21 501-02 Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken

Nr. 1590 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 4 maart 2016

Hierbij bied ik u de geannoteerde agenda aan van de Raad Buitenlandse Zaken van 14 maart 2016.

De Minister van Buitenlandse Zaken, A.G. Koenders

GEANNOTEERDE AGENDA RAAD BUITENLANDSE ZAKEN VAN 14 MAART 2016

Libië

Tijdens de vorige Raad Buitenlandse Zaken op 15 februari jl. (Kamerstuk 21 501-02, nr. 1589) werd besloten de discussie over Libië uit te stellen tot maart, in de hoop dat er dan duidelijkheid zou zijn over de benoeming van een eenheidsregering. Helaas is hier op dit moment nog geen sprake van. De Presidentiële Raad presenteerde op 15 februari jl. een nieuwe lijst met namen voor de eenheidsregering, maar het parlement heeft deze regeringssamenstelling nog niet formeel aanvaard. Een poging om het voorstel in stemming te brengen werd op 23 februari jl. gesaboteerd door tegenstanders van de eenheidsregering. De volgende dag bracht een meerderheid van 101 parlementariërs een verklaring uit waarin zij de eenheidsregering aanvaardden en intimidatie van parlementariërs veroordeelden. Deze groep probeert het parlement alsnog bijeen te krijgen om de eenheidsregering in een stemming te aanvaarden. Het is nog onbekend of en wanneer dit zal plaatsvinden.

In Benghazi heeft het Libyan National Army (LNA) onder leiding van generaal Haftar de afgelopen twee weken voortgang geboekt in de strijd tegen een coalitie van islamistische groepen, waaronder Ansar al-Sharia en ISIS. Enkele wijken kwamen onder controle van de LNA, waaronder de strategisch belangrijke haven, essentieel voor de aanvoer van voorraden richting de islamistische milities. In Sabratha wist de lokale ISIS-factie korte tijd het lokale veiligheidskantoor onder controle te krijgen, maar werd uiteindelijk verdreven door een groep milities die deels uit andere steden te hulp waren geschoten.

VN-gezant Kobler zet zich onverminderd in voor de vorming van een eenheidsregering. Daarbij waarschuwt hij dat nation-building tijd kost, en de internationale gemeenschap enig geduld moet betrachten. Tegelijkertijd is hij van mening dat er maximale druk op de verschillende spelers moet worden gezet om vaart te maken met de regeringsvorming. Kobler werkt parallel aan initiatieven voor de voltooiing van de Grondwet en het bijeenroepen van de stammenleiders om de verschillende processen te begeleiden.

De Ministers zullen naar verwachting bespreken hoe zij Kobler kunnen ondersteunen, en welke boodschappen richting de Libische en regionale spelers daarbij het meest ondersteunend zijn. Het kabinet is van mening dat alle aandacht moet uit blijven gaan naar de totstandkoming van een stabiele eenheidsregering in Libië. Zonder een dergelijke regering blijven de mogelijkheden beperkt om Libië op een duurzame wijze te ondersteunen en stabiliseren. Herstel van het centraal gezag is essentieel om uitdagingen als migratie en terrorisme het hoofd te bieden.

Zoals werd aangegeven in de Geannoteerde Agenda voor de Raad Buitenlandse Zaken van 15 februari jl. is betrokkenheid bij Libië voor de EU van groot belang, mede vanwege de groeiende aanwezigheid van extremistische groepen en de grote aantallen migranten die via en vanuit Libië naar Europa willen reizen. Momenteel wordt in samenwerking met Libische partners gekeken op welke manier de EU de toekomstige Libische eenheidsregering kan ondersteunen, ondermeer op het vlak van veiligheid. Hierbij kan aanknoping worden gezocht met al lopende EU-initiatieven, zoals de maritieme missie Sophia, die op volle zee voor de kust van Libië actief is.

Iran

Tijdens de RBZ zal – voortbouwend op de bespreking in de informele Raad («Gymnich») van 5 en 6 februari jl (Kamerstuk 21 501-02, nr. 1584). – een discussie worden gevoerd over de wijze waarop de EU haar relatie met Iran vorm zou moeten geven sinds het nucleaire akkoord en de daaropvolgende eerste stap van sanctieverlichting. Ook zal deze Raad het moment zijn stil te staan bij de uitkomsten van de Iraanse verkiezingen.

Het kabinet blijft benadrukken dat de strikte implementatie en naleving van het Joint Comprehensive Plan of Action (JCPOA) door Iran, evenals de verificatie ervan, een absolute noodzaak is. Het akkoord vormt de basis waarop de EU de betrekkingen met Iran verder kan intensiveren. De verbreding van de relatie tussen de EU en Iran zal gaan over onderwerpen zoals handel, energie, migratie, transport, milieu, cultuur en wetenschap. Het kabinet zet in op stapsgewijze hervatting van de economische- en handelsrelatie met Iran waarbij de nadruk ligt op de sectoren energie, landbouw en water. In dit verband zal de Directeur-Generaal Buitenlandse Economische Betrekkingen van het Ministerie van Buitenlandse Zaken medio april Iran bezoeken, gevolgd door een economische handelsmissie onder leiding van de Minister van Economische Zaken in mei.

De EU kan door het aangaan van een dialoog met Iran over deze onderwerpen invulling geven aan een nieuwe fase in de betrekkingen met Iran na implementatie van het nucleaire akkoord. Het kabinet zet er op in dat ook gevoelige onderwerpen, zoals de mensenrechtensituatie en de Iraanse rol in de regio, integraal onderdeel zullen uitmaken bij het vormgeven van de relatie van de EU met Iran. De EU dient er bij Iran op aan te blijven dringen constructief samen te werken bij het vinden van oplossingen voor conflicten in de regio. Tot slot maakt het kabinet zich onverminderd zorgen over de spanningen tussen Iran en landen in de regio, met name Saoedi-Arabië, en hecht eraan dat de inzet van de EU mede gericht is op de-escalatie van deze spanningen, waarbij de EU niet gepercipieerd moet worden partij te kiezen.

Russische Federatie

De Raad zal eveneens spreken over de brede betrekkingen tussen de Europese Unie en de Russische Federatie. De inzet van de discussie is het herbevestigen van overeenstemming over de (huidige) EU inzet en het uitwisselen van gedachten over het brede palet aan belangen van de EU in relatie tot Rusland en hoe deze het best behartigd kunnen worden. Er is geen verandering of fundamentele herziening van het EU-beleid ten aanzien van Rusland voorzien. Het kabinet acht het opportuun dat een brede discussie over EU-Rusland relaties van tijd tot tijd gevoerd wordt, omdat dit de mogelijkheid biedt op belangrijke elementen van de onderlinge relatie (zoals implementatie van de Minsk-akkoorden, het behoud van contacten met het Russisch maatschappelijk middenveld en versterking van de weerbaarheid van landen binnen het Oostelijk Partnerschap) van gedachten te wisselen. Besluitvorming over de sanctieregimes die van toepassing zijn op Rusland is niet voorzien.

In lijn met de beleidsbrief betrekkingen met Rusland van 13 mei 2015 (Kamerstuk 34 000 V, nr. 69), blijft het kabinet uitdragen dat het geen «business as usual» met Rusland kan zijn zolang Moskou volhardt in het destabiliseren van Oekraïne. Het kabinet bepleit een benadering van Rusland waarbij druk en dialoog worden gecombineerd. Hierbij benadrukt het kabinet het belang van een eensgezinde benadering van Rusland door de EU en haar lidstaten, alsmede versterkte coördinatie tussen de EU en de NAVO. Een eensgezinde benadering van de EU zou ook voor het optreden van Rusland in Syrië moeten gelden. Nederland zal daarnaast in Raadskader aandacht vragen voor de binnenlandspolitieke ontwikkelingen in Rusland, in aanloop naar de Doema-verkiezingen in september 2016, en voor het belang van het onderhouden van contacten tussen organisaties in het Russische en Europese maatschappelijk middenveld.

MOVP

De EU-Ministers zullen ook het Midden-Oosten Vredesproces bespreken, waarbij de HV naar verwachting zal terugblikken op de Kwartetbijeenkomst in München op 12 februari jl. en vooruitblikken op de stappen die de komende maanden genomen kunnen worden. Daaronder valt het opstellen van een rapport door het Kwartet over de situatie ter plekke, inclusief aanbevelingen over hoe de twee-staten oplossing gerealiseerd kan worden.

Waarschijnlijk zal de nieuwe Franse Minister Ayrault het initiatief voor een internationale conferentie over het MOVP toelichten. De Franse topdiplomaat Pierre Vimont is door de Franse regering aangesteld als speciaal gezant voor dit initiatief. Hij zal de komende tijd verkennende gesprekken voeren met partners; daarna zal pas een tijdlijn bekend worden. Het voorstel bestaat uit twee fasen: eerst de organisatie van een International Support Group met relevante regionale en internationale spelers zonder dat beide partijen aanwezig zijn, gevolgd door een internationale vredesconferentie waaraan zowel Israël als de Palestijnse Autoriteit zullen deelnemen.

Het kabinet blijft bezorgd over het voortdurende geweld in Israël en de Palestijnse Gebieden. Deze ontwikkelingen dragen niet bij aan het benodigde positieve klimaat waarin onderhandelingen hervat zouden kunnen worden. Het kabinet deelt de Franse zorgen over de huidige patstelling in het MOVP en acht het in beginsel positief dat Frankrijk in het huidige vacuüm het initiatief neemt om een nieuwe dynamiek te creëren. Het kabinet hecht eraan dat het Franse initiatief in een breed internationaal kader wordt ingebed. Een intensieve betrokkenheid van de EU hierbij blijft essentieel.

Naar boven