21 501-02 Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken

Nr. 2838 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 4 maart 2024

Hierbij bied ik u het verslag aan van de Raad Buitenlandse Zaken van

19 februari 2024.

De Minister van Buitenlandse Zaken, H.G.J. Bruins Slot

VERSLAG RAAD BUITENLANDSE ZAKEN 19 FEBRUARI 2024

Op maandag 19 februari 2024 nam de Minister van Buitenlandse Zaken deel aan de Raad Buitenlandse Zaken in Brussel. Voorafgaand aan de Raad vond een informele ontbijtbijeenkomst plaats met de directeur-generaal (DG) van het Internationaal Energie- en Atoomagentschap (IAEA). De Raad sprak over de situatie in het Midden-Oosten, de Russische agressie tegen Oekraïne, de situatie in Belarus en de situatie in de Sahel en westelijke kusstaten in Afrika. Tevens informeert het kabinet u via dit verslag over de Nederlandse bijdrage aan de EU Mission Armenia (EUMA).

Bijeenkomst met de DG van het Internationaal Atoomenergieagentschap

En marge van de Raad vond een informele ontbijtbijeenkomst plaats met de DG van het IAEA, Rafael Grossi. Tijdens de bijeenkomst sprak DG Grossi over de veiligheid en beveiliging van de kerncentrale in Zaporizhzhia, en de monitoringsactiviteiten van het IAEA in Iran. Nederland steunt het belangrijke werk van het IAEA.

Russische agressie tegen Oekraïne

Tijdens het eerste gedeelte van de bespreking spraken twee gasten de Raad toe. In verband met het overlijden van Aleksej Navalny sprak zijn weduwe Julia Navalnaja de Raad toe over de repressie van het Russische regime en de staat van de politieke oppositie in Rusland. Daarna sprak de Oekraïense Minister van Buitenlandse Zaken, Dmytro Kuleba, de Raad toe. Minister Kuleba wees op het kritieke ammunitietekort en benadrukte de grote noodzaak van aanvullende militaire steun. Hij deed een dringend beroep aan de Ministers om tot snelle besluitvorming te komen.

Tijdens het tweede gedeelte van de bespreking, enkel tussen de lidstaten, benadrukte de Raad dat Oekraïne moet kunnen blijven rekenen op Europese steun tegen de voortdurende Russische agressie. Nederland gaf hierbij aan dat steun zowel bilateraal vanuit de lidstaten als vanuit de EU als geheel moet blijven komen. Veel lidstaten, waaronder Nederland, stonden vervolgens stil bij de noodzaak om de munitiesteun aan Oekraïne op te voeren. Nederland benadrukte verder het belang van het spoedig uitwerken en afronden van de bilaterale veiligheidsarrangementen die zijn toegezegd door een meerderheid van de lidstaten en de EU zelf, en op 16 februari jl. zijn ondertekend door Frankrijk en Duitsland.

Ook sprak de Raad over het Ukraine Assistance Fund (UAF) dat als onderdeel van de Europese Vredesfaciliteit (EPF) een belangrijk raamwerk moet worden om lidstaten te stimuleren om meer militaire steun aan Oekraïne te leveren door deze leveringen gedeeltelijk te vergoeden. De Buitengewone Europese Raad in februari jl.1 kwam overeen om uiterlijk begin maart tot een akkoord te komen. Nederland en het merendeel van de lidstaten spraken zich tijdens de Raad uit om spoedig tot een akkoord te komen om het UAF met EUR 5 mld. voor 2024 op te richten. De Raad bereikte echter nog geen consensus. Daarnaast sprak de Raad over het belang van tijdige aanname van een ambitieus 13de sanctiepakket, waarover een akkoord werd bereikt in het Comité van Permanente Vertegenwoordigers (Coreper) op 21 februari jl. Tevens heeft Nederland gewezen op het belang van het tegengaan van omzeiling.

Nederland heeft de Restoring Justice for Ukraine conferentie aangekondigd. Deze conferentie zal op 2 april 2024 worden gehouden in Den Haag met als co-hosts Oekraïne en de Commissie. Ministers van Buitenlandse Zaken worden voor deze conferentie uitgenodigd. Zij vertegenwoordigen landen die steun verlenen aan accountability-initiatieven om ervoor te zorgen dat Rusland niet ongestraft blijft voor de, door de Russische oorlog veroorzaakte, misdaden. De conferentie zal de gemaakte voortgang van de afgelopen twee jaar markeren en politiek commitment vastleggen voor de stappen die nog moeten worden gezet.

Situatie in het Midden-Oosten

De Raad sprak over de situatie in het Midden-Oosten. Een ruime meerderheid van de lidstaten sprak ernstige zorgen uit over de desastreuze gevolgen voor de humanitaire situatie die een grondoffensief in Rafah onder de huidige omstandigheden zou hebben. De Raad sprak daarnaast over mogelijke Europese maatregelen, zowel tegen Hamas als tegen gewelddadige kolonisten in de bezette Palestijnse Gebieden. De Raad heeft de betreffende Raadswerkgroep gevraagd te proberen consensus te bereiken over EU-maatregelen. Nederland benadrukte het belang van snelle voortgang op maatregelen tegen zowel Hamas als tegen gewelddadige kolonisten–in navolging van de VS, het VK en Canada. Conform moties Dassen c.s.2 en Paternotte/Boswijk3 verkent het kabinet in nauwe samenspraak met gelijkgezinde lidstaten, parallel aan de nog altijd lopende gesprekken over mogelijke Europese maatregelen, tevens de mogelijkheden voor nationale maatregelen tegen gewelddadige kolonisten.

De Raad sprak kort over steun voor en lopende onderzoeken naar de Organisatie van de Verenigde Naties voor hulpverlening aan Palestijnse vluchtelingen in het Nabije Oosten (UNRWA), waarbij meerdere lidstaten benadrukten dat er op dit moment geen alternatief is voor deze organisatie in de hulpverlening aan Palestijnen. De Commissie gaf aan het belangrijk te vinden dat UNRWA de aantijgingen uiterst serieus neemt. Ook Nederland heeft benadrukt dat er op dit moment van het conflict geen alternatief is voor UNRWA.

De Raad sprak kort over het politieke proces en de «Day After», waarbij de Europese Dienst voor Extern Optreden (EDEO) toelichting gaf op de recente outreach naar Arabische landen over een mogelijke EU-bijdrage aan dit proces.

De Raad lanceerde de nieuwe maritieme EU-operatie in de Rode Zee, EU Naval Forces (EUNAVFOR) ASPIDES. De operatie heeft taken op gebied van begeleiding en beveiliging van de scheepvaart gekregen. Gezien het grote belang van maritieme veiligheid en vrije en veilige doorvaart voor Nederland en de EU, verwelkomt het kabinet deze nieuwe EU-operatie. Het kabinet informeert de Kamer hierbij dat Nederland een bijdrage zal leveren aan ASPIDES van vijf staffunctionarissen, waaronder één politiek adviseur. Het kabinet onderzoekt tevens de wenselijkheid en mogelijkheid om een aanvullende bijdrage te leveren aan het waarborgen van de maritieme veiligheid in de Rode Zee.4 Uw Kamer zal hierover nader worden geïnformeerd.

In een sessie met VN-gezant Kaag sprak de Raad over humanitaire toegang tot Gaza. De Raad besprak met de VN-gezant hoe efficiënter gebruik kan worden gemaakt van bestaande routes voor humanitaire hulp, alsook over de noodzaak om nieuwe routes voor humanitaire hulp uit te werken, primair over land en eventueel maritiem of via lucht aangevuld. Daarnaast sprak de Raad over de toekomstige wederopbouwnoden van Gaza, waarbij de Commissie aangaf hier een bijdrage aan te zullen leveren.

Nederland heeft tijdens de Raad grote bezorgdheid geuit over een mogelijk grondoffensief in Rafah en benadrukt dat de EU zich hierover moet uitspreken. En marge van de vergadering is door 26 lidstaten akkoord bereikt over een verklaring inzake de gevolgen van een mogelijk grondoffensief in Rafah en de noodzaak voor een onmiddellijk tijdelijk staakt-het-vuren dat moet leiden tot een definitief einde aan de gevechten.5

Situatie in de Sahel en kuststaten in West-Afrika

De Raad sprak over de situatie in de Sahel en de kuststaten in West-Afrika. Er was brede overeenstemming tussen de Hoge vertegenwoordiger (HV), de Commissie en lidstaten dat blijvend engagement in de Sahel nodig is om de Europese belangen te beschermen. Ook Nederland benadrukte dit. Daarnaast gaf een aantal lidstaten specifiek aan dat engagement wenselijk is omdat andere actoren het vacuüm van EU-terugtrekking zullen willen opvullen. De discussie in de Raad ging vooral over de manier waarop geëngageerd moet worden met ondemocratische regimes in de Sahel. De Commissie benadrukte het belang van een flexibele, pragmatische en principiële aanpak en een voortdurende diplomatieke dialoog met de militaire regimes en stelde tevens dat geen budgetondersteuning en directe dienstverlening aan de militaire regimes moet worden verleend om legitimering te voorkomen. Een aantal lidstaten riep op tot terughoudendheid ten aanzien van directe vormen van samenwerking met militaire regimes, terwijl andere lidstaten zich juist uitspraken voor voortzetting van samenwerkingsactiviteiten.

Nederland benadrukte dat de ruimte om met Niger, Mali en Burkina Faso samen te werken steeds verder afneemt, maar onderstreepte ook het belang van het openhouden van diplomatieke kanalen om strategische belangen op het gebied van onder andere migratie, veiligheid en duurzame ontwikkeling op de lange termijn te waarborgen.

Tevens sprak de Raad over de West-Afrikaanse kuststaten. Er was brede overeenstemming tussen de HV en de lidstaten over het belang van het versterken van EU-steun aan deze landen. De HV stelde dat het de bilaterale programmering in deze regio zal opvoeren om de landen te helpen bij het (preventief) aanpakken van ontwikkelings- en veiligheidsuitdagingen. Nederland riep in dit verband op tot betere EU-coördinatie van de (bilaterale) inzet in de West-Afrikaanse kuststaten ten behoeve van een effectieve en zichtbare EU in de regio. Tevens pleitte Nederland voor een geïntegreerde benadering. De inzet op het gebied van veiligheid moet gepaard gaan met het adresseren van grondoorzaken van instabiliteit, door middel van investeren in goed bestuur en duurzame ontwikkeling.

Belarus

De Raad heeft nieuwe Raadsconclusies met betrekking tot Belarus aangenomen.6 Nederland verwelkomt deze conclusies, die ook dienen als een herbevestiging van de steun voor de wens van de Belarussen voor een vrij, democratisch, soeverein en onafhankelijk Belarus.

EU-missie Armenië (EUMA)

Tevens informeert het kabinet u over de Nederlandse bijdrage aan de EU Mission Armenia (EUMA). Tijdens de Raad van 13 november 20237 en 11 december 20238 werd gesproken over steunmaatregelen aan Armenië, waaronder de uitbreiding van de EU-missie in Armenië. Naar aanleiding van de uitbreiding van de omvang van EUMA heeft het kabinet besloten de Nederlandse bijdrage aan deze civiele missie te verhogen van vijf naar maximaal tien civiele experts en politiefunctionarissen tot en met 31 juli 2025. Hierdoor blijft Nederland haar fair share bijdrage leveren aan EUMA, dat zich richt op het bevorderen van de regionale veiligheid en het opbouwen van wederzijds vertrouwen.

Naar boven