21 501-02 Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken

Nr. 2835 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 15 februari 2024

De vaste commissie voor Europese Zaken heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Buitenlandse Zaken over de brief van 9 februari 2024 over de geannoteerde agenda van de Raad Algemene Zaken van 20 februari 2024 (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2830) en over de brief van 8 februari 2024 over het verslag van de Raad Algemene Zaken van 29 januari 2024 (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2826).

De vragen en opmerkingen zijn op 13 februari 2024 aan de Minister van Buitenlandse Zaken voorgelegd. Bij brief van 15 februari 2024 zijn de vragen beantwoord.

De fungerend voorzitter van de commissie, Bromet

De griffier van de commissie, Hessing-Puts

Inhoudsopgave

Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de bewindspersoon

2

Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie en reactie van de bewindspersoon

2

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie en reactie van de bewindspersoon

3

Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie en reactie van de bewindspersoon

4

Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de bewindspersoon

Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie en reactie van de bewindspersoon

De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de Raad Algemene Zaken die op 20 februari a.s. zal plaatsvinden in Brussel.

Deze leden zijn van mening dat het verslag van de Raad Algemene Zaken d.d. 29 januari geen recht doet aan het verzoek om een brief waarin het demissionaire kabinet precies aangeeft hoe het de motie van het lid Emiel van Dijk c.s. over duidelijk maken dat het Nederlandse medisch beroepsgeheim strikt gehandhaafd zal worden (Kamerstuk 21501–02, nr. 2820) gaat uitvoeren.

Voornoemde leden zijn het ten zeerste oneens met de uitleg van de motie «dat er zorgen leven in Nederland over het delen van patiëntgegevens zonder toestemming van de patiënt.» Zij zijn van mening dat hiermee afbreuk wordt gedaan aan het dictum van de, met een ruime meerderheid, aangenomen motie:

«verzoekt de regering om bij de presentatie van de prioriteiten van het Belgisch voorzitterschap van de EU reeds duidelijk te maken dat het Nederlandse medisch beroepsgeheim strikt gehandhaafd zal worden en dat de medische gegevens van Nederlandse patiënten niet digitaal noch op Europees niveau ter beschikking zullen worden gesteld aan wie dan ook, om wat voor reden dan ook, tenzij met expliciete en vrijwillige instemming van de patiënt»

De aan het woord zijnde leden vragen de Minister dit alsnog kenbaar te gaan maken en daarover te rapporteren aan de Kamer.

De leden van de PVV-fractie willen de Minister oproepen om duidelijk kenbaar te maken dat er een nieuwe politieke realiteit is na de verkiezingen 22 november 2023 en dat de motie ook in dat licht moet worden uitgelegd.

1. Antwoord van het kabinet

Zoals in het verslag van de Raad Algemene Zaken (RAZ) van 29/1 jl. is gemeld1 is tijdens de RAZ op basis van de motie geïntervenieerd, door te onderstrepen dat Nederland belang hecht aan het medisch beroepsgeheim en dat er zorgen leven in Nederland over het delen van patiëntgegevens zonder toestemming van de patiënt.

De onderhandelingen over het European Health Data Space-voorstel bevinden zich momenteel in de triloogfase, en worden namens de Raad gevoerd op basis van de Raadspositie zoals die op 6 december 2023 is vastgesteld en waar u op 5 december 2023 door de Minister van VWS per brief over bent geïnformeerd.2

Het kabinet zal de uitkomst van deze onderhandelingen op haar merites beoordelen en zal het standpunt van de Tweede Kamer daarin meewegen. De Minister van VWS zal de Kamer langs de gebruikelijke lijnen over het onderhandelingsresultaat informeren.

Overigens besluit de Raad over de uitkomst van de triloog over het EHDS-voorstel voor een verordening met gekwalificeerde meerderheid. Dat betekent dat het niet mogelijk is om een veto uit te spreken. Als de verordening wordt vastgesteld, is zij verbindend in al haar onderdelen en rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie en reactie van de bewindspersoon

De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de Raad Algemene Zaken d.d. 20 februari. Zij hebben hierover nog enkele vragen.

Deze leden lezen dat er voorafgaand aan de Raad Algemene Zaken een informeel ontbijt zal plaatsvinden met de voorzitter van de Bosnische ministerraad. Deze leden kunnen zich vinden in het standpunt van het kabinet dat toetreding gebaseerd dient te blijven op merites en het boeken van significante voortgang. In het licht van deze genoemde significante voortgang, zijn voornoemde leden benieuwd naar de huidige voortgang die Bosnië en Herzegovina maakt. Kan het kabinet een reflectie geven op de huidige stand van zaken over de voortgang en hoe ver Bosnië en Herzegovina op dit moment is volgens het kabinet. Deze leden zijn daarnaast specifiek geïnteresseerd in de voortgang van de Republiek Srpska.

2. Antwoord van het kabinet

Zoals beschreven in de kabinetsappreciatie van het Uitbreidingspakket van 8 november 2023 deelt het kabinet de analyse van de Commissie dat er slechts beperkte voortgang was geboekt op de prioriteiten. Deze appreciatie gaat eveneens in op de situatie in de Republiek Srpska.3 De Commissie en het kabinet blijven de voortgang van Bosnië en Herzegovina met de toetredingshervormingen monitoren. Tijdens zijn bezoek aan Bosnië en Herzegovina met Commissievoorzitter Von der Leyen en de Kroatische Minister-President Plenković in januari jl. heeft de Minister-President richting de Bosnische autoriteiten nogmaals onderstreept dat aan een substantiële subset van de prioriteiten voldaan moet zijn voor het openen van toetredingsonderhandelingen. Op basis van de gesprekken tijdens het bezoek leek bereidheid te bestaan aan Bosnische zijde om stappen te zetten. In de Raadsconclusies van december wordt de Commissie opgeroepen om in maart te rapporteren over de gemaakte voortgang. Een kabinetsappreciatie van dit rapport zal de Kamer te zijner tijd toekomen.

De aan het woord zijnde leden zijn vergenoegd met het feit dat op verzoek van Polen zelf een stand van zaken-bespreking over artikel 7 geagendeerd is en dat Polen hervormingen van plan is ten behoeve van een onafhankelijke rechterlijke macht. Deze leden ontvangen graag een reflectie van het kabinet op de stappen die Polen neemt en of Polen op de juiste weg is om de artikel 7 procedure te beëindigen. Daarnaast vragen deze leden of het kabinet voornemens is richting de Poolse regering een positief signaal af te geven bij elke hervorming die de schade van de Poolse rechtstaat herstelt.

3. Antwoord van het kabinet

Het kabinet acht het positief dat Polen heeft verzocht om een bespreking van de stand van zaken binnen de lopende Artikel 7 procedure. Dit geeft Polen de kans om de Raad te informeren over de stappen die worden genomen om de rechtsstaat in Polen te herstellen. Het herstel van de Poolse rechtsstaat is complex. De Poolse regering onder leiding van premier Tusk is voortvarend te werk gegaan en dat verdient onze volledige steun. Tijdens de RAZ zal Nederland, in Benelux-verband, Polen aanmoedigen om door te gaan op de ingeslagen weg richting het effectieve en duurzame herstel van de Poolse rechtsstaat. Het beëindigen van de Artikel 7 procedure is op dit moment nog niet aan de orde. Als Polen het herstel van de rechtsstaat doorzet, dan wordt het beëindigen van de Artikel 7 procedure voor het kabinet bespreekbaar. Daarbij is het wel van belang dat de resterende zorgpunten, zoals de problematiek rondom de Poolse Raad voor de Rechtspraak, effectief en duurzaam worden geadresseerd.

Vragen en opmerkingen van de leden van de BBB-fractie

De leden van de BBB-fractie nemen kennis van de geannoteerde agenda van de Raad Algemene Zaken van 20 februari 2024.

Deze leden zien graag dat, in het licht van de vele boerenprotesten in de Europese Unie, de Nederlandse inzet wordt het (Europese) Landbouw- en Visserijbeleid hoog aan de kaarten tijdens de volgende Raad Algemene Zaken en voor de bijeenkomst van de Europese Raad. Kan de Minister toezeggen de zorgen van Nederlandse boeren, tuinders en vissers kenbaar te maken op de Raad Algemene Zaken? Tijdens de vorige bijeenkomst in Brussel heeft premier Rutte ook tijd kunnen vrijmaken op korte termijn om met boeren rond de tafel te zitten. Waarom kon dit toen wel?

4. Antwoord van het kabinet

Landbouw en visserij staat niet als onderwerp geagendeerd op de RAZ; het primaat voor dergelijke besprekingen ligt bij de Landbouw- en visserijraad (LVR). Deze RAZ spreekt wel over de agenda van de Europese Raad van 23 maart, die voornamelijk in het teken staat van buitenlandpolitieke onderwerpen. Bij de buitengewone Europese Raad van 1 februari jl. zijn de uitdagingen in de landbouwsector en de zorgen van boeren besproken, mede naar aanleiding van de boerendemonstraties in meerdere lidstaten. Dit stond oorspronkelijk niet op de agenda4. De Minister-President ging na afloop in gesprek met vertegenwoordigers van boerenorganisaties over het belang van een gezonde en duurzame landbouwsector, samen met de Belgische premier De Croo en Commissievoorzitter Von der Leyen. Tijdens de Europese Raad pleitte de Minister-President voor het toestaan van het gebruik van kunstmestvervangers op basis van dierlijke mest (RENURE). De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heeft daarnaast aangekondigd dat het kabinet een nationale mesttafel zal organiseren om hierover verder in gesprek te gaan met de Nederlandse landbouwsector.

De Commissie voert sinds januari een strategische dialoog met de landbouwsector, waar het gesprek na de Europese Raad ook onderdeel van uitmaakt. Daarnaast zal de Landbouw en Visserijraad van 26 februari aanstaande over de huidige situatie van de landbouwsector spreken. De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit zal u middels de Geannoteerde Agenda over de kabinetsinzet voor deze raad informeren. De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit zal u de komende tijd ook via verschillende Kamerbrieven nader informeren over de EU-inzet.

Het kabinet staat ervoor open om landbouw- en visserijbeleid aan de orde te stellen in de ER en beziet in functie van de voortgang van bovengenoemde trajecten op welk moment bespreking opportuun is.

In het kader van natuurbeleid, zien voornoemde leden in de Kaderrichtlijn Water grote zorgen voor Nederland. Kan de Minister toezeggen deze zorgen over de Kaderrichtlijn Water in Brussel kenbaar te maken op de Raad Algemene Zaken en uiteindelijk voorbereidend op de Europese Raad? Ziet de Minister mogelijkheid om steun te zoeken binnen de EU om de Kaderrichtlijn Water, net als het voorstel halveren van pesticiden in 2030, in te trekken? Zo nee, waarom lukt het Nederland niet hierover genoeg druk uit te oefenen? Waarom lukt het de voorzitter van de Europese Commissie, Ursula von der Leyen, wel op het niveau van pesticiden en niet op het niveau van de Kaderrichtlijn Water voor Nederland?

5. Antwoord van het kabinet

De Kaderrichtlijn Water staat niet geagendeerd op de Raad Algemene Zaken van 20 februari 2024. Het wijzigingsvoorstel van de Kaderrichtlijn Water (en de «dochterrichtlijnen» Grondwaterrichtlijn en richtlijn Prioritaire Stoffen) wordt behandeld via de Milieuraad. De aanleiding voor dit voorstel is de verplichting voor de Commissie om de lijsten met verontreinigende stoffen iedere zes jaar te herzien en eventueel met wetgevingsvoorstellen tot wijziging hiervan te komen. Momenteel wordt het voorstel besproken in Raadskader. De Minister van Infrastructuur en Waterstaat ziet hierbij toe op een inzet in lijn met het BNC-fiche.5 Zoals toegezegd aan de Tweede Kamer6, zet de Minister zich verdergaand in door in te zetten op aanpassingen waar het voor Nederland het meest knelt. Het intrekken van een bestaande richtlijn is niet aan de orde. De verordening inzake het duurzame gebruik van gewasbeschermingsmiddelen betrof een nieuw voorstel van de Europese Commissie dat door het Europees Parlement al in een eerder stadium was afgewezen en kon daarom worden ingetrokken.

Wat zijn de actuele ontwikkelingen van het plan van Eurocommissaris Breton voor een «omvangrijk Defensiefonds van 100 miljard euro»? Wat wordt de Nederlandse inzet hierin?

De leden van de BBB-fractie kijken kritisch naar de stappen richting een Europees Defensiefonds. Deze leden zien liever dat Nederland eerder investeert in de eigen krijgsmacht om deze eerst op orde te krijgen.

6. Antwoord van het kabinet

Commissaris Breton presenteert naar verwachting eind deze maand een Europese Defensie Industrie Strategie (EDIS) en een bijhorend voorstel voor een Europees Defensie Investeringsprogramma (EDIP). Bij een bijeenkomst in het Europees Parlement heeft de Commissaris genoemd dat hij daarbij denkt aan een fonds van 100 mld euro. Of, en zo ja in welke vorm, dat ook deel zal uitmaken van de uiteindelijk gepresenteerde Commissie voorstellen moeten we nog afwachten. EDIS wordt naar verwachting een gezamenlijke mededeling van de Hoge Vertegenwoordiging en de Commissie. EDIP wordt naar verwachting een verordening die door de Raad Buitenlandse Zaken en het Europees Parlement wordt behandeld. Het kabinet zal op basis van de gepresenteerde voorstellen tot een appreciatie komen en daarover een BNC-fiche aan de Kamer sturen. In algemene zin onderschrijft het kabinet het belang van het versterken van de Europese defensie-industrie, om zowel de eigen krijgsmachten te versterken en om de militaire steun aan Oekraïne voort te kunnen zetten.


X Noot
1

Kamerstuknummer 21 501-02, nr. 2826

X Noot
2

Kamerstuknummer 36 121, nr. 4

X Noot
3

Kabinetsappreciatie uitbreidingspakket 2023 en Groeiplan voor de Westelijke Balkan, Kamerstuk 23 987, nr. 395

X Noot
4

Kamerstuk 21 501-20, nr. 2018

X Noot
5

BNC fiche Herziening Kaderrichtlijn Water, Grondwaterrichtlijn en richtlijn Prioritaire Stoffen, Kamerstuk 22 112, nr. 3587

X Noot
6

Kamerstuk 30 015 ,nr. 120

Naar boven