21 501-04 Ontwikkelingsraad

Nr. 178 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 30 november 2015

Hierbij bied ik u de geannoteerde agenda aan van de informele Raad Buitenlandse Zaken / Ontwikkelingssamenwerking van 9 en 10 december 2015.

De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, E.M.J. Ploumen

GEANNOTEERDE AGENDA INFORMELE RAAD BUITENLANDSE ZAKEN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING (RBZ OS) VAN 9 en 10 DECEMBER 2015

COP21

Tijdens een werkdiner op de avond van 9 december a.s. zal de Luxemburgse Staatssecretaris voor Duurzame Ontwikkeling en Infrastructuur, Camille Gira, een briefing verzorgen over de stand van zaken van de COP21 klimaatconferentie die dan plaatsvindt in Parijs. Deze briefing zal de basis vormen voor een debat met de aanwezige Ministers.

De COP21, van 30 november t/m 11 december, moet leiden tot een nieuw mondiaal klimaatakkoord dat de opwarming van de aarde beperkt tot minder dan 2 graden Celsius. Op het moment dat de informele RBZ OS plaatsvindt op 9 en 10 december, zijn de onderhandelingen nog in volle gang. Het kabinet zet in op een dynamisch en ambitieus akkoord, waaraan alle landen meedoen via een transparante en effectieve ambitiecyclus.

De gevolgen van klimaatverandering hebben een negatieve invloed op voedsel- en energiezekerheid, toegang tot water en economische ontwikkeling. Kwetsbare landen en de armsten in de wereld worden bijzonder hard geraakt. Het kabinet wil dat in de klimaatonderhandelingen voldoende oog is voor adaptatie aan klimaatverandering en voor de positie van de allerarmsten. Hierbij dient eveneens aandacht uit te gaan naar de genderaspecten van klimaatbeleid. In de brief van 9 november jl. (Kamerstuk 31 793, nr. 119) heeft het kabinet u uitgebreid geïnformeerd over de inzet van het Koninkrijk voor de COP21 en het nieuwe klimaatakkoord. Na afloop van de COP21 zal het kabinet u informeren over de resultaten van de conferentie.

De EU onderhandelt in Parijs met één stem. Alle lidstaten hebben zich geschaard achter de Raadsconclusies van de Milieuraad van 18 september jl. en voor wat betreft het onderwerp klimaatfinanciering achter de conclusies van de Raad Economische en Financiële Zaken (Ecofin) van 10 november jl. Deze vormen het mandaat voor de onderhandelaars. Alle lidstaten onderschrijven het belang van de klimaattop in Parijs en streven naar een ambitieus en duurzaam, juridisch bindend nieuw klimaatakkoord.

Implementatie Global Goals

De Raad zal ook spreken over de implementatie van de Global Goals die tijdens de top in New York van 25-27 september jl. door alle VN lidstaten zijn aangenomen. Deze discussie is een vervolg op die tijdens de RBZ OS van 26 oktober jl. waar het belang van snelle implementatie in zowel het externe als het interne EU-beleid werd onderstreept. Tijdens de informele Raad in Luxemburg zal de discussie zich toespitsen op het externe beleid van de Unie.

Nederland zal ervoor pleiten dat de EU leiderschap toont en de verankering van de Global Goals voortvarend ter hand neemt. Hierbij staan voor Nederland drie punten centraal. Ten eerste moet het ontwikkelingssamenwerkingsbeleid van de EU in lijn worden gebracht met de Global Goals. Dit betekent onder meer dat de Europese ontwikkelingshulp speciale aandacht besteedt aan ongelijkheid, de allerarmsten en fragiele staten. En dat concrete afspraken worden gemaakt over de verbreding van de inzet van middelen, waaronder multi-stakeholder partnerschappen, nationale belastingen en innovatieve financieringsvormen. Voor Nederland zijn dit belangrijke elementen in de 2030 Agenda. Ten tweede pleit Nederland ervoor dat de EU een stevige rol op zich neemt op het gebied van monitoring en rapportage. Hierover zal in 2016 in VN-verband verder worden onderhandeld. Het is belangrijk dat de komende 15 jaar inzichtelijk is welke resultaten worden behaald en op welke gebieden er niet goed genoeg wordt gepresteerd. Het Global Partnership for Effective Development Co-operation speelt een belangrijke rol bij deze mondiale monitoring. Ten slotte verwacht Nederland dat de verschillende instrumenten van extern beleid op een meer gecoördineerde wijze worden ingezet. Beleidscoherentie zal bijdragen aan de effectieve implementatie van de Global Goals en de EU dient hierin het voortouw te nemen.

Ten aanzien van het krachtenveld in de Raad en het Europees Parlement kan worden gezegd dat er brede consensus bestaat over het belang en de noodzaak van een spoedige en coherente verankering van de Global Goals in het beleid van de Europese Unie. Nederland zal zich – ook tijdens het Nederlandse EU-voorzitterschap in de eerste helft van 2016 – hiervoor inzetten.

Migratie

De Ministers zullen tijdens de informele Raad spreken over de externe dimensie van de migratiecrisis, in vervolg op de discussie tijdens de RBZ OS van 26 oktober jongstleden. Tijdens die Raad werd uitgebreid gesproken over de rol van humanitaire hulp en ontwikkelingssamenwerking bij het vinden van duurzame oplossingen voor de huidige migratieproblematiek, onder meer via het aanpakken van grondoorzaken en verbeterde opvang van vluchtelingen in de regio.

Tijdens de informele Raad zal worden terugkeken op de Valletta-top die op 11 en 12 november plaatsvond in Malta. De Nederlandse inzet en terugkoppeling van deze top zijn uw Kamer toegegaan in kabinetsbrieven (Kamerstuk 21 501-20, nrs. 1049 en 1052). Ministers zullen spreken over de uitvoering van de in Valletta gemaakte afspraken, zoals op het gebied van bescherming en opvang van vluchtelingen, verbeterde internationale bescherming, terugkeer, grensbeheer en het bestrijden van mensensmokkel, en het aanpakken van de grondoorzaken van migratie, waarbij er speciale aandacht zal zijn voor jeugdwerkgelegenheid.

In de Raad is veel steun voor een actieve rol vanuit het externe beleid van de EU, in het bijzonder voor het aanpakken van de grondoorzaken van migratie onder meer via een inzet op jeugdwerkgelegenheid en ondernemerschap. Ook het EU noodtrustfonds voor Afrika geniet brede steun in de Raad (zie hiervoor ook de verslagen van de Europese Raad van 15 oktober jl. (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1026), het verslag van de RBZ OS van 26 oktober jl. (Kamerstuk 21 501-04, nr. 176) en het verslag van de RBZ van 16 november jl. (Kamerstuk 21 501-02, nr. 1555).

Nederland zal tijdens de informele Raad aandacht vragen voor spoedige nadere uitwerking en invulling het in Valletta opgerichte EU noodtrustfonds voor Afrika. Dit fonds gaat bijdragen aan stabiliteit en de aanpak van grondoorzaken van migratie in de Hoorn van Afrika, Sahel- en de Tsjaadmeer regio en Noord-Afrika, en zal een belangrijke rol gaan vervullen in de financiering van de in Valletta gemaakte samenwerkingsafspraken. Hierbij pleit Nederland voor een nauwere betrokkenheid van Afrikaanse partners. Duurzame oplossingen voor de migratieproblematiek kunnen alleen worden gevonden wanneer er werkelijk sprake is van een gezamenlijke aanpak en gedeeld eigenaarschap.

Valletta richtte zich reeds op een versterkte samenwerking met Afrikaanse partners en het EU-Turkije Actieplan Migratie biedt het kader voor betere samenwerking met Turkije. Nederland acht het daarnaast van belang dat de EU ook versterkte samenwerking opzet met die landen waar de instroom van Syrische vluchtelingen grote economische, sociale en politieke gevolgen heeft. Nederland zal er daarom tijdens de informele Raad voor pleiten dat de EU ook intensievere samenwerking zoekt met Libanon en Jordanië, op basis van een brede, gecoördineerde inzet van alle relevante instrumenten van het externe beleid van de EU.

Europese Investeringsbank

Tijdens de Raad zal de Europese Investeringsbank (EIB) een overzicht van zijn activiteiten presenteren. De focus zal liggen op de projecten gericht op de implementatie van de Global Goals en op het gebied van migratie en ontwikkeling. Een aantal lidstaten, waaronder Nederland, heeft eerder aangegeven mogelijkheden te willen onderzoeken voor een grotere betrokkenheid van de EIB bij activiteiten gericht op de migratiecrisis. Nederland heeft er reeds tijdens de vorige Raad in oktober op gewezen dat de economieën van landen die grote aantallen vluchtelingen opvangen, hier zwaar onder te lijden hebben. De EU zou samen met de Internationale Financiële Instellingen, maar ook de EIB, moeten kijken naar manieren om deze lasten te verlichten. Als partner van de EU in private sector ontwikkeling ligt hier een rol voor de EIB. Nederland acht het positief dat de EIB ook op dit moment al inspanningen verricht ten aanzien van de migratiecrisis, zoals het versoepelen van (medefinancierings)voorwaarden voor projecten met een migratiecomponent. Nederland zal de EIB oproepen additionele, innovatieve manieren te onderzoeken om opvanglanden te ondersteunen.

Naar boven