21 501-02 Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken

Nr. 2910 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 30 mei 2024

Hierbij bied ik u het verslag aan van de Raad Algemene Zaken van 21 mei 2024.

De Minister van Buitenlandse Zaken, H.G.J. Bruins Slot

Verslag Raad Algemene Zaken d.d. 21 mei 2024

Op dinsdag 21 mei jl. vond in Brussel de Raad Algemene Zaken plaats. Op de agenda stond de jaarlijkse landenspecifieke rechtstaatsdialoog, de artikel 7-procedure aangaande de rechtsstaat in Polen, en de voorbereiding van de Europese Raad van 27–28 juni. Tevens waren er drie AOB’s: over de EU-VK relatie, het verslag van de discussie over de rechtstaat tijdens de informele RAZ 29–30 april jl. en over ongewenste buitenlandse inmenging in verkiezingsprocessen. In de marge van de Raad vond een informeel ontbijt plaats met de Moldavische vicepremier en tijdens de lunch sprak de Raad over strategische planning (strategic foresighting). De Minister van Buitenlandse Zaken nam deel aan deze Raad.

Informeel ontbijt Moldavische vicepremier

Voorafgaand aan de Raad vond een informeel ontbijt van lidstaten plaats met de Moldavische vicepremier voor Europese Integratie, Christina Gherasimov. Tijdens het ontbijt pleitte de meerderheid van de aanwezige lidstaten voor het vaststellen van het onderhandelingsraamwerk met Moldavië en het organiseren van een eerste Intergouvernementele Conferentie (IGC) in juni. Nederland gaf aan het EU-perspectief van Moldavië te steunen en de door Moldavië reeds voltooide hervormingen te waarderen, zeker gezien de ingewikkelde omstandigheden waarin deze plaatsvinden. Nederland stelde voorts Moldavië hierin te zullen blijven steunen. Ook gaf Nederland aan dat het een onafhankelijk en divers medialandschap van belang acht. Ten slotte herhaalde Nederland uit te zien naar een openbare beoordeling van de Commissie waaruit blijkt dat Moldavië de noodzakelijke stappen heeft gezet, voordat het onderhandelingsraamwerk vastgesteld kan worden.

Landenspecifieke rechtsstaatdialoog

Tijdens de Raad vond, sinds de start in 2020, voor de negende keer de landenspecifieke rechtsstaatsdialoog plaats op basis van de landenhoofdstukken uit het Commissie rechtsstaatrapport.1 Deze keer stonden de landenhoofdstukken van Cyprus, Litouwen, Letland en Luxemburg op de agenda. Zoals gebruikelijk leidde de Commissie de afzonderlijke dialogen in met een korte samenvatting van haar bevindingen. De betreffende lidstaat gaf daarna een korte presentatie van de staat van de rechtsstaat in het eigen land, waarna een ronde van vragen en antwoorden volgde. Naast de lidstaten die op de agenda stonden, namen vijftien lidstaten actief deel aan de discussie die volgde waarin ook goede praktijken werden gedeeld.

In de discussie was relatief veel aandacht voor hervormingen van justitiële stelsels en daarnaast was er aandacht voor de positie van journalisten, mediavrijheid en ruimte voor non-gouvernementele organisaties. Nederland intervenieerde bij de besprekingen van Cyprus en Luxemburg. Nederland complimenteerde Cyprus met de vooruitgang die het heeft geboekt met de hervormingen in het justitiële systeem. Aan Cyprus is de vraag gesteld hoe de discretie van de procureur-generaal om te besluiten geen vervolging in te stellen precies wordt beperkt, omdat er geen juridische toetsing van die beslissing plaatsvindt. Tijdens de bespreking van het landenhoofdstuk over Luxemburg, sprak Nederland waardering uit voor de constitutionele hervormingen die Luxemburg de afgelopen jaren heeft doorgevoerd om de rechtsstaat te versterken. Specifiek is Luxemburg bevraagd op de zorgen die zijn geuit door de Ombudsman voor kinderen en jongeren over de procedure voor toewijzing van een advocaat aan kinderen in strafzaken, omdat deze procedure in de praktijk relatief lang duurt.

Tijdens de dialoog werd in lijn met de Nederlandse inzet ook kort aandacht besteed aan de mogelijkheid voor andere Raadsformaties (zoals de JBZ-Raad) om discussies over het rechtsstaatrapport te houden. Hiervoor sprak Nederland haar steun uit. Tot slot vermeldde de Commissie dat het rechtsstaatrapport van 2024 dit jaar in juli zal uitkomen. Dan worden voor het eerst ook hoofdstukken opgenomen over vier kandidaat-lidstaten (Montenegro, Noord-Macedonië, Servië en Albanië).

RoL (artikel 7 procedure) POL

De Commissie lichtte haar op 6 mei jl. aangekondigde voornemen toe om de artikel 7 procedure m.b.t. Polen te beëindigen door de intrekking van het met redenen omklede voorstel waarmee de Commissie de procedure onder artikel 7, eerste lid, VEU in 2017 startte.2 In haar beoordeling komt de Commissie tot de conclusie dat de belangrijkste zorgpunten met betrekking tot het Poolse Constitutioneel Hof, de Nationale Raad voor de Rechtspraak, het Hooggerechtshof, de gewone rechtbanken, het tuchtregime en het Openbaar Ministerie, met de door Polen (aangekondigde) maatregelen worden geadresseerd. Het feit dat enkele van de daarin opgenomen maatregelen inmiddels zijn doorgevoerd alsook de erkenning van de voorrang van EU-recht door Polen en de toezegging opvolging te geven aan de uitspraken van het EU-Hof en het EHRM over de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht, maken dat er is geen sprake meer is van een duidelijk gevaar voor een ernstige schending van de waarden van artikel 2 VEU in Polen. De Commissie gaf aan de ontwikkelingen nauwgezet te blijven volgen in het kader van het jaarlijkse Commissie rechtsstaatrapport.

De Poolse Minister van Justitie Adam Bodnar gaf vervolgens een update van de implementatie van de maatregelen, en verwelkomde onder meer het recente rapport van de Venetiëcommissie van de Raad van Europa, waarin de ontwerpwetgeving voor aanpassing van de Poolse Raad voor de Rechtspraak positief is beoordeeld. Ook benadrukte hij het belang bij de hervormingen zorgvuldig te werk te gaan en het maatschappelijk middenveld te betrekken.

Het Commissievoornemen om de artikel 7 procedure te beëindigen kon rekenen op brede steun in de Raad. Bijna alle lidstaten, inclusief Nederland dat intervenieerde namens de Benelux, konden de analyse van de Commissie volgen dat er geen duidelijk gevaar meer bestaat voor een ernstige schending van de in artikel 2 VEU bedoelde waarden. Er werd grote waardering uitgesproken voor de Poolse inspanningen om de rechtsstaat duurzaam te herstellen. Een grote groep lidstaten benadrukte het belang van zorgvuldige monitoring door de Commissie, waarbij een aantal, waaronder de Benelux, daar bovenop Polen verzocht de Raad regelmatig te informeren over de voortgang. Eén lidstaat liet zich kritisch uit over het Commissievoornemen. De door Polen aangekondigde maatregelen zouden nog onvoldoende zijn omgezet in wetgeving en de Commissie werd onder meer verweten politiek te handelen. Deze bezwaren zijn door deze lidstaat ook kenbaar gemaakt in een brief aan de Commissie.3 De Commissie verwierp de kritiek stellig. Het Belgisch voorzitterschap concludeerde vervolgens dat de Raad kennis heeft genomen van het Commissievoornemen tot intrekking van het met redenen omklede voorstel in de artikel 7 procedure tegen Polen, hetgeen na afloop van de Raad in een persconferentie werd bevestigd.4 Het is nu aan de Commissie om het met reden omklede advies in te trekken en zo de artikel 7 procedure tegen Polen te beëindigen.

«Ministers of the Future»-lunch (Strategic Foresighting)

Tijdens de Raad werd een «Ministers of the Future» lunch georganiseerd om te spreken over «Future Proofing Policies with Strategic Foresight».

Nederland sprak steun uit voor een geïntegreerde aanpak van beleidsvorming. De groene transitie moet bijvoorbeeld hand in hand gaan met effectieve industriepolitiek, waarbij sociale standaarden in acht worden genomen. Nederland benadrukte dat strategische planning een belangrijk instrument is om ons voor te bereiden op toekomstige uitdagingen en beleidscoherentie te borgen. In dat licht onderstreepte Nederland het belang van betere regelgeving en in het bijzonder implementatiekracht: bij het opstellen van wet- en regelgeving moet rekening worden gehouden met de nationale, regionale en lokale verschillen. Het waarborgen van publieke steun moet hierbij centraal staan. Dit vond weerklank bij de lidstaten en de Commissie.

Centraal in de interventies stond de vraag hoe de EU ongewenste afhankelijkheden kan afbouwen. Hierbij werd open strategische autonomie (OSA) genoemd, evenals het belang van financiering onder andere door middel van een goed werkende kapitaalmarktunie. Ook energieweerbaarheid en de afnemende interesse van de markt om hier in te investeren kwamen aan bod. In dit kader werden zorgen uitgesproken over gebrekkige investeringen in interconnectors, zonnepanelen en de groene transitie. Enkele lidstaten riepen op tot het versterken van de planningsfunctie door een EU-coördinatiemechanisme. Hierbij zouden kandidaat-lidstaten betrokken kunnen worden.

AOB’s

EU-VK relatie

Tijdens de Raad is stilgestaan bij de status van de EU-VK relatie en de onderhandelingen over Gibraltar. Op 16 mei jl. vond een bijeenkomst plaats van zowel het gezamenlijk comité onder het terugtrekkingsakkoord als de partnerschapsraad onder de handels- en samenwerkingsovereenkomst. Tijdens deze bijeenkomsten hebben de EU en het VK benadrukt dat positieve samenwerking noodzakelijk blijft, bijvoorbeeld voor wat betreft implementatie van het Windsor Raamwerk. De Commissie verwees ook naar de aanbeveling voor het openen van onderhandelingen over jeugdmobiliteit tussen de EU en het VK. Een paar lidstaten spraken hiervoor steun uit. Tenslotte onderstreepte de Commissie het blijvende belang van EU-eenheid richting het VK.

De EU heeft op 16 april jl. formele consultaties aangevraagd over VK visserijmaatregelen met betrekking tot zandspiering. Gedurende dertig dagen nadat deze consultaties op 16 mei jl. zijn gestart, kunnen de EU en het VK een gezamenlijke oplossing zoeken. Een groep lidstaten waaronder Nederland hebben zorgen geuit over de cumulatieve effecten van visserijmaatregelen van het VK en onderstreepten het belang van maatregelen die proportioneel zijn en op wetenschappelijk bewijs gebaseerd. Nederland en zes andere lidstaten hebben deze zorgen ook overgebracht in een brief aan de Commissie. De Commissie heeft wederom visserij in de partnerschapsraad benoemd.

De onderhandelingen over Gibraltar zijn vergevorderd. Zo vonden op 12 april en op 16 mei jl. ontmoetingen tussen de Commissie, het VK en Spanje op politiek niveau plaats. Voortgang op technisch niveau blijft echter nog noodzakelijk om rond de zomer een onderhandelaarsakkoord te bereiken. Binnen de Raad was brede steun voor het spoedig overeenkomen van een onderhandelaarsakkoord.

Verslag discussie rechtstaat informele RAZ 29–30 april jl.

Het Belgische voorzitterschap blikte kort terug op de rechtsstaatdiscussie van de informele Raad Algemene Zaken van 29–30 april jl. Tijdens deze informele Raad is gesproken over rechtsstaathervormingen in het uitbreidingsproces, het EU-rechtsstaatinstrumentarium in de context van uitbreiding en de Toekomst van Europa.5 Het Belgische voorzitterschap concludeerde dat het huidige rechtsstaatinstrumentarium nog beter benut kan worden.

Ongewenste buitenlandse inmenging in verkiezingsprocessen

Ook is tijdens de Raad stilgestaan bij ongewenste buitenlandse inmenging in het kader van de aankomende verkiezingen voor het Europees Parlement. De Raad heeft recent conclusies aangenomen6 over democratische weerbaarheid en de waarborging van de verkiezingsprocessen tegen ongewenste buitenlandse inmenging. In de Raadsconclusies wordt onder meer een overzicht gegeven van de beschikbare maatregelen, zoals de Foreign Information Manipulation and Interference Toolbox. Nederland heeft benadrukt dat het essentieel is om samen te werken met andere lidstaten om ongewenste buitenlandse inmenging tegen te gaan, met aandacht voor proportionaliteit.

Voorbereiding Europese Raad van 26 en 27 juni

Oekraïne

De Raad sprak over de voortdurende Russische agressie tegen Oekraïne en stond stil bij de verschillende sporen van urgente steun aan Oekraïne. De Raad verwelkomde tevens het besluit om de buitengewone rente-inkomsten die voortkomen uit geïmmobiliseerde Russische Centrale Banktegoeden af te romen en te gebruiken voor steun aan Oekraïne. Deze bedragen naar verwacht drie miljard euro per jaar en worden in 2024 gebruikt voor militaire steun via EPF (90%) en steun voor herstel en wederopbouw via de Oekraïne-faciliteit (10%).

Nederland benadrukte de urgentie van militaire steun, het afronden van het EU-veiligheidsarrangement en het verhogen van de ambitie ten aanzien van het verkennen van het verdere gebruik van de (buitengewone opbrengsten over) geïmmobiliseerde Russische Centrale Banktegoeden in samenwerking met G7-partners. Ook riep Nederland op tot snelle aanname van een ambitieus veertiende sanctiepakket, inclusief sterke sectorale maatregelen, om druk te blijven zetten op Rusland om de agressieoorlog te beëindigen.

Ook gaven verschillende EU-lidstaten aan voorstander te zijn van het vaststellen van het onderhandelingsraamwerk voor de EU-toetredingsonderhandelingen van Oekraïne en Moldavië.

Veiligheid en Defensie

Bij het agendapunt veiligheid en defensie ging in het bijzonder aandacht uit naar de recent gepubliceerde Europese defensie-industrie strategie (EDIS) en het bijbehorende Europese defensie-industrieplan (EDIP)7. Op de Europese Raad van 21 en 22 maart 2024 zijn de Raad en de Commissie opgeroepen om opties voor het mobiliseren van financiering te onderzoeken en uiterlijk in juni verslag uit te brengen. Ook werd destijds de Europese Investeringsbank (EIB) verzocht haar beleid voor kredietverlening aan de defensie-industrie en haar huidige definitie van dual use goederen te herzien en tegelijkertijd haar financieringscapaciteit veilig te stellen. Het onderzoek naar de opties voor het mobiliseren van financiering is nog niet afgerond. De RAZ riep de Commissie op dit zo spoedig mogelijk te delen. In de RAZ spraken meerdere lidstaten zich positief uit over de verbreding van de definitie van dual use door de EIB, die inmiddels is doorgevoerd. Tot slot heeft de RAZ het praktisch concept voor de Hybrid Rapid Response Teams aangenomen, waardoor de mogelijkheid wordt gecreëerd om op verzoek van lidstaten of partnerlanden op zeer korte termijn, en voor een korte periode, assistentie te verlenen bij het tegengaan van een hybride campagne.

Follow-up buitengewone ER april: concurrentiekracht/financiering

Meerdere lidstaten informeerden tijdens de Raad naar samenhang van deze discussie met het aankomend Draghi-rapport over het Europese concurrentievermogen dat mogelijk pas na Europese Raad volgt. Het kabinet van de Voorzitter van de Europese Raad gaf aan dat de focus van de discussie tijdens de Europese Raad zich vooral zal richten op de opvolging van de aanbevelingen in het Letta-rapport en in het bijzonder de Kapitaalmarktunie (KMU). Meerdere lidstaten, waaronder Nederland, pleitten voor meer ambitie op de KMU. In dit kader benadrukte Nederland het belang dat de Commissie voortgang maakt op de door de Raad vastgestelde prioriteiten8.

Externe betrekkingen

In de Raad werd besproken dat tijdens de Europese Raad mogelijk de situatie in het Midden-Oosten, Georgië en de Zwarte Zee aan de orde zullen komen. De definitieve onderwerpen onder dit agendapunt zullen dichter op de Europese Raad worden vastgesteld.

Volgende institutionele cyclus

De Raad besprak de volgende institutionele cyclus, waaronder de Strategische Agenda van de Europese Raad en de routekaart die het voorbereidende werk zal structureren om de EU klaar te maken voor uitbreiding. Naar verwachting zal een concept van zowel van de Strategische Agenda als de routekaart kort na de EP-verkiezingen van 6–9 juni worden gepresenteerd.

Naar boven