21 501-02 Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken

Nr. 1555 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 24 november 2015

Hierbij bied ik u het verslag aan van de Raad Buitenlandse Zaken van 16 november 2015.

De Minister van Buitenlandse Zaken, A.G. Koenders

VERSLAG RAAD BUITENLANDSE ZAKEN VAN 16 NOVEMBER 2015

Aanslagen Parijs/Contraterrorisme

Bij de opening van de vergadering werd stilgestaan bij de aanslagen in Parijs van 13 november en de gevolgen hiervan voor het contraterrorisme (CT) beleid van de EU. De EU Hoge Vertegenwoordiger (HV) Mogherini benadrukte dat onze open samenleving onder vuur is komen te liggen en dat dit meer dan ooit een sterke en gezamenlijke reactie vereist. Over het interne CT-beleid spreken de Ministers van justitie en binnenlandse zaken tijdens de ingelaste Raad op vrijdag 20 november 2015. Focus van de Raad Buitenlandse Zaken is het externe CT-beleid van de EU. Daartoe dienen de afspraken, zoals onder meer vastgelegd in de raadsconclusies van 9 februari van dit jaar, tegen het licht te worden gehouden, aldus de HV. Waarschijnlijk zal de Raad in december op dit onderwerp terugkomen. De HV benadrukte dat al veel gebeurt op dit terrein zoals CT-samenwerking en dialogen met derde landen en de plaatsing van CT-experts op EU-delegaties. Ook de EU-inzet ten aanzien van Security Sector Reform (SSR) en GVDB-missies staat voor een groot deel ten dienste van CT. Er was overeenstemming dat het probleem daarnaast bij de wortel aangepakt dient te worden, refererend aan de benodigde politieke oplossingen van de conflicten in Syrië, Libië en Irak, en de bestrijding van ISIS. De bespreking van CT werd daarom direct gekoppeld aan de lunchbespreking over Syrië in aanwezigheid van VN Speciaal Gezant De Mistura. De HV benadrukte het belang om de door ISIS gepropageerde narrative tegen te gaan en terrorisme niet te karakteriseren als een botsing van beschavingen. De EU heeft dit jaar voortgang geboekt ten aanzien van strategische communicatie richting de Arabische wereld over Europa en deze inspanning zal moeten worden voortgezet, aldus de HV.

Frankrijk dankte voor de solidariteit. Dit was met name van belang omdat onze waarden en onze vrijheid het doelwit zijn. Ook benadrukte Frankrijk het belang van coördinatie vanwege het feit dat er voor de Unie een agenda ligt op zowel intern als extern terrein en deze nauw met elkaar verweven zijn. Enkele Ministers waarschuwden tot slot dat terrorisme en migratie niet op een hoop gegooid moesten worden.

Syrië

De Raad besprak de situatie in Syrië in aanwezigheid van VN Speciaal Gezant voor Syrië de Mistura. HV Mogherini koppelde terug over de besprekingen in Wenen van 14 november jl. Daarbij gaf zij aan dat de cruciale rol die de VN zal spelen in het proces, dat uiteindelijk zou leiden naar een overgangsregering in Syrië, ondersteund moest worden door de EU en lidstaten. De Mistura dankte de HV en de lidstaten voor de steun en gaf aan hoop te zien in de bereidheid van de VS en Rusland om naar een politieke oplossing toe te werken. Daarbij waren zij erin geslaagd om de belangrijkste regionale spelers aan tafel te krijgen. Naast het consolideren van de afspraken uit de eerste bespreking in Wenen van 30 oktober jl., zijn er twee belangrijke afspraken gemaakt op 14 november jl. met een duidelijke tijdslijn voor de komende maanden: 1) streven naar een nationaal staakt-het-vuren en 2) voorbereidingen treffen voor een dialoog tussen de regering en de oppositie. De Ministers wisselden van gedachten over de rol van Assad en de identificatie van de legitieme Syrische oppositie. De Ministers waren het eens dat het in Wenen bereikte resultaat een betekenisvolle vooruitgang was. Nederland steunt de inspanningen van De Mistura en de besprekingen in Wenen en benadrukte het belang te komen tot een proces waarin de Syriërs zelf volledig eigenaarschap hebben en waarin ook de gematigde oppositie een plek aan tafel heeft. De Russische militaire interventie zou zich moeten richten op bestrijding van ISIS en niet op gematigde groepen. Nederland steunt de gematigde oppositie op meerdere manieren. Het kabinet heeft daarom besloten om 10 miljoen euro beschikbaar te stellen voor nieuwe steun aan de gematigde gewapende oppositiegroepen. Daarnaast is Nederland ook bereid, voortbouwend op eerdere initiatieven en als daartoe een beroep op Nederland wordt gedaan, participatie van vrouwen aan de onderhandelingen te ondersteunen. Ook vroeg Nederland aandacht voor de voortdurende schrijnende humanitaire situatie in en rond Syrië. Volgens De Mistura zouden de EU en lidstaten druk moeten blijven uitoefenen op alle regionale partijen om te blijven streven naar een gemeenschappelijke oplossing. De Ministers stonden uitgebreid stil bij de uitwerking van het staakt-het-vuren en de vraag hoe opgetreden moest worden tegen partijen die zich daar niet aan zouden houden. De HV sprak lof uit voor het werk van de VN en De Mistura en herhaalde de steun van de EU voor de rol van de VN in het proces. Ze concludeerde dat de EU door zal gaan bij te dragen aan een politieke oplossing, als ook ten aanzien van bijdragen op het gebied van humanitaire hulp en steun aan de legitieme oppositie in Syrië.

MOVP

Een groot aantal Ministers deelde het pessimisme van HV Mogherini dat er op dit moment feitelijk geen sprake is van een vredesproces en dat, hoewel beide partijen zeggen zich te committeren aan een twee-staten oplossing, daar in realiteit weinig van te merken is. Dit betekende echter niet dat de EU zich moet afwenden, zo benadrukte ook de HV, maar zich juist moet blijven engageren met als doel het herstel van vertrouwen tussen de partijen. Een manier waarop de EU dit probeert te bewerkstelligen, is door uitvoering van onderdelen van reeds gesloten akkoorden te ondersteunen. Dit is een belangrijke inzet van EU Speciale Vertegenwoordiger (EUSV) Gentilini i.s.m. het Kwartet. Begin december bezoekt het Kwartet de regio. Volgens HV Mogherini biedt dit een belangrijke gelegenheid om te bezien of voortgang op bovengenoemd vlak mogelijk was en of het EU-beleid terzake diende te worden bijgesteld. Een aantal lidstaten riep op tot een actievere betrokkenheid van de EU, zeker nu de VS heeft aangegeven voorlopig geen grote rol op zich te zullen nemen.

Tijdens de bespreking kwam ook de publicatie van de richtsnoeren inzake herkomstaanduiding van producten uit de door Israël bezette gebieden aan de orde. De HV gaf aan dat het nu aan de lidstaten is om de richtlijnen door te voeren. Zoals toegezegd tijdens het AO RBZ van 10 november naar aanleiding van de aanstaande publicatie, wordt uw Kamer langs deze weg geïnformeerd over de uitvoering hiervan in Nederland.

De interpretatieve mededeling van de Europese Commissie van 12 november jl. over de herkomstaanduiding van producten uit de door Israël bezette gebieden1 komt mede voort uit vragen vanuit het bedrijfsleven en consumenten om duidelijkheid over de toepassing van bestaande regelgeving (Richtlijn 2005/29 over oneerlijke handelspraktijken) ten aanzien van de door Israël bezette gebieden en daarin gevestigde nederzettingen. De interpretatieve mededeling geeft die uitleg en maakt concreet wat een correcte herkomstaanduiding is voor producten uit Israëlische nederzettingen en voor producten uit de Palestijnse gebieden die niet uit Israëlische nederzettingen afkomstig zijn. Het kabinet is er voorstander van dat EU-regelgeving in lidstaten op dezelfde manier wordt uitgevoerd en verwelkomt daarom deze interpretatieve mededeling.

Het bedrijfsleven is en blijft verantwoordelijk voor de correcte herkomstaanduiding op producten. De interpretatieve mededeling is gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie, waarmee zij ook bekend is gesteld aan het bedrijfsleven. De overheid zal daarnaast het Nederlandse bedrijfsleven via de gebruikelijke kanalen informeren. Daarbij gaat het om het Regulier Overleg Warenwet en de website van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO). De Nederlandse Voedsel en Warenautoriteit (NVWA) is verantwoordelijk voor de handhaving van correcte uitvoering van wetgeving met betrekking tot etikettering op producten. De NVWA handhaaft op basis van staand handhavingsbeleid, inclusief het gebruikelijke instrumentarium om te interveniëren indien overtredingen worden geconstateerd.

Migratie

In het kader van de migratiecrisis sprak de Raad over de follow-up van de Valletta top van 11 en 12 november en de Westelijke Balkan en Oostelijke Middellandse zee conferentie van 8 oktober jl. Wat betreft Valletta was er brede overeenstemming dat de focus nu moet liggen op concrete implementatie van de gemaakte afspraken, zoals versterking van de capaciteit in Afrikaanse landen die veel vluchtelingen opvangen, het verlenen van steun bij het ontwikkelen en toepassen van anti-mensensmokkel regelgeving, het vergroten van de weerbaarheid van vluchtelingen en gastgemeenschappen en het delen van veiligheidsinformatie. Een goede samenwerking tussen EU instellingen en EU lidstaten is daarbij essentieel. In het kader van het bevorderen van eigenaarschap, is het bovendien van groot belang dat Afrikaanse landen nauw betrokken zijn bij de besluitvorming over de opzet van nieuwe programma’s, o.a. die welke gefinancierd worden uit het EU Noodtrustfonds voor Afrika. Nederland stelde voor om een follow-up mechanisme op te zetten, bijvoorbeeld in de vorm van een kleine stuurgroep, om ervoor te zorgen dat de implementatie van de afspraken tijdens de Valletta top voortvarend ter hand wordt genomen. Nederland benadrukte hierbij het belang van een geïntegreerde inzet van relevante beleidsinstrumenten, waaronder ook GVDB.

De samenwerking tussen de EU en Westelijke Balkanlanden verloopt goed maar er is zorg over de fragiele situatie in veel van deze landen, als gevolg van de omvangrijke vluchtelingenstroom. Vanuit de Commissie wordt steun verleend aan opvangfaciliteiten (shelters) in deze landen, op basis van needs assessments. Ministers riepen op om het werk op de Westelijke Balkanroute voort te zetten.

De Ministers spraken ook over de ontwikkelingen in de relatie met Turkije, o.a. de stand van zaken met betrekking tot het EU-Turkije Actieplan en een mogelijke top later dit jaar. Nederland onderstreepte het belang van vooruitgang in de samenwerking met Turkije, en vroeg aandacht voor versterkte samenwerking met Jordanië en Libanon, beide landen die veel vluchtelingen opvangen.

HV Mogherini zegde toe lidstaten te zullen informeren over het verloop en de voortgang in (migratie-) dialogen met o.a. Niger, Ethiopië, G5 Sahel, Hoorn van Afrika (Somalië, Kenia), Midden-Oosten, Pakistan, Bangladesh, Afghanistan.

Tenslotte sprak de Raad kort over het belang van het beter controleren van de buitengrenzen en een snelle operationalisering van de hotspots, inclusief een adequate registratie van vluchtelingen op het moment dat zij de Europese Unie binnenkomen. Meerdere lidstaten waren het erover eens dat hiertoe de verschillende instrumenten van Europees beleid (waaronder EU OS, GVDB, FRONTEX e.a.) op geïntegreerde wijze moeten worden ingezet.

Oostelijke Partners en Libië

Vanwege tijdsgebrek is de bespreking van zowel agendapunt Libië als Oostelijke Partners komen te vervallen. Naar verwachting worden deze doorgeschoven naar de RBZ van december.

Voorafgaand aan de Raad werd de Versterkte Partnerschap en Samenwerkingsovereenkomst (Enhanced Partnership and Cooperation Agreement – EPCA) tussen de EU en Kazachstan getekend.

Eritrea

Zoals toegezegd tijdens het AO RBZ van 10 november, wordt uw Kamer langs deze weg geïnformeerd over het EU meerjarenprogramma voor Eritrea. Het EOF (Europees Ontwikkelingsfonds) comité heeft op 17 november unaniem ingestemd met het EU meerjarenprogramma voor Eritrea met een indicatieve omvang van 200 miljoen Euro. Hiermee is enkel het bredere kader voor de EU inzet in Eritrea tot 2020 vastgesteld, dat gericht zal zijn op sociaaleconomische ontwikkeling voornamelijk via de hernieuwbare energiesector. Daadwerkelijke projecten zullen pas in een later stadium ter goedkeuring worden voorgelegd aan de lidstaten.

Met het oog op de grote migratiestromen vanuit Eritrea, is voorzichtig engagement met het land noodzakelijk. Een oplossing vereist een brede benadering, waarvan een politieke dialoog om mensenrechtenschendingen aan te kaarten een essentieel onderdeel vormt. Het EU-programma biedt hiervoor een opening. Tegelijkertijd moet voorkomen worden dat EU-steun het dictatoriale regime in Eritrea versterkt. De Commissie heeft op Nederlands verzoek daarom nogmaals bevestigd dat directe steun aan de overheid niet aan de orde is.

Daarnaast heeft Nederland zich ervoor ingezet om de invloed die de EU heeft met dit programma zo goed mogelijk te benutten om mensenrechtensituatie te bevorderen. Op voorstel van Nederland is een aantal indicatoren vastgesteld, die met de autoriteiten van Eritrea worden besproken en die sterk zullen meewegen bij de goedkeuring van projecten binnen het meerjarenprogramma. Het gaat hierbij onder andere om vooruitgang in de uitvoering van de hervorming van de dienstplicht (inclusief de maximale duur van 18 maanden) en verbeterde samenwerking met VN organisaties. Nederland zal de situatie in Eritrea blijven volgen en de concrete projecten kritisch bekijken wanneer deze worden voorgelegd.


X Noot
1

Interpretatieve mededeling inzake de vermelding van de oorsprong van goederen uit de sinds juni 1967 door Israël bezette gebieden (2015/C 375/05), d.d. 12 november 2015. http://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/?uri=OJ:JOC_2015_375_R_0005

Naar boven