21 501-02 Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken

Nr. 1586 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 16 februari 2016

De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Buitenlandse Zaken over de brief van 5 februari 2016 over de geannoteerde agenda Raad Buitenlandse Zaken van 15 februari 2016 (Kamerstuk 21 501-02, nr. 1583).

De vragen en opmerkingen zijn op 10 februari 2016 aan de Minister van Buitenlandse Zaken voorgelegd. Bij brief van 15 februari 2016 zijn de vragen beantwoord.

De voorzitter van de commissie, Eijsink

De griffier van de commissie, Van Toor

Algemeen

De leden van de VVD-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de Minister inzake de Raad Buitenlandse Zaken van 15 februari 2016, maar betreuren het dat het verslag van de Informele Raad Buitenlandse Zaken (Gymnich) van 4-5 februari 2016 uitbleef. Genoemde leden hebben over de geannoteerde agenda nog enkele vragen en opmerkingen.

De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de Raad Buitenlandse Zaken van 15 februari 2016. De leden van de PVV-fractie hebben hierbij nog enkele vragen en opmerkingen.

De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de Raad Buitenlandse Zaken van 15 februari 2016. Graag willen voornoemde leden de Minister nog enkele vragen voorleggen.

Wit-Rusland

De sancties tegen Wit-Rusland, namelijk de maatregelen tegen 170 van de 174 personen en 3 entiteiten, zijn opgeschort tot en met 29 februari 2016. Volgens de Minister zal de Raad zich, naar verwachting, uitspreken over hoe om te gaan met deze sancties. Graag ontvangen de leden van de VVD-fractie een uitgebreide toelichting van de Minister over hoe hij verwacht dat de Raad zich zal uitspreken. Kan de Minister de Nederlandse inbreng in de discussie over hoe om te gaan met deze sancties toelichten?

Antwoord van het kabinet

Zoals beschreven in de beantwoording van de Kamervragen van het lid Servaes (Aanhangsel Handelingen II 2015/16, nr. 617) zijn in oktober 2015 de maatregelen tegen 170 personen en 3 entiteiten opgeschort als reactie op de vrijlating van politieke gevangenen eerder dat jaar en de opstelling van Wit-Rusland in het conflict in Oekraïne. De sancties tegen 4 personen werden gehandhaafd, en ook het wapenembargo is nog steeds van kracht.

In toenemende mate wordt binnen de Raad gedacht dat een beter effect kan worden gesorteerd door op basis van kritisch engagement de dialoog met Wit-Rusland aan te gaan, in plaats van het land te isoleren of te marginaliseren. Ook het kabinet ziet het belang hiervan in. De EU wil daarom kijken naar een manier om positieve signalen af te geven. Het besluit over de sancties zal in dit licht worden genomen. Tegelijkertijd zal de EU aandacht blijven vragen voor het belang van verdergaande verbeteringen van de mensenrechtensituatie in Wit-Rusland. Het kabinet zal Wit-Rusland blijven beoordelen op de daadwerkelijke concrete verbeteringen van de mensenrechtensituatie. Er is immers nog geen sprake van volledige rehabilitatie van de vrijgelaten gevangenen en er zijn nog geen concrete toezeggingen gedaan voor verbeteringen op verkiezings- en mensenrechtengebied. Voor een gehele afschaffing van de bestaande sancties vindt Nederland het te vroeg.

De Minister schrijft ook voornemens te zijn de Nederlandse banden met Wit-Rusland te intensiveren om nauwer betrokken te geraken bij de politieke situatie ter plaatse. Daarvoor wordt onder meer een Tijdelijke Zaakgelastigde in Minsk geplaatst. De leden van de VVD-fractie zouden graag meer inzicht krijgen van de Minister over hoe de Tijdelijke Zaakgelastigde de Nederlandse banden met Wit-Rusland gaat intensiveren? Met welk takenpakket en specifieke opdracht zal hij richting Wit-Rusland gaan?

Antwoord van het kabinet

De focus van de werkzaamheden van de Tijdelijk Zaakgelastigde zal liggen op het volgen en analyseren van binnenlandspolitieke ontwikkelingen in Wit-Rusland. Op deze manier zal deze vertegenwoordiger bijdragen aan een gebalanceerd en goedgeïnformeerd Nederlands beleid en inbreng in de EU. De Tijdelijk Zaakgelastigde zal door aanwezigheid ter plekke in staat zijn informatie te vergaren, netwerken op te bouwen, partnerorganisaties te steunen en het Nederlands beleid uit te dragen. De Tijdelijk Zaakgelastigde zal in contact staan met politieke partijen, de autoriteiten, maar ook met mensenrechtenorganisaties en andere ngo’s.

De ambassade in Warschau zal actief betrokken blijven bij de ontwikkelingen in Wit-Rusland, onder andere via bezoeken van de ambassadeur en de uitvoering van het Matra- en Mensenrechtenfonds-programma.

De leden van de PvdA-fractie merken op dat er in Wit-Rusland nog altijd weinig tekenen van echte vooruitgang te zien zijn. Weliswaar liet het regime vorig jaar een aantal politieke gevangenen vrij, maar daar staat tegenover dat de presidentsverkiezingen van oktober 2015 volgens het eindrapport van de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE) wederom bol stonden van de onregelmatigheden. Er waren grote problemen bij de telling van de stemmen (30 procent van de stembureaus werd als slecht of zeer slecht beoordeeld) en ook in de campagne was sprake van een ongelijk speelveld door vermenging van staat en partij. Sterke vermoedens van stembusfraude doen twijfels rijzen over de uitslag, zo stelt de OVSE. Ook op andere terreinen zoals vrijheid van meningsuiting en recht van vergadering is amper progressie zichtbaar, zo staat ook in de geannoteerde agenda. De leden van de PvdA-fractie ontvangen graag een toelichting.

Antwoord van het kabinet

De mensenrechtensituatie in Wit-Rusland is nog steeds zorgelijk. Het land schiet te kort als het gaat om persvrijheid, vrijheid van vergadering en vrijheid van meningsuiting. Ook voert Wit-Rusland nog steeds de doodstraf uit. De Wit-Russische autoriteiten hebben de intentie uitgesproken om verdere stappen op mensenrechtengebied te zetten. Hoewel het uiteindelijk de daden zijn die tellen, is het kabinet van mening dat met kritisch engagement meer kan worden bereikt dan met een verdere isolatie van Wit-Rusland. De EU toonde afgelopen oktober goede wil door een stap in de richting van normalisatie te zetten. Daarmee worden de meer progressieve delen van de Wit-Russische autoriteiten aangespoord om verdere stappen te nemen om de mensenrechtensituatie te adresseren. Het is van belang dat de juiste balans gevonden wordt: de stappen van de EU en Wit-Rusland moeten in goede verhouding tot elkaar staan. Nederland blijft zich daarom in Europees verband onverminderd uitspreken over de zorgen over de mensenrechtensituatie in Wit-Rusland en zal het land op zijn daden blijven beoordelen.

De leden van de PvdA-fractie zijn eerder al zeer kritisch geweest op het besluit van de EU in oktober 2015 om een groot gedeelte van de sancties tegen Wit-Rusland op te heffen. Dit besluit past niet bij de waarden die de Europese Unie (EU) hanteert en verkleint de geloofwaardigheid van de EU. Natuurlijk is er oog voor de rol die Wit-Rusland speelt bij de bemiddeling in het conflict in Oekraïne en natuurlijk verwelkomen wij eventuele bereidheid die het Wit-Russische regime toont om de banden met het Westen aan te halen. Desondanks menen de leden van de PvdA-fractie dat het veel te vroeg is voor het opheffen van sancties. Daarvoor zijn wezenlijke en structurele stappen in de goede richting nodig, en die hebben we tot nu toe helaas niet gezien. Wat dat betreft kunnen de parlementsverkiezingen die in september van dit jaar in Wit-Rusland worden gehouden een nieuw meetmoment zijn als het gaat om eventuele stappen in de goede richting. De leden van de PvdA-fractie ontvangen graag een reactie.

Antwoord van het kabinet

De maatregelen tegen 170 personen en 3 entiteiten zijn opgeschort in reactie op de vrijlating van de politieke gevangenen en de opstelling van Wit-Rusland in het Oekraïne-conflict. Samen met EU partners wil Nederland Wit-Rusland engageren om de mensenrechtensituatie te verbeteren. De verlichting van het sanctieregime moet in deze context worden bezien. Tegelijkertijd zal de EU aandacht blijven vragen voor het belang van verdergaande verbeteringen van de mensenrechtensituatie in Wit-Rusland. Het kabinet zal Wit-Rusland blijven beoordelen op de daadwerkelijke concrete verbeteringen van de mensenrechtensituatie. Voor een gehele afschaffing van de bestaande sancties vindt Nederland het nog te vroeg.

Volgens de OVSE moet Wit-Rusland nog een groot aantal stappen zetten voordat de verkiezingen vrij en eerlijk te noemen zijn. Zonder substantiële hervormingen in de wijze waarop de stemmen worden geteld en zonder een meer open en inclusief politiek proces kunnen de verkiezingen niet vrij en eerlijk verlopen. De OVSE onderkende een positieve verandering in de opstelling van de Wit-Russische autoriteiten. Zo vinden er gesprekken plaats over aanpassingen aan het kiesproces in de aanloop naar de parlementaire verkiezingen die eind dit jaar plaatsvinden.

De leden van de PvdA-fractie vinden dat ze het aan zichzelf en aan alle mensenrechtenverdedigers in Wit-Rusland verplicht zijn om maximale druk te houden op het regime van President Loekasjenko om de benodigde veranderingen door te voeren. Deelt de Minister de opvatting dat verdere verlichting van de sancties nu onbespreekbaar is? Kan de Minister aangeven of er binnen de EU gelijkgestemde landen zijn die op dit moment het opheffen van de sancties tegen Wit-Rusland ook te vroeg vinden?

Antwoord van het kabinet

Het kabinet verwijst naar het antwoord op de vragen van de VVD en PvdA fracties hierboven.

Tijdens de Raad Buitenlandse Zaken begin volgende week zal gesproken worden over de toekomstige relaties van de EU met Wit-Rusland. In de brief van de Minister staat dat de Raad zich naar verwachting zal uitspreken over de vraag hoe om te gaan met de sancties die in het verleden tegen Wit-Rusland zijn ingesteld. In deze discussie pleit het kabinet voor het beleid van kritisch engagement, waarbij Wit-Rusland op haar daden zal worden beoordeeld. Daar wordt aan toegevoegd dat het voor Nederland van belang is dat een verbreding van de relatie tussen de EU en Wit-Rusland bijdraagt aan het versterken van de mensenrechtensituatie in het land. De leden van de SP-fractie vragen de Minister nader toe te lichten wat met «kritisch engagement» wordt bedoeld. Kan ook een beeld geschetst worden van de ontwikkeling in Wit-Rusland met betrekking tot het respecteren van mensenrechten? Kan gesteld worden dat er significante verbetering optreedt en is de verwachting dat deze trend zich voortzet? Kan de Minister tenslotte aangeven of er studie is gedaan naar het effect van de sancties tegen Wit-Rusland? Zo ja, wat zijn hier de bevindingen? Zo nee, hoe beoordeelt de Minister het effect van de sancties tegen Wit-Rusland? De leden van de SP-fractie ontvangen graag een toelichting.

Antwoord van het kabinet

Zoals gesteld in het antwoord op de vraag van de PvdA fractie hierboven is de mensenrechtensituatie in Wit-Rusland nog steeds zorgelijk. Het land schiet te kort als het gaat om persvrijheid, vrijheid van vergadering en vrijheid van meningsuiting. Ook voert Wit-Rusland nog steeds de doodstraf uit. Er zijn echter concrete signalen dat de Wit-Russische autoriteiten verdere stappen willen zetten op mensenrechtengebied. Kritisch engagement is daarom gepast. Dit houdt in dat de EU Wit-Rusland niet isoleert, maar op bepaalde punten toenadering zoekt en hiermee beïnvloedingsmogelijkheden vergroot. De stappen die de EU zet moeten in verhouding staan tot de daadwerkelijke ontwikkeling in Wit-Rusland. Nederland neemt actief deel aan het debat binnen de Europese Unie over de politieke koers ten aanzien van Wit-Rusland, en benadrukt hierbij het belang van de versterking van mensenrechten voor de verdere ontwikkeling van de bilaterale relatie tussen de EU en Wit-Rusland.

Het kabinet is van mening dat sancties nooit een doel op zichzelf zijn. De sancties tegen Wit-Rusland zijn een belangrijk onderdeel van een breder pakket aan druk- en dialoogmiddelen in de relatie met Wit-Rusland. Het effect van de sancties an sich op beleidsvorming in Minsk is niet direct meetbaar. Vast te stellen is dat de Wit-Russische autoriteiten in de afgelopen twee jaar positieve stappen hebben gezet door onder meer vrijlating van politieke gevangenen, facilitatie van de Minsk-akkoorden en actieve participatie in het Oostelijk Partnerschap. In dit licht is het kabinet van mening dat naast gebruik van het sanctie-instrument de druk op Wit-Rusland nadrukkelijker binnen het dialoogspoor ingevuld kan worden.

De leden van de D66-fractie merken op dat de huidige president van Wit-Rusland, die sinds 20 juli 1994 president is, ook wel «de laatste dictator van Europa» wordt genoemd. Met dat in het achterhoofd vinden de leden van de D66-fractie het opmerkelijk dat de Minister in de geannoteerde agenda voor de Raad Buitenlandse Zaken vooral de constructieve rol van de Wit-Russische president Loekasjenko benadrukt. De Minister meldt bijvoorbeeld dat de OVSE van mening is dat de laatste presidentsverkiezingen een verbetering waren ten opzichte van eerdere verkiezingen. De OVSE heeft echter ook veel kritische woorden, die in de geannoteerde agenda nauwelijks aan bod komen. Kan de Minister toelichten waarom hij het toch nodig acht om de positieve punten uit de evaluatie te halen? Eveneens benadrukt de Minister dat Wit-Rusland de banden met het Westen wil aanhalen. De leden van de D66-fractie willen vooral van de Minister weten of dit ook andersom geldt, en of de Minister namens Nederland van plan is om de banden aan te halen met Wit-Rusland? De genoemde leden horen graag van de Minister of hij voornemens is samen te werken met de laatste dictator van Europa?

Antwoord van het kabinet

Het kabinet verwijst naar het antwoord op de vragen van de PvdA fractie hierboven.

De leden van de D66-fractie constateren dat de Minister stelt dat het kabinet Wit-Rusland zal blijven beoordelen op daadwerkelijke concrete verbeteringen van de mensenrechtensituatie. Tevens wil de Minister in dialoog treden over de mensenrechtensituatie. De genoemde leden vinden dit een goed uitgangspunt en onderschrijven deze aanpak. Wel zijn de genoemde leden benieuwd hoe dit beleid concreet wordt vorm gegeven. Kan de Minister toelichten wat zijn eigen inspanningen zijn en die van de mensenrechtenambassadeur ten aanzien van Wit-Rusland? Hoe vaak hebben de Minister en/of de mensenrechtenambassadeur al Wit-Rusland bezocht? Hoe vaak heeft de Minister en/of de mensenrechtenambassadeur met officiële vertegenwoordigers van Wit-Rusland gesproken? En op welke wijze onderhoudt de Minister en/of de mensenrechtenambassadeur contact met activisten en maatschappelijke organisaties uit Wit-Rusland die zich inzetten voor verbetering van de mensenrechten?

Antwoord van het kabinet

De Minister van Buitenlandse Zaken heeft gesproken met zijn ambtsgenoot, tijdens een bijeenkomst voor Oostelijk Partnerschapslanden in 2015. Bij dit gesprek zijn mensenrechten aan de orde gesteld. De Speciaal Vertegenwoordiger Oostelijk Partnerschap bracht een aantal keer een bezoek aan Wit-Rusland. Tijdens deze bezoeken werd gesproken over mensenrechten, zowel in gesprekken op het Ministerie van Buitenlandse Zaken als bij de presidentiële administratie.

De Nederlandse ambassade in Warschau, waaronder Wit-Rusland ressorteert, voert regelmatig gesprekken met het Ministerie van Buitenlandse Zaken in Minsk, waarin aandacht wordt gevraagd voor de mensenrechtensituatie in het land. De ambassade zet zijn netwerk in om de ontwikkelingen op het gebied van mensenrechten te monitoren. Daarnaast draagt de ambassade bij aan het uitvoeren van het Matra- en Mensenrechtenfonds-programma. De nieuw aan te stellen Tijdelijk Zaakgelastigde in Minsk zal de werkzaamheden van mensenrechtenorganisaties en andere ngo’s verder ondersteunen.

Moldavië

Door de protesten in Moldavië tegen de nieuwe regering, onder leiding van Minister-President Pavel Filip, is de uitvoering van de hervormingsagenda, die voortvloeit uit het EU-associatieakkoord, gestagneerd. Volgens de Minister verdient Moldavië Nederlandse steun in deze periode, zodat de eerder genoemde noodzakelijke hervormingen uitgevoerd kunnen worden. Kan de Minister toelichten hoe hij de Nederlandse steun ziet vorm nemen? Wanneer denkt de Minister dat het uitvoeren van de hervormingen door Moldavië wordt hervat? De leden van de VVD-fractie ontvangen graag een reactie.

Antwoord van het kabinet

In Moldavië is de uitvoering van de hervormingsagenda die voortvloeit uit het EU-associatieakkoord door politieke instabiliteit – met frequente regeringswisselingen en langdurige perioden met een demissionair kabinet – gestagneerd. De nieuwe regering onder leiding van premier Pavel Filip heeft bij aantreden verklaard dat de implementatie van het EU-Associatieakkoord de hoogste prioriteit heeft.

Moldavië is het meest gebaat bij een duidelijke boodschap van de EU die aanstuurt op daadwerkelijke hervormingen in Moldavië. Daar zet het kabinet zich voor in. De EU moedigt de Moldavische regering aan zo spoedig mogelijk vooruitgang te boeken in de uitvoering van de hervormingsagenda. De belangen van de Moldavische bevolking moeten daarbij voorop worden gesteld. De EU zal de Moldavische regering hierop blijven aanspreken en haar ondersteunen in de noodzakelijke democratische en economische hervormingen: het gevecht tegen corruptie, de hervorming van de financiële sector en de depolitisering van de rechtspraak.

Nederland steunt Moldavië daarnaast bilateraal via Matra-oost, het Mensenrechten-fonds en instrumenten voor economische samenwerking, inclusief PUM en CBI. De samenwerking is gericht op thema’s zoals goed bestuur, corruptiebestrijding, hervorming van de justitiesector, mensenrechten en ontwikkeling van de economie. Daarnaast maakt De Nederlandse Bank samen met de Roemeense Centrale Bank onderdeel uit van een twinning project waarbij de Moldavische Centrale Bank wordt ondersteund bij de verbetering van het toezicht op de bankensector.

De leden van de PvdA-fractie constateren dat de situatie in Moldavië zorgelijk is. Het laatste jaar werd gekenmerkt door diverse politieke crises, grote maatschappelijke onrust en financieel verkeert het land in zwaar weer. Tot de beoogde ring van stabiele en veilige landen rondom de EU behoort uiteraard ook Moldavië. Hierbij speelt ook de geopolitieke component een rol in de vorm van de druk die Rusland uitoefent, bijvoorbeeld via economische sancties, sinds Moldavië besloot om een associatieverdrag met de EU aan te gaan. Welke besprekingen lopen er nu tussen de Europese Unie en Moldavië en wat is de inzet van deze besprekingen? Wat is de laatste stand van zaken rondom de opstelling van Rusland richting Moldavië?

Antwoord van het kabinet

In het kader van het EU-associatieakkoord ondersteunt de EU Moldavië in de noodzakelijke democratische en economische hervormingen: de strijd tegen corruptie, hervorming van de financiële sector, de depolitisering van de rechtspraak. Alleen door de nodige hervormingen door te voeren kan een stabiel, welvarend en veilig Moldavië binnen bereik komen. De EU-steun is niet onvoorwaardelijk, maar afhankelijk van de voortgang die Moldavië boekt in het transitieproces. In regulier overleg in Associatieraden – waarvan de eerstvolgende naar verwachting op 14 maart a.s. zal plaatsvinden – en subcomité»s wordt op structurele wijze de naleving van de gemaakte afspraken tegen het licht gehouden.

De geopolitieke component mag niet veronachtzaamd worden wanneer het gaat om de opstelling van Rusland richting Moldavië. Rusland oefent druk uit op het land middels economische maatregelen en via zijn invloed in de separatistische regio Transnistrië. Het kabinet heeft geen aanwijzingen dat de Russische opstelling ten aanzien van Moldavië de afgelopen tijd substantieel gewijzigd is.

De leden van de SP-fractie lezen in de brief dat de Minister over Moldavië stelt dat het van belang is dat de Moldavische bevolking ervaart dat de EU eisen stelt aan de Moldavische regering in ruil voor verdere ondersteuning en dat de EU duidelijk zal moeten maken op welke wijze zij het transitieproces van Moldavië wil ondersteunen en onder welke voorwaarden. De leden van de SP-fractie vragen de Minister of kan worden toegelicht wat hiermee wordt bedoeld. Kan de Minister verder ingaan op de situatie in Moldavië, waar demonstranten kort geleden het parlement bestormden omdat er net een nieuwe, pro-Europese regering was goedgekeurd? Hoe duidt de Minister de huidige politieke crisis en wat is de stand van zaken wat betreft de opheldering van de verduistering van 1 miljard euro van de grootste drie banken in het land? De leden van de SP-fractie ontvangen graag een toelichting.

Antwoord van het kabinet

De politieke machtsstrijd in Moldavië heeft er in oktober 2015 toe geleid dat een motie van wantrouwen tegen de regering is aangenomen en de regering aftrad. Op 20 januari 2016 stemde het Moldavische parlement – na een moeizame en ondoorzichtige formatieperiode – onverwachts in met een nieuwe regering. Dit leidde tot nieuwe protesten: buiten het parlement protesteerden enkele duizenden betogers tegen de nieuwe regering en voor anti-corruptiemaatregelen.

De Moldavische regering dient de belangen van de Moldavische bevolking voorop te stellen. Het is van belang dat de regering van Moldavië de hervormingsagenda – die voortvloeit uit het EU-associatieakkoord – voortvarend doorzet, opdat politieke stabiliteit en het publieke vertrouwen in de Moldavische autoriteiten kunnen terugkeren. Het is duidelijk dat Moldavië nog veel werk te verzetten heeft. Het maatschappelijk middenveld en de oppositiepartijen in Moldavië zullen druk blijven uitoefenen op de regering om resultaten te boeken. Nederland zal zowel bilateraal als in EU-verband Moldavië op zijn verplichtingen blijven wijzen. Het is nu aan de Moldavische regering om daadkracht te tonen en snel voortgang te maken.

Daarnaast blijft de EU bij de Moldavische autoriteiten aandringen op een spoedige oplossing van de bankenfraudezaak. Dit is de verantwoordelijkheid van de Moldavische autoriteiten. Alles dient in het werk te worden gesteld om een grondig en onafhankelijk onderzoek uit te voeren, zodat verantwoordelijken aansprakelijk kunnen worden gesteld en terugvordering kan worden gerealiseerd. Hiertoe hebben de Moldavische autoriteiten in november 2014 een onderzoek ingesteld, de resultaten werden op 4 mei 2015 gepubliceerd. De bevindingen nopen tot nader onderzoek en de Centrale Bank van Moldavië gaf daarom in augustus 2015 de opdracht om een vervolgonderzoek in te stellen. Dit is nog niet afgerond.

De leden van de D66-fractie constateren dat na het aftreden van de vorige regering op 29 oktober jl. er zonder verkiezingen een nieuwe regering is aangetreden in Moldavië op 20 januari jl. Dit heeft geleid tot protesten. De genoemde leden vragen de Minister of het mogelijk is dit nader te duiden? In het verlengde daarvan vragen deze leden hoe de Minister het beoordeelt dat het Moldavische parlement onverwacht heeft ingestemd met een nieuwe regering? En hoe duidt de Minister de protesten? Welke conclusie kan daar aan worden verbonden?

Antwoord van het kabinet

Het kabinet verwijst naar het antwoord op vragen van de SP-fractie hierboven.

De Minister merkt in de geannoteerde agenda op dat het «noodzakelijk is dat de EU niet van de zijlijn toekijkt, maar zich een mening vormt over de ontwikkeling in Moldavië en beziet weke positieve rol het kan spelen». De leden van de D66-fractie zijn het daar mee eens, maar merken tegelijkertijd op dat dit nogal een algemene stelling is. Kan de Minister nader concretiseren welke rol hij ziet weggelegd voor de EU? Aan welke instrumenten en middelen denkt de Minister? En welke «eenduidige boodschap» moet de EU dan uitdragen?

Antwoord van het kabinet

Het aantreden van de nieuwe regering is een opportuun moment voor een eenduidige boodschap van de EU waarin duidelijke verwachtingen worden gesteld aan de Moldavische regering. Nederland en de EU zullen er bij de regering van Moldavië op blijven aandringen zijn afspraken na te komen en de hervormingsagenda daadwerkelijk te implementeren. De EU zal Moldavië ondersteunen in de noodzakelijke democratische en economische hervormingen: het gevecht tegen corruptie, hervorming van de financiële sector, de depolitisering van de rechtspraak. Deze steun is niet onvoorwaardelijk, maar afhankelijk van de voortgang die Moldavië boekt in het transitieproces. Dit is de boodschap die door de EU moet worden overgebracht.

In de ondersteuning van Moldavië in de uitvoering van de hervormingsagenda is het EU-associatieakkoord leidend. Vanuit het nabuurschapsinstrument zijn middelen beschikbaar die worden ingezet om hervormingen te bespoedigen in de sectoren waar die het hardst nodig zijn en waar de EU de grootste meerwaarde heeft. Versterken van de rechtsstaat maakt deel uit van die agenda. Ook voor Nederland is dit een essentieel punt en ook bilateraal zet het kabinet daar op in via Matra-Oost.

De EU stelt nadrukkelijk de bevolking van Moldavië centraal; zij moet ervaren dat echte verandering plaatsvindt. Het is daarom ook van belang dat de EU publiekelijk duidelijk maakt wat het van de nieuwe regering verwacht. Dit zal gepaard moeten gaan met meer inspanningen van de EU op het gebied van technische assistentie. In regulier overleg in Associatieraden en subcomité»s wordt op structurele wijze gesproken over en gekeken naar de naleving van de gemaakte afspraken.

Libië

De leden van de VVD-fractie hebben voorts een paar vragen en opmerkingen inzake Libië. Kan de Minister bevestigen dat het House of Representatives (HoR) in Tobroek binnen 10 dagen na 25 januari jl. een nieuw voorstel heeft ontvangen van de Presidentiële Raad? Zo ja, kan de Minister toelichten hoe de HoR hierop gereageerd heeft? Het feit dat de HoR het politieke akkoord van 17 december jl. geaccepteerd heeft m.u.v. art 8, over het opperbevel van het leger, laat zien dat er nog geen overeenkomst is bereikt over de positie van generaal Haftar. Kan de Minister dit bevestigen? Wat is de laatste stand van zaken?

Antwoord van het kabinet

De Presidentiële Raad bevindt zich op dit moment in Skhirat, Marokko, waar deze werkt aan een nieuw voorstel voor een eenheidsregering. interim-premier Serraj heeft om een week uitstel verzocht. Het nieuwe voorstel wordt in de tweede helft van februari verwacht. De portefeuille van Minister van Defensie blijft in deze gesprekken een belangrijk punt van verdeeldheid. Onder begeleiding van VN-gezant Kobler wordt gezocht naar een oplossing voor deze kwestie die voor alle partijen acceptabel is. Het kabinet steunt Kobler in zijn aanpak.

De Minister schijft dat een partner in de vorm van een eenheidsregering in Libië noodzakelijk is voor een effectieve aanpak van ISIS aldaar. Op welke wijze denkt de Minister ISIS te kunnen bestrijden in samenwerking met een eenheidsregering? Kan de Minister concrete maatregelen noemen die hij in dat geval voor ogen heeft? En als een eenheidsregering uitblijft, hoe ziet de Minister de aanpak van ISIS in Libië dan vormnemen? Een aantal landen heeft al laten weten mee te willen doen met de (militaire) aanpak van ISIS in Libië. Ziet de Minister een mogelijkheid voor een Nederlandse bijdrage? De leden van de VVD-fractie ontvangen graag een toelichting.

Antwoord van het kabinet

De aanwezigheid van ISIS in Libië is mede te verklaren door het gebrek aan centraal gezag. In de ogen van het kabinet is effectief gezag in Libië, in de vorm van een eenheidsregering, noodzakelijk om tot een effectieve bestrijding van ISIS te komen.

Zodra de eenheidsregering zich in Libië vestigt, kan hiermee worden samengewerkt bij het opbouwen van een Libisch veiligheidsapparaat dat ISIS kan bestrijden en voor bedere stabiliteit kan zorgen. Op dit moment is een internationale militaire missie in Libië niet aan de orde. Wel is er, zoals ook bleek op de NAVO bijeenkomst deze week, groeiende internationale zorg over de toenemende invloed van ISIS in Libië.

Eventuele internationale assistentie voor de Libische veiligheidssector is afhankelijk van de behoeftestelling van de nieuwe regering en de situatie in het land te zijner tijd.

Tot slot vernemen de leden van de VVD-fractie graag of de Minister kennis heeft genomen van de berichten waarin gesproken wordt dat er meer dan 6500 ISIS strijders zich bevinden in Libië, onder meer omdat het voor de strijders telkens moeilijker wordt om Syrië binnen te komen (http://edition.cnn.com/2016/02/04/politics/isis-fighters-libya-syria-iraq/)? Kan de Minister ook bevestigen dat hij kennis heeft genomen van de berichten over de voltooide anti-terreur barrière op de grens tussen Tunesië en Libië (http://www.bbc.com/news/world-africa-35515229)? Kan de Minister beide berichten meenemen in zijn brief over de actuele situatie in Libië aan de Tweede Kamer?

Antwoord van het kabinet

Het kabinet heeft kennisgenomen van beide berichten en zal deze ontwikkelingen meenemen in de brief over de situatie in Libië.

De leden van de PvdA-fractie merken op dat de ontwikkelingen in Libië niet positief zijn gezien de opmars van ISIS. De aanhoudende politieke chaos en het machtsvacuüm dat daardoor ontstaat biedt kansen aan ISIS om steeds vastere voet aan de grond te krijgen. De volle inzet op het politieke proces in de richting van een stabiele eenheidsregering is hier van doorslaggevend belang om te voorkomen dat ISIS haar verzwakte positie in Irak en Syrië compenseert met een nieuwe machtsbasis in Libië. De leden van de PvdA-fractie hopen dat de toegezegde brief met een uitgebreide update over de laatste stand van zaken snel naar de Tweede Kamer komt. Daarnaast zou het nuttig zijn om informatie krijgen over de manier waarop de bondgenoten tegen de Libische situatie en de opmars van ISIS aldaar aankijken, zo vinden de leden van de PvdA-fractie.

Antwoord van het kabinet

Het kabinet deelt het oordeel van de PvdA-fractie dat volle inzet op het politieke proces van doorslaggevend belang is voor een duurzame, succesvolle bestrijding van ISIS. De brief met verdergaande duiding van de situatie in Libië zal de Kamer spoedig toekomen.

Wat Libië betreft delen de leden van de SP-fractie de grote zorgen van de internationale gemeenschap over de aanwezigheid van IS in het land. Er wordt, vijf jaar na de NAVO-interventie in het land, in internationaal verband steeds openlijker gesproken over het militair bestrijden van IS in Libië. Kan de Minister ingaan op de oorzaken voor het ontstaan van IS en andere, vergelijkbare Al Qaida achtige groepen in Libië? Ziet u hier een relatie met de NAVO-interventie in 2011? De leden van de SP-fractie ontvangen graag een toelichting.

Antwoord van het kabinet

Er bestaan meerdere oorzaken voor de aanwezigheid van ISIS in Libië. Het ontbreken van centraal gezag is één van de belangrijkste factoren. Dit is de reden dat het kabinet vol inzet op het ondersteunen van het VN-geleide politieke proces om te komen tot een Libische eenheidsregering. Alleen een eenheidsregering met effectief gezag kan ISIS op een duurzame manier bestrijden. De aanwezigheid van gewapende islamitische groeperingen in Libië is niet nieuw, zij bestonden ook onder het bewind van Qadaffi, bijvoorbeeld de Libyan Islamic Fighting Group. Het militaire ingrijpen van de NAVO in 2011 had de bescherming van de Libische burgerbevolking tot doel.

Waar IS in Irak en Syrië IS terrein verliest, wint IS in Libië steeds meer gebied. De leden van de PVV-fractie lezen dat de internationale gemeenschap zich zorgen maakt over de aanwezigheid van IS in Libië. De Minister geeft aan dat momenteel in samenwerking met Libische partners wordt gekeken waar behoefte is aan ondersteuning. De leden van de PVV-fractie willen graag weten wie deze Libische partners zijn, aangezien het internationaal erkende parlement in Libië onlangs een plan van de Verenigde Naties voor een regering van nationale eenheid heeft verworpen (http://www.nrc.nl/handelsblad/2016/01/26/libie-regering-in-tobruk-wijst-eenheidsplan-af-1584736). Ook wil de PVV-fractie graag weten waar deze samenwerking uit bestaat? Op welke manier wordt aan deze samenwerking vorm gegeven?

Antwoord van het kabinet

Gesprekken over de behoefte aan ondersteuning richten zich zowel op initiatieven die nu al genomen kunnen worden, als op mogelijkheden na de vorming van een eenheidsregering. Dit onderwerp is onderdeel van de dialoog met de Presidentiële Raad. Tevens vinden gesprekken plaats met bijvoorbeeld vertegenwoordigers van lokale bestuurslagen en onafhankelijke Libische experts.

Er ligt een EU-steunpakket klaar van 100 mln EUR dat voornamelijk gericht zal zijn op het herstel van basisvoorzieningen, mede om groter draagvlak te creëren voor de eenheidsregering en vredesdividend aan te tonen. Focus ligt hierbij onder meer op gezondheidszorg, energie- en waterinfrastructuur en onderwijs. Daarnaast richt de EU-steun zich op private sector ontwikkeling en investeringen in economische re-integratie van Libiërs d.m.v. trainingsprogramma’s.

Voorts willen de leden van de PVV-fractie graag weten of het klopt dat dat de Amerikaanse Minister van Defensie vandaag (d.d. 10 februari 2016) zijn NAVO-collega’s zal polsen over een eventuele militaire interventie (http://www.volkskrant.nl/buitenland/vs-zoeken-steun-voor-derde-front-tegen-is-in-libie~a4241592/)? Zo ja, wat is de standpunt van het kabinet indien dit zal gebeuren? Is de Minister van mening dat IS op alle mogelijke fronten bestreden dient te worden? Zo ja, op welke manier? Zo neen, waarom niet?

Antwoord van het kabinet

Het kabinet verwijst naar het antwoord op de vragen van de leden van de VVD-fractie.

De leden van de D66-fractie achten het positief dat tijdens de Raad uitgebreid zal worden stilgestaan bij de situatie in Libië. Temeer omdat ISIS steeds meer voet aan de grond krijgt in Libië. Bovendien zijn in de media verschillende berichten verschenen dat wellicht een militaire missie zal plaatsvinden in Libië. Daarbij wordt tevens vermeld dat Nederland wellicht zal deelnemen aan een dergelijke missie. De genoemde leden ontvangen graag een toelichting van de Minister of deze berichten in de media kloppen, en of de Nederlandse regering voornemens is ene bijdrage te leveren aan een eventuele anti-ISIS-missie in Libië? Kan de Minister tevens ingaan op de vraag of de mogelijkheid van een anti-ISIS-missie in Libië wordt besproken tijdens de Raad Buitenlandse Zaken?

Antwoord van het kabinet

Het kabinet verwijst naar het antwoord op de vragen van de leden van de VVD-fractie.

Libanon

De leden van de PvdA-fractie constateren dat Libanon een belangrijke rol speelt in de regio, zeker als het gaat om de opvang van vluchtelingen. Het land neemt een ongekend aantal vluchtelingen op en verdient in dat kader de steun van de Europese Unie om te zorgen dat het land niet bezwijkt onder de grote aantallen. De extra middelen die tijdens de Syrië-conferentie in Londen vorige week zijn toegezegd, verwelkomen de leden van de PvdA-fractie van harte.

Een andere manier van steun aan Libanon, maar ook aan een land als Jordanië dat net als Libanon een grote rol speelt in de regionale opvang van vluchtelingen, is het bieden van zachte leningen en handelspreferenties. Samen met de VVD-fractie heeft de PvdA-fractie tijdens de plenaire behandeling van de begroting voor Buitenlandse Zaken voor het jaar 2016 d.d. 19 november 2015 een motie ingediend die de regering verzocht om in samenwerking met andere donorlanden te bewerkstelligen dat zachte leningen en handelspreferenties ook op structurele wijze kunnen worden geboden aan landen in het Midden-Oosten en Noord-Afrika die door de vluchtelingencrisis worden getroffen en niet per definitie gelden als lage inkomenslanden (zoals Libanon en Jordanië). Wat is de laatste stand van zaken met betrekking tot de uitvoering van deze motie? De leden van de PvdA-fractie ontvangen graag een toelichting.

Antwoord van het kabinet

De meeste landen in het Midden-Oosten en Noord-Afrika hebben via de bestaande Associatieakkoorden al verregaande markttoegang tot de EU. In veel gevallen is deze toegang al volledig vrij, of gelden er ruime tariefvrije quota, die in veel gevallen niet gevuld worden. Het kabinet is evenwel voorstander van het actief zoeken naar mogelijkheden om verdere preferenties te geven aan getroffen landen, zoals eerder is gebeurd in het geval van Tunesië. Als reactie op de economische terugval in Tunesië na de terroristische aanval op 26 juni 2015 in de Tunesische plaats Sousse besloot de EU de tariefcontingenten voor olijfolie te verhogen, om daarmee verhoogde tariefvrije export van Tunesië naar de EU mogelijk te maken. In aanloop naar de Syrië-conferentie is Jordanië met een voorstel gekomen voor het versoepelen van oorsprongsregels en het toestaan van exportsubsidies t.a.v. Jordanië. Hierover zijn reeds verregaande besprekingen in EU-kader gaande. Ook wordt geïnventariseerd of een verdieping van het bestaande handelsakkoord een aanknopingspunt biedt. In Europees kader is op verzoek van Nederland de inzet van het handelspolitiek instrumentarium geagendeerd tijdens de bijeenkomsten van het handelspolitiek comité om draagvlak te creëren, huidige opties uit te werken en te komen tot nieuwe opties.

Ook wat betreft zachte leningen is er gehoor gegeven aan de motie. Zoals in november 2015 door betrokken landen, multilaterale ontwikkelingsbanken en de VN is afgesproken, is kort daarop onder leiding van de Wereldbank een brede werkgroep geformeerd, waarin ook Nederland deelneemt. In deze werkgroep wordt o.a. de oprichting van een Concessional Financing Facility (CFF) gecoördineerd, die leningen van multilaterale ontwikkelingsbanken ten behoeve van verbeterde opvang in de regio en economisch herstel – in vooraleerst Jordanië en Libanon – kan verzachten met de giften van donoren. Het kabinet heeft tijdens de Syrië-conferentie in Londen aangekondigd in 2016 en 2017 in totaal 10 miljoen te zullen bijdragen aan deze faciliteit ten behoeve van Libanon en Jordanië. De faciliteit wordt naar verwachting medio 2016 operationeel.

Over Libanon staat in de brief dat het in wederzijds belang van de EU en Libanon is dat Libanon in staat blijft om de grote aantallen vluchtelingen op te vangen en hier niet onder bezwijkt. De leden van de SP-fractie vragen de Minister hier nader op in te gaan. Moet vastgesteld worden dat Libanon op dit moment niet beschikt over de capaciteiten om het grote aantal vluchtelingen op te vangen? Wat is er nodig zodat Libanon daartoe wel in staat is? Dragen alle EU-landen voldoende bij – een fair share – voor vluchtelingenopvang in Libanon? Zo nee, welke niet en worden deze landen daarop aangesproken?

Antwoord van het kabinet

Libanon kan de last van de vluchtelingen die in het land verblijven niet alleen dragen. Daarvoor is steun nodig van de internationale gemeenschap. Tijdens de Londen conferentie op 4 februari is er een substantieel bedrag toegezegd ter verlichting van de noden die zijn veroorzaakt door de Syrië-crisis. Een deel daarvan zal gaan naar de opvang van vluchtelingen in Libanon. Nederland heeft 125 miljoen euro toegezegd: een pakket van humanitaire hulp en structurele steun aan Syrische vluchtelingen in en om Syrië, en hun gastgemeenschappen.

Op de conferentie presenteerde de Libanese regering een «Lebanese Statement of Intent». Het pakket is gericht op verbetering van de positie van de vluchtelingen in Libanon en bouwt voort op het Lebanese Crisis Response Plan. Het hulpverzoek voor Libanon voor 2016, voor zowel humanitaire hulp als resilience, bedraagt 2,4 miljard USD. Daaruit blijkt dat de noden hoog zijn en hulp hard nodig is. Sinds het uitbreken van de crisis in Syrië heeft Nederland 45 miljoen euro bijgedragen aan humanitaire hulp in Libanon. Daarnaast droeg Nederland bij door algemene regionale bijdragen ter beschikking te stellen aan hulporganisaties.

De EU (incl. lidstaten) is één van de grootste humanitaire donoren in de regio. Het VK, Duitsland en Denemarken zijn, op basis van hun fair share, grote donoren. Oxfam heeft op 1 februari jl. een rapport gepubliceerd, waarin op basis van de grootte van nationale economieën berekend is wat in 2016 een fair share bijdrage zou zijn. Voor Nederland zou dit uitkomen op een geschatte bijdrage van 99,3 miljoen US dollar.

Naast humanitaire hulp en structurele steun zet het kabinet zich in voor het tot stand komen van Europese partnerschappen met Libanon en Jordanië om de landen te steunen in het opvangen van vluchtelingen en afspraken te maken (zie antwoord op volgende vraag).

De leden van de D66-fractie zijn het met de Minister eens dat Libanon een belangrijke rol speelt in het vluchtelingenvraagstuk. De genoemde leden horen graag nog van de Minister hoeveel en welke steun er vanuit Nederland nou precies naar Libanon gaat. Tevens willen de leden van de D66-fractie graag weten of de Minister bereid is een structureler partnerschap aan te gaan met Libanon. Zijn er in Europees verband plannen om een soortgelijk partnerschap, zoals die met Turkije, aan te gaan? Zo nee, waarom niet? Daarnaast vragen de leden van de D66-fractie de Minister of er ook soortgelijke aandacht naar Jordanië uitgaat? Kan de Minister die benadering verder toelichten?

Antwoord van het kabinet

In totaal heeft Nederland in de afgelopen jaren voor meer dan 97 miljoen euro aan humanitaire hulp en stabiliteit voor Libanon beschikbaar gesteld. Die hulp is verleend via beproefde kanalen, met name de VN en het Rode Kruis, maar ook via een aantal Nederlandse NGO’s en een trust-fund van de Wereldbank. Nederland ondersteunt ook de gastgemeenschappen die te kampen hebben met de enorme aantallen vluchtelingen en beperkt beschikbare voorzieningen als water, elektriciteit en scholing met de vluchtelingen moeten delen. De Vereniging van Nederlandse Gemeenten speelt daarbij een belangrijke rol. Sinds november 2015 is ook het Private Sector Development instrumentarium opengesteld voor Libanon waardoor meer mogelijkheden beschikbaar zijn voor het ondersteunen van programma’s die de economische groei moeten aanjagen en een positief effect hebben op de werkgelegenheid.

Hoge Vertegenwoordiger Mogherini kondigde op de Syrië-conferentie op 4 februari jl. in Londen aan dat de EU brede partnerschappen met Libanon en Jordanië ontwikkelt, zogenoemde Compacts. Het kabinet bepleit al geruime tijd de ontwikkeling van deze brede EU partnerschappen om deze landen te ondersteunen bij de opvang van vluchtelingen. De huidige herziening van het Nabuurschapsbeleid vormt een goed kader voor de verdere uitwerking van de voorgestelde partnerschappen met Libanon en Jordanië. Herziening creëert momentum om te spreken over een hernieuwd partnerschap, dat meer op maat gesneden is per individueel land en gebruik maakt van andere bestaande structuren zoals Mobiliteitspartnerschappen, het Regionaal Ontwikkelings- en Beschermingsprogramma en het Madad-fonds. Migratie is hierbij een belangrijk onderwerp, maar niet het enige. Om duurzame opvang in de regio en regionale stabiliteit te versterken, is samenwerking op het gebied van economie en veiligheid essentieel.

De komende tijd worden de Compacts verder uitgewerkt. De EDEO en de Commissie nemen hierbij het voortouw.

Als eerste stap heeft de Libanese regering het «Lebanese Statement of Intent» opgesteld. Dit is gepresenteerd tijdens de Syrië Conferentie. Het plan richt zich op verbetering van de positie van de vluchtelingen in Libanon. Libanon doet hiermee een eerste zet waarna samen met de EU en lidstaten concrete afspraken kunnen worden gemaakt over bescherming van vluchtelingen en duurzame opvang in de regio. In ruil daarvoor zet de EU bestaande instrumenten op grotere schaal en effectiever in. Dit betreft intensivering van politieke dialoog en versterking van samenwerking op een breed scala aan onderwerpen: humanitaire hulp, versterken economische weerbaarheid, internationale bescherming, strijd tegen mensenhandel, grensbeheer, strijd tegen terrorisme.

Jordanië presenteerde een soortgelijk plan. Ook dat plan heeft nu geresulteerd in de start van onderhandelingen tussen de EU en Jordanië om dit partnerschap te concretiseren.

Oekraïne

Met betrekking tot Oekraïne vragen de leden van de SP-fractie de Minister te reageren op uitlatingen van de Deense Minister van Buitenlandse Zaken dat Oekraïne haast moet maken met hervormingen die voortvloeien uit de in de Minsk Akkoorden vastgelegde afspraken. De Deense Minister stelde, aldus mediaberichten, dat het voor Europa heel moeilijk wordt om de sancties tegen Rusland in gezamenlijkheid voort te zetten als Oekraïne zich niet aan gemaakte afspraken houdt. Deelt de Minister deze opvatting? Kan de Minister ook reageren op recente uitlatingen van de Oekraïense president Poroshenko dat hij niet van plan is de oostelijke regio, de Donbass, meer autonomie te geven? Wat klopt hiervan? Welke verplichtingen vloeien op dit punt voort uit de Minsk Akkoorden? De leden van de SP-fractie ontvangen graag een toelichting.

Antwoord van het kabinet

De Minsk-akkoorden hebben als doel het conflict in het oosten van Oekraïne met politieke middelen op te lossen en de soevereiniteit van Oekraïne over het gebied te herstellen, inclusief de controle over de eigen grenzen met Rusland. Zoals uw Kamer eerder is geïnformeerd is er op dit moment geen sprake van implementatie van de afspraken die Rusland, Oekraïne en de separatisten met elkaar hebben gemaakt. Er bevinden zich nog steeds zware wapens en buitenlandse – Russische – militairen aan de door de separatisten gecontroleerde kant van de bestandslijn. De waarnemingsmissie van de OVSE heeft nog steeds geen volledige toegang tot deze gebieden. Ook is het belangrijk niet te vergeten dat dit conflict is ontstaan doordat Rusland de soevereiniteit van Oekraïne op ongehoorde wijze met voeten heeft getreden.

Er zijn nog veel stappen nodig voor het houden van rechtmatige lokale verkiezingen in de bezette delen van de Donbas. Van Oekraïne mag verwacht worden dat ook zij haar verplichtingen uit de Minsk-akkoorden nakomt, waaronder het uitwerken van meer autonomie voor de regio’s in het oosten. De stappen die Oekraïne dient te zetten moeten uiteraard in samenhang worden bezien met de andere afspraken, waaronder vrije en eerlijke verkiezingen in de Donbas. Het kabinet spreekt Oekraïne hier ook op aan.

Turkije

De leden van de SP-fractie vragen, betreffende Turkije, de Minister te reageren op berichten over de zeer zorgelijke omstandigheden in het zuidoosten van Turkije. Volgens Amnesty International maakt Turkije zich in het zuidoosten van het land schuldig aan collectieve bestraffing van de voornamelijk Koerdische inwoners aldaar door middel van militaire operaties en avondklokken. Is de Minister het daarmee eens? Zo ja, welke consequenties worden daaraan verbonden? De Minister heeft steeds gesteld dat het optreden van de Turkse regering proportioneel moet zijn en dat het respect voor mensenrechten voorop dient te staan. Moet niet geconcludeerd worden dat daar geen sprake van is? Is de Minister bereid bij de Turkse autoriteiten aan te dringen per direct over te gaan tot een staakt-het-vuren?

Antwoord van het kabinet

De situatie in het zuidoosten van Turkije verslechtert en wordt voor burgers steeds nijpender. De escalatie van de situatie baart het kabinet grote zorgen. Het kabinet is van mening dat de Turkse regering gerechtigd is maatregelen te nemen tegen terroristische bedreigingen, ook als die uitgaan van de PKK. Dergelijke maatregelen dienen proportioneel te zijn en de mensenrechten te respecteren. Het kabinet heeft herhaaldelijk, bilateraal en in EU-verband, opgeroepen het staakt-het-vuren en het Koerdische vredesproces te hervatten en blijft dat met kracht doen. Zeker wanneer de burgerbevolking slachtoffer wordt en mensen, zoals bijvoorbeeld onlangs in Cizre, geen medische hulp kunnen krijgen door het voortdurende geweld.

Tenslotte vragen de leden van de SP-fractie de Minister een oordeel te geven over het gebruik van terrorismewetgeving in Turkije, waaronder recent in de aanklacht tegen de twee journalisten van de Turkse krant Cumhuriyet. Is de Minister van opvatting dat in Turkije misbruik wordt gemaakt van de terrorismewetgeving om critici van de regering te vervolgen? Zo nee, waarom niet? Kan ook worden aangegeven wat het kabinet doet, eventueel in EU-verband, om eraan bij te dragen dat de twee journalisten een eerlijk proces krijgen?

Antwoord van het kabinet

Beide journalisten wordt samenzwering tegen de regering, lidmaatschap van een terroristische organisatie en militaire spionage ten laste gelegd vanwege hun berichtgeving over een rechtszaak betreffende vermeende wapentransporten van de Turkse veiligheidsdienst naar strijdende partijen in Syrië. Voor deze aanklachten hanteert Turkije zijn strenge terrorismewetgeving. De rechter zal zich hierover moeten uitspreken. Nederland en de EU hechten aan vrijheid van meningsuiting en persvrijheid in Turkije. Dat is een punt waarop Turkije stevige verbetering moet laten zien. Het kabinet onderstreept dat iedereen het recht heeft op een eerlijk en transparant proces.

Iran

De leden van de PVV-fractie hebben nog enkele opmerkingen met betrekking tot het beleid ten aanzien van Iran. Het kabinet en vele anderen hebben op dit moment dollartekens in de ogen met betrekking tot Iran. Is de Minister het met voornoemde leden eens dat Iran nog altijd op grote schaal mensenrechten schendt, en dat hier sinds de conclusies van het Internationaal Atoomenergieagentschap niets aan is veranderd? Zo neen, waarom niet? Zo ja, is de Minister het dan ook met de PVV-fractie eens dat de jubelstemming met betrekking tot het sluiten van handelsverdragen met Iran onterecht en misplaatst is, omdat mensenrechten, democratie en andere vrijheden die inherent zijn aan de Westerse wereld niet alleen belangrijk kunnen worden geacht zoals die op dat moment van pas komen? Is de Minister het met de leden van de PVV-fractie eens dat schending van mensenrechten en corruptie niet uit een land verdreven kan worden door het aangaan van een dialoog? Zo neen, waarom niet?

Antwoord van het kabinet

De mensenrechtensituatie in Iran is nog altijd zorgelijk. Het kabinet hecht eraan dat de mensenrechtensituatie onverminderd aandacht krijgt en zal dit in bilateraal- en multilateraal verband, waaronder in EU kader, blijven aankaarten. De sanctieverlichting biedt Nederland en de EU de mogelijkheid om de relatie met Iran te intensiveren. Hierbij is het van belang dat juist ook gevoelige onderwerpen, zoals de mensenrechtensituatie, integraal onderdeel van die relatie vormen. Economische diplomatie en mensenrechten zijn geen gescheiden trajecten. Rechtszekerheid, respect voor de rechtsstaat en mensenrechten maken een land economisch aantrekkelijker. Daarbij zal ook de Iraanse bevolking – die de afgelopen jaren heeft geleden onder de slechte economische situatie – profiteren van de hervatting van de handelsrelaties van Iran met de internationale gemeenschap. Overigens zijn de sancties op niet-nucleaire gronden, zoals de mensenrechtensancties van de EU, nog steeds van kracht.

Overig

De leden van de D66-fractie willen graag van de gelegenheid gebruik maken om de Minister vragen te stellen over de sancties op Rusland. Zoals bekend heeft de EU sancties ingesteld op Rusland omdat door Rusland de situatie in Oekraïne verslechtert. De genoemde leden zijn van mening dat door Rusland ook in Syrië de situatie zeer ernstig verslechtert. Rusland maakt vele burgerslachtoffers onder de Syrische bevolking, bestookt burgerdoelen, en gebruikt clustermunitie. De genoemde leden willen de Minister daarom verzoeken tijdens de Raad Buitenlandse Zaken te pleiten voor aanvullende sancties namens de EU tegen Rusland vanwege dit destabiliserend optreden in Syrië. Indien de Minister hier niet toe bereid is, ontvangen de genoemde leden graag een uitgebreid motivatie van deze keuze. Tevens vragen deze leden de Minister toe te lichten welke andere maatregelen kunnen worden genomen ten aanzien van Rusland als gevolg van het destabiliserend optreden van Rusland in Syrië.

Antwoord van het kabinet

Het kabinet deelt de mening van de leden van de D66-fractie dat de rol die Rusland speelt in Syrië zeer zorgwekkend is. Nederland veroordeelt de Russische bombardementen op burgers en oppositie en heeft deze boodschap eind januari in hoogambtelijke consultaties overgebracht aan Rusland. Het kabinet beoordeelt deze bombardementen als een flagrante schending van VN-Veiligheidsraadresolutie 2254 (2015), die unaniem was aangenomen. Nederland zal in Raadskader bespreken op welke wijze druk op Assad en Rusland uitgeoefend kan worden. Daarbij dienen alle mogelijke politieke en diplomatieke middelen in overweging te worden genomen. Het kabinet sluit niet bij voorbaat middelen uit, al zijn sancties op dit moment niet aan de orde.

Naar boven