteit, 3) rechtvaardigheid en 4) macro-economische stabiliteit, en hebben tot doel om de economie duurzamer, veerkrachtiger en inclusiever te maken.

In het Alert Mechanism Report worden aan de hand van een scorebord met indicatoren mogelijke macro-economische onevenwichtigheden opgespoord en bepaald welke lidstaten onderworpen worden aan nader onderzoek. Deze onderzoeken moeten uitwijzen of en in welke mate de betreffende lidstaten te kampen hebben met macro-economische onevenwichtigheden en in hoeverre deze een risico vormen voor de lidstaten zelf, de Economische en Monetaire Unie, of de Europese Unie als geheel.

De Commissie is voornemens om dit jaar in 12 lidstaten de ontwikkeling van onevenwichtigheden nader te onderzoeken. Dit zijn Kroatië, Frankrijk, Duitsland, Ierland, Nederland, Portugal, Roemenië, Spanje, Zweden, Cyprus, Griekenland en Italië. Hiervan zijn er in Cyprus, Griekenland en Italië ernstige onevenwichtigheden geconstateerd. De resultaten van de diepteonderzoeken worden in het voorjaar van 2022 verwacht. Hiernaast signaleert het AMR dat de ontwikkelingen in Slowakije en Hongarije goed gemonitord moeten worden. Ook ziet het AMR potentieel hoge risico’s gerelateerd aan de huizenmarkt in enkele lidstaten, namelijk in Denemarken, Luxemburg, Tsjechië en Malta. Op dit moment is volgens de Europese Commissie echter nog geen diepteonderzoek noodzakelijk voor deze zes lidstaten.

Wat betreft de eurozone-aanbeveling doet de Europese Commissie dit jaar een voorstel voor aanbevelingen om in 2022 expansief begrotingsbeleid te voeren waarbij de focus geleidelijk verschuift naar investeringen. Daarbij wordt aanbevolen om gedifferentieerd begrotingsbeleid te voeren waarbij de staat van het economisch herstel en de overheidsfinanciën in acht worden genomen. Daarbij dient het begrotingsbeleid gericht te zijn op het bereiken van houdbare overheidsfinanciën op de middellange termijn, als de economische omstandigheden dit toelaten. De tweede aanbeveling heeft onder andere betrekking op het waarborgen van een eerlijk en efficiënt belastingsysteem. Ook dienen noodmaatregelen gericht op de arbeidsmarkt geleidelijk te verschuiven naar herstelmaatregelen. In aanbeveling drie wordt onder andere opgeroepen om de effectiviteit van steunmaatregelen te monitoren en steun gerichter en tijdelijk te verlenen. Daarnaast is het van belang om de capaciteit van de insolventieraamwerken te versterken de voortgang te maken met het verdiepen van de kapitaalmarktunie. De vierde aanbeveling gaat in op het belang om institutionele raamwerken verder te versterken. Ook wordt aanbevolen om de kwaliteit van de overheidsfinanciën te verbeteren. Tot slot wordt in de laatste aanbeveling onder andere het belang onderstreept om de macro-economische stabiliteit te waarborgen en de bankenunie af te ronden.

Jaarrapport 2021 van de Europese Begrotingsraad

De Europese Begrotingsraad (EFB) heeft in de Ecofinraad haar jaarrapport over 2021 gepresenteerd.31 In dit rapport evalueert de EFB de toepassing van het Stabiliteits- en Groeipact (SGP) ten aanzien van de cyclus voor de begroting van 2020 en gaat daarbij in op de rol van nationale onafhankelijke begrotingsinstanties (independent fiscal institutions, IFIs). Daarnaast analyseert de EFB de begrotingssituatie in lidstaten in verhouding tot de economische omstandigheden en doet zij tenslotte voorstellen voor een herziening van het SGP en de Economische en Monetaire Unie (EMU).

De EFB begint haar analyse van de 2020-begrotingscyclus met een terugblik op de voorbereiding voor de nationale begrotingen voor 2020, middels de in 2019 opgestelde nationale Stabiliteitsplannen. Er was toen nog geen sprake van een pandemie. Wat opviel is dat de landen van het eurogebied, en met name die met hoge schulden, voor 2020 voornemens waren hun een begrotingssaldi met gemiddeld genomen 0,8%-bbp te laten verslechteren32, zonder dat destijds verwachte economische groeicijfers daar aanleiding toe gaven. In de begrotingsplannen voor 2020 werd hier, ondanks het advies van de Europese Commissie om dit terug te brengen, maar zeer beperkt voor gecorrigeerd door lidstaten. Acht landen liepen daarmee in de vooravond van de pandemie het risico op niet-naleven van het SGP. Dit schetst volgens de EFB de terugkerende uitdaging bij de implementatie van het SGP: de geloofwaardigheid van de middellangetermijnplannen wordt ondermijnd doordat lidstaten stelselmatig bezuinigingen uitstellen en goede tijden niet benutten om buffers op te bouwen.

Vervolgens kijkt de EFB hoe landen hebben geopereerd tijdens de pandemie. Lidstaten die voor het uitbreken van de pandemie meer begrotingsruimte hadden hebben hier actief gebruik van gemaakt en hun uitgaven sterk verhoogd. Ondanks de vroegtijdige interventie van de Europese Centrale Bank (ECB) en nieuw opgezette Europese instrumenten, konden landen met hoge schulden niet in vergelijkbare mate expansief beleid voeren. De EFB benoemt tot slot dat de landen met hoge schulden ook relatief vaak permanente uitgavenverhogingen zonder compensatie van additionele inkomsten hebben doorgevoerd.

Separaat van bovengenoemde analyse van de begrotingscijfers kijkt de EFB specifiek terug op de inzet van de algemene ontsnappingsclausule (general escape clause; GEC) van het SGP. De EFB geeft aan dat grootte en exogene aard van de economische schok als gevolg van de pandemie, de inzet van de GEC rechtvaardigden. De krachtige begrotingsimpuls heeft de economische impact van de pandemie in de verschillende landen aanzienlijk beperkt. De EFB plaatst wel enkele kanttekeningen bij de interpretatie van de GEC. Zo is de flexibiliteitsclausule voor een zware economische schok ingebed in regels die doorgaans worden toegepast met oog voor de specifieke situatie en zwaarte van een crisis in individuele landen. De regel is echter als een generieke vrijstelling geïnterpreteerd en op alle landen op precies dezelfde manier toegepast. Een andere kanttekening die de EFB plaatst is dat geen buitensporige tekortprocedures zijn geopend uit politieke overwegingen, in plaats van precedenten of gebruiken te volgen. Na de financiële crisis bewezen de uit de geopende buitensporige tekortprocedures voortvloeiende aanbevelingen volgens de EFB juist hun nut als ankers voor het begrotingsbeleid op middellange termijn. Tot slot wijst de EFB op de ruimte die de Commissie heeft gelaten in haar communicatie van maart 2021 ten aanzien van het deactiveren van de GEC. Het gebrek aan een duidelijke indicatie wanneer en hoe de algemene ontsnappingsclausule zal worden verlaten heeft de middellangetermijnsturing die van Europese begrotingsregels uit zou moeten gaan, afgezwakt. De ruime interpretatie zoals in bovenstaande elementen uiteengezet is volgens de EFB illustratief voor de noodzaak om de bestaande flexibiliteitsclausules in het SGP te herzien.

De EFB verwelkomt de herstart van de consultaties over de toekomst van het SGP en het streven om op tijd voor 2023 consensus te bereiken. Ten aanzien van de herziening van het SGP brengt ze nogmaals haar voorstel uit 2018 onder de aandacht. Dit voorstel is gebaseerd op een schuldnorm voor de middellange termijn, een uitgavenregel als operationele doelstelling en slechts één enkele ontsnappingsclausule. De EFB ziet ondanks de nadruk op de schulddoelstelling in haar voorstel nog ruimte voor de 3% tekortnorm als waarborg tegen onhoudbare schuldopbouw. De EFB stelt ook dat vanwege de grote uitdagingen ten aanzien van de groene en digitale transitie, een instrument om overheidsinvesteringen te stimuleren nodig is. Een dergelijk instrument als onderdeel van de reguliere EU-begroting vanaf 2027, eventueel uitgebreid met nationale enveloppen, is volgens de EFB te verkiezen boven een variant van een golden rule binnen de begrotingsregels om investeringen beschermen. Het alternatief voor een hervorming van het SGP, niets doen, is volgens de EFB niet wenselijk. Als een dergelijke hervorming niet mogelijk is zal de Commissie snel duidelijkheid moeten geven over hoe ze de bestaande regels na de pandemie zal toepassen.

Vernieuwd mandaat en transparantie van de Gedragscodegroep

De Raad werd gevraagd om het vernieuwde mandaat van de Gedragscodegroep en de begeleidende Raadsconclusies over dit mandaat aan te nemen.

Belangrijke reden om het mandaat te moderniseren, is de beperkte reikwijdte van het huidige mandaat van de Gedragscodegroep. Nederland steunt daarom de voorgestelde uitbreiding van het mandaat waardoor vrijwel alle fiscale maatregelen op potentiële schadelijkheid getoetst kunnen worden.

Nederland heeft gedurende de besprekingen gepleit voor de noodzaak van verbetering van de transparantie van de Gedragscodegroep. Zoals toegezegd aan de Tweede Kamer, pleit Nederland waar mogelijk voor de verbetering van transparantie van deze Groep.33 Om dit pleidooi kracht bij te zetten, heeft Nederland het bijgevoegde non-paper gedeeld met de andere lidstaten, met daarin de oproep voor verdergaande transparantie door meer documenten vrij te geven, zoals zogenaamde steering en follow-up notes en verslagen op hoofdlijnen34. Verder heeft Nederland gepleit voor het duidelijker opstellen van de uitleg van de procedures van de Gedragscodegroep, waarbij ook aandacht wordt besteed aan de «jurisprudentie» over interpretatie van bepaalde regels, die de Gedragscodegroep in de loop der jaren heeft vastgesteld. Vrijwel alle lidstaten steunden het principe dat de Gedragscodegroep zo transparant mogelijk moet zijn. Echter, meerdere lidstaten hadden meer tijd nodig om precies te bezien welke concrete maatregelen daaraan gekoppeld zouden moeten worden.

Tijdens de bespreking in de Ecofinraad gaven twee lidstaten aan dat zij de voorgestelde aanpassing van het mandaat niet konden steunen en er is daarom, gezien de unanimiteit, geen overeenstemming bereikt. De twee lidstaten gaven aan dat het vernieuwde mandaat te weinig rekenschap gaf aan de samenloop met de door het Inclusive Framework goedgekeurde minimumbelasting35. In hun ogen, is er daarom nu nog teveel onzekerheid om akkoord te gaan met het vernieuwde mandaat.

Helaas kregen andere lidstaten, waaronder Nederland, geen mogelijkheid om hierop te reageren en hun steun uit te spreken voor het vernieuwde mandaat. Daardoor ging helaas ook het moment verloren om, zoals aan uw Kamer toegezegd tijdens het Commissiedebat Eurogroep/Ecofinraad van 2 december jl., in de Ecofinraad aandacht te vragen voor de verbetering van de transparantie bij de Gedragscodegroep. Het is nu aan het aankomende Franse Voorzitterschap om alsnog een akkoord te verkrijgen over het vernieuwde mandaat en de verbetering van de transparantie van de Gedragscodegroep. Ook gedurende deze toekomstige discussies, zal Nederland zich onverdroten blijven inzetten voor verbetering van de transparantie van de Gedragscodegroep langs de hierboven geschetste lijnen.

Follow-up van de aanname van de EU-begroting 2022

Tijdens de Ecofinraad heeft het voorzitterschap informatie gegeven over de follow-up van de aanname van de Europese begroting voor 2022. Op 15 november jl. is een akkoord bereikt tussen de Raad van de Europese Unie en het Europees Parlement (EP) over deze begroting. Nederland heeft – net als alle andere lidstaten – ingestemd met het akkoord voor de jaarbegroting. Op 23 november jl. is de begroting door de Raad formeel aangenomen en het Europees Parlement heeft het voorstel op 24 november jl. aangenomen.

De Ecofinraad heeft daarbij een kritische verklaring aangenomen waarin zij haar teleurstelling uit over het verzoek van het EP voor extra personeel waarvoor een uitgebreide motivering ontbrak en stelt dat dit de toekomstige balans tussen de instellingen niet in gevaar mag brengen.36

De Eerste en Tweede Kamer zijn op 30 november jl. middels een aparte brief nader geïnformeerd over het proces en de uitkomst van de totstandkoming van de Europese begroting voor 2022.37

Overig

Technische aanpassing implementatiedatum single limb CAC’s

Als onderdeel van de wijzigingsovereenkomst voor het ESM-verdrag is afgesproken per 1 januari 2022 te beginnen met het opnemen van collective action clauses (CAC’s) met ééntrapsaggregatie (single limb CAC’s) in de door de individuele eurozonelanden uit te geven publieke schulden met looptijd langer dan een jaar. De diverse individuele schuldagentschappen van de lidstaten zijn al klaar om hiermee te beginnen maar omwille van de noodzaak identieke rechtsgevolgen te waarborgen willen de agentschappen allen gelijktijdig beginnen met het opnemen van single limb CAC’s. Bij gelijktijdig beginnen ligt het voor de hand dat de wijzigingsovereenkomst voor het ESM-verdrag is geratificeerd. Het EFC, op voorstel van de schuldagentschappen van de Eurogroep hebben daarom overeenstemming bereikt om, in plaats van 1 januari 2022, te beginnen op de eerste dag van de tweede maand na afronding van de ratificatie door alle eurozonelidstaten. Deze wijziging is na de Eurogroep ook via de website van het EFC subcomité voor markten in publieke schulden (ESDM) gepubliceerd.38 Voor de wijzigingsovereenkomst zelf of het ratificatieproces heeft dit geen gevolgen. Naar verwachting zal de wijzigingsovereenkomst uiterlijk begin 2022 door alle lidstaten zijn geratificeerd. In het verslag van de eurogroep van 8 november 2021 is aangegeven dat in Duitsland het constitutionele hof is gevraagd naar een oordeel of het verdrag met een juiste meerderheid door de Bundestag is goedgekeurd. Het tijdstip waarop het hof een oordeel velt heeft invloed op het moment waarop de ratificatie kan worden afgerond.

IMFC-voorzitter

Na het aftreden van Magdalena Andersson als voorzitter van het Internationaal Monetair en Financieel Comité (IMFC) van het IMF, gaven de Ministers van Financiën en Economische Zaken hun steun aan Spaans vicepremier Nadia Calviño als de nieuwe EU-kandidaat voor het voorzitterschap. Zij zal zich nu via de toepasselijke IMF-procedures kandidaat stellen.


X Noot
1

In het kader van het Early Warning System van het ESM.

X Noot
2

In het kader van de reguliere post-programma monitoringscyclus van het IMF.

X Noot
4

Dit betreft de uitkering van SMP/ANFA-middelen en het niet door laten gaan van een renteopslag van 200 basispunten op een deel van de EFSF-lening.

X Noot
7

Alleen in het geval van Cyprus.

X Noot
16

Kamerstuk 22 112, nr. 3093.

X Noot
17

Kamerstuk 21 501-07, nr. 1651.

X Noot
20

Council reaches agreement on updated rules for VAT rates – Consilium (Europa.eu).

X Noot
21

Met de nieuwe richtlijn wordt het onder andere mogelijk om maximaal 24 categorieën die in Bijlage III van de Btw-richtlijn worden genoemd onder het verlaagde tarief te brengen. Daarnaast ontstaat de mogelijkheid om bij zeven categorieën (punten 1–6 en 10quater) een superverlaagd of 0%-tarief toe te passen.

X Noot
22

Te vinden op delegates portal onder de titel «Strengthening of the Banking Union – Presidency Progress report» met als documentnummer 13965/21.

X Noot
24

Kamerstuk 22 112, nr. 2953.

X Noot
25

Icbe: instelling voor collectieve belegging in effecten. Een beleggingsfonds dat voldoet aan bepaalde risicospreidingsregels en gericht is op retailbeleggers.

X Noot
28

Kamerstuk 21 501-07, nr. 1781.

X Noot
32

Ten opzichte van de raming in het een jaar eerder opgestelde Stabiliteitsplan.

X Noot
33

Handelingen II 2017/18, nr. 67.

X Noot
34

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.

X Noot
35

Kamerstuk 25 087, nr. 284.

X Noot
36

De verklaring wordt binnen enkele weken gepubliceerd op: https://www.consilium.europa.eu/en/documents-publications/public-register/council-minutes/ en is voor Kamerleden vanaf 22 december 2021 toegankelijk via delegates portal doc. 14787/21 + ADD 1.

X Noot
37

Kamerstuk 21 501-03, nr. 164.

Naar boven