21 501-02 Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken

Nr. 1589 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 22 februari 2016

Hierbij bied ik u het verslag aan van de Raad Buitenlandse Zaken van 15 februari 2016

De Minister van Buitenlandse Zaken, A.G. Koenders

VERSLAG RAAD BUITENLANDSE ZAKEN VAN 15 FEBRUARI 2016

Syrië

Vanwege de actuele ontwikkelingen is Syrië op een laat moment als onderwerp aan de agenda van de Raad Buitenlandse Zaken van 15 februari jl. toegevoegd. Agendering van Libië is naar een latere datum verplaatst.

De Raad Buitenlandse Zaken besprak de situatie in Syrië, waaronder het recente akkoord bereikt in München en de rol van de verschillende partijen in het conflict, in aanwezigheid van Commissaris Stylianidis van humanitaire hulp en Commissaris Hahn van EU-uitbreiding en nabuurschapsbeleid. De Hoge Vertegenwoordiger Mogherini informeerde de ministers over de bijeenkomst van de Internationale Syrië Steungroep (ISSG) op 11 februari jl. De ISSG-leden hebben unaniem steun voor het faciliteren van implementatie van VN-Veiligheidsraadresolutie 2254 toegezegd. Er zijn twee operationele taskforces aangekondigd: één die zich toelegt op de verbetering van humanitaire toegang en één die zich buigt over de politieke en militaire condities voor het beëindigen van de vijandelijkheden (NB. in deze fase wordt niet gesproken over een permanent staakt-het-vuren). De eerste taskforce is reeds op 12 februari jl. in Genève bijeengekomen. De ISSG heeft daarnaast het belang van spoedige continuering van het Genève-proces onderstreept. Commissaris Stylianidis benadrukte het belang van de implementatie van de in München gemaakte afspraken op humanitair gebied. De EU werkt nauw samen met de VN om de hulp aan Syrië verder te bespoedigen. Commissaris Hahn legde de link met de succesvolle Syrië-conferentie in Londen op 4 februari jl., waar 11 miljard dollar was gepledged, waarvan twee derde afkomstig was van de EU en haar lidstaten (Kamerstuk 32 623, nr. 163). Hij drong er bij lidstaten op aan om de gedane toezeggingen na te komen en daarnaast flexibel te zijn met de toekenning van handelsvoordelen aan landen als Jordanië en Libanon. Het belang van humanitaire toegang tot belegerde gebieden werd door meerdere lidstaten benadrukt, waaronder Nederland.

De ministers stonden daarnaast uitgebreid stil bij de rol van de verschillende partijen in het conflict in Syrië. Het bereikte akkoord in München op 11 februari jl. werd verwelkomd en het belang van naleving ervan werd benadrukt. Een deel van de ministers sprak twijfels uit of de afspraken gemaakt in München ook daadwerkelijk nagekomen zouden worden, in het bijzonder door Rusland, gezien de situatie op de grond. Tegelijkertijd benadrukten enkele ministers dat de gemaakte afspraken een stapje, hoe klein ook, zijn in de richting van een breder politiek proces en dus gesteund moesten worden. Het starten van onderhandelingen en de beëindiging van de vijandelijkheden waren de enige manier om ISIS effectief te bestrijden en migratiecrisis een halt toe te roepen. Volgens sommige ministers betekende dit dat met alle partijen samengewerkt moest worden. Mede om druk te houden op de partijen, pleitte Nederland ervoor, met steun van een andere lidstaat, dat de Europese Raad van 18 en 19 februari 2016 in zou gaan op de situatie in Syrië en zich hierover uit zou spreken. Deze Europese Raad volgt precies een week na het akkoord gesloten in München en markeert daarmee het moment waarop de modaliteiten voor een beëindiging van de vijandelijkheden zouden moeten zijn uitgewerkt. Nederland stelde ook de gevolgen van militaire acties van de Koerdische YPG ten noorden van Aleppo en van de Turkse militaire acties tegen de YPG aan de orde. Tot slot benadrukte Nederland het belang van intensivering van steun aan de gematigde oppositie in Syrië. De HV onderstreepte als laatste dat in het verdere proces de rol van de EU met name zou liggen in de ondersteuning van het diplomatieke en politieke proces en op het gebied van humanitaire hulp.

Libanon

Tijdens de lunch sprak de Raad met de Libanese Minister van Buitenlandse zaken, Gebran Bassil, over de situatie in Libanon en de regio met speciale aandacht voor de vluchtelingen- en migratieproblematiek.

Minister Bassil stelde dat de aanwezigheid van grote aantallen Syrische vluchtelingen zwaar op Libanon drukt. Libanon vangt al lange tijd grote aantallen Palestijnse vluchtelingen op. De Syrische vluchtelingen komen daar bovenop, wat het voor Libanon nog moeilijker maakt adequate opvang te bieden. De precaire sociale balans in Libanon maakt het voor het land moeilijk al deze vluchtelingen permanent in het land te laten verblijven. Libanon heeft behoefte aan verlichting van de druk die immigranten op het land leggen, ook al was het duidelijk dat de EU op dit gebied in een moeilijk pakket zit. Desondanks is actie volgens Minister Basil geboden, ook omdat de vluchtelingenkampen een rekruteringsbron kunnen vormen voor radicale organisaties. Deze organisaties spelen onder meer in op gevoelens van frustratie over het gebrek aan voortgang in het Midden-Oosten vredesproces. Het belang van het tegengaan van radicalisering werd door veel EU-ministers benadrukt en sommige ministers riepen op tot nadere samenwerking met Libanon op dit gebied.

Van de zijde van de EU-ministers klonk verder grote waardering voor de inspanningen van Libanon in reactie op de Syrische humanitaire crisis. Daarbij verwezen meerdere ministers naar de pledges van hun land die onder meer tijdens de recente Syrië-conferentie in Londen gedaan waren. Doel van deze bijdrages is om zowel Libanon op korte termijn te ondersteunen als op de langere termijn terugkeer naar Syrië mogelijk te maken. De oorlog heeft grote impact gehad op het menselijk kapitaal van Syrië en zonder terugkeer van de vluchtelingen zal de wederopbouw van Syrië bijzonder moeilijk worden. De Europese Commissie benadrukte het belang van nakomen van de gemaakte afspraken jegens Libanon tijdens de Syrië-conferentie, waaronder de totstandkoming van een «compact voor Libanon». Minister Bassil verwelkomde het idee van een compact, en benadrukte daarbinnen het belang van grotere markttoegang van Libanon tot de EU, met name op het gebied van voedselproducten.

Minister Bassil ging tot slot in op de politieke situatie in Libanon. Het bestuur van Libanon weerspiegelt volgens de Minister de sociale samenstelling van het land. Dit dient niet van buitenaf opgelegd te worden. Enkele EU-ministers onderstreepten dat behoud van pluriformiteit binnen de Libanese samenleving van belang is voor stabiliteit.

Klimaatdiplomatie

De Raad Buitenlandse Zaken sprak, in aanwezigheid van Commissaris Cañete voor klimaatactie en energie, over de klimaatdiplomatie van de EU. In zijn inleiding ging Commissaris Cañete in op het goede resultaat van de klimaattop in Parijs in december 2015 en het door COP21 ontstane momentum waar de EU gebruik van moet maken. Gezien de rol die het klimaat speelt als «threat multiplier», en daarmee een bron vormt voor migratie, is het van belang om het huidige momentum vast te houden en de in Parijs overeengekomen klimaatafspraken volledig en voortvarend te implementeren, aldus Cañete.

Meerdere ministers benadrukten het belang van voortzetting van de vereende krachten binnen de EU waarmee COP21 is voorbereid. Instellingen en lidstaten hadden op pragmatische wijze samengewerkt wat had bijgedragen aan een goed resultaat. Gepleit werd dan ook voor voortzetting van actieve en gezamenlijke EU-betrokkenheid bij uitvoering van het klimaatakkoord. De EU heeft een belangrijke rol te spelen in het laten slagen van het klimaatakkoord van Parijs. Ondertekening en ratificatie van het akkoord, alsmede outreach naar andere partners, werd hiervoor van belang geacht door enkele ministers. In dit kader zal ingezet worden op het behouden van klimaat als belangrijk onderwerp in diplomatieke dialogen met partners, ondersteuning van de in Parijs overeengekomen intended nationally determined contributions (INDCs), en het adresseren van de samenhang tussen klimaatverandering en instabiliteit.

De Europese Commissie en de Hoge Vertegenwoordiger zullen te zijner tijd de Raad informeren over de genomen stappen, de stand van zaken betreffende implementatie en de mogelijke obstakels.

Moldavië

De Raad besprak ook de huidige politieke en economische situatie in Moldavië. De Raad riep Moldavië op hervormingen door te voeren in het belang van de eigen bevolking. Dit zou ook bijdragen aan het herstel van vertrouwen van de Moldavische bevolking in de overheid. De Raad riep de Moldavische autoriteiten daarom op tot voortvarende uitvoering van het associatieakkoord, waaronder de Deep and Comprehensive Free Trade Area (DCFTA). Dit betekent onder andere dat de regering van Moldavië prioriteit zou moeten geven aan het bestrijden van corruptie en hervormingen van staatsinstellingen. Meerdere ministers pleitten voor het versterken van toezicht op de financiële sector in Moldavië en het vergroten van de onafhankelijkheid van de Centrale Bank en de Nationale Commissie voor Financiële Markten.

De ministers riepen de regering van Moldavië tevens op een grondig en onafhankelijk onderzoek in te stellen naar de fraudekwesties in de bancaire sector in 2014 en noodzakelijke wettelijke maatregelen door te voeren om verdere bancaire fraudekwesties te voorkomen. Ook het gebrek aan onafhankelijkheid van de rechterlijke macht en instanties die belast zijn met wetshandhaving was grond voor zorg bij een groot aantal ministers. De hervorming van het openbaar ministerie en de bestrijding van corruptie binnen de rechterlijke macht zouden daarom prioriteit dienen te krijgen.

Op economisch vlak riep de Raad Moldavië op stappen te zetten die een gelijk speelveld voor bedrijven creëren, een stabiel en aantrekkelijk investeringsklimaat bevorderen en de investeringsvoorwaarden in de energiesector verbeteren. Moldavië dient tevens een aantal wettelijke maatregelen nog aan te nemen en uit te voeren in het kader van zijn verplichtingen ten aanzien van het associatieakkoord en het Energiegemeenschapsverdrag.

De Raad herbevestigde de technische en financiële steun van de EU aan Moldavië, maar verbond hier ook een aantal politieke, financiële en macro-economische voorwaarden aan, inclusief de noodzaak van adequaat begrotingstoezicht en de toelating van een IMF-missie gericht op stabilisering en structurele hervormingen. Directe en effectieve communicatie richting de bevolking over de mate waarin hervormingen worden doorgevoerd werd door meerdere ministers van belang geacht. De Raad verwelkomde het debat in Moldavië over grondwettelijke hervormingen om toekomstige politieke crises te voorkomen en riep de regering op OVSE/ODIHR-aanbevelingen ten aanzien van o.a. partijfinanciering door te voeren. De Raad riep Moldavië daarnaast op nationale wetgeving te verbeteren ter bevordering van vrije en onafhankelijke media.

Binnen de Raad bestond brede overeenstemming over een actieve rol voor de EU in Moldavië, waarbij de steun van de EU duidelijk voorwaardelijk moest zijn aan concrete resultaten op de door de EU aangegeven gebieden van hervormingen. De EU steun zou directer gericht moeten zijn op de bevolking, waarbij betrokkenheid van het maatschappelijk middenveld en lokale en regionale autoriteiten essentieel is.

Wit-Rusland

De Raad sprak voorts over de toekomstige relaties tussen de EU en Wit-Rusland. De ministers gingen in op de voorzichtig positieve ontwikkelingen in de onderlinge betrekkingen tussen de EU en Wit-Rusland, maar bleven tegelijkertijd zeer kritisch ten aanzien van de zorgelijke mensenrechtensituatie in Wit-Rusland. De Raad erkende dat Wit-Rusland de afgelopen twee jaar een aantal stappen heeft genomen die bij hebben gedragen aan de toenadering tussen de EU en Wit-Rusland, waaronder de hervatting van de mensenrechtendialoog tussen de EU en Wit-Rusland, facilitatie van de Minsk-akkoorden en actieve deelname van Wit-Rusland binnen het Oostelijk Partnerschap. In augustus 2015 liet Wit-Rusland de laatste politieke gevangenen vrij. In reactie hierop besloot de Raad op 29 oktober 2015 de sancties tegen 170 van de 174 personen en 3 entiteiten op te schorten tot en met 29 februari 2016. Het wapenembargo bleef van kracht evenals de individuele sancties tegen 4 personen die verantwoordelijk worden geacht voor verdwijning van personen in de periode 1999–2001.

Een aantal landen legde tijdens de Raad nadruk op de positieve stappen van Wit-Rusland en bepleitte versnelde toenadering tussen de EU en Wit-Rusland. Een aantal andere ministers, waaronder de Nederlandse, gaven aan Wit-Rusland in de opbouw van de relatie kritisch te zullen blijven beoordelen op de daadwerkelijke concrete verbeteringen van de mensenrechtensituatie. Deze ministers pleitten voor behoedzaamheid zonder goedgelovigheid en het belang van concrete resultaten. Overeenstemming werd gevonden over een benadering waarbij via kritische dialoog verdere verbetering in de relatie tussen de EU en Wit-Rusland mogelijk is. In dit licht heeft de Raad besloten de reeds opgeschorte maatregelen tegen de 170 personen en 3 entiteiten niet te verlengen. De maatregelen tegen de overige 4 personen en het wapenembargo zullen met twaalf maanden worden verlengd. Dit zal spoedig worden geformaliseerd.

In de discussie werd het belang van groter respect voor mensenrechten, democratie en de rechtsstaat in Wit-Rusland door een grote meerderheid van ministers onderkend. De ministers veroordeelden de uitvoering van de doodstraf in Wit-Rusland en betreurden in het bijzonder de uitspraak van de doodstraf in twee recente zaken. De Raad riep de Wit-Russische autoriteiten op tot het instellen van een moratorium op de doodstraf, als eerste stap naar afschaffing ervan. De Raad riep opnieuw op tot rehabilitatie van voormalige politieke gevangenen en benadrukte het belang van vrijheid van vergadering (onder meer door het toelaten van registratie van politieke en maatschappelijke organisaties). De Raad onderstreepte het belang van een krachtig maatschappelijk middenveld voor sociaaleconomische ontwikkeling, en riep de Wit-Russische autoriteiten op het maatschappelijk middenveld meer te betrekken bij discussies over kabinetsbeleid. De Raad spoorde de Wit-Russische autoriteiten verder aan alle belemmeringen ten aanzien van de uitoefening van vrije en onafhankelijke media op te heffen en de rechten van nationale minderheden te respecteren. De Raad zal de ontwikkelingen ter zake nauwgezet blijven volgen. De parlementaire verkiezingen in Wit-Rusland dit jaar werd door meerdere ministers, waaronder de Nederlandse, genoemd als een belangrijk ijkpunt voor de ontwikkeling in het land. De Raad moedigde daartoe de Wit-Russische autoriteiten aan de aanbevelingen van de OVSE/ODIHR over het verloop van de presidentiële verkiezingen van oktober 2015 spoedig ter hand te nemen.

Tot slot herbevestigden de ministers de inzet om het engagement van de EU met de bevolking en het maatschappelijk middenveld in Wit-Rusland te versterken. De EU hecht groot belang aan versterkte «people-to-people» contacten met Wit-Rusland via programma’s zoals Erasmus+.

Naar boven