21 501-02 Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken

Nr. 1761 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 9 juni 2017

Hierbij bied ik u aan de geannoteerde agenda van de Raad Buitenlandse Zaken van 19 juni 2017.

De Minister van Buitenlandse Zaken, A.G. Koenders

GEANNOTEERDE AGENDA RAAD BUITENLANDSE ZAKEN VAN 19 JUNI 2017

Global Strategy

Een jaar na de presentatie van de EU Global Strategy on Foreign and Security Policy (hierna «EUGS») op de Europese Raad van juni 2016 zal de Hoge Vertegenwoordiger Mogherini op de aankomende Raad Buitenlandse Zaken («RBZ») rapporteren over de implementatie van de EUGS. De Hoge Vertegenwoordiger zal zich daarbij concentreren op de vijf implementatiesporen die de RBZ van oktober 2016 prioriteit gaf voor het eerste jaar: veiligheid en defensie; versterken van resilience in het nabuurschap; integrale benadering van conflict en crises; de nexus tussen het EU interne-externe beleid en publieksdiplomatie. Op de informele Raad Buitenlandse Zaken spraken de Ministers hier reeds over (Kamerstuk 21 501-02, nr. 1739). Tevens ontving uw Kamer eerder de appreciatie van de EUGS (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1140) en de Nederlandse inzet bij de totstandkoming van de EUGS (Kamerstuk 21 501-02, nr. 1580). Het kabinet is voorstander van een spoedige en concrete opvolging op alle sporen.

Het afgelopen jaar is veel voortgang geboekt ten aanzien van het veiligheids- en defensiebeleid van de EU. Tijdens de RBZ van 15 mei spraken de Ministers van Buitenlandse Zaken over de voortgang ten aanzien van verschillende initiatieven die door de HV zijn voorgesteld. Het ging daarbij vooral om voorstellen voor een Military Planning and Conduct Capability (MPCC), permanent gestructureerde samenwerking (PESCO) en een Coordinated Annual Review on Defence (CARD). Ook de Ministers van Defensie spraken hierover tijdens de RBZ Defensie van 18 mei. De Nederlandse inzet ten aanzien van deze voorstellen is vervat in de geannoteerde agenda van de RBZ van 15 mei (Kamerstuk 21 501-02, nr. 1742). De Europese Commissie presenteerde op 7 juni een concreet voorstel voor een Europees Defensiefonds ten behoeve van gezamenlijk onderzoek en ontwikkeling van defensiecapaciteiten. Dit voorstel is onderdeel van het in november 2016 door de Commissie gepresenteerde Europees Defensie Actieplan waarin Nederland steunt de ambitie waarmee nu op EU-niveau invulling wordt gegeven aan een grotere Europese verantwoordelijkheid op veiligheids- en defensiegebied. Nederland bestudeert het voorstel van voor een Europees Defensiefonds. Het fonds kan samenwerking tussen lidstaten bevorderen en kansen bieden voor de Nederlandse defensiesector. Uw Kamer zal via de gebruikelijke BNC-procedure over het voorstel en de Nederlandse positie worden geïnformeerd. De Raad van 19 juni zal de voortgang bespreken van de hierboven genoemde trajecten en zal tevens ingaan op het belang van maritieme veiligheid. Nederland steunt daarbij het belang van de adequate implementatie van het eerder aangenomen Actieplan EU Maritieme Veiligheidsstrategie.

Voor zowel resilience als integrale benadering van conflict en crises wijst Nederland op het belang van early warning met een focus op early action. Nederland hecht daarnaast sterk aan concrete voortgang op het snijvlak van het EU externe en interne beleid. De veiligheid binnen de EU is immers onlosmakelijk verbonden met de veiligheid en stabiliteit in onze buurlanden. Om het EU externe beleid kracht bij te zetten en beter kenbaar te maken dient de EU te blijven investeren in publieksdiplomatie en strategische communicatie. Nederland vindt het belangrijk dat ook die sporen concreter worden uitgewerkt.

EU-NAVO

Bijna een jaar geleden werd tijdens de NAVO Top in Warschau de gezamenlijke EU-NAVO verklaring over intensievere samenwerking aangenomen. Hierin werden hybride dreigingen, operationele (maritieme) samenwerking, cyberveiligheid, defensie-capaciteiten, defensie-industrie en -onderzoek, oefeningen en capaciteitsopbouw in derde landen geïdentificeerd als specifieke aandachtsgebieden. In december 2016 werden door zowel de EU als NAVO op ministerieel niveau 42 concrete voorstellen aangenomen om deze samenwerking nader gestalte te geven. Hierover wordt op korte termijn een eerste voortgangsrapportage opgesteld.

Nederland heeft in het afgelopen jaar actief ingezet op een intensievere samenwerking tussen beide organisaties, gezien de vele veiligheidsdreigingen aan de oost- en zuidflank, maar ook vanwege de hybride dreigingen die zijn gericht tegen de NAVO- en EU-lidstaten. Het gaat dan bijvoorbeeld om de beïnvloeding van politieke besluitvormingsprocessen, cyberactiviteiten, propaganda, desinformatie en de inzet van economische drukmiddelen. De EU en NAVO beschikken over instrumenten die complementair zijn aan elkaar en een gecoördineerde inzet daarvan is essentieel.

Wat Nederland betreft is het positief dat nu voortgang wordt gemaakt bij de verdieping van de EU-NAVO samenwerking.

Migratie

De Raad zal spreken over de externe aspecten van migratie, op basis van de vierde voortgangsrapportage over het EU-Partnerschapsraamwerk die op 13 juni zal worden uitgebracht door de Europese Commissie. Naar verwachting zal het rapport ingaan op de migratie-inzet in en de samenwerking met een aantal prioritaire herkomst- en transitlanden, op de ervaringen bij de uitvoering van het Partnerschapsraamwerk en de behaalde resultaten tot dusver. Ook wordt verwacht dat het rapport in zal gaan op mogelijke intensivering van de inzet in Noord-Afrika en met name Libië, ter opvolging van de Malta verklaring van de Informele Europese Raad van 3 februari 2017. Op basis van lessons learned zal de benadering jegens derde landen wellicht moeten worden geïntensiveerd of aangescherpt.

De inspanningen binnen het EU-Partnerschapsraamwerk hebben echter nog niet geleid tot een daling van het aantal irreguliere migranten in Italië en het hoge aantal verdrinkingsdoden. In dit kader zal Nederland het belang van een gezamenlijke en geïntegreerde inzet langs de gehele migratieroute (en-en-en benadering) onderstrepen. Het kabinet zal daarbij aandacht vagen voor onder meer het investeren in de aanpak van grondoorzaken in de landen van herkomst (bieden van perspectief voor jongeren in hun eigen land of regio, bijvoorbeeld via het creëren van werkgelegenheid), verbeterd grensbeheer in transitlanden en verbeteren van opvang in de regio, investeren in bescherming van de EU-buitengrenzen, een goed functionerend gemeenschappelijk Europees asielsysteem, en een effectieve nationale asielprocedure. Hierbij hoort ook een adequaat terugkeerbeleid.

Binnen de Raad kan de door de Commissie ingezette lijn op het vlak van de externe aspecten van migratie rekenen op brede steun van de Lidstaten.

Irak

De bespreking over Irak zal zich naar verwachting richten op de toekomstige EU-inzet in Irak, met name op de fase die aanbreekt na de bevrijding van Mosul. In EU Raadskader wordt gewerkt aan een intensivering van de EU-inzet in Irak waarbij ingespeeld zal worden op ontwikkelingen zoals het einde van de militaire strijd tegen ISIS, de verkiezingen van april 2018 en de relatie tussen Erbil en Bagdad.

Het kabinet acht het positief dat de EU vooruitkijkt en inspeelt op ontwikkelingen in het land. De EU laat hiermee zien te anticiperen op de huidige en toekomstige uitdagingen die Irak te wachten staan, en hierbij ondersteuning te bieden. De fase die na de bevrijding van Mosul aanbreekt is cruciaal voor het realiseren van een stabiele toekomst voor Irak. Het kabinet acht het van groot belang dat de EU betrokken blijft bij Irak en zal dan ook pleiten voor een actieve en meer zichtbare rol van de EU in zowel centraal Irak als in de Koerdische Autonome Regio.

De EU-steun aan Irak zal zich richten op een breed aantal onderwerpen, zoals stabilisatie en bevordering terugkeer van internally displaced persons (IDP’s), politieke hervormingen en verzoening, economische hervormingen en security sector reform.

Het kabinet vindt het belangrijk dat de Iraakse regering zich inzet voor een goed functionerende overheid die transparant is, corruptie aanpakt en het vertrouwen van haar burgers terugwint. Daarbij moeten de rechten en noden van etnische en religieuze minderheden worden beschermd en (meer) inclusief bestuur tot stand komen, met in het bijzonder participatie van vrouwen, jongeren en minderheden. Het is van belang dat dit een Iraaks proces is. Het kabinet benadrukt daarbij in het bijzonder het belang van een functionerende rechtstaat, en in dit kader de noodzaak voor het doorvoeren van rechtstatelijke hervormingen in Irak en de Koerdische Autonome Regio zodat het rechtssysteem in lijn komt met internationaal recht.

De afgelopen maanden heeft Nederland zich sterk gemaakt voor het opstarten van een informele migratiedialoog tussen de EU en Irak. Nederland zal zich actief voor een dergelijke dialoog blijven inzetten, waarbij een breed aantal onderwerpen besproken kan worden zoals de positie van ontheemden en zowel vrijwillige als gedwongen terugkeer.

Contraterrorisme

De Raad zal ook spreken over de Europese inzet op terrorismebestrijding. De aanslagen in de afgelopen weken in London, Manchester en Stockholm hebben grote impact op de Europese bevolking. Maar ook de aanslagen in Kaboel, Jakarta en Teheran van afgelopen weken hebben impact op Europa en tonen aan dat de dreiging van terrorisme wereldwijd is. De afgelopen twee jaar heeft de EU, onder andere tijdens het Nederlandse voorzitterschap, fors ingezet op het versterken van de interne Europese terrorisme-aanpak en het verbeteren van informatie-deling. De veiligheid van de EU is echter ook sterk verweven met, en afhankelijk van, de veiligheid en stabiliteit in het buitenland. Terrorisme is grensoverschrijdend en vereist een sterk buitenlands beleid en een gecoördineerde terrorismeaanpak om de dreiging te verminderen. De EU heeft daarom sterk geïnvesteerd in CT-dialogen, extra CT-experts en capaciteitsopbouw in landen in vooral de MENA-regio, maar ook met partners in de Golf en in Turkije.

Gezien de verwevenheid van onze interne en externe veiligheid zet Nederland in op een sterk Europees extern terrorismebeleid. Het intensiveren van CT-dialogen met landen in de ring van instabiliteit, het versterken van capaciteiten van landen waar radicalisering een probleem is (zoals de MENA-regio maar ook de Sahel) en het inzetten van expertise van de EU draagt bij aan vergroten van de Europese en de Nederlandse veiligheid.

Nederland steunt een sterkere EU-inzet in derde landen, waarbij strategisch moet worden gekeken met welke landen moet worden geïntensiveerd en welke expertise de EU kan bieden. Uitgangspunt is een gebalanceerde inzet met voldoende aandacht voor zowel preventieve als repressieve maatregelen en ondersteuning. Daarnaast moet de EU flexibel genoeg zijn om in te spelen op nieuwe en uiteenlopende uitingen van de dreiging, zoals terugkerende strijders waaronder ook vrouwen en kinderen, aanslagen gepleegd door lone actors, radicalisering via internet en uitdagingen rondom re-integratie en rehabilitatie van terugkeerders.

Oostelijk Partnerschap Ministeriële

Na afloop van de RBZ vindt een bijeenkomst op ministersniveau plaats van het Oostelijk Partnerschap (OP), in het licht van de voorbereidingen voor de Oostelijk Partnerschap Top die op 23 en 24 november in Brussel zal plaatsvinden. De RBZ sprak in mei ook reeds over de inzet voor de aankomende OP-top (Kamerstuk 21 501-02, nr. 1748). Naast de EU lidstaten zijn voor deze ministeriële bijeenkomst de zes OP-landen uitgenodigd. Nederland hecht eraan dat in de discussie op deze bijeenkomst de doelstellingen van het OP centraal staan: concrete resultaten voor de bevolking van de betrokken landen zoals op het gebied van interconnectiviteit, jeugd en energie en een bijdrage aan meer stabiliteit aan de Oostelijke grens van Europa. Implementatie van de met de EU afgesproken hervormingsagenda’s door de zes landen is hierbij essentieel. Het is bovendien van belang dat er helder wordt gecommuniceerd over de inzet van de EU in deze regio.

Nederland acht het belangrijk dat met de voorbereidingen en de OP-Top in november de betrekkingen van de EU met de zes landen in de Oostelijke nabuurregio verder worden bestendigd, waarbij rekening moet worden gehouden met de verschillen tussen de individuele partnerlanden. De eindverklaring van de Top dient realistisch te zijn en mag geen toezeggingen doen over een lidmaatschapsperspectief. Nederland wil tevens het momentum van de Top gebruiken om focus aan te brengen in de samenwerking binnen het OP en deze effectiever en efficiënter te maken. De Europese instellingen en de meeste lidstaten staan een vergelijkbare inzet voor.

Naar boven