21 501-04 Ontwikkelingsraad

Nr. 211 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 7 maart 2018

Hierbij bied ik u het verslag aan van Raad Buitenlandse Zaken Ontwikkelingssamenwerking van 20 februari 2018.

De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, S.A.M. Kaag

VERSLAG RAAD BUITENLANDSE ZAKEN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING VAN 20 FEBRUARI 2018

EIB Ontwikkelingsinstelling

De president van de Europese Investeringsbank (EIB), Werner Hoyer, presenteerde het plan van de EIB om een EU ontwikkelingsinstelling op te richten. Om de Sustainable Development Goals te behalen is veel geld nodig. Er moet daarom gekeken worden hoe bestaande middelen efficiënter kunnen worden ingezet en hoe de private sector beter betrokken kan worden. De oprichting van een EU ontwikkelingsinstelling zou hieraan bij kunnen dragen. Commissaris Mimica gaf aan dat de EU op dit moment naar de gehele externe financieringsstructuur kijkt, ook met het oog op het volgende Meerjarig Financieel Kader vanaf 2020. Hij benadrukte dat de mogelijke oprichting van een EU ontwikkelingsinstelling in dit licht wordt beoordeeld: hoe kan de EU haar ontwikkelingssamenwerking zo efficiënt mogelijk inzetten. Mimica onderstreepte dat dit voorstel in goede samenspraak tussen de EIB, de Europese Commissie en (nationale ontwikkelingsbanken van) lidstaten moet worden ontwikkeld en uitgevoerd. De doelstellingen van het EU externe beleid moeten hierin leidend zijn. Daarnaast benadrukte hij dat er voldoende gebruik moet worden gemaakt van bestaande kennis en capaciteit, ook van andere internationale financiële instellingen om zo overlap van werkzaamheden te voorkomen.

Een aantal lidstaten gaf aan positief tegenover het voornemen van de EIB te staan, maar stelde tegelijkertijd vast dat er nog veel vragen zijn. Zo zijn er nog weinig details bekend over bijvoorbeeld de structuur van de instelling, de geografische reikwijdte van de investeringen en de samenwerking met nationale ontwikkelingsbanken. Lidstaten benadrukten daarnaast het belang van stroomlijning en simplificatie: de oprichting moet niet leiden tot nieuwe structuren die het werk van bijvoorbeeld nationale ontwikkelingsbanken dupliceren. Ook Nederland reageerde voorzichtig positief en benadrukte dat een mogelijke EU ontwikkelingsinstelling van toegevoegde waarde moet zijn in het huidige financieringslandschap. Daarnaast onderstreepte een aantal lidstaten dat er wel voldoende ontwikkelingsexpertise bij de EIB moet zijn om projecten goed te kunnen formuleren en uitvoeren. Zodra een meer uitgewerkt voorstel van de EIB op tafel ligt, zal de discussie hierover worden vervolgd.

Post Cotonou

De Raad sprak over het concept EU-onderhandelingsmandaat voor het vervolgpartnerschap tussen de EU en de groep Afrikaanse, Caribische en Stille Oceaan (ASC) landen dat in december 2017 door de Commissie en de Hoge Vertegenwoordiger is uitgebracht. Tijdens de Raad Buitenlandse Zaken van 22 januari werd reeds op hoofdlijnen steun uitgesproken voor een gemoderniseerd partnerschap met drie regionale protocollen1. Tijdens de informele Raad op 20 februari lichtte Eurocommissaris Mimica het conceptonderhandelingsmandaat nader toe. Het onderhandelingsmandaat is in lijn gebracht met de EU Global Strategy en de Europese Consensus on Development, en het vervolgpartnerschap moet dienen als een strategisch instrument om Agenda 2030 en het Parijsakkoord van 2015 in concrete actie te vertalen. Gezamenlijke waarden en principes worden in het onderhandelingsmandaat onderstreept en door het behoud van het juridisch bindende raamwerk versterkt, zo stelde Mimica. Daarbij zal in het vervolgpartnerschap meer nadruk worden gelegd op het belang van de interne regionale dynamiek in Afrika, de Cariben en de Stille Oceaan. Het is de inzet van de Commissie om Noord-Afrika te betrekken bij het regionale Afrika compact met respect voor bestaande afspraken onder het Europees Nabuurschapsbeleid. Het voornemen van de Commissie en het Bulgaarse Voorzitterschap is om het EU-onderhandelingsmandaat in mei op de Raad Buitenlandse Zaken Ontwikkelingssamenwerking vast te stellen.

Er is op dit moment nog geen consensus tussen lidstaten over de verschillende elementen van het vervolgpartnerschap. Een aantal lidstaten pleitte voor een openstelling van het partnerschap voor alle partners in de hele wereld, en niet alleen de ACS-landen. Dit zou gekoppeld moeten worden aan de oprichting van één SDG-instrument onder het nieuwe Meerjarig Financieel Kader. Een aantal andere lidstaten, vooral uit het zuiden van de EU, is evenwel voorstander van een minder ingrijpende modernisering en het voortzetten van het EU-ACS partnerschap met een juridisch bindend verdrag. Het pleidooi van o.a. Nederland en noordelijke lidstaten voor opname van afspraken over Seksuele en Reproductieve Gezondheid en Rechten (SRGR) in het vervolgpartnerschap kon niet op unanieme steun rekenen. De noodzaak om migratie een serieuze plek te geven in het vervolgpartnerschap werd veelvuldig door lidstaten genoemd, zowel de noodzaak van de aanpak van grondoorzaken als het maken van goede afspraken over terugkeer van uitgeprocedeerde onderdanen uit ACS-landen. Ook Nederland vroeg hierom.

Nederland sprak steun uit voor de sterkere focus op de SDG’s en de regiospecifieke benadering in het vervolgpartnerschap. Nederland is voorstander van een brede, geïntegreerde benadering van handel, politieke dialoog en veiligheid, in lijn met de EU Global Strategy en de uitkomsten van de AU-EU top in Abidjan (29-30 november 2017). Het kabinet vindt dat in een gelijkwaardig partnerschap afspraken moeten worden nageleefd. In de Raad vroeg Nederland daarom specifiek om sterke implementatie- en nalevingsmechanismes, onder andere voor afspraken gemaakt op gebied van migratie. Nederland betoonde zich voorstander van een lichte fit for purpose institutionele structuur van het vervolgpartnerschap en pleitte voor een verduidelijking van de manier waarop Landen en Gebieden Overzee (LGO’s) en Noord-Afrikaanse landen zullen kunnen participeren in het vervolgpartnerschap.

Midterm Review Externe Financieringsinstrumenten

De Raad sprak over de uitkomsten van de tussentijdse evaluatie van de externe financieringsinstrumenten van de EU en de lessen die hieruit getrokken kunnen worden voor het volgende Meerjarige Financieel Kader (MFK) voor de periode 2021–2027. De Europese Commissie bracht op 14 februari 2018 een Mededeling uit over het nieuwe MFK, waarover uw Kamer de komende tijd nader schriftelijk geïnformeerd zal worden. De Hoge Vertegenwoordiger en Eurocommissaris Mimica gaven tijdens de Informele Raad aan dat de tussentijdse evaluatie had uitgewezen dat de externe financieringsinstrumenten grotendeels fit for purpose zijn geweest. Voor het huidige MFK (2014–2020) zijn dan ook geen grote aanpassingen nodig. In het nieuwe MFK zullen echter onder meer de Duurzame Ontwikkelingsdoelen (SDGs), de EU Global Strategy van juni 2016, de European Consensus on Development van juni 2017 verwerkt moeten worden. Zoals aangegeven in de Commissiemededeling van 14 februari is de Commissie van mening dat er meer middelen nodig zijn om de externe uitdagingen op het gebied van veiligheid, ontwikkeling en migratie het hoofd te bieden. De grenzen van Hoofdstuk IV van de EU-begroting (extern beleid), zouden volgens de Commissie zijn bereikt.

Mede naar aanleiding van de uitkomsten van de tussentijdse evaluatie pleit de Commissie voor een simpelere financieringsarchitectuur, waarmee flexibel ingespeeld kan worden op nieuwe prioriteiten en ontluikende crises in derde landen en regio’s. De Commissie wil de bestaande instrumenten stroomlijnen in een simpeler ontwikkelingsinstrumentarium. Door middel van «ringfencing» zou het belang van prioritaire thema’s binnen het versimpelde instrumentarium kunnen worden verzekerd. Humanitaire steun en het Instrument voor Pre-Accessiesteun (IPA) zouden in ieder geval aparte instrumenten moeten blijven. De optie om het Europees Ontwikkelingsfonds (EOF) binnen de begroting te brengen wordt door de Commissie opengehouden, mits dit niet leidt tot afname van fondsen die voor ontwikkelingssamenwerking beschikbaar zijn.

Er bleek in de Raad veel steun voor de ontwikkeling van een flexibeler extern financieringsinstrumentarium, maar over de wijze waarop dit vorm zou moeten krijgen, liepen de meningen uiteen. Ook Nederland gaf aan voorstander te zijn van meer flexibiliteit in het toekomstig financieringsinstrumentarium en het samenvoegen van instrumenten, waaronder in ieder geval het Ontwikkelingssamenwerkingsinstrument (DCI) en het Europees Ontwikkelingsfonds (EOF). De strategische prioriteiten van de EU zoals het tegengaan van irreguliere migratie moeten worden gereflecteerd in het budget. De onderhandelingen over de vormgeving van het nieuwe MFK zullen plaatsvinden op basis van het gedetailleerde voorstel dat de Commissie in mei zal uitbrengen.

Tijdens het Voortgezet Schriftelijk Overleg van 22 februari 2018 werd de motie Becker-Bouali (Kamerstuk 21 501-04, nr. 209) aangenomen waarin de regering wordt opgeroepen om met een voorstel te komen om de transparantie, verantwoording en parlementaire controle van en op de externe EU-financieringsinstrumenten te verbeteren en inzichtelijker te maken, en over deze instrumenten ten minste via een jaarlijkse aparte brief te rapporteren. In het genoemde overleg gaf het kabinet aan graag gehoor te willen geven aan dit verzoek. Het zegde toe om de transparantie, verantwoording en parlementaire controle op een aantal manieren te verbeteren. Ten eerste door bestaande begrotingsinstrumenten beter te gebruiken. Zo zal het kabinet meer informatie opnemen in de HGIS-nota en het HGIS-jaarverslag onder beleidsthema 3 Europese Samenwerking en onder begrotingsartikel 3 van de BZ-begroting, dat ook gaat over Europese Samenwerking. Voorts zal het kabinet in de jaarlijkse rapportage over de resultaten van ontwikkelingssamenwerking informatie opnemen over de resultaten van de Europese Ontwikkelingssamenwerking. Tenslotte zal een jaarlijkse brief aan uw Kamer gezonden worden over de inzet en resultaten van EU-ontwikkelingssamenwerking. In deze brief zal zal het kabinet onder meer aandacht geven aan de verslagen die de Europese Commissie zelf uitbrengt over de inzet van de (afzonderlijke) externe financieringsinstrumenten, rapporten van de Europese Rekenkamer en de jaarlijkse resultatenrapportage van de Commissie.

VN hervormingen

De Raad wisselde tijdens een informele lunch met UNDP-bestuurder Achim Steiner van gedachten over de implementatie van de SDG’s en de VN-hervormingsagenda van Secretaris-Generaal van de VN, António Guterres. In mijn brief van 28 februari jl. informeerde ik U al eerder over de stand van zaken omtrent de hervormingsagenda van de Verenigde Naties (Kamerstuk 26 150, nr. 169). Steiner lichtte de hervormingsvoorstellen toe en ging daarbij onder meer in op de inzet van de SGVN om een sterkere preventieve rol te spelen in de wereld, waaronder het voorkomen van hongersnood en crises. Steiner gaf aan dat het noodzakelijk is om meer geïntegreerd te gaan werken, onder andere door de verbinding van activiteiten op humanitair- en ontwikkelingsvlak te versterken. Er moet meer aan preventie gedaan worden, mede omdat voorkomen goedkoper is dan ingrijpen als een crisis al is geëscaleerd. De uitgaven aan de MINUSMA-missie zijn ongeveer even hoog als de ontwikkelingsuitgaven in de gehele Sahel en de missie in de Centraal Afrikaanse Republiek is grofweg drie keer zo groot als het jaarlijkse overheidsbudget van dat land. Ontwikkelingsgeld moet sneller en op een grotere schaal beschikbaar komen, zo stelde Steiner. De leden van de Raad spraken hun steun uit voor de VN-hervormingsagenda, waarbij de noodzaak werd onderstreept om hierbij zoveel mogelijk samen op te trekken om meer flexibel, efficiënt en resultaatgericht te kunnen werken. De Raad sprak ook met Steiner over het hervormingsplan om op landenniveau de functie van de VN-landenvertegenwoordiger (Resident Coordinator) te versterken, onder andere doordat dit een voltijd functie wordt die losgekoppeld is van UNDP. Nederland vroeg aan Steiner wat voor impact dit zal hebben op UNDP, waarop Steiner antwoordde dat UNDP een fundamentele rol speelt in het VN-systeem: zowel in het VN-ontwikkelingssysteem en vaste partner voor veel ontwikkelingslanden, als ook voor het leggen van de verbinding met andere delen van de VN (humanitair, vrede en veiligheid).


X Noot
1

Verslag Raad Buitenlandse Zaken van 22 januari 2018 (Kamerstuk 21 501-02, nr. 1819).

Naar boven