21 501-02 Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken

Nr. 2892 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 30 april 2024

Hierbij bied ik u het verslag aan van de Raad Buitenlandse Zaken van 22 april 2024.

De Minister van Buitenlandse Zaken, H.G.J. Bruins Slot

Verslag Raad Buitenlandse Zaken 22 april 2024

Op maandag 22 april jl. nam de Minister van Buitenlandse Zaken deel aan de Raad Buitenlandse Zaken (RBZ) in Luxemburg. Op uitnodiging van de Hoge Vertegenwoordiger (HV) namen de Ministers van Defensie deel aan de bespreking over de Russische agressie tegen Oekraïne. Verder sprak de Raad over de situatie in het Midden-Oosten en de situatie in Soedan. Aansluitend aan de Raad vond de EU-Gulf Cooperation Council (GCC) High-level forum plaats.

Tevens wordt u in via brief geïnformeerd over de informele videoconferentie van de Ministers Buitenlandse Zaken van de EU over de actuele situatie in het Midden-Oosten van dinsdag 16 april jl., de stemming over de Hervormings- en Groeifaciliteit voor de Westelijke Balkan en Motie Paternotte en Veldkamp over het aanbieden van bilaterale steun aan Oekraïne en Moldavië.

Russische agressie tegen Oekraïne

De Raad sprak over de voortdurende Russische agressie tegen Oekraïne. Dit agendaonderwerp vond plaats in het zogenaamde jumbo-format, waarbij zowel Ministers van Buitenlandse Zaken als Ministers van Defensie aanwezig zijn. De Oekraïense Minister van Buitenlandse Zaken, Kuleba, en de Oekraïense Minister van Defensie, Umerov, spraken via videoverbinding de Raad toe. Beiden waren verheugd over de stemming in het Amerikaanse Huis van Afgevaardigden van zaterdag 20 april jl. tot aanvaarding van een steunpakket voor Oekraïne ter waarde van USD 61 mld. Het belang hiervan voor Oekraïne werd tevens door de Ministers van Buitenlandse Zaken en van Defensie benadrukt. Beide Oekraïense Ministers riepen de Raad tegelijkertijd op snel meer te doen ter ondersteuning van hun land, met name op het gebied van aanvullende (moderne) luchtafweersystemen en munitie. HV Borrell sprak steun uit voor de interventies van beide Oekraïense Ministers en verzocht de lidstaten dringend om nogmaals te bezien of met spoed meer luchtafweer en munitie aan Oekraïne geleverd kan worden. De HV benoemde tevens de grote schade aan de elektriciteitssector en de gevolgen die dit heeft voor de Oekraïense weerbaarheid.

Daarna sprak de Raad met enkel de lidstaten over voortzetting van de verschillende sporen van EU-steun aan Oekraïne, waaronder (1) militaire steun, (2) de Europese defensie-industrie, (3) het veiligheidsarrangement dat de EU voornemens is te sluiten met Oekraïne en (4) het gebruik van buitengewone rente-inkomsten die voortkomen uit geïmmobiliseerde Russische Centrale Banktegoeden voor steun aan Oekraïne.

De Minister van Buitenlandse Zaken en de Minister van Defensie hebben opgeroepen tot het voortzetten en opschalen van militaire steun aan Oekraïne, door zowel de EU als haar lidstaten. Het kabinet heeft, conform motie Dassen c.s.1, lidstaten daarbij opgeroepen nogmaals te kijken hoe levertijden verkort kunnen worden en productie kan worden opgevoerd door maximaal gebruik te maken van productiecapaciteiten. Nederland riep lidstaten, in lijn met de motie Brekelmans c.s.2, op kritisch naar de eigen voorraden te kijken en daarbij maximale flexibiliteit te betrachten teneinde verdere militaire steun aan Oekraïne mogelijk te maken. Nederland riep voorts op financiële middelen te alloceren aan lopende initiatieven betreffende de aanschaf en levering van munitie, zoals (1) het Tsjechische initiatief, waar Nederland EUR 250 mln. aan bijdraagt, (2) het Estse initiatief, waar Nederland ook een bijdrage aan zal leveren, en (3) het versterken van de Oekraïense luchtafweer. Ook onderstreepte Nederland de noodzaak om de gemeenschappelijke en geïntegreerde Europese luchtverdediging gelijktijdig te verstevigen, evenals de bijbehorende Europese industrie, conform de motie Paternotte en Dassen.3 Diverse lidstaten verwelkomden het recente Duitse initiatief t.a.v. de luchtafweer IAAD (Immediate Action on Air Defence), waaraan Nederland EUR 150 mln. zal bijdragen.

Daarnaast werd ook versterking van de Europese defensie-industrie besproken, waaronder via de Europese Defensie Industrie Strategie (EDIS) en het Europese Defensie Industrie Programma (EDIP). Beide kregen veel steun van de lidstaten. Het kabinet kijkt met een positieve grondhouding naar het initiatief van de Commissie en ziet het versterken van de Europese defensie-industrie als noodzakelijk en urgent om de militaire steun aan Oekraïne te kunnen blijven voortzetten, en om in Europa de eigen strijdkrachten in het licht van de verslechterde veiligheidssituatie beter gereed te kunnen stellen en de slagkracht te vergroten.4

Tevens werd gesproken over het veiligheidsarrangement tussen de EU en Oekraïne. Op dit moment wordt onderhandeld over een akkoord op deze tekst. De inzet van het kabinet is dat er snel een akkoord moet worden bereikt in deze onderhandelingen, omdat Oekraïne de zekerheid van meerjarige steun nodig heeft. Uw Kamer zal over de voortgang worden geïnformeerd.

Als laatste riep Nederland op tot snelle aanname van het voorstel van de HV en de Commissie om buitengewone rente-inkomsten die voortkomen uit geïmmobiliseerde Russische Centrale Banktegoeden te gebruiken voor steun aan Oekraïne. De HV en de Commissie stellen voor deze inkomsten te gebruiken voor militaire steun via de Europese Vredesfaciliteit en wederopbouwsteun via de EU-begroting. Ook heeft Nederland met Estland opgeroepen om in EU-verband en samen met G7-partners mogelijkheden te onderzoeken voor verdergaande maatregelen met betrekking tot de hoofdsom, conform de moties Krul c.s.5, Dobbe c.s.6 en Brekelmans c.s.7

Tevens heeft de Minister van Buitenlandse Zaken gepleit voor snelle aanname van een ambitieus veertiende sanctiepakket tegen Rusland inclusief verdere maatregelen in het tegengaan van sanctie-omzeiling, conform moties Koekkoek en Dassen c.s.8 en Piri c.s.9 Tenslotte heeft de Minister van Buitenlandse Zaken het kabinetstandpunt herhaald dat Rusland in de toekomst rekenschap voor zijn agressie en andere internationale misdrijven moet afleggen.

Situatie in het Midden-Oosten

De Raad heeft stilgestaan bij de situatie in het Midden-Oosten en specifiek bij het voortdurende gewapende conflict tussen Israël en Hamas, de verschrikkelijke humanitaire situatie in Gaza, toenemende spanningen in de regio en de noodzaak om toe te werken naar een politiek proces voor de «Day After».

De Raad sprak over het nog altijd zeer grote risico op zowel verdere regionale escalatie als op een Israëlisch grootschalig grondoffensief in Rafah, en was het erover eens dat de EU zich diplomatiek maximaal moet blijven inspannen om dit te voorkomen. Veel lidstaten benadrukten het belang van het vergroten van de humanitaire toegang tot Gaza, waarbij enkele lidstaten het belang benadrukten van implementatie van het plan voor een mechanisme voor humanitaire hulp naar Gaza, dat VN humanitair en wederopbouw coördinator Kaag hiervoor heeft opgesteld.

In vervolg op de bespreking tijdens de informele virtuele bijeenkomst van EU-Ministers van Buitenlandse Zaken die plaatsvond op dinsdag 16 april jl. naar aanleiding van Iran’s aanval op Israël, bereikte de Raad overeenstemming over uitbreiding van het Iran UAV-sanctieregime, zodat het ook van toepassing is op de productie en export van raketten, zowel richting Rusland als naar partijen in het Midden-Oosten en de Rode Zee. Deze stap is niet alleen genomen naar aanleiding van Iran’s aanval op Israël, maar ook ingegeven door Iran’s voortdurende destabiliserende rol in de regio. De Raad heeft tevens gesproken over de mogelijkheden voor listing van de IRGC als terroristische organisatie. In het licht van Duitse rechterlijke uitspraken en de recente ontwikkelingen zal de Juridische Dienst van de Raad opnieuw analyseren of aan de eisen wordt voldaan voor listing van de IRGC op de EU terrorismelijst. Enkele lidstaten gaven net als Nederland aan met belangstelling uit te kijken naar de uitkomsten van deze analyse. Nederland heeft tijdens de bijeenkomst, conform het met andere landen eerder genomen initiatief, wederom gepleit voor uitbreiding van het UAV sanctieregime voor Iran. Ook heeft Nederland zijn pleidooi voor listing van de IRGC herhaald.

De Raad sprak over erkenning van een Palestijnse staat en het al dan niet instemmen met een AVVN-resolutie over Palestijns lidmaatschap van de VN. Enkele lidstaten benadrukten het belang van een eensgezinde EU-positie ten aanzien van een AVVN-resolutie. De Raad sprak ook over het belang van het heropstarten van een politiek proces. Daarbij is onder andere gesproken over de mogelijkheid van het organiseren van een voorbereidende vredesconferentie. Over de focus en reikwijdte van een dergelijke conferentie, enkel humanitair of breder, is nog nader overleg nodig. De Europese Dienst voor Extern Optreden (EDEO) zegde toe een voorstel uit te werken.

Nederland riep op tot een onmiddellijk staakt-het-vuren, meer humanitaire toegang tot Gaza10 en het onmiddellijk vrijlaten van alle gijzelaars11. Daarbij benadrukte Nederland dat alle hulpverleners hun werk in Gaza veilig moeten kunnen doen. Nederland heeft aangedrongen op uitbreiding van de sancties tegen gewelddadige kolonisten in lijn met de moties Piri c.s.12 en Van Baarle c.s.13 en Paternotte en Boswijk14. Daarnaast bepleitte Nederland in lijn met moties Theunissen c.s.15 en Boswijk en Brekelmans16 meer toegang en steun voor internationale waarnemers in Gaza en op de Westelijke Jordaanoever. Voorts heeft Nederland, in lijn met motie Piri en Paternotte17, het belang bepleit van ondersteuning van mensenrechtenorganisaties in Israël en de Palestijnse gebieden.

Soedan

HV Borrell trapte de discussie af met nadruk op de kritieke situatie waarin Soedan zich begeeft. Er is sprake van een grote ontheemdingscrisis en toenemende hongersnood ligt op de loer. De HV blikte terug op een succesvolle conferentie in Parijs. Het is nu van belang te zorgen dat de hulp daadwerkelijk aankomt, ondanks de moeilijkheden om hulp het land binnen te krijgen. Borrell benoemde tevens dat het conflict een mogelijke proxyoorlog kan worden met grote regionale effecten en mogelijke gevolgen voor de Europese veiligheid.

De Speciale Gezant van de Secretaris-Generaal van de VN voor Soedan, Lamamra, sprak de Raad virtueel toe. Hij benoemde het belang om zowel regionale als internationale actoren te betrekken en de internationale druk op de strijdende partijen op te voeren. Ook benadrukte hij de rol van het maatschappelijke middelveld en de noodzaak om deze te betrekken in de Soedanese politieke dialoog. De EU Speciaal Vertegenwoordiger, Weber, voegde hieraan toe dat sancties onderdeel van het gesprek kunnen zijn om de druk op de strijdende partijen op te voeren.

Alle lidstaten onderstreepten de noodzaak tot het verbeteren van de humanitaire situatie. Over het inzetten van sancties was de Raad niet eenduidig. Sommige lidstaten benadrukten het belang van de-escalatie; anderen gaven aan risico’s te zien voor de levering van humanitaire hulp. Tot slot werden zorgen geuit over migratie en ontheemding als gevolg van de oorlog, en over het belang van het sturen van een fact-finding mission. Verder sprak de Raad over de rol van buurlanden en regionale actoren bij bemiddelingsprocessen en de rol van het maatschappelijk middenveld bij een politieke transitie die moet volgen na een staakt-het-vuren.

Nederland benoemde het risico van regionale implicaties van het conflict en de noodzaak om regionale en internationale partners te betrekken. Nederland gaf aan voorstander te zijn van verdere sancties. Hierbij zal zoals gebruikelijk rekening gehouden moeten worden met de humanitaire hulp. Daarnaast vroeg Nederland specifiek aandacht voor het belang van vrouwen in het conflict en hun rol in bemiddelingen.

EU-GCC High-level forum

Na de Raad Buitenlandse Zaken vond een bijeenkomst met de buitenlandministers van de Gulf Cooperation Council (GCC) plaats. Het doel van deze bijeenkomst was om een open discussie te voeren over veiligheidskwesties en samenwerking tussen de EU en GCC met betrekking tot de ontwikkelingen in beide regio's te verbeteren. De Minister van Buitenlandse Zaken nam deel aan deze bijeenkomst.

Tijdens het high-level forum stond de situatie in Gaza centraal. Enkele lidstaten benadrukten de noodzaak van een duurzame politieke oplossing om perspectief te bieden in het conflict. Een meerderheid van de lidstaten uitte bezorgdheid over de humanitaire situatie in Gaza en benadrukte de noodzaak van een staakt-het-vuren, vrijlating van gegijzelden en een sterke toename van humanitaire hulp. De GCC lidstaten deelden deze zorgen, benadrukten het belang van het handelen in lijn met internationaal humanitair recht en een spoedige hervatting van het politieke proces, met daarbij de erkenning van de Palestijnse staat als belangrijke stap.

De situatie in de Rode Zee en de-escalatie tussen Iran en Israël waren ook onderwerp van gesprek. Het merendeel van de EU lidstaten benadrukte het belang van vrije doorvaart en maritieme veiligheid, waarbij de lancering van operatie ASPIDES werd aangemerkt als een belangrijke stap. Ook werd er stilgestaan bij het belang van de-escalatie tussen Iran en Israël en de noodzaak om hier als EU en GCC samen aan te werken.

Nederland benadrukte de noodzaak van de-escalatie en terughoudendheid na recente aanvallen in het Midden-Oosten. Ook veroordeelde Nederland de aanval van Iran op Israël en benadrukte het belang om het Verdrag van Wenen te respecteren. Over de situatie in Gaza riep de Minister op tot een onmiddellijk staakt-het-vuren, belang van druk op Israël voor verbeterde humanitaire toegang en de vrijlating van de gijzelaars. Ook liet Nederland weten dat het in de Raad had gepleit voor uitbreiding van sancties tegen Israëlische kolonisten op de Westelijke Jordaanoever. Nederland onderstreepte het belang van een duurzame, politieke oplossing voor het toekomstige bestuur van Gaza en de daarvoor nodige steun aan de Palestijnse Autoriteit. Daarnaast benadrukte Nederland het belang van samenwerking tussen de EU en regionale partners voor maritieme veiligheid in de Rode Zee.

Zowel EU-lidstaten als GCC leden erkenden de goede samenwerking. HV Borrell stelde dat er nog ruimte is voor verdere convergentie op sommige gebieden. Speciaal Gezant voor de Golfregio DiMaio identificeerde enkele vervolgstappen om de samenwerking tussen de EU en GCC ten aanzien van de uitdagingen van Iran te verbeteren, evenals het versterken van samenwerking op het gebied van maritieme veiligheid en het aanpakken van schendingen van soevereiniteit.

Informele videoconferentie Ministers Buitenlandse Zaken van de EU

De EU-Ministers van Buitenlandse Zaken hielden op dinsdag 16 april jl. een informele bijeenkomst om de ontwikkelingen in het Midden-Oosten te bespreken, naar aanleiding van de Iraanse aanval op Israël in de avond en nacht van 13 op 14 april jl. De Minister van Buitenlandse Zaken nam deel aan deze virtuele bijeenkomst.

De lidstaten veroordeelden unaniem de Iraanse aanvallen. Ook was er eensgezindheid dat de-escalatie prioriteit heeft. Lidstaten, waaronder Nederland, riepen op voor het in EU-verband versneld uitbreiden van het Iran UAV-sanctieregime, zodat het ook op toepassing is op de productie en export van ballistische raketten, zowel richting Rusland als naar partijen in het Midden-Oosten en de Rode Zee. Dit ook gezien de destabiliserende rol die Iran al geruimere tijd in de regio speelt. Tevens pleitte Nederland opnieuw voor de listing van de IRGC op de EU terrorismelijst om de dreiging die uitgaat van Iran tegen te gaan.

Stemming over de Hervormings- en Groeifaciliteit voor de Westelijke Balkan

Met verwijzing naar het verslag van de Raad op 22 januari jl.18 maakt het kabinet graag van de gelegenheid gebruik om uw Kamer te informeren dat Nederland zich bij stemming in de Raad over het voorstel voor de Hervormings- en Groeifaciliteit voor de Westelijke Balkan, naar verwachting op 7 mei as., zal onthouden van stemming.

Aanbieden van bilaterale steun aan Oekraïne en Moldavië

Naar aanleiding van de motie van de leden Paternotte en Veldkamp over het aanbieden van bilaterale steun aan Oekraïne en Moldavië bij het voldoen aan de Kopenhagencriteria en het EU-acquis19 zal het kabinet invulling geven door middel van training aan ambtenaren uit beide landen, door middel van steun aan capaciteitsopbouw en technische samenwerking vanuit het NFRP-Matra en door middel van het verstreken van de bilaterale ambtelijke en politieke dialoog.


X Noot
1

Kamerstuk 21 501-02, nr. 2884

X Noot
2

Kamerstuk 21 501-02, nr. 2878

X Noot
3

Kamerstuk 21 501-02, nr. 2883

X Noot
4

Kamerstuk 21 501-02, nr. 2884

X Noot
5

Kamerstuk 21 501-20, nr. 1959

X Noot
6

Kamerstuk 36 410 V, nr. 65

X Noot
7

Kamerstuk 21 501-20, nr. 2034

X Noot
8

Kamerstuk 21 501-20, nr. 2044

X Noot
9

Kamerstuk 21 501-20, nr. 2027

X Noot
10

Motie Veldkamp en Boswijk. Kamerstuk 21 501-02, nr. 2876

X Noot
11

Motie Veldkamp en Brekelmans. Kamerstuk 21 501-02, nr. 2877

X Noot
12

Kamerstuk 21 501-02, nr. 2870

X Noot
13

Kamerstuk 21 501-02, nr. 2879

X Noot
14

Kamerstuk 36 410 V, nr. 56

X Noot
15

Kamerstuk 21 501-02, nr. 2875

X Noot
16

Kamerstuk 21 501-02, nr. 2811

X Noot
17

Kamerstuk 21 501-20, nr. 1995

X Noot
18

Kamerstuk 21 501-02 nr. 2822

X Noot
19

Kamerstuk 21 501-20, nr. 1983

Naar boven