21 501-02 Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken

Nr. 2610 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 20 december 2022

Hierbij bied ik u het verslag aan van de Raad Buitenlandse Zaken van 12 december 2022.

De Minister van Buitenlandse Zaken, W.B. Hoekstra

VERSLAG VAN DE RAAD BUITENLANDSE ZAKEN VAN 12 DECEMBER 2022

Op 12 december vond de Raad Buitenlandse Zaken (RBZ) plaats. De Raad sprak over de Russische agressie tegen Oekraïne en Iran. Onder current affairs stonden de punten Moldavië, mensenrechten, Tunesië, Zuidelijk Nabuurschap, Global Action Plan, Global Gateway en Europese Vredesfaciliteit op de agenda. Voorafgaand aan de Raad vond een ministeriële bijeenkomst plaats met de landen van het Oostelijk Partnerschap. Deze bijeenkomst werd voorbereid tijdens een ontbijt met de EU27-lidstaten. En marge van de Raad sprak Minister Hoekstra tijdens de lancering van de Team Europe Initiatives (TEI) voor de Centrale Mediterrane Migratie Route (CMR) en de West Mediterrane Migratie Route (WMR).

Russische agressie jegens Oekraïne

De bespreking van dit agendapunt begon met een interventie van de Oekraïense Minister van Buitenlandse Zaken, Dmytro Kuleba, via videoverbinding. Hij sprak zijn waardering uit voor de steun van de EU aan Oekraïne en verzocht de lidstaten hiermee door te gaan.

Vervolgens stond de Raad stil bij de militaire, financiële en humanitaire steun voor Oekraïne en onderstreepte het belang van aanhoudende en aanvullende steun voor Oekraïne. De Raad bereikte een politiek akkoord over de ophoging van het EPF en sprak over de noodzaak van het vergroten van de weerbaarheid van Oekraïne, de noden voor de winter (winterization), en het belang van een sterk, robuust en efficiënt coördinatiemechanisme voor internationale steun. Veel lidstaten benadrukten het belang van snelle aanname van een negende sanctiepakket tegen Rusland.

Voorts onderschreef een groot gedeelte van de Raad het belang van accountability. Nederland gaf aan voorstander te zijn van de oprichting van een agressietribunaal in Den Haag mits hiervoor voldoende politieke en financiële steun is en een dergelijk tribunaal geen afbreuk doet aan de werkzaamheden van het Internationaal Strafhof. Meerdere lidstaten toonden zich uitgesproken voorstander van een speciaal tribunaal en velen onderstreepten de notie dat oprichting ervan zorgvuldig diende te geschieden en op brede internationale steun moet kunnen rekenen.

Iran

De Raad sprak daarnaast over Iran. De HV veroordeelde het gewelddadig neerslaan van de protesten, de militaire steun aan Rusland en de Iraanse positie in de onderhandelingen over het nucleaire akkoord (JCPOA).

Nederland veroordeelde tijdens de Raad eveneens de ernstige mensenrechtenschendingen in Iran, waaronder de recente executies van demonstranten, de verdere escalatie van het Iraanse nucleaire en ballistische programma, de militaire steun aan Rusland voor de oorlog tegen Oekraïne, en de Iraanse praktijk van statelijke gijzelneming door middel van arbitraire detentie van EU-onderdanen.

De Raad nam Raadsconclusies aan over Iran, waarin bovenstaande punten van zorg eveneens in sterke bewoordingen worden veroordeeld.1 De toon van deze Raadsconclusies is aanzienlijk scherper dan de vorige Raadsconclusies over Iran uit 2016 en 2019 en Nederland heeft hier actief aan bijgedragen.

De Raad nam daarnaast twee nieuwe sanctiepakketten aan in reactie op de aanhoudende mensenrechtenschendingen bij de onderdrukking van protesten in Iran, en de Iraanse leveringen van unmanned aerial vehicles (UAV) aan Rusland ter ondersteuning van de Russische agressie tegen Oekraïne. Mede op initiatief van Nederland zijn onder het EU-Iran mensenrechtensanctieregime nieuwe gerichte sancties aangenomen tegen twintig individuen, waaronder verschillende IRGC2 commandanten, en één entiteit. Het sanctiepakket is gericht tegen actoren die verantwoordelijk zijn voor het gewelddadig neerslaan van protesten, het oproepen tot de doodstraf van demonstranten en het organiseren en uitzenden van gedwongen bekentenissen van demonstranten in de Iraanse media. Sinds het uitbreken van de protesten in september 2022 nam de EU 68 nieuwe listings aan waardoor inmiddels in totaal 158 personen en entiteiten onder het EU-Iran mensenrechtensanctieregime zijn gesanctioneerd. Nederland riep op, net als een aantal andere lidstaten, voor meer sancties tegen Iran, indien het Iraanse regime niet van koers verandert. Zo pleitte Nederland voor, indien mogelijk, het listen van de IRGC als terroristische organisatie onder het EU-terrorismesanctieregime (zie ook het punt «toezeggingen» onderaan dit verslag).

Daarnaast nam de Raad, mede op initiatief van Nederland, nieuwe sanctiemaatregelen aan ten aanzien van vier Iraanse individuen en vier Iraanse entiteiten die betrokken zijn bij de ontwikkeling en levering van drones aan Rusland. Het gaat om prominente IRGC-geaffilieerde dronebedrijven in Iran en daaraan gerelateerde functionarissen. Sinds het begin van de Iraanse leveringen aan Rusland zijn in dit kader inmiddels zestien Iraanse actoren gesanctioneerd onder het Rusland sanctieregime. Nederland riep tijdens de Raad op tot aanvullende maatregelen om zo te voorkomen dat Europese technologie in Iraanse UAVs kan belanden.

Nederland riep tijdens de Raad tevens de overige EU-lidstaten op hun steun uit te spreken voor verwijdering van Iran uit de VN Commissie voor de Status van de Vrouw (CSW). In lijn met de motie van het lid Agnes Mulder en motie en brief van Eerste Kamerlid Nanninga, heeft het kabinet gepleit voor verwijdering van Iran uit de CSW.3 Nederland had binnen de Verenigde Naties geen directe invloed op dit besluit, doordat dit genomen moest worden via een resolutie in de Economische en Sociale Raad van de Verenigde Naties (ECOSOC). Nederland heeft momenteel geen zitting in deze Raad. In navolging van de eerder genoemde aangenomen moties, heeft Nederland daarom tijdens de Raad andere EU-lidstaten – die wel stemrecht hebben in de ECOSOC – opgeroepen om hun steun uit te spreken voor de resolutie hierover die door de Verenigde Staten is ingediend. Op 14 december jl. is deze resolutie aangenomen. Alle EU-leden van de ECOSOC hebben unaniem voor de resolutie gestemd. Iran is hiermee verwijderd uit de CSW. Het kabinet heeft hiermee voldaan aan de bovengenoemde moties.

Current Affairs

De Hoge Vertegenwoordiger (HV) zette kort zijn visie uiteen over de current affairs agendapunten. Vanwege tijdgebrek was er geen gelegenheid voor lidstaten om op de punten van de HV te reageren.

Moldavië

De HV besprak kort de situatie in Moldavië, in het bijzonder als gevolg van de Russische agressie tegen Oekraïne. Ook keek hij terug op de bijeenkomst van het Moldavië-ondersteuningsplatform in Parijs van 21 november jl. Het kabinet deelt de zorgen over de energiezekerheid en weerbaarheid van het land en ziet ook het Europese belang van de voortdurende noodzaak Moldavië te steunen.

Tunesië

De HV stond stil bij de parlementaire verkiezingen die op 17 december a.s. zullen plaatsvinden in Tunesië. Hij benadrukte, in lijn met de inzet van het kabinet, het belang van steun aan de Tunesische bevolking en de noodzaak in gesprek te blijven over democratische principes. Hij sprak daarbij de hoop uit dat een nieuwe Grondwet een nieuwe etappe kan vormen in de besprekingen met Tunesië.

Zuidelijk Nabuurschap

De HV stond kort stil bij de ministeriële bijeenkomst in Barcelona op 24 november jl. en blikte vooruit op de strategische discussie die de Europese Raad op 15 december jl. over het Zuidelijk Nabuurschap heeft gevoerd. Het kabinet hecht er waarde aan om in het kader van dialoog met de partners van het Zuidelijk Nabuurschap ook aandacht te besteden aan migratiesamenwerking.

Global Action Plan

De HV kondigde een pilot aan binnen het EDEO Actieplan voor outreach. Het doel van de pilot is in een vijftal landen te testen of het geïntegreerd inzetten van het EU instrumentarium effect heeft. Het betreft Egypte, Indonesië, Brazilië, Nigeria, Kazachstan. Dit is een EDEO-intern traject, waarbij lidstaten kunnen aansluiten. Het kabinet verwelkomt deze outreach-pilot en zal de komende tijd samenwerken met EDEO en andere lidstaten om deze outreach verder vorm te geven.

Global Gateway

Het agendapunt Global Gateway werd na het versturen aan uw Kamer van de geannoteerde agenda d.d. 2 december jl. (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2556) door EDEO onder Current Affairs aan de RBZ agenda toegevoegd. Tijdens de Raad verwees de HV naar de eerste Global Gateway Board-bijeenkomst, die aan de vooravond van de Raad op 11 december plaatsvond.

Tijdens deze bijeenkomst inventariseerde de board waar Global Gateway staat, een jaar na de lancering, en werd vooruit geblikt op de prioriteiten voor 2023. De board sprak over de geopolitieke doelstellingen, prioriteiten, thematische en geografische focus, publiek-private samenwerking en de communicatiestrategie van Global Gateway. Naast de overkoepelende doelstelling om met Global Gateway een alternatief te bieden voor bijvoorbeeld Chinese investeringen, sprak de Board over het belang van het verzekeren van aanvoerlijnen, het bijdragen aan een duurzame energietransitie (onder andere door investeringen in waterstofproductie) en legde zij een expliciete link met de toegang tot grondstoffen. De HV, Commissievoorzitter Von der Leyen en lidstaten waren eensgezind dat snel resultaten geboekt moeten worden in de vorm van zichtbare en aansprekende flagship projecten.

Europese Vredesfaciliteit

De Raad bereikte een politiek akkoord om de financiële duurzaamheid van de Europese Vredesfaciliteit (EPF) te waarborgen. De Raad besloot het totale financiële plafond met EUR 2 miljard te verhogen, met de mogelijkheid van een verdere verhoging in een later stadium. De Raad sprak af dat de totale verhoging van het algemene financiële plafond van de EPF tot 2027 maximaal EUR 5,5 miljard zal bedragen.4 De door de Raad bereikte overeenkomst is in lijn met de kabinetsinzet op dit vraagstuk, waarover uw Kamer op 12 december jl. is geïnformeerd.5 De ophoging van het algemene financiële plafond is een duidelijk politiek signaal van de blijvende inzet van de EU voor militaire steun aan Oekraïne en andere partners. Het besluit zorgt ervoor dat de EPF over voldoende financiële middelen beschikt om blijvend concrete militaire steun te verlenen aan de strijdkrachten van partners van de EU. De overeenkomst zal begin 2023 worden geformaliseerd, wanneer de HV een voorstel tot wijziging van Raadsbesluit 2021/509 van de Raad zal indienen.

Ministeriële bijeenkomst van het Oostelijk Partnerschap

Voorafgaand aan de Raad vond een ministeriële bijeenkomst van het Oostelijk Partnerschap (OP) plaats. De Minister van Buitenlandse Zaken vertegenwoordigde Nederland en intervenieerde namens de Benelux. De bijeenkomst vond plaats tegen de achtergrond van de Russische oorlog tegen Oekraïne en de impact daarvan op de OP-regio. Een belangrijke uitkomst van de ministeriële bijeenkomt was de herbevestiging van de sterke betrokkenheid van de aanwezigen bij het OP. Alle interveniërende Ministers van EU- en OP-zijde onderschreven het belang om dit samenwerkingsverband te behouden.

Ten aanzien van de toekomst van het OP was er consensus om de structuur van het OP flexibeler en lichter te maken. Ook benadrukten meerdere lidstaten, waaronder de Benelux, dat het OP met zo veel mogelijk maatwerk moet inspelen op de verschillende wensen en ambities van de partnerlanden. In dit kader besprak de Raad hoe het OP zich verhoudt tot het Europese perspectief van Oekraïne, Moldavië en Georgië. De HV en de Benelux benadrukten dat het OP en het uitbreidingsproces parallelle sporen zijn die complementair aan elkaar moeten werken.

In de bespreking legden de aanwezigen nadruk op het belang van nauwe samenwerking tussen de EU en de OP-landen met als doel de stabiliteit, welvaart en wederzijdse samenwerking te bevorderen. In dit verband stelden zij vast dat het belangrijk is om de nodige hervormingen door te voeren. Versterking van democratie en rechtsstaat stonden daarbij centraal. De Benelux legde hierbij de nadruk op het belang van verdere hervormingen van de rechtsstaat, mensenrechten en fundamentele vrijheden. Daarnaast stelden meerdere lidstaten, waaronder de Benelux, dat de EU de OP-landen meer zou kunnen ondersteunen op het gebied van cyber, energieveiligheid en het tegengaan van hybride dreigingen. Enkele lidstaten wezen erop dat het OP ook oog moet hebben voor andere regio’s zoals Centraal-Azië. Met betrekking tot het conflict tussen Armenië en Azerbeidzjan spraken meerdere lidstaten, waaronder de Benelux, hun steun uit voor het EU-bemiddelingsproces.

Tijdens een ontbijt voorafgaand aan de ministeriële bijeenkomst van het OP bespraken de EU Ministers van Buitenlandse Zaken de OP-ministeriële voor. De hierboven genoemde punten kwamen ook in deze voorbespreking aan bod.

Lancering Team Europe Initiatives (TEI’s) voor de Centrale Mediterrane Migratie Route (CMR) en de West Mediterrane Migratie Route (WMR).

Op maandag 12 december 2022 nam de Minister van Buitenlandse Zaken namens Nederland in Brussel ook deel aan een evenement over migratie. Dit betrof een evenement en marge van de RBZ waarbij de lancering van de langverwachte Team Europe Initiatives voor de West- en Centraal-Mediterrane Migratie Route plaatsvond, in aanwezigheid van Commissarissen Schinas, Urpilainen, Varhelyi en Johansson, en de Ministers van Migratie of Buitenlandse Zaken van Niger, Mauritanië, Nigeria, Spanje, Italië, Frankrijk en Nederland.

De TEI’s voor de WMR en CMR zijn gericht op het versterken van coördinatie van EU-inzet en programmering langs de migratieroutes om zo gezamenlijke impact te vergroten en de partnerschappen met derde landen te versterken. De focus ligt op de volgende vijf pijlers: 1) legale migratie en mobiliteit; 2) bescherming en asiel; 3) voorkomen van irreguliere migratie en aanpak van mensenhandel/smokkel; 4) terugkeer en herintegratie; 5) migratie en ontwikkeling/aanpak van grondoorzaken.

Nederland onderstreepte het belang van migratiesamenwerking tussen de EU en de Afrikaanse partnerlanden. Nederland benadrukte daarnaast het belang van het aanpakken en terugdringen van mensenhandel/-smokkel in deze samenwerking. Nederland noemde de uitwisseling van liaisonmagistraten van Niger en Nigeria met Rome en Madrid als een concreet voorbeeld van internationale samenwerking om mensenhandelaren en mensensmokkelaars op te sporen en te vervolgen. Nederland faciliteert deze uitwisseling in nauwe samenwerking met Italië en Spanje.

De interventies van de overige sprekers richtten zich eveneens op het belang van versterkte migratiesamenwerking tussen de EU en partnerlanden. Verder noemden zij nog een aantal andere elementen, zoals het belang van de focus op regionale aanpak, legale migratie, toegang tot onderwijs voor jeugd, grensmanagement en wetgeving op het gebied van smokkel en irreguliere migratie.

Toezeggingen

Middels dit verslag wordt uw Kamer tevens geïnformeerd over onderstaande toezeggingen.

1. Toezegging om in het verslag van de aankomende RBZ terug te komen op de uitvoering van de motie van de leden Brekelmans en AgnesMulder over het zich binnen de EU inzetten voor een Europese versie van de OFAC inclusief de rol van de EDEO daarbij.

Nederland pleitte tijdens deze RBZ onder het agendapunt «Russische agressie» voor een EU-contactpunt voor sanctie-omzeiling. Ook in bilaterale contacten met EU-lidstaten en EU-instellingen zal Nederland zich hier hard voor blijven maken. Hiermee wordt voldaan aan de motie van de leden Brekelmans en Agnes Mulder6. Een dergelijk contactpunt kan analyses van ontwijkingspatronen maken en lidstaten informatie aandragen waaruit listingsvoorstellen kunnen voortvloeien. Dergelijke voorstellen kunnen mogelijk worden opgenomen onder het listingscriterium voor omzeiling, dat er mede op Nederlandse voorspraak is gekomen. Het is daarbij mogelijk om personen of bedrijven uit derde landen te listen die schending van het verbod op omzeiling door EU-bedrijven faciliteren. Het omzeilen van sancties door EU-burgers en bedrijven is verboden en strafbaar. Bij besluitvorming over listings gelden de algemene uitgangspunten van EU-eenheid en een juridisch solide onderbouwing.

2. Toezegging om in een van de volgende verslagen van de RBZ de Kamer te informeren over de stand van zaken ten aanzien van de groep van de 650 Afghanen die door EU-lidstaten zouden worden opgenomen.

Van de 650 personen die op de EDEO lijst staan zijn inmiddels 424 personen overgebracht uit Afghanistan naar diverse EU landen (peildatum 9 december 2022). EDEO is bezig met het voorbereiden van de overbrenging van de overige personen op deze lijst. Deze personen zijn nog niet allemaal aan een EU land toegewezen. Canada en de VS hebben elk ook enkele personen van de EDEO lijst opgenomen. Omwille van de vertrouwelijkheid kan EDEO hierover niet meer details verstrekken.

3. Toezegging om in het verslag RBZ terug te komen op de vraag welke EU-lidstaten al de stap hebben gezet tot de erkenning van de Armeense genocide.

Zoals ook vermeld in de Kamerbrief «Stand van zaken verkenning erkenning genocides met andere EU lidstaten»7 van 8 november jl. en voor zover het kabinet bekend, hebben de regeringen van Cyprus en Frankrijk en de parlementen van België, Cyprus, Duitsland, Griekenland, Italië, Letland, Litouwen, Luxemburg, Oostenrijk, Polen, Portugal, Slowakije, Tsjechië, Zweden en het Europees Parlement de gebeurtenissen in Armenië in 1915–1917 erkend als genocide. Het is aan landen zelf hun formele positie te duiden.

4. Toezegging de Kamer in het verslag van de volgende Raad Buitenlandse Zaken van 12 december 2022 te informeren over de wijze waarop de Raad van Europa omgaat met medewerkers met een vast contract.

Het einde van het Russische lidmaatschap van de Raad van Europa heeft ook consequenties voor het personeelsbestand van het secretariaat van de Raad van Europa. Zo is het juridisch niet mogelijk nieuwe contracten aan te bieden aan personen met de nationaliteit van een voormalige lidstaat. Het vernieuwen of verlengen van bestaande contracten aan deze groep personen zal in beginsel evenmin gebeuren. De Secretaris-Generaal heeft beslissingsbevoegdheid over hoe om te gaan met huidige medewerkers met de nationaliteit van een voormalige lidstaat met een vast contract, contract voor bepaalde duur, of een tijdelijk contract. Nederland heeft in de nog lopende discussie over deze problematiek aangegeven dat medewerkers met de Russische nationaliteit geen onderdeel meer uit zouden moeten maken van het personeelsbestand van het secretariaat van de Raad van Europa. Nederland sprak daarbij de verwachting uit dat de Secretaris-Generaal hierop actie onderneemt. Uiteraard dient de afhandeling van het vertrek van medewerkers te gebeuren binnen de wettelijke geldende kaders.

5. Toezegging binnen vier weken de Kamer te informeren over de mogelijkheden om de Islamitische Revolutionaire Gardetroepen als terroristische organisatie te sanctioneren (BZ Begrotingsbehandeling op 24 november 2022).

Conform toezegging van de Minister van Buitenlandse Zaken aan het lid Ceder wordt uw Kamer middels dit verslag geïnformeerd of het thans mogelijk is om de IRGC te listen als terroristische organisatie.8 In Nederland is het op dit moment juridisch niet mogelijk om de IRGC nationaal aan te merken als terroristische organisatie omdat er een link moet zijn met de Nederlandse rechtsorde om nationale terrorismesancties in te kunnen stellen. Nederland staat onder andere in contact met Duitsland om de mogelijkheden van listing van de IRGC als terroristische organisatie in EU-verband te verkennen. Het is hier belangrijk te benadrukken dat ook dit juridisch complex ligt en uiterst zorgvuldig moet geschieden. Een dergelijke aanmerking moet immers bij de rechter standhouden. Daarnaast is IRGC op dit moment al gesanctioneerd onder het Iran massavernietigingswapens-sanctieregime. De maatregelen onder dit regime zijn deels opgeschort onder het nucleaire akkoord (JCPOA), maar het blijft verboden om economische middelen beschikbaar te stellen aan de IRGC en aan personen en entiteiten gelieerd aan de IRGC. Onder verschillende EU-sanctieregimes zijn daarnaast ook specifieke onderdelen van de IRGC gesanctioneerd, waaronder de IRGC Qods force (onder het Syrië sanctieregime) en de IRGC Air Force (onder het Rusland sanctieregime in het kader van de oorlog in Oekraïne). Sinds de recente protesten is daarnaast een groot aantal (regionale) kopstukken van de IRGC alsook IRGC-geaffilieerde bedrijven gesanctioneerd onder het EU Iran mensenrechtensanctieregime.

Zoals hierboven vermeld onder «Iran» heeft Nederland tijdens de Raad gepleit voor het verder verkennen van aanvullende (sanctie)maatregelen om de druk op Iran op te blijven voeren, waaronder, indien mogelijk, het listen van de IRGC als terroristische organisatie onder het EU-terrorismesanctieregime.

Voortgang EUMCAP

Middels dit verslag wordt uw Kamer tevens geïnformeerd over de voortgang van de gesprekken in EU-verband met betrekking tot de EU Monitoring Capaciteit (EUMCAP) in Armenië. De RBZ van 14 november jl. stond stil bij de voortgang van EUMCAP.9 Naar verwachting zal de EU tijdens de Transportraad van 19 december het besluit nemen om EUMCAP na twee maanden te beëindigen, conform afspraken gemaakt en marge van de Europese Politieke Gemeenschap (EPG) in Praag op 6 oktober jl. Uw Kamer zal daarna worden geïnformeerd over dit besluit. Het kabinet pleit in de discussie over de mogelijkheden voor andersoortige inzet in Armenië actief voor vervolginzet van de EU. Naar verwachting zal de RBZ van 23 januari a.s. nader stilstaan bij deze ontwikkelingen. Informatie hierover volgt via de reguliere correspondentie over de RBZ.


X Noot
2

Islamic Revolutionary Guard Corps.

X Noot
3

Motie van het Tweede Kamerlid Agnes Mulder (CDA) over zich binnen de VN inspannen om Iran te verwijderen uit de Commissie voor de Status van de Vrouw (Kamerstuk 36 200 V nr. 39 dd. 24 november 2022), motie van het Eerste Kamerlid Nanninga (Fractie-Nanninga) c.s. over verwijdering van Iran uit de VN-vrouwenrechtencommissie (36.200, D ingediend bij de Algemene Politieke Beschouwingen op 1 november 2022) en verzoek om een brief van de leden van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, Defensie en Ontwikkelingssamenwerking van de Eerste Kamer betreffende uitvoering Motie van het lid Nanninga c.s. over verwijdering van Iran uit de VN-vrouwenrechtencommissie (Kenmerk 170576.07U d.d. 2 december 2022).

X Noot
4

De genoemde bedragen zijn de prijzen uit 2018, conform Europese begrotingssystematiek.

X Noot
5

Kamerstuk 21 501-02, nr. 2575.

X Noot
6

Kamerstuk 36 200 V, nr. 25.

X Noot
7

Kamerstuk 36 200 V, nr. 12.

X Noot
8

Deze toezegging houdt verband met de aangehouden motie van het Lid Ceder (CU) over «de Iraanse Revolutionaire Garde op de lijst van terroristische organisaties plaatsen» (Kamerstuk 36 200 V, nr. 67).

X Noot
9

Zie hiervoor het verslag van de RBZ, Kamerstuk 21 501-02, nr. 2551.

Naar boven