21 501-02 Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken

Nr. 1593 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 4 maart 2016

Hierbij bied ik u, mede namens de Staatssecretaris van Economische Zaken, de geannoteerde agenda aan van de Raad Algemene Zaken van 15 maart 2016.

De Minister van Buitenlandse Zaken, A.G. Koenders

GEANNOTEERDE AGENDA RAAD ALGEMENE ZAKEN VAN 15 MAART 2016

Voorbereiding van de Europese Raad van 17 en 18 maart 2016

De Raad Algemene Zaken (RAZ) zal de Europese Raad (ER) van 17-18 maart 2016 voorbereiden. Voor die ER zijn de volgende onderwerpen geagendeerd.

Europees Semester/Groei, banen en concurrentievermogen

Het Europees Semester is het jaarlijkse proces waarin EU-lidstaten in interactie met de Commissie hun economisch- en begrotingsbeleid coördineren. De Commissie presenteerde op 26 februari jl. de landenrapporten. Hierin gaat zij in op het economisch beleid van de lidstaten. De ER bespreekt in deze context de economische situatie in de EU en de groeiprioriteiten voor komend jaar, zoals neergelegd in de Annual Growth Survey (AGS) gepubliceerd op 26 november 2015. De ER staat ook stil bij de implementatie van de landenspecifieke aanbevelingen (Country Specific Recommendations, CSRs) van vorig jaar. De Commissie publiceert jaarlijks CSRs die lidstaten aansporen tot maatregelen die bijdragen aan het bevorderen van onder meer het concurrentievermogen, groeipotentieel en schokbestendigheid van lidstaten. Deze CSRs worden al dan niet met wijzigingen van lidstaten door de Raad aangenomen. Nieuw is de uitgebreide aandacht voor de implementatie van de aanbevelingen door thematische discussies in diverse Raadsformaties (onder andere ECOFIN, EPSCO, RvC en RAZ). Het Nederlandse voorzitterschap wil daarmee de uitwisseling van best practices bevorderen met het oog op meer hervormingen die groei en stabiliteit vergroten. Tot nu toe is de implementatie van de CSRs relatief beperkt geweest, met een wisselend beeld over beleidsterreinen en tussen lidstaten.

De discussies in de verschillende Raadsformaties in het kader van het Europees Semester en de AGS, en eventueel daarbij behorende Raadsconclusies, worden door het voorzitterschap samengevat in het syntheserapport. Dit syntheserapport zal via de Raad Algemene Zaken van 15 maart a.s. worden toegezonden aan de ER. Het Europees Semester wordt ook nog separaat op de RAZ behandeld.

Daarnaast zal de ER, mede op Nederlands verzoek, naar verwachting het belang van het goed functioneren van de Interne Markt benadrukken en aankondigen hierover nader te zullen spreken tijdens de ER van juni. Over dit onderwerp wordt tijdens deze ER geen inhoudelijke discussie voorzien.

Migratie

De RAZ spreekt ter voorbereiding op de ER ook over de aanpak van de Europese migratiecrisis. Voor het Nederlandse voorzitterschap is het aanpakken van de migratieproblematiek één van de topprioriteiten. Europa zal daartoe gezamenlijke oplossingen moeten blijven nastreven. Op het moment van het schrijven van deze Geannoteerde Agenda is de specifieke focus van de ER nog niet bekend. Dit zal mede afhangen van de uitkomst van de buitengewone Europese Raad van 7 maart a.s. Tijdens de RAZ van 15 maart a.s. wordt waarschijnlijk gesproken over de stand van zaken van de implementatie van genomen maatregelen zoals het Turkije Actieplan, de «hotspots» en besluiten over herplaatsing. Daarnaast zal ook gesproken worden over de humanitaire hulp voor migranten in Griekenland en langs de Westelijke Balkanroute. De Commissie publiceerde hiertoe op 2 maart jl. voorstellen (COM(2016) 115 final 2016/0069). Het kabinet vindt het belangrijk dat de ER voortgang blijft boeken in de aanpak van de Europese asielproblematiek.

Het kabinetsstandpunt inzake de Europese asielproblematiek is uw Kamer bekend (brief 8 september 2015 (Kamerstuk 19 637, nr. 2030) en brief 8 januari 2016 (Kamerstuk 22 112, nr. 2). De Kamer werd op 17 februari 2016 geïnformeerd over de maatregelen van de Europese Commissie met betrekking tot de uitvoering van de Europese Migratieagenda d.d. 10 februari 2016 (Kamerstuk 22 112, nr. 1076). Voor het Europese krachtenveld op het gebied van migratie verwijst het kabinet uw Kamer naar het verslag van de ER van 17–18 december 2015 (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1072), het verslag van de Raad Algemene Zaken van 18 januari 2016 (Kamerstuk 21 501-02, nr. 1577) en het verslag van de ER van 18–19 februari 2016 (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1092).

Inter-Institutioneel Akkoord Beter Wetgeven

De RAZ van 15 maart a.s. zal het Inter-Institutioneel Akkoord (IIA) Beter Wetgeven naar verwachting goedkeuren, waarna de voorzitters van de drie instellingen het IIA zullen ondertekenen. Hiermee wordt de samenwerking tussen de Commissie, het Europees Parlement en de Raad op een nieuwe leest geschoeid. Met dit IIA wordt de agenda van meer focus, een betere legitimiteit en balans tussen de instellingen gerealiseerd. Nederland richt zich nu op de implementatie van de bepalingen in het IIA en beoogt gedurende het voorzitterschap te komen tot afspraken over bijvoorbeeld de voorbereiding van het jaarlijkse Commissie Werkprogramma in de Raad. Een dergelijke procedure moet pragmatisch worden ingericht op een wijze die nationale parlementen de mogelijkheid geeft via de Raad onderwerpen op de Europese agenda te plaatsen.

In de komende maanden moeten verschillende vervolgstappen worden gezet, onder meer over de implementatie van afspraken die de transparantie van de EU kunnen vergroten, zoals het register voor gedelegeerde handelingen en een database voor de stand van zaken van het wetgevingsproces. De volledige implementatie van het IIA zal de nodige tijd vergen en pas geruime tijd na het Nederlandse EU voorzitterschap volledig kunnen worden afgerond.

Europees semester

De RAZ spreekt in het kader van het Europees Semester over Better Governance. Nederland zet zich al langer in voor het thema Better Governance1 , mede in het kader van discussies rond het vijf presidentenrapport over de Economische en Monetaire Unie (EMU). Better Governance, een gezamenlijke focus op hoogwaardig nationaal openbaar bestuur, moet de EU als geheel versterken door het verhogen van de concurrentiekracht en optimale implementatie en handhaving van EU regels en afspraken. Bovendien kan een gezamenlijke focus van lidstaten op Better Governance het vertrouwen van lidstaten onderling, alsmede van ondernemers en burgers in de EU, versterken. Werk aan Better Governance moet plaatsvinden binnen de bestaande Europese processen en agenda’s, zoals het Europees Semester, via bijvoorbeeld het uitwisselen van best practices. Het gaat hierbij dan ook om het ontwikkelen van een andere mindset: begin voor positieve convergentie als lidstaten bij jezelf, neem onderling vrijwillig verantwoordelijkheid, en wacht niet steeds op Brussel voor het ontwerpen van steeds meer dwingende systemen en processen.

Het Nederlandse voorzitterschap zal bij de discussie in de RAZ van 15 maart a.s. het concept van Better Governance uiteenzetten. Daarbij zal verband worden gelegd met de implementatie van de landenspecifieke aanbevelingen op het gebied van de kwaliteit van openbaar bestuur. Hiermee past deze discussie in de serie van thematische discussies binnen verschillende Raadsformaties in het kader van het Europees Semester die ingaan op de implementatie van landenspecifieke aanbevelingen op specifieke terreinen.

Voor het krachtenveld in de Raad geldt in beginsel dat lidstaten het belang van betere implementatie van de aanbevelingen breed onderkennen. Niettemin bestaat tegelijkertijd een besef dat uitzonderlijke en landenspecifieke factoren in combinatie met de algehele economische situatie de afgelopen jaren de implementatiegraad van landenspecifieke aanbevelingen hebben beïnvloed.

Cohesiebeleid: Mededeling van de Commissie – investeren in banen en groei

Op 15 december 2015 heeft de Europese Commissie de mededeling gepubliceerd: «Investeren in banen en groei – naar een optimale inzet van de Europese structuur- en investeringsfondsen2» (hierna: ESI-fondsen). Het betreft een syntheserapport waarin de resultaten van de onderhandelingen van de Europese Commissie met de lidstaten over de partnerschapsovereenkomsten en onderliggende programma’s voor periode 2014–2020 worden besproken. Het opstellen van het rapport is een vereiste uit de Algemene Bepalingen-verordeningen van de ESI-fondsen. De Raad zal conclusies aannemen over deze mededeling.

w

Het rapport benadrukt de te verwachten resultaten van de investeringen met de ESI-fondsen, in totaal 451 miljard euro voor de periode 2014–2020. De Commissie stelt dat naar verwachting meer dan 2 miljoen bedrijven en tientallen miljoenen mensen worden ondersteund om hun vaardigheden en aanpassingsvermogen aan een ontwikkelende markt te verbeteren en worden grote investeringen in de fysieke infrastructuur gedaan.3 Deze focus op resultaten past volgens het kabinet bij de ingeslagen weg binnen de ESI-fondsen, waarbij steeds meer aandacht is voor resultaatgerichtheid.

Het kabinet betreurt het gebrek aan goede analyses in het rapport. Dit geldt in het bijzonder ten aanzien van twee nieuwe onderdelen, namelijk het bouwwerk van de partnerschapsovereenkomst en de onderliggende programma’s, en de ex-ante voorwaarden. Het kabinet vindt dat beide onderdelen een belangrijke meerwaarde vormden bij het opstellen van de programma’s voor de verschillende fondsen voor de nieuwe periode. Bij de implementatie bleken sommige ideeën onvoldoende aan te sluiten bij de praktijk. Een voorbeeld is de Regionale Innovatie Strategieën voor Slimme Specialisatie (RIS3). De criteria en voorwaarden aan strategieën zijn strak geformuleerd, wat tijdens het schrijven leidde tot praktische problemen in diverse lidstaten. Dit heeft hun effectiviteit mogelijk beperkt.

Het kabinet is ook teleurgesteld over de landenfiches die als bijlage in het rapport zijn opgenomen. De opbouw van deze landenfiches verschilt per lidstaat. Diverse lidstaten gaven aan dat onjuiste of achterhaalde informatie in hun landenfiche is opgenomen. Dit beperkt de mogelijkheid tot vergelijken en benchmarking. Het kabinet hecht juist aan mogelijkheden tot vergelijking tussen lidstaten.

Het kabinet is daarom verheugd dat de Europese Commissie het Open Data platform een prominente plek geeft.4 Dit platform streeft er naar om alle financiële informatie en (verwachte) resultaten van alle ESI-programma’s in één database te plaatsen en deze te publiceren. Deze informatie wordt verkregen via de bestaande rapportagestructuren, waardoor dit niet leidt tot additionele informatieverplichting door de begunstigden of autoriteiten. Aangezien de database momenteel nog niet volledig up-to-date is, wil het kabinet de Commissie en betrokken autoriteiten aansporen deze aan te vullen en adequaat bij te houden.

Het kabinet concludeert dat het rapport aan de eisen van de verordening voldoet, maar constateert, net als veel andere lidstaten, dat het niet voldoet aan de verwachtingen die het voorafgaand aan de publicatie had. Het kabinet hecht er waarde aan dat bovenstaande analyses alsnog door de Europese Commissie worden uitgevoerd en dat de Raad wordt geïnformeerd over de nadere uitwerking. Op basis van besprekingen lijkt een consensus van de raadsconclusies zich af te tekenen langs bovenstaande lijnen en inzet van het kabinet.

Overig

A-punt: Rapporten Coöperatie- en Verificatiemechanisme Roemenië en Bulgarije

Op 27 januari jl. publiceerde de Europese Commissie de jaarlijkse rapporten over de voortgang die Roemenië en Bulgarije hebben gemaakt in het kader van het Coöperatie- en Verificatiemechanisme (CVM). De aanbiedingsbrief die uw Kamer vóór het Algemeen Overleg over de Raad Algemene Zaken toegaat bevat zoals gebruikelijk een samenvatting van de rapporten, alsmede de appreciatie van het kabinet, die de bevindingen van de Commissie onderschrijft. Gestreefd wordt naar aanname van de Raadsconclusies over de rapporten door de Raad Algemene Zaken van 15 maart a.s. Deze Raadsconclusies zullen conform de wensen van Nederland verwijzen naar de fundamentele waarden van de Unie. Daarnaast zullen de conclusies een weerspiegeling zijn van de geconstateerde voortgang en tekortkomingen, en aandringen op een strikte opvolging van de aanbevelingen. Het CVM zal met de gebruikelijke rapportages worden voortgezet zolang nog niet alle ijkpunten zijn verwezenlijkt.

Arbeidsvoorwaarden EU ambtsdragers

In navolging op de toezegging aan de Tweede Kamer d.d. 17 december 2014 (Aanhangsel Handelingen II 2014/15, nr. 951) heeft Nederland een modernisering van de arbeidsvoorwaarden voor hoge EU-ambtsdragers geagendeerd. De Raad heeft naar aanleiding van dit Nederlandse initiatief op 29 februari jl. de ontwerpverordening tot vaststelling van de geldelijke regeling van de hoge ambtsdragers (No. 2016/300) aangenomen. Deze ontwerpverordening bevat een verkorting van de wachtgeldtermijn en verlaging van andere vergoedingen voor hoge EU-ambtsdragers. De Kamer is op 18 december 2015 (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1073) geïnformeerd over deze aanpassingen en verdere Nederlandse inzet. De nieuwe verordening is conform deze inzet.

Naar boven