21 501-07 Raad voor Economische en Financiële Zaken

Nr. 1108 BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 9 december 2013

Bij het ordedebat naar aanleiding van de stemmingen op donderdag 5 december heeft de heer Van Hijum gevraagd om een reactie op de motie Harbers c.s. over de vormgeving van het Single Resolution Mechanism (SRM). In de desbetreffende motie wordt het kabinet verzocht om bij de besprekingen over de vormgeving van het SRM een zestal uitgangspunten in acht te nemen. In het ordedebat werd meer specifiek gevraagd wat de aanname van deze motie betekent voor de inzet bij de komende onderhandelingen tijdens de Ecofin Raad van 10 december. Met deze brief kom ik tegemoet aan dit verzoek.

Net als de indieners van de motie is het kabinet van mening dat de bail-in regels die zijn voorgesteld in de Bank Recovery and Resolution Directive (BRRD) één op één van toepassing moeten zijn op het SRM. De motie onderstreept terecht het belang van de toepassing van de bail-in bij een eventueel noodzakelijke herkapitalisatie als gevolg van de zogenaamde Asset Quality Review (AQR) die de Europese Centrale Bank (ECB) de komende periode zal uitvoeren. De Europese Commissie heeft de staatssteuneisen voor banken per 1 augustus 2013 aangescherpt en als gevolg hiervan mag een Europese bank alleen staatssteun ontvangen nadat minimaal de aandeelhouders en junior crediteuren zijn aangeslagen.

Met betrekking tot de publieke achtervang merkt het kabinet op dat het ESM nu al de achtervang is bij bankenherkapitalisatie in de vorm van een indirecte ESM herkapitalisatie. Een voorbeeld hiervan is het Spaanse bankenprogramma. Tevens is in juni van dit jaar een politiek akkoord overeengekomen over het toepassen van – in het uiterste geval – directe herkapitalisatie uit het ESM.

Voor wat betreft de vormgeving van resolutiefonds(en) moet een onderscheid worden gemaakt naar verschillende fasen van de opbouw van de Bankenunie. Ten eerste worden de zogenaamde legacyproblemen in beeld gebracht in het proces van de ECB AQR en de daarop volgende EU-brede stress test die zal worden uitgevoerd door de European Banking Authority (EBA). Voor kapitaalstekorten die hieruit naar voren kunnen komen, geldt dat de nationale overheden de publieke achtervang bieden, nadat private mogelijkheden zijn uitgeput en bail-in (conform de hiervoor genoemde staatssteuneisen) is toegepast.

In het Commissievoorstel voor het SRM wordt voor na deze fase een Europees resolutiefonds voorgesteld, dat geleidelijk gevuld zal worden met heffingen vanuit de bankensector. Voor de vormgeving van dit fonds zijn verschillende modaliteiten denkbaar. Nederland heeft een model met nationale compartimenten bepleit, waaruit geput kan worden wanneer een bank in resolutie wordt genomen door de Single Resolution Board (SRB). De vulling van een resolutiefonds zal de nodige jaren vergen. In deze opbouwfase blijft er een nationale garantie of nationale publieke achtervang op de beschikbaarheid van voldoende middelen van kracht. De mogelijkheid van elkaar bijspringen is onderdeel van het bepleite model met compartimenten. Nederland vindt dat de diepere bail-in regels zoals uitonderhandeld in de BRRD zo vroeg mogelijk en in ieder geval gelijktijdig met de SRM, en met de start van een resolutiefonds, van kracht moeten worden. Dat is cruciaal om het gebruik van het fonds zoveel mogelijk te voorkomen en de verliezen in banken zoveel te mogelijk te laten dragen door de kapitaalverschaffers van de instelling.

Uiteraard moet Nederland medezeggenschap behouden over wijzigingen van de institutionele vormgeving van het SRM en de premiegrondslag voor banken in de toekomst. Bovendien zet het kabinet, daar waar nodig, tijdens de komende onderhandelingen in op stemprocedures die recht doen aan de aard en uitwerking van de te nemen besluiten.

Het kabinet deelt het uitgangspunt dat de informatiepositie en de verantwoording aan het Nederlandse parlement gegarandeerd moet zijn met betrekking tot de afwikkeling van problemen bij banken voor zover deze financiële risico’s met zich meebrengen voor de Nederlandse belastingbetaler.

Hiermee hoop ik een duidelijk beeld te hebben gegeven van de Nederlandse inzet tijdens de komende onderhandelingen. Zoals gebruikelijk zal ik verslag doen van de uitkomsten van de Eurogroep en Ecofin Raad.

De Minister van Financiën, J.R.V.A. Dijsselbloem

Naar boven