21 501-02 Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken

Nr. 2167 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 28 mei 2020

Hierbij bied ik u het verslag aan van de videoconferentie van de leden van de Raad Algemene Zaken van 26 mei 2020.

De Minister van Buitenlandse Zaken, S.A. Blok

VERSLAG INFORMELE VIDEOCONFERENTIE VAN DE LEDEN VAN DE RAAD ALGEMENE ZAKEN D.D. 26 MEI 2020

Op dinsdag 26 mei jl. vergaderden de leden van de Raad Algemene Zaken per videoconferentie. De Minister van Buitenlandse Zaken nam deel aan deze vergadering.

COVID-19

De leden van de Raad Algemene Zaken spraken over de COVID-19-crisis, en dan specifiek over het (verder) afschalen van lockdown- en grensmaatregelen, het herstarten van toerisme, de plannen voor economisch herstel en het MFK.

Nagenoeg alle lidstaten gaven aan vooruitgang waar te nemen in het tegengaan van de verspreiding van het virus. Een grote groep lidstaten constateerde dat de maatregelen die zij de afgelopen maanden getroffen hebben, effect hebben gehad. Vrijwel alle lidstaten hebben inmiddels stappen genomen in het geleidelijk afschalen van noodmaatregelen. Er werd benadrukt dat de nadruk in beleid van noodmaatregelen naar herstelmaatregelen verschuift.

Een aantal lidstaten, waaronder Nederland, onderstreepte het belang van een gedeeld afwegingskader ten aanzien van het afschalen van noodmaatregelen en dat de Routekaart van de voorzitters van de Europese Commissie en de Europese Raad (de «Roadmap towards lifting COVID-19 measures») hiervoor als een goede basis kan dienen. Er is gesproken over het belang van goede samenwerking en coördinatie, met name met buurlanden, nu er door verschillende lidstaten aan gedacht wordt om ook grensmaatregelen af te bouwen. Nederland heeft aangegeven het belangrijk te vinden dat kritisch gekeken wordt naar de specifieke criteria op basis waarvan lidstaten de verspreiding van het virus monitoren.

Lidstaten bedankten de Commissie verder voor het verrichtte werk ten aanzien van de toerisme- en transportpakketten. Een kleine groep lidstaten ging in op het sociaaleconomisch belang van toerisme voor het herstel van hun economieën en gaf aan dat zij werken aan protocollen om toerisme op een veilige manier weer mogelijk te maken deze zomer.

De leden van de Raad spraken in het kader van sociaaleconomische herstel van de EU over het Meerjarig Financieel Kader 2021–27 (MFK) en het herstelfonds. De discussie richtte zich op het verwachte aangepaste voorstel van de Europese Commissie voor het aankomende MFK en het daaraan gekoppelde voorstel voor een herstelfonds. Duitsland en Frankrijk hebben gezamenlijk op 18 mei jl. een voorstel voor een dergelijk herstelfonds gepresenteerd. Nederland heeft samen met Denemarken, Oostenrijk en Zweden eveneens een non-paper verspreid met voorstellen voor een tijdelijk fonds om het economisch herstel te ondersteunen. Dit non-paper ging uw Kamer toe als bijlage bij de beantwoording van de vragen van het Schriftelijk Overleg inzake deze videoconferentie.

Uit de discussie bleek dat vrijwel alle lidstaten het eens zijn over het belang van een herstel dat bijdraagt aan vergroening en digitalisering van de economie, waarbij een groot deel van de lidstaten ook het belang van herstart van de interne markt benoemt. Met name landen in Zuid- en Oost Europa achten het van belang om een asymmetrisch herstel te voorkomen en zo een gelijk speelveld op de interne markt te behouden. Het Frans-Duitse voorstel, o.a. om lopende uitgaven uit de EU-begroting met leningen te financieren, wordt door een groot aantal andere lidstaten als een belangrijke bijdrage aan de discussie over herstel gezien. Zuidelijke lidstaten zien het als een stap in de goede richting, maar pleiten voor een hogere omvang van dit fonds. Een groot aantal Centraal- en Oost-Europese landen liet zich ook positief uit over het Frans-Duitse voorstel, maar onderstreepte het belang van gelijke toegang tot het herstelfonds met een heldere verdeelsleutel gebaseerd op economische criteria en verwachte economische achteruitgang. Deze lidstaten onderstrepen ook dat het herstelfonds niet ten koste mag gaan van bestaande prioriteiten op het gebied van cohesie.

Nederland pleitte samen met Denemarken, Oostenrijk en Zweden voor een tijdelijk en gericht herstelfonds, gebaseerd op een gedegen behoeftebeoordeling. Uit dit fonds kunnen i.p.v. subsidies leningen aan lidstaten worden verstrekt, die gepaard moeten gaan met structurele hervormingen en stappen om het functioneren van de Interne Markt verder te verbeteren. Het Commissievoorstel voor het aangepast MFK en een herstelfonds zal langs deze lijnen worden beoordeeld.

Een groot deel van de lidstaten gaf aan van mening te zijn dat een discussie (met burgers) over de toekomst van Europa door de COVID 19-crisis aan relevantie heeft toegenomen. Lidstaten zien in de eerder aangekondigde Conferentie over de Toekomst van Europa een goed forum om hierover te spreken. Over de vorm, timing en inhoud van de Conferentie in de nieuwe post-crisis context zijn gedachten gewisseld; enkele lidstaten gaven aan zo snel mogelijk van start te willen gaan, terwijl het merendeel van mening is dat de aandacht eerst uit moet gaan naar het herstel van de crisis. Ook Nederland gaf aan een rol te zien voor de Conferentie in de discussie over de toekomst na de crisis, als platform om hier over met burgers van gedachten te wisselen, en benadrukte dat het stof van de crisis eerst moet neerdalen om te kunnen reflecteren op de toekomst. Daarbij ziet Nederland (de uitvoering van) de Strategische Agenda nog steeds als inhoudelijk raamwerk voor de Conferentie. Een groot aantal lidstaten gaf aan tot afronding van het Raadsmandaat te willen komen. Er zijn geen besluiten over de Conferentie genomen. Het voorzitterschap gaf aan zich te zullen inspannen het Raadsmandaat op korte termijn in Coreper te agenderen.

Toetsingscyclus voor de rechtsstaat (AOB)

De Commissie lichtte onder dit agendapunt de stand van zaken toe met betrekking tot de toetsingscyclus voor de rechtsstaat. De voorbereidingen voor het eerste jaarlijkse Commissierapport, dat begin september zou moeten verschijnen, vorderen gestaag. Alle lidstaten hebben inmiddels hun schriftelijke inzending op de vragenlijst ingestuurd. Ook heeft de Commissie van ongeveer 200 belanghebbenden, waaronder de Raad van Europa, NGO’s en justitiële netwerken, inzendingen ontvangen ten behoeve van het rapport. Indien daar toestemming voor wordt gegeven, zullen de bijdragen op de Commissiewebsite openbaar gemaakt worden. Voor de Nederlandse inzending heeft het kabinet hier toestemming voor gegeven. Begin deze week heeft de Commissie tevens een begin gemaakt met virtuele landenbezoeken aan alle lidstaten om verder door te kunnen spreken over de schriftelijke inzendingen en vervolgvragen te stellen. De gesprekken met een aantal Nederlandse autoriteiten in dit verband hebben op 27 mei jl. plaatsgevonden. De Commissie gaf tevens aan de noodmaatregelen ter bestrijding van COVID-19 nog altijd te monitoren. Waar mogelijk zullen deze ook worden meegenomen in het in september te verschijnen rapport. Een groot aantal lidstaten, waaronder Nederland, sprak zijn steun uit voor de toetsingscyclus. Nederland benadrukte daarbij dat de cyclus een belangrijke nieuwe aanvulling is op het EU-instrumentarium om rechtsstatelijkheid in de Unie te versterken, en dat het uitkijkt naar de dialoog in het kader hiervan onder Duits Voorzitterschap dit najaar.

Transparantie en verlenging gebruik schriftelijke procedure

Vanwege het niet plaats kunnen vinden van fysieke Raden als gevolg van de beperkende maatregelen ingesteld vanwege COVID-19 is de schriftelijke procedure momenteel de enige manier om besluiten te nemen. De Raad nam hiertoe op 23 maart jl. een besluit aan tot tijdelijke afwijking van zijn Reglement van Orde. Het besluit is op 21 april jl. verlengd tot 23 mei 2020. Omdat de beperkende maatregelen voorlopig nog voortduren, is besloten het besluit verder te verlengen tot en met 10 juli. Zie Besluit (EU) 2020/702 van de Raad van 20 mei 2020 tot verdere verlenging van de tijdelijke afwijking van het Reglement van Orde van de Raad, ingevoerd bij Besluit (EU) 2020/430 en verlengd bij Besluit (EU) 2020/556 in het licht van de door de COVID-19-pandemie in de Unie veroorzaakte reisproblemen. Er kunnen geen formele besluiten in videoconferenties worden genomen, aangezien zij informeel van aard zijn.

Zoals toegezegd1 aan uw Kamer onderstreepte Nederland tijdens de videoconferentie het belang van transparantie van de EU-besluitvorming in tijden van COVID-19, ook tijdens de toepassing van de tijdelijke afwijking van het Reglement van Orde en het huidige gebruik van de schriftelijke procedure. Nederland deed suggesties voor het verbeteren van transparantie zoals het tijdig opstellen en delen van agenda’s, met een onderscheid tussen het wetgevend en het niet-wetgevend deel en het toegankelijk maken van opnames of uitzenden van wetgevende gedeeltes van informele videoconferenties van leden van Raden. Tijdens de Coreper-bespreking van 20 mei jl. over de verlenging van het besluit voor afwijking van het Reglement van Orde bracht Nederland deze punten eveneens op. Ook is dit onder de aandacht gebracht van het huidig (Kroatië) en aankomend voorzitterschap (Duitsland).

In het de nota aan Coreper (doc. 8044/20) is het voornemen opgenomen om de reguliere werkwijze aangaande voorbereiding en verloop van Raden vastgelegd in het Reglement van Orde van de Raad geleidelijk aan en waar passend toe te passen op informele videoconferenties van de leden van de Raad voor zover dit mogelijk is onder de huidige omstandigheden. In dit kader kondigde het Raadssecretariaat aan voornemens te zijn de wetgevende onderdelen van het Justitiedeel van de JBZ-Raad van 4 en 5 juni a.s. beschikbaar te stellen via livestream.


X Noot
1

Kamerstukken 21 501-20 en 25 295, nr. 1542

Naar boven