21 501-04 Ontwikkelingsraad

Nr. 150 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR BUITENLANDSE HANDEL EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 25 januari 2013

Hierbij bied ik u de geannoteerde agenda aan van de informele bijeenkomst van de Raad Buitenlandse Zaken (ontwikkelingssamenwerking) op 11 en 12 februari 2013.

De minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, E.M.J. Ploumen

Geannoteerde agenda van de Informele Raad Buitenlandse Zaken / Ontwikkelingssamenwerking van 12 februari 2013

De Informele Raad Buitenlandse Zaken / Ontwikkelingssamenwerking (RBZ/OS) vindt, op uitnodiging van het Iers voorzitterschap van de EU, op 12 februari a.s. plaats in Dublin. De Informele Raad zal spreken over de post-2015 ontwikkelingsagenda in relatie tot de follow-up van Rio+20. De overige agendapunten zijn op het moment van schrijven van deze geannoteerde agenda nog niet bevestigd, maar naar verwachting zal de Informele Raad zich ook buigen over Ontwikkelingsfinanciering in relatie tot ODA en over het verbeteren van de aansluiting tussen humanitaire hulp en ontwikkelingshulp («Linking Relief, Rehabilitation and Development – LRRD»).

Post-2015 ontwikkelingsagenda en follow-up Rio

Per 2015 loopt het huidige raamwerk van de mondiale ontwikkelingsdoelen (MDGs) af en zal in VN-verband worden onderhandeld over een nieuw raamwerk voor internationale samenwerking. Deze nieuwe mondiale ontwikkelingsagenda komt tot stand in een sterk veranderde mondiale context met verschuivende armoedepatronen, nieuwe partners – opkomende economieën, private actoren en fondsen – en verschuivende financiële verhoudingen en geldstromen. Het belang van mondiale publieke goederen neemt hierbij toe. Ten behoeve van draagvlak, dienen ontwikkelingslanden en opkomende economieën het voortouw te nemen in de agendering van hun prioriteiten en dient er wereldwijd gelegenheid te zijn voor inspraak door individuen, het maatschappelijk middenveld, experts, academici en de private sector. Nederland zal actief meedoen in deze discussie, in eerste instantie ook via de band van de EU.

Voor de Nederlandse inzet in de post-2015 ontwikkelingsagenda verwijs ik naar de Kamerbrief die u op 22 januari jl. toeging. Ik wil inzetten op uitbanning van extreme armoede en honger binnen één generatie. Belangrijk is ook dat onderwerpen die nu nog weinig aandacht krijgen, in het nieuwe raamwerk komen, met name vrede en veiligheid, duurzaamheid, gender en seksuele en reproductieve gezondheid en rechten. Ik zal in deze discussie verder aandacht blijven vragen voor het belang van coherentie en erkenning van alle financiële stromen die ontwikkeling baten. Essentieel is verder dat de MDGs en de duurzame ontwikkelingsdoelen (SDGs) goed op elkaar ingrijpen en dat de EU en lidstaten op gecoördineerde en coherente wijze hun inzet bepalen. Er moet uiteindelijk na 2015 één ontwikkelingskader komen, dat zowel de MDGs als de SDGs omvat.

Als vervolg op het eerste oriëntatiedebat dat tijdens de Raad Buitenlandse Zaken / Ontwikkelingssamenwerking van 15 oktober 2012 plaatsvond over de post-2015 ontwikkelingsagenda in relatie tot de opvolging van de VN-conferentie over duurzame ontwikkeling in Rio de Janeiro1, zal de komende Informele Raad deze gedachtenwisseling voortzetten. Dit zal gebeuren op basis van een gezamenlijk positiedocument van de Europese Commissie en de EDEO waarbij de Europese inzet op het terrein van de post-2015 ontwikkelingsagenda en de duurzame ontwikkelingsdoelen worden gecombineerd. De inhoud van dit positiedocument is op het moment van schrijven nog niet bekend. Het overkoepelende thema dat de EU-instellingen voor deze discussie hebben gekozen is: «een menswaardig leven voor iedereen – een eind aan armoede en een duurzame toekomst voor de wereld». De EU heeft aangegeven de discussie in Dublin af te wachten, en kort na de Informele Raad met een Mededeling te komen, gebaseerd op het positiepaper, waarbij post-MDG en duurzaamheid in samenhang zullen worden behandeld. De Kamer zal over de inhoud van deze Mededeling nader worden geïnformeerd in een BNC-fiche. Later in het jaar zal de Raad hierover conclusies aannemen. Overigens wordt later in het jaar ook het European Report on Development verwacht, dat eveneens in het teken zal staan van de post-2015 ontwikkelingsagenda.

De internationale discussie over een nieuwe ontwikkelingsagenda komt dus volop op stoom. Nederland vindt het belangrijk dat de EU hierin een heldere en overtuigende boodschap naar voren brengt waarbij het belang van vrede en veiligheid, mensenrechten, en gender, seksuele en reproductieve rechten en gezondheid in het nieuwe ontwikkelingsraamwerk benadrukt wordt. Met deze inzet reis ik naar Dublin af.

Ontwikkelingsfinanciering en ODA

Het is voorzien dat de Informele Raad zal spreken over ontwikkelingsfinanciering en ODA. Aanleiding hiervoor is de jaarlijks terugkerende discussie over EU-ODA cijfers op de RBZ/OS in mei. Het betreft een informele discussie waar geen achtergrondnotitie van de EU voor wordt verwacht.

De veranderende internationale context is ook in de discussie rond de ODA-cijfers relevant. De officiële ontwikkelingshulp heeft aan belang verloren in vergelijking met private kapitaalstromen die ten goede komen aan ontwikkelingslanden. Het is van belang op een bredere modernere wijze te kijken naar de financiering van ontwikkeling. Officiële ontwikkelingshulp zoals wij die in het verleden hebben gekend, zal belangrijk blijven voor de groep meest behoeftige, fragiele, landen. Anderen zijn gebaat bij handel en nieuwe vormen van hulp.

Gezien het toenemend belang van andere dan ODA-geldstromen voor ontwikkeling, heeft Nederland internationaal aandacht gevraagd voor de noodzaak om – als onderdeel van de post 2015 discussie – het ODA-raamwerk te moderniseren. Het uitgangspunt dient te zijn dat hulp die wordt ingezet als hefboom voor aanvullende private financiering van ontwikkeling gewaardeerd wordt in het ODA-raamwerk.

Hoewel die discussie binnen de OESO plaatsvindt, zoekt Nederland in deze discussie actief de EU op om het Nederlandse standpunt daar te laten resoneren. Dat de Nederlandse inzet effect heeft gesorteerd, bleek tijdens de High Level Meeting van de OESO/DAC in London op 4 en 5 december j.l. waar in het slotcommuniqué is overeengekomen dat de DAC in de aanloop naar 2015 de ODA-definitie tegen het licht gaat houden. Ik zal mij er in Dublin voor inzetten dat er binnen de EU aandacht blijft voor het aanpassen van de ODA-definitie en dat er oog is voor het belang van innovatieve financieringsvormen. Dit is belangrijk om uiteindelijk een maximaal ontwikkelingseffect per uitgegeven euro te garanderen.

Verbeteren aansluiting humanitaire hulp en ontwikkelingshulp (LRRD)

Het is voorzien dat de Informele Raad zal spreken over het verbeteren van de aansluiting van humanitaire hulp en ontwikkelingshulp («Linking Relief, Rehabilitation and Development – LRRD») om te komen tot verbetering van de weerbaarheid van de bevolking in de Hoorn van Afrika en de Sahel. De Commissie heeft op 3 oktober 2012 een Mededeling gepubliceerd over de EU aanpak inzake Weerbaarheid bij Voedselzekerheidscrises.2 Voor de Nederlandse positie ten aanzien van de Commissievoorstellen die in deze Mededeling zijn vervat, verwijs ik naar het BNC-fiche dat uw Kamer op 9 november jl. toeging.3

De aanleiding voor de Mededeling was de grotere frequentie en hevigheid van natuurrampen en crises waardoor de bevolking niet meer in staat was te herstellen. Zowel in de Hoorn van Afrika als de Sahel wordt de humanitaire crisis verergerd door de effecten van droogte en conflicten. Ook in andere gebieden wordt de bevolking steeds zwaarder getroffen door natuurrampen. Het doel is om de weerbaarheid van kwetsbare landen en bevolkingsgroepen te verbeteren. Daarbij is het uitgangspunt dat noodhulp- en ontwikkelingsprogramma’s beter op elkaar moeten aansluiten. De nadruk komt meer te liggen op het wegnemen van de oorzaken van een crisis in plaats van bestrijding van de gevolgen. Voor Nederland is dit een belangrijk thema. Nederland steunt dan ook de EU-initiatieven SHARE («Supporting Horn of Africa Resilience») en AGIR («l'Alliance Globale pour l'Initiative Resilience Sahel») door actief deel te nemen aan programmaontwikkeling en-financiering. Deze programma’s bieden goede kaders voor een gezamenlijke aanpak om de weerbaarheid van kwetsbare bevolkingsgroepen te vergroten. In deze discussie zal ik het belang benadrukken van een bredere blik op weerbaarheid, inclusief rampenrisicovermijding en klimaatadaptatie. Ook wil ik meer aandacht vragen voor herstel van de productieve capaciteit van de bevolking na een natuurramp, bijvoorbeeld door specifieke maatregelen te nemen om na een hongersnood de volgende oogst veilig te stellen.


X Noot
1

Zie voor het verslag van de Raad Buitenlandse Zaken /Ontwikkelingssamenwerking van 15 oktober Kamerstuk 21 501-04 nr. 146.

X Noot
2

COM(2012)586 van 3 oktober 2012

X Noot
3

Kamerstuk 22 112 nr. 1509

Naar boven