21 501-07 Raad voor Economische en Financiële Zaken

Nr. 1111 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 18 december 2013

Binnen de vaste commissie voor Financiën hebben enkele fracties de behoefte om over de brief van de Minister van Financiën d.d. 9 december 2013 over de vormgeving van het Single Resolution Mechanism (SRM) (Kamerstuk 21 501-07, nr. 1108), enkele vragen en opmerkingen voor te leggen.

De vragen en opmerkingen zijn op 13 december 2013 aan de Minister van Financiën voorgelegd. Bij brief van 16 december 2013 zijn ze door hem beantwoord.

De voorzitter van de commissie, Van Nieuwenhuizen-Wijbenga

De griffier van de commissie, Berck

I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de VVD

Naar aanleiding van de brief van de Minister willen de leden van de VVD-fractie graag weten wat de huidige stand van de onderhandelingen over het SRM is. Tevens willen zij graag weten wat de zinsnede «stemprocedures die recht doen aan de aard en uitwerking van de te nemen besluiten» betekent. De opmerkingen van het kabinet over de informatiepositie van en de verantwoording aan het Nederlandse parlement roepen een vraag op hoe straks de verantwoording van de ECB over het toezicht plaatsvindt. We hebben in Nederland de afgelopen jaren discussie gehad over de vraag of de Algemene Rekenkamer toegang moet kunnen hebben tot toezichtvertrouwelijke informatie bij de Nederlandse Bank. De Minister heeft eerder aangekondigd de Wft te zullen wijzigen om dit mogelijk te maken. Wordt een vergelijkbare voorziening voor (bijvoorbeeld) de Europese Rekenkamer ten aanzien van dossiers die onder het Single Supervision Mechanism vallen ook betrokken in de vormgeving van een Europese bankenunie?

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de PvdA

De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de recente brief van de Minister alsmede van de uitkomsten van de ECOFIN-raad van dinsdag 10 december jl. Deze leden wensen te benadrukken dat een Europese bankenunie het mogelijk maakt om – via gemeenschappelijke bail-in regels en een privaat gefinancierd resolutiefonds – de financiële risico’s van omvallende banken voor de nationale overheidsfinanciën en daarmee de belastingbetaler aanzienlijk te beperken. Een Europese bankenunie betekent dat de eigen- en vreemd vermogensverschaffers van de banken én de banken zelf onderling risico gaan delen, met inachtneming van de verplichtingen onder de nationale depositogarantiestelsels, terwijl de kans op een beroep van banken op de belastingbetaler aanzienlijk wordt verkleind. De genoemde leden hebben wel nog enkele verhelderende vragen aan de Minister over de tussenstand van de onderhandelingen en de verdere Nederlandse inzet.

De leden van de PvdA-fractie zijn warm voorstander van het naar voren halen van de ingangsdatum van het Bank Recovery and Resolution Directive (BRRD) naar minimaal 1 januari 2016. Kan de Minister aangeven of hij in de triloog met het Europees Parlement of binnen de ECOFIN nog ruimte ziet om deze ingangsdatum verder te vervroegen? Voorts willen deze leden informeren hoe zij de regels over de maximale bijdrage van de nationale resolutiefondsen, van 5% van de bankbalans, uit de ECOFIN-conclusies moeten interpreteren? Wat is de ratio achter dit maximum en kan bij het bereiken van dit maximum wel nog nationaal worden gekozen voor een «resolutieheffing» over de nationale financiële sector? De genoemde leden willen eveneens vragen of deze maximale bijdrage, van 5% van de betreffende bankbalans, door het nationale resolutiefonds ook geldt voor het Europese resolutiefonds?

De leden van de PvdA-fractie zijn voorstander van een Europees resolutiefonds waarbinnen de nationale compartimenten geleidelijk worden uitgefaseerd. Een beroep op een Europees resolutiefonds moet volgens de PvdA slechts mogelijk zijn als een vergaande bail-in heeft plaatsgevonden. De vereisten die de BRRD daarvoor neerlegt zijn daarbij een minimum voor de leden van de PvdA-fractie. De genoemde leden willen de Minister vragen hoe de binnen de nationale resolutiefondsen opgebouwde middelen zich verhouden tot de in het Europees resolutiefonds ingebrachte middelen? Zal er sprake zijn van twee strikt gescheiden fondsen, gelet op het feit dat niet alle banken onder het Europese resolutiefonds maar juist onder een nationaal resolutiefonds vallen? Kan de Minister eveneens de tijdsplanning rondom het Europees resolutiefonds nader toelichten? Wanneer zal, volgens de laatste tussenstand van de onderhandelingen, de eerste storting in het Europese resolutiefonds plaatsvinden en hoe zal de uitfasering van de nationale compartimenten verlopen? Hoe verhoudt de opbouw van het Europees resolutiefonds zich in dit tijdsschema tot de huidige positie van het ESM-noodfonds als uiterste achtervang voor banken willen deze leden weten? De leden van de PvdA-fractie zijn verder benieuwd of er sprake is van een nationale garantie vanuit een lidstaat voor gelden die uit het Europees resolutiefonds worden betrokken, die de nationale compartiment binnen het Europese resolutiefonds te boven gaan? Begrijpen de genoemde leden het goed dat in de eerste tien jaar het beroep op de middelen in het Europese resolutiefonds buiten het nationale compartiment zijn gemaximeerd op een relatief aandeel in de totale resolutiekosten? Wat als de resolutiekosten hoger uitvallen dan dit relatieve aandeel toelaat, willen deze leden weten?

De leden van de PvdA-fractie willen de Minister verder vragen de besluitvormingsprocedures binnen de resolutieautoriteit nader toe te lichten volgens de laatste stand van zaken van de onderhandelingen. De genoemde leden begrijpen dat er sprake is van een zogenaamde executive session van de resolutieraad en een plenary session van alle deelnemende resolutieautoriteiten binnen de resolutieautoriteit. Kan de Minister de beoogde bevoegdheidsverdeling en besluitvormingsprocedure voor de executive session en de plenary session toelichten? De leden van de PvdA-fractie zijn van mening dat instemming van de centrale Europese resolutieautoriteit zelf – en niet de vertegenwoordigde nationale resolutieautoriteiten – doorslaggevend moet zijn in de besluitvorming over de vormgeving van de afwikkeling van een individuele bank en vragen de Minister zich hiervoor sterk te maken in de onderhandelingen. Daarnaast willen de leden van de PvdA-fractie de Minister vragen de beoogde rol van de Europese Commissie binnen de resolutieautoriteit nader toe te lichten. De leden van de PvdA-fractie begrijpen dat de Europese Commissie bezwaar kan maken of aanwijzingen kan geven aan de resolutieautoriteit, welke termijn geldt voor deze bezwaren of aanwijzingen en wordt n.a.v. deze bezwaren of aanwijzingen altijd de besluitvorming naar de Raad van Ministers getild willen de leden van de PvdA-fractie weten?

De leden van de PvdA-fractie begrijpen daarnaast uit de, via de Financial Times op 10 december* gelekte terms of reference van het Litouwse voorzitterschap, dat de plenaire sessie van de resolutieautoriteit ook besluiten kan nemen over liquiditeitssteun aan individuele banken bij gekwalificeerde meerderheid. Kan de regering deze mogelijkheid nader toelichten, ook omdat voor toegang tot deze liquiditeitssteun geen bail-in verplichting lijkt te gelden? Is het verschaffen van liquiditeitssteun zoals Emergency Liquidity Assistance ook geen bevoegdheid van het Europees systeem van nationale centrale banken willen deze leden weten?

De leden van de PvdA-fractie willen de Minister vragen toe te lichten welke onderdelen van het Europese resolutiemechanisme op basis van een Europese verdragsbasis tot stand komen (en zo ja welke hiervoor gebruikt worden) en welke onderdelen in een internationaal verdrag zullen worden betrokken? De leden van de PvdA-fractie staan open voor een zo breed mogelijk participatie van de lidstaten in alle facetten van een Europese bankenunie. Kan de Minister aangeven hoeveel niet-Eurolidstaten zich inmiddels bereid hebben getoond te participeren in het Europees resolutiemechanisme?

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de SP

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het feit dat er een akkoord is bereikt in de triloog over de «Bank and Resolution directive.» (BRRD). Daarnaast zou tijdens de laatste ECOFIN overeenstemming zijn bereikt over de lijnen waarlangs het «Single Resolution Mechanism» (SRM) moet worden vormgegeven tijdens een extra ECOFIN gepland op 18 december a.s. Gezien ook de samenhang tussen de twee voorstellen hebben deze leden over beiden een aantal vragen.

Heeft de overeenstemming binnen de Raad over de richting waarop het SRM volgens hem moet worden vormgegeven nog invloed gehad op de in de triloog bereikte overeenstemming over de BRRD? Zo ja, kan worden aangegeven op welke onderdelen en wat dit betekent voor de onderhandelingsruimte van het kabinet in de onderhandelingen over het SRM?

Is de inzet van het kabinet dat het «Single Resolution Fund» (SRF) ook uiteindelijk zal bestaan uit een fonds bestaande uit nationale compartimenten die onder voorwaarden van elkaar kunnen lenen, vragen de leden van de SP-fractie? Of is de intentie dat op termijn toch deze compartimenten worden opgeheven? Zo ja, is de inzet van het kabinet dat een besluit tot opheffing van de nationale compartimenten alleen op basis van unanimiteit kan plaatsvinden?

De leden van de SP-fractie lezen dat de inzet van de regering is dat een nationale achtervang blijft bestaan totdat de fondsen volledig zijn gevuld. Betekent dit dat de kabinetsinzet is dat nationale fondsen ook niet onder voorwaarden van elkaar kunnen lenen totdat deze fondsen zijn gevuld of is die mogelijkheid er tegelijkertijd met het bestaan van een nationale achtervang?

De leden van de SP-fractie vragen onder welke voorwaarden volgens de kabinetsinzet de gecompartimenteerde nationale fondsen elkaar kunnen steunen. Moet dat volgens het kabinet vrijwillig of moet het een verplichting zijn? Moeten het giften of leningen zijn? En indien het laatste moet daarbij volgens het kabinet ook kosten in rekening worden gebracht? Moeten de benodigde bedragen worden omgeslagen per fonds per land of moet er worden gekeken naar de beschikbare fondsen?

De leden van de SP-fractie vragen of de Minister kan aangeven hoe na die tien jaar volgens het kabinet zou moeten worden overgestapt op een fonds? Vergt dat nog een apart besluit en zijn daar nog bepaalde voorwaarden aan verbonden? Is er nog voorzien in een onderscheid in hoe besloten wordt over de afwikkeling van banken voor en nadat er één fonds is?

De leden van de SP-fractie vragen of niet-eurolanden al hebben aangegeven straks te willen participeren in het SRM? Kan worden aangeven welke nationale resolutiefondsen er nu en straks bestaan als de ECB het toezicht op zich neemt en de stresstesten en «Asset Quality Review» achter de rug zijn? Wat is de omvang van die fondsen?

Zijn er plannen om analoog aan de directe herkapitalisatie vanuit het ESM ook het direct bijspringen vanuit het ESM bij de afwikkeling van banken mogelijk te maken indien de bestaande fondsen tekort schieten?

Kan worden aangegeven wat nu de precieze rechtsgrondslag gaat vormen voor het SRM? Wordt inderdaad gedacht aan een apart verdrag zoals ook met het ESM en Fiscal Compact is gebeurd? Indien dat laatste, wat is de inzet van de Minister en welke argumenten hanteert hij om te kiezen voor een apart verdrag? Immers ook met betrekking tot het Fiscal Compact heeft Nederland de wens om dit uiteindelijk te integreren in de EU-verdagen? En welke consequentie heeft het buitenspel zetten van het Europees Parlement in deze voor ook de controle en verantwoording ten aanzien van besluiten van het SRM?

Kunt u in een tijdlijn de verschillende momenten aangeven waarop de verschillende stappen in de bankenunie plaatsvinden, inclusief de stappen die nu nog onderdeel zijn van onderhandeling?

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de PVV

De leden van de fractie van de PVV hebben kennisgenomen van de brief van de Minister. Zij hebben de volgende vragen.

Kunt u uiteenzetten welke verschillende regimes er gaan gelden voor verschillende categorieën van banken (systeembanken, internationale banken, regionale banken en lokale banken), zowel ten aanzien van het Europese toezicht als ten aanzien van resolutie? Kunt u hierbij tevens helder uiteenzetten, hoe deze regimes zich ontwikkelen tussen 2014 (start transitie) en 2018 (eindfase)?

Vindt het Europees toezicht (SSM) plaats bij de 130 grootste banken of bij 250 internationale banken? Welke/hoeveel banken vallen niet onder het Europees toezicht en wel onder het resolutiemechanisme?

Hoe vindt de resolutie plaats van banken die buiten de werking van het resolutiemechanisme vallen? Welke bail-in regels zijn hierbij van toepassing?

Eerder zouden alle 6000 banken bijdragen aan het resolutiefonds dat uiteindelijk zou worden gevuld met 55 mld. Hoeveel banken gaan er nu daadwerkelijk bijdragen aan het resolutiefonds en hoeveel kunnen er aanspraak maken op steun uit het resolutiefonds?

Hoeveel van de beoogde 55 miljard voor het resolutiefonds, zal naar verwachting worden opgebracht door Nederlandse banken? In hoeverre is dit veranderd door de nieuwe afspraken van deze week?

Het beoogde Europese resolutiefonds zou in 2028 beschikken over 55 miljard euro. Wordt de resolutieheffing voor banken opgeschort wanneer het beoogde niveau is bereikt of kan er daarna nog meer worden getrokken op de banken?

Er lijkt overeenstemming te zijn over de mutualisatie van de (nationale) resolutiefondsen in 2028. Klopt het dat vanaf 2028 er geen sprake meer zal zijn van nationale fondsen en zelfs niet van nationale compartimenten binnen het Europees Resolutiefonds? Dit strookt niet met wens van de Tweede Kamer dat vasthoudt aan nationaal afgebakende fondsen, volgend uit de aangenomen motie van het lid Harbers (VVD). Hoe gaat de Minister dit oplossen?

Kunt u tevens aan de hand van een voorbeeld, uitleggen hoe de stapsgewijze mutualisatie van de nationale resolutiefondsen effect heeft op het terugbetalen van leningen die in een eerder stadium zijn aangegaan bij andere nationale resolutiefondsen?

In de situatie dat er in 2014 of 2015 getrokken moet worden op de nationale resolutiefondsen terwijl er nog niet voldoende kapitaal in is gestort is het mogelijk dat resolutiefondsen aan elkaar lenen. Wat is de status van deze leningen en onder welke condities worden deze leningen verstrekt? Aan wie worden deze leningen precies vertrekt (landen of instellingen)? Welke garanties worden hierop afgegeven en door wie? Welke beperkingen zijn er ten aanzien van de omvang van deze leningen? Wat gebeurt er als er onvoldoende middelen beschikbaar zijn in het Europese Resolutiefonds?

De BRRD bail-in regels gaan formeel gelden vanaf 2016. De AQR en stresstesten zullen echter al in 2014 de kapitaalstekorten in beeld moeten brengen. Kunt u in een overzicht uiteenzetten hoe de beoogde bail-in wordt toegepast in 2014, 2015, 2016 en daarna? Kunt u hierbij tevens duidelijk onderscheidt maken tussen de verschillende vermogenstitels en de volgorde en maximale bijdrage waarvoor zij worden aangeslagen (o.a. aandeelhouders, junior obligatiehouders, senior obligatiehouders en spaarders met > 100.000)? Kunt u hierbij duidelijk aangeven wat in elke fase de verplichtingen zijn, wie de eindbeslissingen neemt en waar ruimte is voor lidstaten om zelf beslissingen te nemen?

Klopt de berichtgeving in het FD, dat tot 2016 de diepe bail in (inclusief gewone obligatiehouders en spaarders > 100.000) toegepast kan of zal worden bij kwetsbare lidstaten die gebruik maken van Europese noodfondsen, terwijl de rijkere lidstaten zich tot 2016 hieraan kunnen onttrekken?

In hoeverre kan de bail-in worden beperkt door het ontbreken van junior schuldeisers bij een specifieke bank? Hoe wordt voorkomen dat banken die nauwelijks achtergesteld schuldpapier en/of junior obligaties hebben uitgegeven, eerder toekomen aan staatssteun en daardoor in het voordeel zijn t.o.v. banken die al wel veel achtergestelde schuldpapieren hebben uitgegeven?

Wat is de status van de onderhandelingen met het EP over de BRRD richtlijn?

Indien een of meerdere lidstaten de bankenunie willen verlaten, welke procedures gelden er dan? Kunnen lidstaten uit de bankenunie worden gezet door andere lidstaten en zo ja, welke afspraken worden hierover gemaakt?

Wanneer en op welke manier kan het ESM worden gebruikt als achtervang voor het resolutiefonds en/of de herkapitalisatie van banken?

Kunt u toelichten wat de status wordt van niet eurolanden in het SSM en het SRM in 2014/2015 en in de periode daarna? Wat zijn precies de verschillen tussen eurolanden en niet eurolanden, ten aanzien van hun deelname aan SSM en SRM?

Kunt u opsommen welke wijzigingen er moeten worden aangebracht aan de Nederlandse Interventiewet, naar aanleiding van de nieuwe afspraken over de ontwikkeling van de bankenunie?

Er wordt gesproken over een apart verdrag tussen de deelnemende landen. Hoe ziet dit verdrag eruit? Wat is de juridische status? Is de Minister bereid dit verdrag per referendum voor te leggen aan de Nederlandse kiezer?

Wat is precies de rol van de resolutieraad, de Europese commissie en de raad van Ministers in de besluitvorming rondom de herkapitalisatie, afwikkeling en resolutie van banken?

Hoe ziet de resolutieraad er precies uit (samenstelling) en welke bevoegdheden heeft deze Raad?

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van het CDA

De leden van de fractie van het CDA hebben kennisgenomen van de brief van de Minister.

Uit het antwoord van de Minister proeven deze leden te weinig de zorg die bij de CDA-fractie leeft dat de Nederlandse belastingbetaler zo direct toch het financieel probleem van een andere lidstaat moet opvangen bij een disfunctionerende bank. In de ogen van de leden van de CDA-fractie dient elk lidstaat voor de komst van de bankenunie zelf orde op zaken te hebben gesteld. De leden van de fractie van het CDA vragen de Minister daarom wat zijn de consequenties wanneer in 2014 een Spaanse bank in de problemen komt? Wanneer komt de Nederlandse belastingbetaler in zicht om bij te springen, direct of via het ESM? Diezelfde vraag stellen deze leden wanneer dit zich voordoet na 2017 wanneer de bail-in regels in werking zijn getreden?

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van D66

De leden van de D66-fractie zijn van mening dat Europees toezicht op de banken, een Europese resolutieautoriteit en een Europees resolutiefonds noodzakelijke voorwaarden zijn voor het doorknippen van de wurggreep tussen landen en banken en het voorkomen van een herhaling van de Europese schuldencrisis. Daarom vinden deze leden het een goede zaak dat een akkoord ophanden lijkt te zijn.

De leden van de D66-fractie maken zich echter wel zorgen over de gekozen juridische structuur. Wederom lijkt te worden gekozen voor een intergouvernementele structuur, i.p.v. een structuur binnen het juridisch kader van de Europese Unie. De leden van de D66-fractie zijn van mening dat verdergaande Europese samenwerking moet worden verankerd binnen de bestaande juridische arrangementen. Dit met het oog op goede democratische controle en verantwoording. Daarom hebben de leden de volgende vragen aan de Minister van Financiën:

Klopt het dat wordt gekozen voor een intergouvernementeel verdrag om de Europese resolutieautoriteit en het Europees resolutiefonds vorm te geven?

Wat wordt de rol van de Raad van Ministers binnen het resolutiemechanisme?

Waarom wordt niet gekozen voor verankering binnen de bestaande juridische kaders?

Is de Minister het met de leden van de D66-fractie eens dat het de voorkeur heeft om bij verdergaande Europese samenwerking uit te gaan van de bestaande juridische structuren en, indien dit niet voldoet, te kiezen voor aanpassing van de bestaande verdragen om de verdergaande samenwerking mogelijk te maken?

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van GroenLinks

De leden van GroenLinks stellen graag nog enkele vragen over de vormgeving van het SRM/SRF.

Vicieuze cirkel tussen banken en nationale overheden

De leden van de GroenLinks-fractie hebben met zorg kennisgenomen van de brede Kamerwens om het SRM op te bouwen uit nationale fondsen. Zij merken op dat bij een dergelijke vormgeving de vicieuze cirkel tussen nationale overheden en banken in stand blijft. Deelt het kabinet deze conclusie? Hoe verhoudt de aangenomen motie Harbers (21 501-07, nr. 1100) zich tot het voornemen van de Europese regeringsleiders, geuit in juni 2012 in een gezamenlijke verklaring over de bankenunie, dat «de vicieuze cirkel tussen de banken en de overheden absoluut moet worden doorbroken»? De leden van de GroenLinks-fractie vragen het kabinet de doelstelling om de vicieuze cirkel tussen banken en nationale overheden te doorbreken leidend te laten zijn bij haar onderhandelingsinzet met betrekking tot de Europese Bankenunie.

Verder vragen de leden van de GroenLinks-fractie zich af, indien er een gemeenschappelijk resolutiefonds komt, op welke wijze de overdracht in de tussenfase van nationale fondsen naar het gemeenschappelijke fonds geregeld wordt. De leden van de fractie van GroenLinks hebben vernomen dat de Raad voornemens is een nieuw intergouvernementeel verdrag op te stellen. Ze vragen zich af of dit wel nodig is. Hoeveel lidstaten zijn hier voorstander van? Zij maken zich zorgen dat dit gaat leiden tot verlies aan parlementaire controle en vertraging van de totstandkoming van een volwaardige bankenunie. Hoe schat het kabinet dit risico op vertraging in en deelt het kabinet de mening dat vertraging onwenselijk is? Is er door de Raad geconcludeerd dat artikel 114 als rechtsgrondslag ontoereikend zal zijn? Zo ja, waarom?

Moet het nieuwe verdrag door alle aan het SRM/SRF deelnemende landen worden geratificeerd alvorens het in werking kan treden? Zo niet, hoe wordt de parlementaire controle verzekerd? Heeft het nieuwe verdrag een tijdelijk karakter, of geldt het alleen voor de periode waarin het SRF gevuld wordt?

Backstop

De leden van de fractie van GroenLinks vinden het belangrijk dat er duidelijkheid komt over het ESM als backstop tijdens de transitiefase. Is hierover besluitvorming voorzien tijdens de Ecofin van 18 december aanstaande? Hoe verhouden de mogelijkheden tot directe herkapitalisatie uit het ESM en de rol van het ESM als achtervang zich tot elkaar? Deelt het kabinet de mening van de GroenLinks-fractie dat het ESM als achtervang kan bijdragen aan het doorbreken van de vicieuze cirkel tussen banken en overheden, juist in de periode waarin het SRF nog niet volledig gevuld is, maar dat verzekerd moet worden dat eventuele leningen vanuit het ESM aan het SRF worden terugbetaald, via een heffing op banken?

Slagvaardigheid SRM

De onderhandelingen in de Ecofin lijken ertoe te leiden dat de besluiten over resolutie van banken op Europees niveau genomen worden, maar de rekening daarvoor vooralsnog op nationaal niveau moet worden betaald. Hoe kijkt het kabinet daartegenaan? Andersom geldt: als lidstaten een grote zeggenschap krijgen over de inzet van hun nationale stroppenpot, wat betekent dat voor de slagvaardigheid en geloofwaardigheid van het SRM?

Voor welke besluiten binnen het SRM/SRF zal unanimiteit in de Raad (of van de deelnemende lidstaten) vereist zijn? Ook hier de vraag: wat betekent dat voor de slagvaardigheid van het SRM?

Hoe wordt geborgd dat er toch binnen het tijdsbestek van een weekend vergaande besluiten kunnen worden genomen over de resolutie van een bank? Deelt het kabinet de vrees van ECB-directielid Asmussen, zoals verwoord in het Handelsblatt, dat de besluitvormingsprocedure waarop Ecofin afkoerst te moeizaam is?

Is een rol voor de Raad bij het besluit om een bank in resolutie te nemen wel nodig volgens de Meroni-doctrine? Welke stemprocedure zal gelden binnen de Raad?

Deelt het kabinet de mening dat een resolutiebesluit ook in mag gaan tegen de belangen van de desbetreffende lidstaat als zij de financiële stabiliteit van de eurozone als geheel beschermt? Welke regels worden afgesproken over speciale situaties waarbij de financiële stabiliteit van de eurozone als geheel in het gevaar is?

Bail in

De leden van de fractie van GroenLinks vernemen graag waarom de diepe bail-in-regels pas van toepassing zullen zijn vanaf 2016. Welke kapitaalverschaffers blijven buiten schot tot 2016?

Zal bail-in ook van toepassing zijn bij eventueel noodzakelijke herkapitalisatie als gevolg van de asset quality review die de ECB uitvoert?

Overig

Welke verdeelsleutel zal gelden voor de bijdrage van banken aan het SRF en nationale stroppenpotten? Welk gewicht wordt hierbij toegekend aan de omvang van hun balans en de risico's die zij nemen?

Wil het kabinet inzetten op ex-post-controle door het Europees Parlement in het te bereiken akkoord?

II Reactie van de Minister

De leden van de VVD-fractie vragen naar de huidige stand van zaken van de SRM onderhandelingen. De Ecofin Raad is op 10 december jl. voor het laatst bij elkaar gekomen om te spreken over het SRM-voorstel. Tijdens deze Ecofin Raad is geen akkoord tot stand gekomen, wel zijn belangrijke stappen gezet in de richting van een mogelijk Raadsakkoord. Aangezien de ER d.d. 13 december 2012 de Raad, het Europees Parlement (EP) en de Europese Commissie (Commissie) heeft opgeroepen om een definitief akkoord te bereiken over een SRM voor het einde van de legislatuur van het huidige EP (mei 2014), is het streven van de Raad om voor het einde van het jaar tot een akkoord te komen, waarna de Triloog met het EP van start kan gaan. Met dat doel zal de Ecofin Raad op woensdag 18 december weer bijeen komen. In het vervolg van dit verslag van een schriftelijk overleg zal inhoudelijk nader worden ingegaan op de ontwikkelingen rondom de SRM onderhandelingen. Daarbij moet worden opgemerkt dat essentiële onderdelen van het SRM nog in onderhandeling zijn.

Institutionele vormgeving en besluitvormingsprocedures

De leden van de fracties van de VVD, PvdA, PVV, D66 en GroenLinks hebben verschillende vragen gesteld over de bevoegdheidsverdeling en de besluitvormingsprocedures binnen het SRM.

In de discussie over de bevoegdheidsverdeling en besluitvormingsprocedures zijn nog geen definitieve standpunten ingenomen. Duidelijk is wel dat, gegeven de Meroni-doctrine, een Europese instelling, zoals de Commissie of de Raad, een resolutiebesluit formeel dient te bekrachtigen Tijdens de Ecofinraad werd duidelijk dat verschillende lidstaten sterk hechten aan betrokkenheid van de Raad in het proces. De rol van en stemverhoudingen in de Raad zijn echter nog voorwerp van discussie. Op basis daarvan wordt onder meer gesprokken over de verschillende rollen voor de Single Resolution Board (SRB), de Commissie en de Raad, terwijl de effectiviteit en besluitvaardigheid gewaarborgd blijft.

Het voorstel is nu dat resolutiebesluiten binnen de Single Resolution Board (SRB) door de uitvoerende sessie (Executive session) worden genomen. De uitvoerende sessie bestaat uit de uitvoerend directeur (Executive Director) en vier onafhankelijke leden, waarbij de Commissie en de ECB als observanten mogen aanschuiven. Wanneer de uitvoerende sessie over een specifieke instelling vergadert, nemen de vertegenwoordigers van de nationale resolutieautoriteiten van de betreffende thuis- en gastlanden ook aan de vergadering deel en hebben stemrecht. De stemverhoudingen in de uitvoerende sessie zijn voorwerp van discussie. De plenaire sessie (Plenary session) bestaat uit de uitvoerend directeur, de vier onafhankelijke leden en de vertegenwoordigers van de nationale resolutieautoriteiten van alle deelnemende Lidstaten, waarbij de Commissie en de ECB wederom als observanten mogen aanschuiven. Daarnaast wordt momenteel gesproken over een eventuele rol van de plenaire sessie bij besluiten over het gebruik van het resolutiefonds. Ook de stemverhoudingen in de uitvoerende sessie zijn nog voorwerp van discussie.

Intergouvernementeel verdrag

De leden van de fracties van PvdA, SP, PVV en D66 stellen enkele vragen over de mogelijkheid van een intergouvernementeel verdrag tussen de deelnemende landen, naast een EU-verordening over het SRM.

Ten aanzien van de grondslag en de vormgeving van het resolutiefonds heeft de Raad mogelijkheden verkend om het resolutiefonds vorm te geven op basis van een andere rechtsgrondslag dan artikel 114 VWEU. Een overgrote meerderheid van lidstaten heeft aangegeven dat risicodeling wenselijk is gegeven de doelstelling en opzet van de bankenunie om de link tussen overheid en bankensector te doorbreken. Enkele lidstaten, waaronder Nederland hebben daarbij gepleit voor de zekerheid dat een diepe bail-in vereist is alvorens eventuele risicodeling kan plaatsvinden. Tevens is het noodzakelijk dit principe te borgen via een besluitvormingsprocedure die voorziet in unanimiteit en de betrokkenheid van het parlement garandeert. In dat kader is gesproken over de mogelijkheid om onder meer de werking van het beoogde Europese fonds vast te leggen in een intergouvernementeel verdrag tussen de aan het SRM-deelnemende lidstaten. Op deze wijze kan worden voorkomen dat de bail-in vereisten in de toekomst worden verwaterd en men daardoor makkelijk toegang krijgt tot het beoogde Europese resolutiefonds.

De leden van de SP-fractie vragen in dat verband naar het streven om de gekozen opzet uiteindelijk te integreren in de EU-Verdragen. Het kabinet onderschrijft in algemene zin het standpunt dat bij de keuze voor een intergouvernementeel verdrag op termijn gestreefd zou moeten worden naar integratie in het juridisch kader van de Unie door aanpassing van de EU-Verdragen.

De leden van de fractie van GroenLinks en de PVV hebben vragen over de aard van het voorgenomen intergouvernementele verdrag en de procedure van totstandkoming. Het voorgenomen verdrag is een internationaal verdrag, tussen de lidstaten die zullen deelnemen aan het SRM. Het verdrag zal moeten worden geratificeerd door de verdragsstaten overeenkomstig hun nationale constitutionele voorschriften. In de betrokkenheid van de nationale parlementen zal op die wijze zijn voorzien. Wat betreft de inwerkingtreding van het voorgenomen verdrag geldt dat dit afhankelijk is van hetgeen daarover in het verdrag zelf zal worden bepaald. Het verdrag zal naar verwachting voor onbepaalde tijd worden gesloten, onverminderd de mogelijkheid van een toekomstige vervangende regeling in het kader van de Europese Unie.

Single Resolution Fund

De leden van de fracties van de PvdA, SP, PVV en GroenLinks hebben verschillende vragen gesteld over de grondslag en de vormgeving van het Europese Resolutiefonds (Single European Resolution Funds, SRF).

Wat betreft de vormgeving van het SRF, wordt gedacht aan een transitiefase van 10 jaar waarbij geleidelijk overgegaan wordt naar één Europees resolutiefonds met volledige private risicodeling tussen de banken die onder het SRM vallen. In een dergelijk systeem worden de bijdragen aan het SRF per lidstaat geoormerkt, zodat een systeem ontstaat van nationale compartimenten. In de eerste jaren zullen resolutiekosten primair bij de compartimenten van de direct betrokken lidstaten verhaald worden, alvorens een beperkt (maar gedurende de jaren steeds meer toenemend) beroep gedaan kan worden op de middelen aanwezig in compartimenten van alle aan het SRM deelnemende lidstaten.

Het resolutiefonds wordt gedurende 10 jaar in gelijke stappen van 10% per jaar gevuld. Na 10 jaar wordt op deze manier de steady state bereikt. Tegelijkertijd neemt elk jaar het aandeel van de nationale compartimenten in het totale fonds met 10% af. Vanaf dat moment worden resolutiekosten direct gefinancierd door middelen die er in het fonds aanwezig zijn. Indien de middelen in het fonds daartoe niet toereikend zijn kan er van alle banken een ex post heffing gevraagd worden of kan het SRF lenen op de markt of van derden. Eventuele publieke achtervangregelingen zijn nog steeds voorwerp van discussie.

De leden van de fracties van de PVV, SP en GroenLinks hebben vragen gesteld over de bijdragen die de banken aan het resolutiefonds gaan betalen. Aangezien naar verwachting alle banken uit de aan bankenunie deelnemende lidstaten onder het SRM zullen vallen, zullen ook alle banken uit deze landen bijdragen aan het resolutiefonds. In theorie kunnen namelijk voor alle banken, mochten deze in resolutie gaan middelen uit in het SRF beschikbaar worden gesteld onder de daarvoor geldende voorwaarden (waaronder toepassing van de bail-in regels). Een exact aantal van de deelnemende banken is nog niet bekend. Op basis van ECB data telde de eurozone eind november dit jaar 5870 kredietinstellingen, inclusief bijkantoren.

De leden van de SP-fractie vragen in het bijzonder hoeveel van de beoogde € 55 miljard voor het resolutiefonds naar verwachting zal worden opgebracht door de Nederlandse banken. Op basis van het SRM-voorstel wordt er in 10 jaar tijd een fonds opgebouwd met een omvang van ten minste 1% van de gedekte deposito’s van alle deelnemende banken. Het fonds wordt door de banken op basis van ex-ante risicogewogen premies gevuld. De methodiek voor de berekening van de risicogewogen premies is echter nog niet bekend. Wel is in de BRRD een zevental criteria opgenomen die de basis vormen voor de nog te ontwikkelen methodiek voor de bijdragen aan het SRF2. Het kabinet zet in op een gebalanceerde en risicogeoriënteerde methodiek, om te voorkomen dat sommige banken of banksectoren disproportioneel veel zouden bijdragen aan het fonds. Tevens is het kabinet van mening dat de Raad uiteindelijk dient te beslissen over de methodiek voor de berekening van de risicogewogen premies.

De leden van de fractie van de PVV stellen dat het voorstel voor de vormgeving van het SRF niet strookt met de aangenomen motie van het lid Harbers (VVD) en vragen naar een oplossing hiervoor. Het kabinet heeft op verschillende momenten over de inzet ten aanzien van resolutiemechanisme gesproken met de Tweede Kamer. Om te kunnen beoordelen of de uitkomst van deze debatten en de verschillende moties in voldoende mate tegemoet komt aan de wensen van de Tweede Kamer zal het onderhandelingsresultaat moeten worden afgewacht en in samenhang worden beoordeeld.

De leden van de fractie van de PVV hebben vragen gesteld over hoe wordt omgegaan met resolutiekosten in de periode 2014 en 2015 als er nog niet voldoende kapitaal is gestort in nationale resolutiefondsen. De leden van de fractie van de PvdA hebben daarnaast vragen gesteld hoe het SRF zich gaat verhouden tot de nationale resolutiefondsen die lidstaten uit de Europese Unie op basis van de BRRD moeten oprichten. In het verlengde hiervan hebben de leden van de fractie van GroenLinks gevraagd op welke wijze de overdracht in de tussenfase van nationale fondsen naar het gemeenschappelijke fonds geregeld wordt. Allereerst moet worden opgemerkt dat lidstaten uit de Europese Unie op basis van de BRRD vanaf 1 januari 2015 verplicht zijn om een resolutiefonds op te bouwen. Het is voorstelbaar dat de opbouw van het SRF een jaar later zal starten. Aangezien alle banken uit de aan de bankenunie deelnemende lidstaten zullen bijdragen aan het SRF, zullen die landen vanaf 2016 deelnemen aan de opbouw van een Europees resolutiefonds. De relatie tussen het nationale resolutiefonds en het Europese resolutiefonds zal nader worden uitgewerkt, naar het zich laat aanzien in een Intergouvernementeel verdrag. Op basis van de BRRD kunnen nationale resolutiefondsen op vrijwillige basis onderling aan elkaar lenen. Er is dus geen sprake van een verplichting. De voorwaarden op basis waarvan leningen tussen de nationale financieringsregelingen worden verstrekt, zoals rente en de terugbetaalperiode, moeten per geval bilateraal worden afgesproken. Lidstaten die reeds een nationaal resolutiefonds hebben en gaan deelnemen aan het SRM kunnen binnen de grenzen van het nationale en Europese recht kiezen wat zij met de aanwezige middelen willen doen. Zo kunnen deze middelen bijvoorbeeld ingezet worden voor de opbouw van het SRF.

Achtervang

De leden van de fracties van de SP, de PVV en GroenLinks vragen naar de rol van het ESM als achtervang voor het resolutiefonds. Conform de conclusies van de Europese Raad van 13 en 14 december 2012 moet het SRM beschikken over passende, effectieve achtervangregelingen. Deze achtervangregelingen moeten op middellange termijn begrotingsneutraal zijn.3 Dit betekent dat er alleen sprake kan zijn van een lening, die via ex-post heffingen wordt teruggevorderd op de Europese bankensector. Over de vormgeving van deze achtervangregelingen is zoals genoemd nog geen besluit genomen.

Reikwijdte

De leden van de fracties van de PVV en SP vragen naar de verschillende toezichts- en resolutieregimes voor systeembanken, grensoverschrijdende banken en lokale banken. Alle banken in deelnemende lidstaten vallen onder het Single Supervisory Mechanism (SSM) en het SRM. Er kan dus geen sprake zijn van banken die niet onder het SSM en wel onder het SRM vallen.

Binnen het SSM wordt een onderscheid gemaakt tussen banken die onder direct toezicht van de ECB vallen en banken die onder indirect toezicht van de ECB vallen. De ECB heeft een voorlopige lijst van banken die onder direct toezicht komen gepubliceerd4.

Binnen het SRM wordt waarschijnlijk een onderscheid gemaakt tussen enerzijds banken die onder direct toezicht van de ECB staan en banken die grensoverschrijdend actief zijn en anderzijds banken die onder indirect ECB toezicht staan en geen grensoverschrijdende activiteiten hebben. Deze vormgeving van de verschillende regimes is in de transitiefase gelijk aan de vormgeving in de eindfase.

De leden van de fracties van de PvdA en de SP vragen naar de bereidheid van niet-Eurolidstaten om te participeren in het SRM. Het is voor alle EU lidstaten mogelijk om tot te treden tot het SSM en het SRM. Er is een aantal niet-eurolidstaten dat interesse heeft getoond om op termijn te participeren in het SRM, maar er heeft zich vooralsnog niemand concreet gemeld.

De leden van de fractie van de PVV vragen of de status van niet-eurolanden in het SSM en SRM verschilt van de status van eurolidstaten. Wanneer niet-eurolidstaten ervoor kiezen om toe te treden tot het SSM en SRM, hebben deze landen dezelfde status als eurolidstaten. Ten aanzien van de status van de niet-eurolanden in de discussie over een eventuele publieke achtervang ligt er op dit moment geen voorstel voor. Dat zal worden betrokken in de besluitvorming ter zake.

De leden van de fractie van de PVV vragen naar de geldende procedures wanneer lidstaten de bankenunie willen verlaten. Hiervoor moet een onderscheid gemaakt worden voor de eurozone lidstaten en de niet-eurozone lidstaten, die besluiten deel te nemen aan de bankenunie. Voor de eurozone lidstaten geldt dat zij in ieder geval deelnemen aan de bankenunie. De toetreding en uittreding van niet euro-lidstaten bij de bankenunie is nu geregeld in de SSM-verordening. Op basis van de SSM-verordening kan een niet-eurolidstaat 3 jaar nadat die tot het SSM is toegetreden de ECB verzoeken om de nauwere samenwerking met de ECB te beëindigen. De ECB zal de nauwere samenwerking dan moeten verbreken. Tevens kan de ECB de nauwere samenwerking met de niet-eurolidstaat verbreken indien deze lidstaat niet langer voldoet aan de eisen die gesteld worden aan de nauwere samenwerking met de ECB of de nationale competente autoriteit de instructies van de ECB niet opvolgt.

BRRD en bail-in regels

De leden van de fracties van de SP en de PVV hebben enkele vragen gesteld over de stand van zaken van triloogonderhandelingen inzake de BRRD en de relatie met de onderhandelingen aangaande het SRM tijdens de Ecofin van 10 december. Tijdens de Ecofin van 10 december is de BRRD separaat besproken en op basis van het daaruit voortgekomen mandaat heeft het Voorzitterschap op 11 december een politiek akkoord bereikt met het Europees Parlement (EP). De onderhandelingen over het SRM tijdens de Ecofin van 10 december zijn niet van invloed geweest op het politieke akkoord betreffende de BRRD.

De leden van de fractie van de PvdA hebben gevraagd of de ingangsdatum van de BRRD verder vervroegd kan worden dan 1 januari 2016. De ingangsdatum van de BRRD zoals deze is afgesproken in het politieke akkoord met de EP is 1 januari 2015. Er is discussie gevoerd over de uiterlijke ingangsdatum van het bail-in instrument. Deze uiterlijke ingangsdatum is vervroegd van 1 januari 2018 naar 1 januari 2016. Daar het een uiterlijke ingangsdatum is, staat het Lidstaten vrij het bail-in instrument eerder van kracht te doen zijn.

De leden van de fractie van de PvdA hebben voorts vragen gesteld over de BRRD-regels waarin is opgenomen dat een resolutiefonds voor maximaal 5% van de bankbalans mag bijdragen aan de resolutiekosten. Voorts vragen zij of er nog wel nationaal gekozen kan worden voor een «resolutieheffing». De BRRD-regels zijn er echter op gestoeld dat er geen resolutieheffingen meer hoeven te worden geheven over bankensectoren. Resolutiekosten moeten zo veel mogelijk via bail-in van aandeelhouders en crediteuren worden gefinancierd. Daarbij is er in de BRRD wel een mogelijkheid gecreëerd om onder exceptionele omstandigheden na minimale bail-in van 8% van de totale passiva van de bank, voor maximaal 5% van de totale passiva kosten private financiering uit een resolutiefonds aan te wenden, in plaats van verdere bail-in van bestaande schuldeisers van de instelling. Aangezien de BRRD-regels als uitgangspunt dienen voorhet SRM, zal ook in het SRM de mogelijkheid er zijn om na 8% bail-in het SRF voor maximaal 5% van de totale passiva aan te wenden.

De leden van de fractie van de PVV hebben gevraagd hoe de resolutie van banken buiten de werking van het SRM plaatsvindt. Alle banken van de aan de bankenunie deelnemende Lidstaten vallen onder de reikwijdte van het SRM. De regels ten aanzien van de resolutie die vastgelegd zijn in de BRRD, inclusief de bail-in regels, zijn gelijk, zowel binnen het SRM als binnen de EU als geheel.

De leden van de fractie van de SP vragen naar het bestaan van nationale resolutiefondsen na de AQR door de ECB en naar de omvang van resolutiefondsen. De uitkomsten van de AQR worden naar verwachting in oktober 2014 bekendgemaakt, terwijl de BRRD op 1 januari 2015 in werking treedt. Pas vanaf die datum zijn de lidstaten daadwerkelijk verplicht om over een nationaal resolutiefonds te beschikken. Volgens de BRRD moet een resolutiefondsen doelomvang hebben van tenminste 1% van de gedekte deposito’s in het desbetreffende land.

De leden van de fracties van de PVV, GroenLinks en het CDA vragen naar de vormgeving van de bail-in regels na de AQR door de ECB en na de inwerkingtreding van de volledige BRRD bail-in regels. De Ecofin Raad heeft op 15 november jl. een verklaring gepubliceerd over de wijze waarop banken worden geherkapitaliseerd bij vaststelling van eventuele kapitaaltekorten na de doorlichting van bankbalansen door de ECB. In de verklaring is conform de Nederlandse inzet de volgende drietrap opgenomen voor herkapitalisatie van eventuele kapitaaltekorten na de balansdoorlichting door de ECB *: (i) private herkapitalisatie (bijvoorbeeld via aandelenemissie en inhouden van winsten), (ii) minimaal bail-in tot en met junior schuld op grond van de nieuwe staatssteunregels, eventueel met nationale publieke herkapitalisatie indien bail-in niet toereikend is, en (iii) het ESM met bijgaande conditionaliteit als laatste optie. Het ESM kan voorzien in indirecte herkapitalisatie, zoals eerder bij Spanje van toepassing was. Als dit vanwege de schuldhoudbaarheid van een lidstaat niet mogelijk is, kan het ESM-instrument voor directe herkapitalisatie worden gebruikt, wanneer dit beschikbaar is en aan de voorwaarden wordt voldaan. In geval van directe ESM steun zouden senior schuldeisers conform de BRRD ook moeten meebetalen aan het redden van een bank.

Om banken de tijd te geven om zich voor te bereiden op de strengere bail-in regels in de BRRD, treden deze niet tegelijk met de overige onderdelen van de BRRD in werking. Volgens huidige afspraken zullen de volledige BRRD bail-in regels tegelijk ingaan met de volledige inwerkingtreding van het SRM op 1 januari 2016. Het uitgangspunt is dat de hele hiërarchie van aandeelhouders en crediteuren beschikbaar is voor bail-in, voor zover nodig om de verliezen in de instelling op te vangen en de instelling (na herstructurering) te laten voortbestaan. Een beperkt aantal specifieke schulden van de instelling is uitgezonderd van bail-in (bijvoorbeeld loonvorderingen van werknemers van de instelling, belastingvorderingen, vorderingen van toeleveranciers van goederen en diensten die essentieel zijn voor de continuïteit van de dienstverlening). Deposito’s tot EUR 100.000 worden niet geraakt omdat deze onder de bescherming van het depositogarantiestelsel vallen.

Een resolutieautoriteit mag onder exceptionele omstandigheden voor een beperkt deel van de kosten, in plaats van bail-in van bestaande schuldeisers van de instelling, private financiering uit een resolutiefonds aanwenden. Een resolutieautoriteit krijgt deze mogelijkheid voor beperkte zogenoemde flexibiliteit echter pas nadat ten minste bail-in van 8% van de totale passiva (inclusief eigen vermogen) heeft plaatsgevonden.

De leden van de fractie van de PVV hebben vragen gesteld over de relatie tussen de staatssteun en de aanwezige bail-inbare vermogen. Conform de staatssteunregels is publieke steun alleen toegestaan nadat bail-in tot en met junior schuldeisers heeft plaatsgevonden. Een heldere vormgeving van de bail-in regels vraagt om harmonisatie van Europese regels, zoals de hoogte van de minimum laag aan bail-inbaar vermogen. De Europese Commissie is gevraagd om in 2016, op basis van aanbevelingen van de Europese Bankenautoriteit (EBA), met een voorstel te komen voor geharmoniseerde regels voor de hoogte van de minimum laag aan bail-inbaar vermogen. De precieze hoogte van deze laag zal zodanig moeten worden gekalibreerd, dat de kans op eventuele overheidssteun zoveel als mogelijk wordt beperkt.

Verantwoording

Voorts informeren de leden van de fractie van de VVD en GroenLinks naar de wijze waarop de verantwoording in de bankenunie vormgegeven zal worden. In het bijzonder vragen deze leden naar de rol van de Europese Rekenkamer. In de verordening voor het SSM is geregeld dat de taken van de Europese Rekenkamer op basis van de statuten van de ESCB en ECB (artikel 27 lid 2) ook zullen zien op de uit de SSM verordening voortvloeiende toezichtstaken van de ECB. Bij de onderhandelingen over het SRM ligt er bij de Raadsonderhandelingen een voorstel op tafel waarbij de Europese Rekenkamer naar aanleiding van individuele resolutiezaken een openbaar rapport kan publiceren. Daarnaast zouden het EP en de Raad de Europese Rekenkamer kunnen verzoeken om te rapporteren over andere zaken die gerelateerd zijn aan de werking van het SRM.

Overige vragen

De leden van de PVV-fractie vragen naar de noodzakelijke wijzigingen van de Interventiewet naar aanleiding van de nieuwe voorstellen in het kader van de bankenunie. Pas wanneer de definitieve inhoud van de nieuwe Europese regelgeving duidelijk zal zijn, kan in het kader van de implementatie van die regelgeving een goede beoordeling worden gemaakt van de noodzakelijke juridische consequenties voor de huidige Interventiewet.

De leden van de fractie van de PvdA hebben vragen gesteld over de mogelijkheid dat de resolutieautoriteit ook besluiten kan nemen over liquiditeitssteun. De BRRD stelt dat resolutiefondsen de mogelijkheid hebben om een tijdelijke lening te verstrekken aan een instelling in afwikkeling, aan dochterondernemingen van deze instelling, aan een overbruggingsinstelling of een vehikel voor activabeheer. In deze gevallen is de oorspronkelijke instelling reeds in resolutie geplaatst en vindt, waar nodig, bail-in plaats of heeft dit reeds plaatsgevonden. Indien bail-in reeds heeft plaatsgevonden en de instelling voldoende solvabel is kan het Europees systeem van nationale centrale banken liquiditeitssteun verlenen de desbetreffende instellingen verstrekken.

De leden van de fractie van de SP vragen naar een tijdlijn voor de onderhandelingen over en de inwerkingtreding van de onderdelen van de bankenunie. In reactie hierop is de onderstaande tabel opgenomen.

Voorlopige tijdlijnen en beslismomenten (tentatief)

Datum

Onderdeel

Handeling

april 2013

SSM

Triloogakkoord bereikt tussen Raad-EP-EC

april 2013

CRD IV

Triloogakkoord bereikt tussen Raad-EP-EC

juni 2013

ESM directe herkapitalisatie

Hoofdlijnenakkoord bereikt in eurogroep

juni 2013

BRRD

Raadsakkoord bereikt in Ecofin

juli 2013

SRM

Publicatie voorstel door EC

oktober2013

SSM

Publicatie definitieve verordeningen

oktober 2013 – oktober 2014

BSA

Voorbereiding en uitvoering door ECB i.s.m. nationale toezichthouders en EBA

december 2013

BRRD en DGSD

Triloogakkoord tussen Raad-EP-EC

December 2013

SRM

Raadsakkoord beoogd in Ecofin

Januari 2014

CRD IV/CRR

Inwerkingtreding CRD IV/CRR

april 2014

SRM

Triloog tussen Raad -EP en EC

november 2014

SSM

Start ECB toezicht

januari 2015

BRRD en DGSD

Inwerkingtreding

Januari 2015

SRM

Start voorbereiding SRM

Januari 2016

BRRD en SRM

Start volledige bail-in regels uit de BRRD en start resolutietaken van het SRM, inclusief opbouw SRF


XNoot
*

The Financial Times. «EU banking union: leaked «terms of referenc». 10 december 2013. Link: http://blogs.ft.com/brusselsblog/2013/12/eu-banking-union-leaked-terms-of-reference/

X Noot
2

De criteria die in artikel 94 van de BRRD zijn opgenomen zijn: (i) het risicoprofiel van de bank, (ii) de stabiliteit van de financiering van de bank, (iii) de financiële positie van de bank, (iv) de kans dat de instelling in resolutie komt, (v) de mate waarin de bank in het verleden aanspraak heeft gemaakt op publieke steun, (vi) de complexiteit van de bank, en (vii) het belang van de instelling voor de stabiliteit van het financiële stelsel en de economie van een of meer lidstaten.

Naar boven