Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2013-2014 | 21501-02 nr. 1318 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2013-2014 | 21501-02 nr. 1318 |
Vastgesteld 15 januari 2014
De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken en de vaste commissie voor Europese Zaken hebben op 14 november 2013 overleg gevoerd met Minister Timmermans van Buitenlandse Zaken over:
– de brief van de Minister van Buitenlandse Zaken d.d. 8 november 2013 met de geannoteerde agenda van de Raad Buitenlandse Zaken van 18 november 2013 (Kamerstuk 21 501-02, nr. 1302);
– de brief van de Minister van Buitenlandse Zaken d.d. 25 oktober 2013 met het verslag van de Raad Buitenlandse Zaken van 21 oktober 2013 (Kamerstuk 21 501-02, nr. 1300);
– de brief van de Minister van Buitenlandse Zaken d.d. 4 oktober 2013 inzake de inzet van het kabinet voor de Top van het Oostelijk Partnerschap op 28 en 29 november 2013 in Vilnius en een kabinetsreactie op de motie Omtzigt met betrekking tot gedwongen terugkeer (Kamerstuk 21 501-20, nr. 810).
Van dit overleg brengen de commissies bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, Eijsink
De voorzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken, Knops
De griffier van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, Van Toor
Voorzitter: Van Bommel
Griffier: Van Toor
Aanwezig zijn vijf leden der Kamer, te weten: Van Bommel, Servaes, Sjoerdsma, Ten Broeke en Omtzigt,
en Minister Timmermans van Buitenlandse Zaken, die vergezeld is van enkele ambtenaren van zijn Ministerie.
Aanvang 10.00 uur
De voorzitter: Wij hebben voor dit algemeen overleg twee uur uitgetrokken. Ik verwelkom de Minister van Buitenlandse Zaken. Er zijn op dit moment vier woordvoerders. Vandaag wordt de begroting van het Ministerie van Defensie behandeld. Wellicht wordt het dus niet veel drukker. Toch wil ik er rekening mee houden dat de deur nog niet op slot is. Daarom zou ik willen uitgaan van vier minuten spreektijd in de eerste termijn. Ik constateer dat de Kamerleden daarmee instemmen.
De heer Servaes (PvdA): Voorzitter. Ik begin met het Oostelijk Partnerschap en ik wil daarna het een en ander over Syrië zeggen. Dan zal ik bekijken hoe ver ik met mijn spreektijd ben.
De discussie in de RBZ en straks ook in Vilnius zal vooral over Oekraïne gaan, over het wel of niet ondertekenen van het associatieakkoord. Het lijkt mij goed om vandaag ook heel even stil te staan bij de andere landen, want er nemen nog vijf andere landen deel aan het Oostelijk Partnerschap, bijvoorbeeld Georgië. Vorige week was de Minister van, zoals dat heet, Euro-Atlantische integratie op bezoek. Ik vind het goed om daar aandacht aan te besteden, want Georgië heeft de duidelijke keuze gemaakt om zich op Europa en op Westerse waarden te richten, ondanks de moeilijke omstandigheden waarin het land verkeert. Het land heeft goede verkiezingen achter de rug en een vreedzame overgang van de ene partij naar de andere partij. Het is belangrijk om hier op te merken dat Georgië en ook Moldavië aanstonds een associatieakkoord met de EU kunnen sluiten.
Aan de andere kant van het spectrum staan landen als Wit-Rusland en Azerbeidzjan, waar verkiezingen nog altijd verre van democratisch zijn en waar eigenlijk geen enkele inspanning geleverd wordt om het geschil met Armenië over Nagorno-Karabach op te lossen. Gisteren verscheen er een rapport van Amnesty over een aantal hoge gevangenisstraffen voor kritische journalisten. Hoe moeten we daarmee verdergaan? Heeft samenwerking met de regeringen van die landen in het Oostelijk Partnerschap op deze manier nog wel zin? Kunnen we ons niet beter richten op ondersteuning van de oppositie en van het maatschappelijk middenveld dan op de regeringen van deze landen zelf, die hiervoor zelf beperkte interesse hebben?
Van Oekraïne is de komende weken duidelijk een eindsprint nodig, met name met betrekking tot de wetten die nog behandeld zouden moeten worden. Gisteren heeft het Europees Parlement besloten om zijn monitoringmissie aan te houden en nog geen verslag uit te brengen. Het blijft dus zaak om de komende weken hierop druk te houden. Mijn fractie geeft de Minister de ruimte om dat te doen in de RBZ, maar ook om te handelen op basis van de ontwikkelingen in de aanloop naar «Vilnius». Ik heb al eerder aangegeven dat het voor mijn fractie niet stopt bij «Vilnius», maar dat wij de ontwikkelingen ook daarna zullen blijven volgen en op al die terreinen voortgang willen zien: de kieswet, anticorruptie, een onafhankelijke aanklager en het bredere probleem van selectieve rechtspraak. Na een eventuele ondertekening zullen wij de ratificatie van het associatieakkoord en van het vrijhandelsakkoord afhankelijk maken van de voortgang op die punten. Wij vragen de Minister of hij bereid is om dit uit te dragen tijdens de RBZ en tijdens de top zelf.
Met betrekking tot Syrië is het pijnlijk om te zien hoe moeizaam de besprekingen in de richting van een vredesconferentie verlopen. De oppositie en het regime van Assad, maar ook de internationale gemeenschap maken zeer langzaam voortgang. De oppositie heeft zich de laatste dagen gelukkig weer enigszins verenigd, maar heeft ook een aantal voorwaarden gesteld aan deelname. Die voorwaarden betreffen humanitaire corridors en het vrijlaten van gevangenen. Ik vraag de Minister hoe hij de laatste situatie beoordeelt en of hij denkt dat het überhaupt nog gaat lukken om voor het eind van dit jaar een vredesconferentie te houden.
De OPCW doet intussen goed werk onder leiding van de Nederlandse delegatieleidster, maar wij maken ons zorgen over de financiële ondersteuning van deze missie; daar hebben we Kamervragen over gesteld. Er zijn berichten dat de missie het nog maar een of twee maanden vol zou kunnen houden. Dat kan bij deze Nobelprijswinnaar niet het geval zijn. Ik lees in de brief dat het kabinet nadere ondersteuning aan het trust fund overweegt. Ik vraag de Minister of hij daarover al meer duidelijkheid kan geven en of andere landen bereid zijn om een bijdrage te leveren.
Dit ging over chemische wapens, maar de gruwelijkheden gaan natuurlijk door. Human Rights Watch berichtte deze week dat het inmiddels 56 gevallen van het gebruik van chemische brandbommen heeft geconstateerd. Dat is natuurlijk vreselijk. Daarbij vallen veel slachtoffers met zware brandwonden, onder wie ook schoolkinderen. Mijn fractie vindt het tijd dat wij ook op dit punt de druk op het Syrische regime opvoeren. Als wij het regime vragen om het OPCW-verdrag te ondertekenen, zouden we het regime ook moeten vragen om het derde protocol van de conventie over conventionele wapens te onderschrijven. Die conventie is door bijna de hele wereldgemeenschap ondertekend, maar Syrië onthoudt zich daar nog steeds van. Ziet de Minister mogelijkheden om dit te agenderen en de druk op te voeren?
Tot slot – gelet op de blik van de voorzitter – de humanitaire situatie. Die blijft natuurlijk schrijnend. Op dat punt lees ik in de brief iets over een opening voor Nederland om een extra bijdrage te leveren. Dat zou mijn fractie zeer verwelkomen. Is daar inmiddels meer duidelijkheid over? Natuurlijk vraag ik ook of er inmiddels voortgang is geboekt met het leveren van extra bijdragen door de andere Europese landen en bijvoorbeeld ook door de EU via het ECHO.
De heer Sjoerdsma (D66): Voorzitter. Dit is de laatste Raad Buitenlandse Zaken die voorafgaat aan de top in Vilnius. Op die belangrijke top wordt gewogen welke landen van het Oostelijk Partnerschap in aanmerking komen voor associatie- en vrijhandelsakkoorden, maar wordt ook gekeken naar visumliberalisatie. Mijn fractie steunt met nadruk de stelling van dit kabinet dat landen zelf het tempo bepalen van politieke associatie en economische integratie met de Unie. Dat is op dit vlak juist de kracht van de EU, zeker als je dat contrasteert met de soms botte geopolitieke machtspolitiek van Rusland in datzelfde gebied.
D66 is tevreden dat dit kabinet geen obstakels meer ziet voor parafering van de associatie- en vrijhandelsakkoorden met Georgië en Moldavië. Beide landen kijken ondanks soms zeer sterke Russische druk nadrukkelijk westwaarts. D66 is het ook met het kabinet eens dat verdere positieve stappen met Oekraïne afhankelijk zijn van de ontwikkeling in de komende weken, waarschijnlijk tot aan de dag van de top zelf. We weten allemaal hoe het zit met de selectieve rechtspraak en de verkiezingswet. Ik heb nog wel een vraag over het visumliberalisatietraject. Op dat punt is de brief een klein beetje dubbelzinnig. In hoeverre voldoen Moldavië, Georgië en Oekraïne op dit moment aan de voorwaarden om tot visumliberalisatie over te gaan en kunnen we hierover beslissingen verwachten in Vilnius?
In Syrië werden deze week weer scholen in Damascus gebombardeerd. De Wereldgezondheidsorganisatie heeft een polio-uitbraak bevestigd en honderdduizenden kinderen zijn niet gevaccineerd, terwijl buurlanden helaas steeds vaker de grenzen dichthouden. D66 verwelkomt daarom de voorzittersverklaring van de Veiligheidsraad over het verbeteren van de toegang tot humanitaire hulp in Syrië zelf, maar op de grond lijkt er niets verbeterd. We hebben het hier al vaker gewisseld: de omvang van de ellende is enorm en neemt toe. We moeten ons voorbereiden op een situatie die naar alle waarschijnlijkheid nog zeker enkele jaren zal blijven bestaan. Dat roept de vraag op hoe we de vluchtelingen langdurig kunnen ondersteunen op het gebied van de noodzakelijkste behoeften, maar ook hoe we kunnen voorkomen dat er een verloren generatie Syrische jongeren ontstaat. Daarnaast: hoe ondersteunen we buurlanden zodanig dat zij deze uitdaging structureel aankunnen? We hebben het hier al heel vaak over gehad. Desondanks zou ik heel graag zien dat de EU, waarschijnlijk samen met de Arabische Liga, de lead neemt om op dit punt tot een plan maar ook tot meer geld te komen. Nederland geeft disproportioneel veel geld, maar andere landen – we weten allemaal welke landen dat zijn – blijven achter. Ik vraag de Minister op welk percentage van de beloofde bijdragen we nu zitten. Zou het niet een goed idee zijn om Ashton er nog eens toe aan te sporen om een belrondje te maken naar de landen die achterblijven bij de betalingen die zij beloofd hebben?
De VN en de OPCW zijn nu op de grond, in verband met de chemische wapens. De Minister zegt dat de inspectie klaar is en dat de faciliteiten onklaar zijn. Nu komt de derde stap: de wapens vernietigen voor 30 juni 2014. Dat schreef de Minister op 8 november, maar op dezelfde dag meldde Reuters dat de Amerikanen en de Russen niet meer in die deadline geloven. Klopt dat en wordt het inderdaad zes maanden later? Moeten we, zoals collega Servaes al zei, de OPCW misschien niet een extra financieel steuntje in de rug geven, gelet op het tekort aan financiële middelen?
Iran staat niet op de agenda, maar mijn fractie wil er toch graag kort iets over zeggen. De vijf permanente leden van de Veiligheidsraad, Duitsland en Iran kwamen de afgelopen week verder dan we in decennia zijn gekomen. Lavrov moest zelfs een lunch met deze Minister afzeggen vanwege de vorderingen die geboekt zouden kunnen worden. Kerry kwam naar Genève op uitnodiging van Ashton. Hij zei dat men bijzonder dichtbij een akkoord was. Er is 30 uur meer gesproken dan in de 30 jaar hiervoor. Kan de Minister een appreciatie geven van wat er in Genève is gebeurd? En wat zijn, wat hem betreft, de randvoorwaarden voor een dergelijke deal?
Tot slot ga ik in op Israël en de Palestijnen. Er is heel weinig voortgang in de besprekingen, maar we zagen gisteren wel wat licht. Netanyahu riep zijn Minister van Huisvesting terug en zei dat de plannen voor duizenden nieuwe woningen op dit moment niet kunnen doorgaan en moeten worden herzien. D66 vindt dit een goed en welkom signaal en hoopt dat er meer van zulke signalen volgen. Wel vragen wij de Minister of hij een steeds hardnekkiger gerucht kan bevestigen dat afgesproken zou zijn dat in ruil voor de vrijlating van gevangenen Israël zou mogen doorbouwen tijdens de vredesonderhandelingen.
De heer Ten Broeke (VVD): Voorzitter. Zoals al bij de collega's is gebleken, staat het Oostelijk Partnerschap bij deze RBZ centraal. Dat is logisch. We hebben hier al een paar keren over gesproken en het lijkt nu naar een culminatiepunt te gaan. Ik denk dat we het er allemaal over eens zijn dat er met betrekking tot Georgië en Moldavië geen grote obstakels meer zijn. Sterker nog: beide landen verdienen in mijn ogen een compliment. Vorige week hadden we de Georgische Minister van Europese en Atlantische aangelegenheden op bezoek, Aleksi Petriashvili, en toen hebben we dit overgebracht. Georgië heeft in een paar jaar tijd laten zien dat het ook in dat gebied anders kan. Een totale focus op defensie en de confrontatie met de grote buur is verlaten en heeft plaatsgemaakt voor binnenlandse verzoening, een zachte lijn ten opzichte van Rusland en een oriëntatie op Europa en natuurlijk ook op de NAVO. Ik vind dit bemoedigend en we moeten dit ook ondersteunen.
Wit-Rusland en Azerbeidzjan zijn de andere einden van het spectrum. Dan blijft Oekraïne over. Van Oekraïne zal, zoals de heer Servaes goed omschreef, nog een kleine eindsprint gevraagd moeten worden om ondertekening mogelijk te maken. Daarbij springen een paar punten in het oog: de behandeling in tweede lezing van de verkiezingswet, de anti-corruptiewet, de hervorming van het kantoor van de openbare aanklager en de selectieve rechtspraak, waarvan de zaak-Timosjenko als symbool kan worden gezien. Het is jammer dat het nu vooral over de hospitalisatie van deze mevrouw gaat in plaats van over de principes die aan deze zaak ten grondslag liggen en die wat ons betreft centraal zouden moeten staan.
Ik wil echter ook een andere kant van deze zaak belichten. Hoe belangrijk dit ook is, vergelijk dit eens met twintig jaar geleden. Toevallig was ik daar twintig jaar geleden. Toen was Oekraïne nog een land waar homoseksuele relaties strafrechtelijk vervolgbaar waren. Vervolgens bleek het een van de eerste landen te zijn die deze vervolgbaarheid beëindigde. Daarmee is niet gezegd dat de zaak definitief is verbeterd. Dat is een kwestie van lange adem. Er zijn zeker zorgen, bijvoorbeeld over het optreden van de politie, het gevangen zetten van mensen en de selectieve rechtspraak – die zijn allemaal al genoemd – maar wat een verschil met twintig jaar geleden! De Sovjet-Unie viel toen de Muur viel, maar in zekere zin zou je kunnen zeggen dat er met dit partnership ook een eind komt aan de droom van Poetin om het oude Sovjetrijk op een andere manier te reconstrueren, omdat drie grote, belangrijke landen – daar reken ik Oekraïne toch gewoon bij – zich oriënteren op Europa en op de Europese invloedssfeer.
Dat neemt niet weg dat die druk op de ketel moet blijven. Ik snap dus wat men in het Europees Parlement heeft gedaan. Ik zou dat «de Servië-optie» willen noemen. Die is mij destijds goed bevallen. De regering moet vanzelfsprekend tot het laatste moment proberen druk uit te oefenen om een handtekening mogelijk te maken, maar daarna is het ook een zaak voor het parlement om een eigenstandige beoordeling over de ratificatie te maken. De Minister kan ervan verzekerd zijn dat de VVD daarbij onder andere zal kijken naar die hervorming van de kieswet, maar ook naar de anti-corruptiewet en het ontstaan van een anti-corruptielichaam, waaraan Oekraïne en trouwens ook Nederlandse investeerders in Oekraïne behoefte hebben. Een paar vrienden van mij zijn daar werkzaam en hebben dagelijks te maken met ellende door een gebrek aan transparantie om daar zaken te kunnen doen. Ik denk aan een onafhankelijk prosecutor's office en natuurlijk de selective justice. Wat ons betreft, zal de ratificatie mede daarvan afhankelijk zijn. Ik constateer dat we samen met de PvdA in ieder geval een meerderheid hebben om dat heel scherp te gaan bekijken. Wat ons betreft, zullen we die Servië-optie dus gebruiken.
In Egypte wordt de avondklok vandaag opgeheven. Dat lijkt goed nieuws, maar ik zie vooral heel veel ontwikkelingen de verkeerde kant opgaan. Of je nu kijkt naar de Egyptische talkshowhost Bassem Youssef, die onder de Moslimbroederschap nog relatief kritische programma's kon brengen maar nu van de zender is gehaald, of naar een zojuist verschenen rapport van de Thomson Reuters Foundation over de stand van zaken met betrekking tot vrouwenrechten, iets waarop een deel van de Nederlandse gelden gericht is, je kunt niet anders dan heel negatief zijn over de ontwikkelingen in Egypte. Toen de Moslimbroederschap daar de scepter zwaaide, waren we daar niet zo gelukkig mee, maar we konden niet ontkennen dat de verkiezingen daartoe hadden geleid. Ik wil ook nu eerlijk zijn, nu de militairen het daar voor het zeggen hebben. Egypte gaat zeker niet de goede kant op. Zijn er vanuit de EU en in het bijzonder door de Hoge Vertegenwoordiger Ashton nog pogingen ondernomen om de bemiddeling voort te zetten? Kan de Minister ook reageren op het zojuist genoemde rapport, waaruit zou blijken dat ruim 90% van de vrouwen slachtoffer zou zijn geworden van aanranding, dat vrouwenbesnijdenis weer op de weg terug is en meer van dat soort vreselijke ontwikkelingen?
We hoorden gisteren dat de Amerikaanse regering de Nigeriaanse islamitische terreurorganisatie Boko Haram op de terreurlijst heeft gezet, evenals de zusterorganisatie Ansaru. Misschien past dit niet helemaal in het bestek van deze RBZ, maar ik zou graag willen weten of Nederland of Europa, eventueel in samenspraak, dit ook op het oog heeft.
De voorzitter: Gaat u afronden?
De heer Ten Broeke (VVD): Zoals bekend is de VVD ervoor om met betrekking tot het sanctiebeleid jegens Iran trap op, trap af te gaan met de Amerikanen. Ik kijk met enige zorg naar de ontwikkelingen met betrekking tot de besprekingen. Ik denk dat «all is not over yet». Het zou zomaar over twee weken alsnog kunnen slagen. Daar hopen we allemaal op, maar ik denk dat de Amerikanen het beste zicht hebben op de vraag of de sancties op dit moment moeten worden aangescherpt. Dat klinkt uit mijn mond misschien een beetje gek, want ik heb in het verleden altijd voor aanscherping gepleit, maar wel altijd graag trap op, trap af met de Amerikanen. Ik snap dus wel iets van de Franse houding, maar ik krijg toch graag van de Minister een beoordeling daarvan.
Met betrekking tot Syrië sluit ik mij aan bij de opmerkingen van mijn collega's.
De heer Omtzigt (CDA): Voorzitter. De heren Cox en Kwaśniewski, allebei oud-voorzitter van het Europees Parlement en de laatstgenoemde voormalig president van Polen, zijn van hun zesentwintigste reis naar Oekraïne teruggekomen en schrijven in hun verslag nog steeds dat zij niet kunnen zeggen dat Oekraïne voldoet aan de voorwaarden om het deep free trade agreement en het associatieverdrag te ondertekenen. Zij sluiten niet uit dat Oekraïne voor 28 of 29 november aan de voorwaarden zou kunnen voldoen, maar zien dat de wet op de openbare aanklager en de verkiezingswet nog steeds in tweede lezing behandeld moeten worden. Dat zal waarschijnlijk op 19 november gebeuren in de Verchovna Rada. Er is natuurlijk ook nog steeds het probleem met de voormalige premier Timosjenko. Ik wil even focussen op dat tweede probleem, want nu dreigt te gebeuren dat iedereen net gaat doen alsof zij niet goed behandeld wordt in de gevangenis. Dat lijkt ook de insteek te zijn van de heersende partijen in Oekraïne. Er is veel aan te merken op de behandeling van Timosjenko, maar niet op de wijze waarop zij in de gevangenis is vastgehouden. Dat is een- en andermaal vastgesteld. Ook in het Europees Hof voor de Rechten van de Mens, waar zij geklaagd heeft over haar behandeling, is dat gedeelte volledig verworpen. Op het punt waarvoor Oekraïne veroordeeld is, namelijk het hebben van politieke gevangenen, zou het echter een voorwaarde moeten zijn dat Oekraïne volledig uitvoering geeft aan dat vonnis. Oekraïne is het enige land dat daar in de afgelopen jaren, in twee casussen – namelijk in de casus van Joeri Loetsenko en in de casus van mevrouw Timosjenko, voor veroordeeld is. Als Oekraïne geen uitvoering geeft aan dat vonnis, welk signaal geven wij dan, ook aan andere landen die niets doen? De conclusies in de brief over een land als Bosnië-Herzegovina, dat ook niet voldoet aan het vonnis van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens, zijn wel heel hard. Van dat land gaan we nu, als ik het goed begrijp, het geld intrekken. Ik denk dat we daar nog op terugkomen bij de bespreking van de uitbreidingsstrategie, maar dat wordt nog een «harde» discussie. Ik zou zeggen: dan moet dat ook ten aanzien van Oekraïne gebeuren. De Minister heeft met een aantal collega's voet bij stuk gehouden in de vorige vergadering, want ook toen al lag een voorstel van een aantal landen voor om in te stemmen met ondertekening. Wat het CDA betreft, dient de Minister opnieuw voet bij stuk te houden. Ik vraag de Minister expliciet om op dit moment niet in te stemmen met een associatieverdrag met Oekraïne. Dat betekent niet dat ik dit voor altijd verwerp, maar Oekraïne heeft nu tot de vorige vergadering en tot deze vergadering de tijd gehad en het is gewoon niet gelukt. De van te voren gestelde doelen zijn niet bereikt en we hadden de policy «strict but fair». Dan zou ik zeggen: dit keer is het dus strict en is het fair om strict te zijn.
De ramp die zich in Syrië voordoet, is nauwelijks te beschrijven. Als internationale gemeenschap staan we erbij en kijken we ernaar.
De heer Ten Broeke (VVD): Ik heb een vraag over Oekraïne, omdat dat een centraal punt is en omdat we volgens mij allemaal met dezelfde afwegingen zitten te stoeien. De heer Omtzigt sluit niet uit dat er nog het nodige gebeurt voordat «Vilnius» begint. Dat zullen we allemaal moeten afwachten. Dat geldt voor de hervormingen in de verschillende wetgevingstrajecten, maar tegelijkertijd constateert de heer Omtzigt dat Oekraïne wel voortgang heeft gemaakt. Ik snap de afweging van de CDA-fractie niet: waarom zegt zij nu al tegen de Minister dat zij haar standpunt – dat inhoudt: niet ondertekenen – heeft bepaald? Ofwel de heer Omtzigt heeft geloof in het voortgaande proces en sluit zich aan bij collega Servaes en mijzelf om dan ook als Kamer nog onze rol daarbij te kunnen spelen – dat noem ik maar even «de Servië-optie» – ofwel het maakt allemaal niet veel uit. In dat laatste geval blijft het een mooie analyse, maar staat voor de heer Omtzigt de uitkomst nu al vast. Ik snap het niet; het kan niet allebei waar zijn.
De heer Omtzigt (CDA): Natuurlijk geloof ik in de rol van de Kamer, maar laten we heel duidelijk zijn: er waren van tevoren een aantal doelen gesteld waaraan Oekraïne moet voldoen voor de ondertekening van het verdrag in Vilnius. Die doelen waren ten tijde van de vorige top niet gehaald. Toen hebben we hier gewogen en gezegd dat Moldavië en Georgië wel aan de vooraf gestelde doelen voldeden. Daarom kreeg de Minister toestemming om in die landen aan te kondigen dat het voor hen een feestje wordt in Vilnius: er wordt daar ondertekend; bestelt u de bloemen maar; we gaan het gewoon doen, klaar. Als de doelen – met name een nieuwe wet op de openbaar aanklager – gehaald zijn, is er nog meer dan genoeg te doen om te bekijken of dit ook een beetje fatsoenlijk geïmplementeerd wordt. Het moge duidelijk zijn dat er dan een heel mooie rol zou zijn voor de Kamer. Die wet zou echter aangenomen moeten zijn en die is niet aangenomen. Dat is waar wij op dit moment staan. We hebben iets te veel ervaring met Oekraïne. Het land heeft een extensie van de deadline gehad. Ik geloof niet dat al die drie punten voor 28 en 29 november op een fatsoenlijke manier worden opgelost, maar ik ben benieuwd wat de Minister daarvan zegt. Men zou de wet op de openbaar aanklager en de verkiezingswet in tweede lezing kunnen aannemen, maar op basis van wat er op dit moment gebeurt op het punt van selectieve rechtsspraak, vooral in de casus-Timosjenko, moet ik concluderen dat het gewoon niet gaat lukken voor 28 november.
De heer Ten Broeke (VVD): Dat moge zo zijn; dat zullen we moeten afwachten, maar daarom schort ik mijn oordeel nog even op en houd ik de kaarten met betrekking tot de ratificatie tegen de borst, omdat we daarin zelf ook een rol kunnen vervullen. Volgens mij doet de PvdA dat ook. Tegelijkertijd moeten we constateren dat met betrekking tot een aantal gestelde doelen wel degelijk de gewenste vordering is geboekt. Ik zou het dus niet meer dan logisch vinden dat de heer Omtzigt de Minister juist wel de ruimte geeft om dit tot het laatste moment te bekijken, want volgens mij zitten wij hier allemaal op dezelfde manier in. Tot slot vraag ik de heer Omtzigt of hij gevoelig is voor het argument dat niet-ondertekening het hele proces zou kunnen stoppen – dat argument horen wij van allerlei kanten – en dat de aantrekkelijkheid van het kiezen voor een andere invloedssfeer daardoor aanmerkelijk groter zou worden. Daarmee doel ik natuurlijk op Rusland.
De heer Omtzigt (CDA): Dat laatste snap ik, maar we hebben in het verleden te vaak gedacht dat wij de druk op het proces zouden houden als wij zouden tekenen voor de volgende stap. De van tevoren gestelde doelen voor dit punt zijn niet gehaald. Ik zou de doelen voor de eventuele ratificatie nog iets hoger stellen, want dan zou ik bekijken of de openbaar aanklager fatsoenlijk geïmplementeerd is. Zolang die wet niet eens is aangenomen en zolang we met Timosjenko nog geen stap verder gekomen zijn, ben ik echter bang dat je gewoon weer in het scenario van Bulgarije en Roemenië terechtkomt: je neemt een stap, je hoopt dat iets daarna recht wordt gezet, maar dat wordt uiteindelijk niet op tijd rechtgezet. Er zijn van tevoren vastgestelde doelen. Ik stel gewoon vast dat Cox en Kwaśniewski op dit moment vaststellen dat die doelen niet zijn gerealiseerd. Dit is het verslag dat zij gisteren hebben gestuurd en ik stel vast dat het realiseren van die doelen op dit moment niet aan de orde is.
Met betrekking tot Syrië moeten de Europese landen bekijken wat hun rol is. We kunnen nog praten over vluchtelingenkampen. De vragen daarover zijn zeer terecht. Er is ook zeer terecht gevraagd of de landen die zeggen dat zij betalen, echt betalen. Dat geldt ook bij de OPCW, maar de essentie van het conflict lijkt niet dichterbij een oplossing te komen. De vredesconferentie in Genève lijkt niet in het gewoonlijke tempo van de grond te komen. Dat is buitengewoon zorgelijk, met de aanhoudende grote gewelddadigheden, het steeds grotere sektarische karakter van deze oorlog en het feit dat er elke paar maanden een miljoen mensen méér intern op de vlucht slaan. Dat levert binnen de kortste termijn, binnen een paar maanden, grote rampen op. Dat kunnen besmettelijke ziektes zijn; er zijn al gevallen van polio. Dat kan betekenen dat mensen omkomen van de honger. Dat is waar wij op dit moment staan in deze oorlog. Deze oorlog is dus geen militaire oorlog meer. De oorlog zal grote aantallen burgerslachtoffers eisen als er niet wordt ingegrepen voor de winter. Mijn vraag in dezen is of de Minister bereid is om in Europees verband ervoor te pleiten om via de VN-Veiligheidsraad te vragen om de situatie in Syrië door te verwijzen naar het Internationaal Strafhof, zodat er actie wordt ondernomen en mensen worden opgepakt. Ik snap dat dit moeilijk ligt, maar wanneer beginnen we dan met oppakken? Wie is er tot nu toe opgepakt? Wat doen wij op dit moment als internationale gemeenschap om deze oorlog te beëindigen?
Hebben wij van Kroatië antwoorden gekregen over de wapenleveranties en, zo ja, wat waren die antwoorden? En hoe is het met onze militairen die actief zijn tussen Israël en Syrië, in de bufferzone? Hoe is het gesteld met hun veiligheidssituatie?
Met betrekking tot Israël sluit ik mij aan bij de vragen van de collega van D66. Ik wil graag weten hoe de nederzettingenbouw op dit moment geapprecieerd wordt door de Minister.
Wat Nigeria betreft: ook ik ben bereid om te bekijken of Boko Haram op de terreurlijst kan worden geplaatst. Net als de heer Ten Broeke begrijp ik dat daar nu niet toe besloten kan worden, maar is de Minister bereid om informeel te polsen of daar draagvlak voor bestaat?
Voorzitter: Ten Broeke
De heer Van Bommel (SP): Voorzitter. Deze top zal vooral in het teken staan van het Oostelijk Partnerschap. Op dat punt worden mogelijk historische stappen gezet. De positie van Georgië en Moldavië is duidelijk: na het positieve proces dat zich daar heeft afgespeeld, kunnen nu vervolgstappen worden gezet. Wat Armenië betreft, lees ik in het verslag dat er gedacht wordt aan een versterkte vorm van samenwerking; die moet mogelijk blijven, ondanks de oriëntatie op de Russische Federatie. Aan welke vorm wordt daarbij concreet gedacht? We hebben in het verleden steeds gezegd: als men kiest voor de ene richting, is daarmee het pad van de andere samenwerking in de zin van overeenkomsten afgesloten, maar kennelijk wordt er gedacht aan een tussenvorm. Ik ben zeer benieuwd aan welke exacte vorm daarbij wordt gedacht.
Met betrekking tot Oekraïne zitten we met een probleem. De Minister spreekt terecht van «symboolpolitiek» en vreest mogelijk terecht dat op het laatste moment nog stappen worden gezet waarvan we niet kunnen beoordelen of die in de praktijk daadwerkelijk kunnen worden geïmplementeerd. Daarbij gaat het om democratie en rechtsstaat. Dat zijn zeer belangrijke aspecten als wij met landen dergelijke overeenkomsten sluiten in het kader van het Oostelijk Partnerschap. Ik vraag de Minister daarom hoe hij wil voorkomen dat dit bij symboolpolitiek blijft. Wat de kwestie-Timosjenko betreft, kan ik mij enerzijds aansluiten bij de inbreng van de heer Omtzigt. Anderzijds moet ik zeggen dat wij, als dit de laatste resterende zaak zou zijn, ook naar het grotere plaatje moeten kunnen kijken. Het kader van de rechtsstaat en het kader van de democratie moeten naar mijn oordeel dan zwaarder wegen.
Met betrekking tot Syrië is het te loven dat nu op de grond daadwerkelijke stappen worden gezet en vorderingen worden geboekt met betrekking tot het vernietigen van chemische wapens en het onklaar maken van installaties. Het vredesproces kan nu verder gestalte krijgen. Zijn er naar de inschatting van de Minister reële kansen om alle relevante partijen daadwerkelijk in een conferentie aan de tafel te krijgen? Daarbij is het van groot belang dat er geen voorwaarden vooraf worden gesteld die bij voorbaat roet in het eten gooien. Alleen bij een conferentie zonder die voorwaarden vooraf kunnen we verwachten dat alle partijen aan tafel komen en dat er ook een vruchtbare agenda is.
Er zijn nog veel zorgen over de situatie in Syrië zelf. Human Rights Watch heeft daar een rapport over gemaakt. Dat gaat verder dan alleen de oorlog in Syrië zelf: het gaat ook in op de betrokkenheid van Turkije, dat te weinig doet om te voorkomen dat wapens de Turks-Syrische grens overgaan. Ook gaan er veel rebellen via Turkije naar Syrië. Dat is een concreet probleem dat ook Nederland aangaat via onze aanwezigheid met Patriots in Turkije, waarover we wellicht binnenkort weer gaan spreken. Ik verneem daarom graag het oordeel van de Minister over de Turkse betrokkenheid bij het Syrische conflict.
Over de vluchtelingen in en om Syrië kunnen we zeggen dat we, nu de winter gaat invallen, te maken krijgen met een mogelijke humanitaire ramp. In dat opzicht is het verontrustend dat Turkije op verschillende plaatsen een muur bouwt aan de grens met Syrië. Wat zullen daarvan de gevolgen zijn en zijn hier internationaal afspraken over gemaakt, ook met de VN, die een belangrijke rol spelen bij de opvang van de vluchtelingen?
Ik sluit mij aan bij de door de heer Ten Broeke uitgesproken zorgen over de positie van vrouwen in Egypte. Het rapport van Thomson Reuters zet Egypte op het punt van vrouwenrechten in de beklaagdenbank. Op de desbetreffende landenlijst staat Egypte op de eerste plaats, gevolgd door Irak en daarna pas door Saudi-Arabië, het land dat we in dit verband het meest noemen. Egypte blijkt het dus nog slechter te doen. Wat komt er terecht van het Nederlandse beleid «more for more, less for less» met betrekking tot inclusiviteit, zowel op het punt van vrouwenrechten als op het punt van alle politieke krachten in Egypte? Als we uitgaan van een inclusief democratisch proces, zou er op de een of andere wijze ook een positie moeten zijn voor de aanhangers van de Moslimbroederschap. Of sluiten Europa en de Minister zich aan bij de Egyptische wensen om de Moslimbroederschap en de aanhangers daarvan volledig uit te sluiten van het politieke proces? Volgens mij zou dat weer een volgend probleem creëren voor de toekomst van Egypte. Ik hoop dus dat daar echt naar wordt gekeken.
Mijn fractie maakt zich grote zorgen over recente uitspraken van de Libische premier Zeidan. Daarin wekte hij de suggestie dat de in Libië ontstane chaos buitenlandse machten ertoe zou kunnen verleiden om opnieuw te komen tot een interventie in Libië. Daarmee is het belang van Libië zeker niet gediend. Ik vraag de Minister daarom of hem bekend is of daar serieuze plannen dan wel gedachten over bestaan. Ja, het is een chaos in Libië, maar een militaire interventie of buitenlandse betrokkenheid, anders dan in de sfeer van opbouw en het steunen van de goede krachten in Libië, zou zeker geen goede bijdrage leveren. Daarover krijg ik graag nadere informatie van de Minister.
Voorzitter: Van Bommel
Minister Timmermans: Voorzitter. Ik dank de leden voor hun inbreng in eerste termijn. Ik stel vast dat de Kamer met betrekking tot Georgië en Moldavië eensgezind is. Die landen zijn toe aan een volgende stap in hun partnerschap met de EU. Het stemt mij tevreden dat ook de Kamer daar zo tegen aankijkt. Ik teken daar overigens bij aan dat datgene wat wij nu doen met het Oostelijk Partnerschap, duidelijk geen lidmaatschapstraject is. In de beeldvorming geldt dit heel vaak als de volgende stap naar een lidmaatschap, maar dat is totaal niet aan de orde. Ik sluit niet uit dat dit over een aantal decennia misschien wel aan de orde zal zijn, maar dit is voor geen van die landen aan de orde op enige politiek hanteerbare termijn. We spreken in dit verband dus over iets anders dan ten aanzien van de landen in de westelijke Balkan. Het is ook voor de publieke discussie niet zonder nut om dat steeds te blijven benadrukken.
Met sommige landen in het Oostelijk Partnerschap gaat het helemaal niet goed, met name met Wit-Rusland. Dat is nog steeds een dictatuur in het geografische hart van Europa. Met die dictatuur kan de EU geen voortgang boeken, zolang daar niet een politieke dooi ontstaat. Dat ben ik zeer met de Kamer eens. Ook Azerbeidzjan is een punt van zorg, zeker met betrekking tot de democratie en de rechtsstaat. Dat land blijft een onderwerp van veel discussie, omdat er in die regio veel spanningen zijn. Tussen Azerbeidzjan en Armenië speelt nog een grote discussie over het zogenaamde frozen conflict over Nagorno-Karabach, waarbij ook andere spelers in de regio een rol spelen, zoals Rusland ten aanzien van Armenië. Armenië is met «arm twisting», dus met veel druk, gedwongen tot toetreding tot de Euraziatische Unie. Tegelijkertijd zoekt de EU naar een invulling van de relatie met Armenië. Dat kan niet de associatieovereenkomst zijn die bij het Oostelijk Partnerschap zou horen, want dat kan gewoon niet qua markttoegang. Ik vind echter wel dat de EU niet het spel moet spelen dat door sommigen in Rusland wordt gespeeld, door te zeggen: Rusland heeft dat land binnen; daar hebben wij dus niets meer mee. Je moet juist proberen om niet in de zero sum game te trappen die sommigen willen spelen. Armenië heeft een keuze gemaakt, maar tegelijkertijd blijft Armenië een land waarmee de EU de betrekkingen graag verbetert. Dat kan niet op dezelfde manier; we moeten dus naar alternatieven zoeken. Er wordt nu in Brussel flink nagedacht over hoe die alternatieven eruit gaan zien. Het zal nog wel even duren voordat wij helderheid hebben over hoe dit vorm moet krijgen, maar het belangrijkste signaal is dat wij met Armenië in gesprek willen blijven. Het is niet zo dat Armenië nu op een soort zwarte lijst komt omdat het een bepaalde keuze heeft gemaakt. Gelet op de afhankelijkheid van Armenië ten opzichte van Rusland, zowel op het terrein van de veiligheidspolitiek als op economisch terrein, hoeft die keuze overigens niet zeer te verbazen. Het moment waarop dit gebeurt, verbaast misschien wel, maar de keuze zelf hoeft ons niet zeer te verbazen.
De grote kwestie die in Vilnius bij de top speelt, is natuurlijk Oekraïne. Ik bemerk op dit moment nervositeit bij alle partijen. Ik was de afgelopen dagen in New Delhi voor de ASEM, het samenwerkingsverband tussen Europa en Azië. Er wordt ook heel erg naar Nederland gekeken, in de zin van: «Wat gaan jullie nou doen? We maken ons zorgen. Welk signaal moeten we afgeven? Denken jullie ook wel aan de geostrategische belangen die hier spelen?» De voornaamste zorg die op dit moment bij alle collega's speelt, is of Oekraïne bereid is om de stappen te zetten die het nog moet zetten voordat de top in Vilnius aan de orde is. Ik zou de Kamer de ruimte willen vragen om ons oordeel over wat wij gaan doen, pas te geven wanneer wij definitief kunnen vaststellen of Oekraïne voldoet aan de voorwaarden. Net als Cox en Kwaśniewski kan ik vandaag niet vaststellen of Oekraïne daaraan voldoet. Vandaag voldoet het land daar niet aan, maar we kunnen niet vaststellen of het land daar nog voor de top wel aan kan voldoen. Ik moet dat oordeel op dit moment gewoon nog even boven de markt laten hangen. Ik ben blij dat ik in de afgelopen RBZ van ongeveer een derde van het aantal lidstaten steun heb gekregen voor de Nederlandse positie. Die positie houdt in dat het nu nog te vroeg is om conclusies te trekken over Oekraïne. Die positie is niet onopgemerkt gebleven, want ook mijn Poolse collega heeft geen gelegenheid voorbij laten gaan om in de media aan te geven: pas op, Oekraïne, die Nederlanders kunnen voor jullie weleens roet in het eten gooien als jullie niet aan de voorwaarden voldoen. Dat klopt; dat zullen we zeker doen en we zullen daar zeker niet alleen in staan. Ook andere lidstaten zullen hier nauw op toezien.
Ik moet eerlijk zeggen dat ik af en toe niet weet of president Janoekovitsj wel in de gaten heeft welk spel hij op dit moment speelt. Ik heb weleens de indruk dat hij de positie van Oekraïne enigszins overschat; met andere woorden: dat hij denkt dat Oekraïne in dat gedoe met Rusland nu zo belangrijk is voor de EU dat de EU altijd zal tekenen, wat Oekraïne ook doet. Dat is niet de situatie. Die boodschap moet in Kiev heel duidelijk voor het voetlicht komen. Ik ben daarom heel tevreden over de opstelling van Cox en Kwaśniewski, want ook zij laten hierover geen misverstand bestaan.
De kwestie-Timosjenko is hierbij natuurlijk niet zonder belang. Mevrouw Timosjenko heeft recht op een eerlijke procesgang en de politisering van justitie in Oekraïne moet stoppen. Dat is een harde eis van de EU, maar ik wil hierbij aantekenen dat we niet moeten doen alsof mevrouw Timosjenko zelf heilig is en zich nooit aan iets heeft bezondigd. Wat dat betreft, zitten er twee kanten aan dit verhaal. Ook iemand die verdacht wordt van ernstige misdrijven, heeft echter recht op een eerlijke procesgang. Daarvan is in dit geval naar ons oordeel geen sprake geweest. Ik vermoed dat deze kwestie nog tot het laatste moment boven de markt zal blijven hangen. Ik kan vandaag oprecht niet zeggen of ik denk dat Oekraïne de eindstreep voor «Vilnius» gaat halen; dat zullen we de komende tijd moeten bezien. Vervolgens komt er ook nog een heel traject voor de ratificatie, zoals de heren Ten Broeke en Servaes terecht aangaven. Dan ligt dit toch echt in de Kamer. Als we zouden tekenen in Vilnius, betekent die Nederlandse handtekening dat het Nederlandse kabinet zich ertoe verplicht om zijn best te doen om ratificatie mogelijk te maken. Dat is nu eenmaal de volkenrechtelijke betekenis van een handtekening, maar ik weet dat de Kamer zelf bepaalt of dat wetsvoorstel de eindstreep haalt. Daarbij zal natuurlijk ook een beoordeling worden meegenomen van de situatie na de ondertekening, en dat is terecht. Ook degenen die coûte que coûte sterk voorstander zijn van ondertekening, waartoe ook sommige van de wat recenter toegetreden lidstaten behoren, wijzen er overigens voortdurend op dat er in het ratificatieproces nog alle ruimte is. Als zij daar zelf ook op wijzen, ga ik ervan uit dat de Kamer die ruimte ook zal nemen, mocht het zover komen.
Ik vind verder dat men op het punt van de wetgeving vorderingen heeft gemaakt; daar moeten we eerlijk over zijn, ook al zullen we ook op dat punt de vinger heel goed aan de pols moeten houden. Tegen de heer Omtzigt, die zelf begon over «strict and fair», zeg ik echter dat het niet fair is om in dit traject nu nog nieuwe eisen op tafel te leggen. Ik kreeg uit de inbreng van de heer Omtzigt de indruk dat hij nieuwe eisen heeft op het punt van de implementatie. Nederland heeft met andere landen altijd eisen gesteld en daar houden we de Oekraïners ook aan. Ze hebben nog een kans om vóór «Vilnius» aan die eisen te voldoen. Het is wel een muizengaatje waar ze dan nog doorheen moeten, maar ze hebben die kans nog wel. Als ze dat doen, vind ik dat Nederland moet tekenen in Vilnius. Of ze dat halen, zien we tegen die tijd.
De heer Omtzigt (CDA): Op welk punt heeft de Minister het gevoel dat ik een aanvullende eis stelde? Ik heb de openbaar aanklager, de verkiezingswet en selective justice ten opzichte van Timosjenko genoemd. Die hebben altijd op het lijstje van Kwaśniewski en Cox gestaan.
Minister Timmermans: Als de heer Omtzigt verwijst naar Kwaśniewski en Cox, zijn we het weer helemaal eens, maar ik dacht in de bijdrage van de heer Omtzigt te horen dat hij ook nog extra eisen stelt op het punt van de implementatie van die wetgeving. Zo begreep ik hem, maar dat heb ik kennelijk verkeerd begrepen.
De heer Omtzigt (CDA): Dat is in het vervolgtraject. Voor de ondertekening zijn dit de eisen. Als daaraan nu zou zijn voldaan, zouden ook wij ja hebben gezegd, maar er is niet aan die drie dingen voldaan. Ik heb echter ook alvast gezegd dat wij voor de ratificatie in de Kamer zullen bekijken of de wetgeving over de openbaar aanklager ook geïmplementeerd wordt. Dat was de portee.
Minister Timmermans: Dan zie ik ook op dat punt een beetje een Kamerbrede overeenstemming.
De heer Ten Broeke (VVD): Ik heb behoefte aan nadere verduidelijking.
De voorzitter: Ik dacht dat het nu helemaal opgehelderd was. U gaat het nu toch niet weer problematiseren?
De heer Ten Broeke (VVD): Ik begrijp nu dat de heer Omtzigt dezelfde positie heeft als de rest van de Kamer.
De voorzitter: Dat is uw conclusie.
De heer Ten Broeke (VVD): Dat is inderdaad mijn conclusie.
De voorzitter: Dank u wel daarvoor.
Minister Timmermans: Ik ben de Kamer dankbaar voor deze Kamerbrede duidelijkheid. Dat maakt de positie van de Nederlandse regering in dit traject helderder. Dat geeft mij maandag ook de kans om dit nog eens duidelijk te zeggen in de Raad. Ik herhaal dat ik het ontzettend fijn vind dat ook Cox en Kwaśniewski die harde en heldere lijn hebben ingezet. Als het nu nog niet tot president Janoekovitsj doordringt, weet ik het ook niet meer.
De voorzitter: De heer Sjoerdsma heeft op dit punt een vraag gesteld over visumliberalisatie.
De heer Sjoerdsma (D66): Dat klopt.
Minister Timmermans: Oekraïne staat nog aan het begin van dat traject. Dat duurt dus nog wel even. Hierover zal in Vilnius zeker geen besluit worden genomen.
Georgië heeft voortgang geboekt ten aanzien van de wetgeving die moest worden aangenomen. We moeten nog wachten op de voortgangsrapportage van de Commissie, maar ook hierover zal in Vilnius geen besluit worden genomen. Je kunt wel zeggen dat er vooruitgang wordt geboekt, maar men moet nog door de implementatiefase heen. Moldavië is het verst op weg; dat land is aan het eind van de implementatiefase. Het voortgangsrapport van de Commissie wordt nog deze week verwacht. Volgens mij is men vorige week nog in Moldavië geweest om ter plekke alles te beoordelen. Wanneer die voortgangsrapportage er is, zullen we die goed bekijken. Ik weet niet of hierover al in Vilnius een besluit kan worden genomen. Daar kan ik nu nog niets over zeggen, omdat we die voortgangsrapportage afwachten. Volgens mij is men over het algemeen redelijk positief over wat Moldavië heeft bereikt, met name op het punt van de grensbewaking op ingewikkelde plekken binnen Moldavië zelf.
De heer Ten Broeke (VVD): Het is evident dat Moldavië inderdaad de meeste vooruitgang heeft geboekt; het land is al aan het eind van de tweede fase. Gaan er ook nog Nederlandse specialisten kijken? Of is dat al een onderdeel van die voortgangsrapportage?
Minister Timmermans: Ik weet dat de Commissie daar nu mee bezig is. Nederland heeft op dat punt een zeer lange track record, zeker op het punt van de douane en de grensbewaking. Als daar behoefte aan is, zullen we dat doen; misschien kan ik het zo met u afspreken. Er zijn op dit moment geen concrete plannen op dat vlak, maar als daar behoefte aan is, zullen we dat zeker doen. Dat heeft indertijd ook in de Baltische landen zeer positieve effecten gehad. Volgens mij heb ik daarmee het Oostelijk Partnerschap behandeld.
Ik ben het eens met iedereen die zegt dat de situatie op de grond in Syrië vreselijk, verschrikkelijk is. Humanitair is het een ramp. Militair is er geen uitzicht op een overwinning. Het regime boekt hier en daar wel vooruitgang, maar een totale militaire overwinning zal ook het regime niet kunnen behalen. Alles dwingt ons dus om ons volledig in te zetten voor het starten van onderhandelingen in Genève of in ieder geval van het Genève-proces, ongeacht waar die onderhandelingen plaats zullen vinden. Ik vind het positief dat ook de oppositie, die lang heeft gedraald – in de zin van: «willen we wel met het regime aan tafel?» – er nu voor heeft gekozen om deel te nemen aan het overleg, een delegatie heeft weten samen te stellen en een nieuwe regering heeft weten te formeren. Natuurlijk blijft de situatie kwetsbaar en blijft de vraag op tafel liggen hoe sterk die regering en die delegatie de verschillende op de grond actieve groeperingen vertegenwoordigen, maar het is toch een stap vooruit. In de contacten die ik de afgelopen week heb gehad, ook met direct betrokkenen, komt het beeld naar voren dat de mogelijkheid nu dichterbij is dat men daadwerkelijk gaat praten, zonder dat er daarvoor een concrete datum is. Het idee dat Assad een totale militaire overwinning zou kunnen behalen, leeft volgens mij ook niet meer zozeer aan de kant van Assad. Ook dat helpt om die gesprekken tot stand te brengen.
Wat het OPCW Trust Fund betreft: er is nu 7,9 miljoen euro ontvangen van zeven landen, waaronder Nederland. Daarnaast gaat het om Canada, Duitsland, Estland, het Verenigd Koninkrijk, de VS en Zwitserland. Korea heeft een bijdrage van 1 miljoen dollar aangekondigd en ook Iran zou overwegen om een bijdrage te leveren. Er is dus geen nijpend tekort aan geld. Daarnaast hebben we in het kabinet besloten om nog 1,5 miljoen beschikbaar te stellen, onder meer voor de logistiek en de beveiliging van de gezamenlijke missie van de OPCW en de VN, zodat ook die haar werk kan doen. Daarnaast stellen we een Nederlandse diplomaat beschikbaar voor het kernteam van mevrouw Kaag, dat de missie vanuit Syrië coördineert. We proberen dus ook aan die kant met raad, daad en geld deze missie te laten slagen. Met alle vrees van tevoren of de missie haar werk zou kunnen doen, moeten we zeggen dat dit in die context en in de context van de chaos die in Syrië heerst, tot nu toe toch een opmerkelijk succesvolle missie is. We zijn er natuurlijk nog niet, maar de toegang die geboden is en de kans op vernietiging van de chemische wapens zijn positief.
De heer Servaes vroeg naar het derde protocol over de conventionele wapens. Ik heb daar op dit moment geen duidelijkheid over. Ik wil dit maandag nadrukkelijk met collega's bespreken. Ik vind dit een goed punt om op te pakken met mijn collega's in Brussel om te bekijken of we op dat punt vooruitgang kunnen boeken. Het is een beetje curieus dat de wapenleveranties van Russische kant gewoon doorgaan. Misschien kunnen we via die weg ook ten aanzien van de Russen nog iets bereiken.
Ik ben het eens met iedereen die zegt dat de humanitaire situatie schrijnend blijft. Daar moeten we blijvende aandacht voor vragen. Ik vind het een goed idee van de heer Sjoerdsma om maandag nog eens met Cathy Ashton te bespreken wat we gezamenlijk zouden kunnen doen om andere landen nog eens aan te spreken op de toezeggingen. Ik heb op dit moment niet een volledig geactualiseerd beeld van wat er allemaal is gegeven. Ik heb wel de indruk dat de landen die eerder dachten dat zij met heel veel geld en wapens voor de oppositie een doorbraak zouden gaan forceren, inmiddels hebben gezien dat dit geen doorbraak zal forceren en dat zij hun aandacht ook wat verleggen naar de humanitaire kant, ook omdat zij zien welke gevolgen die situatie heeft voor landen als Jordanië, Libanon en Turkije. Ik moet het beeld ook voor mijzelf dus nog een beetje compleet zien te krijgen. Daar is maandag een goede gelegenheid voor, ook omdat we nu met een, historisch gezien, nieuwe uitdaging te maken hebben. We zullen namelijk semipermanente en wellicht permanente steden met Syriërs in andere landen te zien krijgen. Dat is echt een heel nieuwe uitdaging voor de internationale gemeenschap, niet alleen voor die landen zelf.
De heer Ten Broeke (VVD): De Minister heeft heel helder aangegeven dat er op dit moment geen nijpende tekorten zijn bij de OPCW. Toch wordt daarover geschreven. Ik kan me ook voorstellen dat er in de toekomst meer geld nodig zal zijn. We hebben de eerste donatie van Nederland, van vóór de Nobelprijs, toegejuicht. Ik kan mij voorstellen dat ook de tweede donatie werd gegeven. Ik kan mij ook voorstellen dat de Minister er «bestaffing» bij doet, maar voordat we voor de derde keer de knip trekken, is het misschien handiger om ook in Europees verband tegen alle landen die opgelucht adem hebben gehaald omdat er geen Amerikaanse rakettenaanval kwam, te zeggen: geef de OPCW dan ook de ruimte om haar goede, zegenrijke werk te doen. Het kan toch niet waar zijn dat een Nobelprijswinnaar straks op zwart zaad zit en daardoor haar werk niet kan doen? Misschien kan Nederland zich dus wat sterker bemoeien met het ophalen van geld in plaats van voortdurend zelf de knip te blijven trekken. Dat is geen kritiek op het geld dat tot nu toe is gegeven, maar voordat dat voor de derde keer gebeurt, zou ik de Minister tot enige terughoudendheid willen oproepen.
Minister Timmermans: Even voor de duidelijkheid: aan het OPCW Trust Fund hebben we nu geen nieuwe bijdrage geleverd. Wij willen andere lidstaten en andere landen aanspreken op de noodzaak om daar meer geld aan te geven. De 1,5 miljoen waarover ik het zojuist had, betreft een trust fund van de VN dat nodig is voor de operatie van de missie van mevrouw Kaag en haar collega's. De OPCW brengt ook heel veel in rekening bij de VN. Er speelt dus ook een interne discussie. Dit is voor de OPCW natuurlijk iets heel nieuws en groots. Men probeert dan ook zekerheid in te bouwen door erg veel te vragen. Ik denk dus ook dat er via de VN goed gesproken zal moeten worden met de OPCW en dat er misschien wat nuchterder naar alle rekeningen en naar de kosten van de operatie gekeken zou moeten worden. Het is echter duidelijk dat de OPCW in problemen zou kunnen komen als er niet meer geld komt van de internationale gemeenschap, ook omdat het hele vervolgtraject van het weghalen en vervolgens vernietigen van die troep ook niet goedkoop is. Voor alle duidelijkheid: Nederland is op dit moment niet van plan om nog een bijdrage te leveren aan het OPCW Trust Fund, zeker gelet op wat andere landen nog niet hebben gedaan. Tot nu toe hebben dus nog maar zeven landen een bijdrage gegeven.
De heer Sjoerdsma (D66): De missie met betrekking tot chemische wapens op de grond is relatief succesvol. De inspectie is succesvol geweest, evenals het onklaar maken van de faciliteit. De derde fase is het echt vernietigen van die wapens. Daarover bereikten ons berichten dat de deadline van 30 juni 2014 wellicht niet meer haalbaar is en dat de Amerikanen en de Russen daar al niet meer in zouden geloven. Kan de Minister daar zijn appreciatie van geven?
Minister Timmermans: Ik heb die berichten ook gezien, maar ik kan ze op dit moment niet valideren. We zullen dit bij de missie navragen. Mevrouw Kaag en haar collega's zullen daar wel een beeld bij hebben. Misschien kunnen we daar in een volgend overleg met de Kamer op terugkomen. Mijn oordeel over die berichten wil ik dus even voorbehouden totdat ik hierover meer duidelijkheid heb van de missie zelf.
De heer Omtzigt (CDA): Ik heb twee aanvullende vragen. Ik heb een vraag gesteld over het Internationaal Strafhof. De positie van de Nederlandse regering op dat punt is duidelijk, maar er is nog steeds een deadlock in de Veiligheidsraad om de situatie gerefereerd te krijgen naar het Internationaal Strafhof. Ik denk ook niet dat Syrië aanstalten maakt om het Statuut van Rome te ondertekenen. Is het handig dat de EU gezamenlijk een standpunt gaat innemen en ziet de Minister nog drukmiddelen? De tweede vraag betrof het antwoord van de Kroatische regering op de vraag of Kroatië wapens heeft geleverd.
Minister Timmermans: Over het ICC hebben we het hier al eerder gehad. Volgens mij was het eerste initiatief afkomstig van de heer Sjoerdsma. De Nederlandse regering heeft het ook zo gedaan. De straffeloosheid is in de VN-Veiligheidsraadsresoluties een terugkerend thema. Alle informatie die op dit punt relevant is, wordt nu verzameld en bijgehouden. Op dit punt gebeurt volgens mij dus wat de heer Omtzigt wenst. Bij mijn weten is hier ook geen enkele onenigheid over binnen de EU. Ik zal dit maandag nog eens inbrengen, maar ik vermoed dat iedereen binnen de EU het daarmee eens zal zijn en dat Ashton dit ook steeds zal benadrukken.
We hebben Kroatië meerdere malen aangesproken op de berichten in de media dat Kroatische wapens zouden zijn opgedoken in Syrië. Zagreb ontkent leveranties aan Syrië, maar er hebben wel reguliere leveranties plaatsgevonden aan andere landen in de regio, zoals Saudi-Arabië. Er is geen enkele reden om te veronderstellen dat Kroatië wapens heeft geleverd aan een land met als oogmerk om een andere eindgebruiker in stelling te brengen. Kroatië verklaart zich ook steeds verbonden aan het gemeenschappelijk standpunt over het Europese wapenexportbeleid. Met andere woorden: ik kan niet uitsluiten dat Kroatische wapens – althans, wapens die oorspronkelijk uit Kroatië zijn gekomen – daar opduiken, maar ik kan de Kroatische regering niet het verwijt maken dat zij doelbewust via andere landen wapens naar die rebellengroepen heeft gebracht. Zoals bekend hebben wij geen zicht op wat sommige andere landen hebben gedaan, want die geven daar geen informatie over.
De heer Omtzigt (CDA): Kroatië is inderdaad zeker niet het enige land waarover wij vragen hebben. Het was duidelijk dat Kroatië wapens exporteerde, maar we hebben toen ook gevraagd of de third party certificates, dus de certificaten van de eindgebruiker, allemaal beschikbaar zijn bij de Kroaten, zeker ten aanzien van de wapenleveranties aan Saudi-Arabië. Met andere woorden: zijn alle leveranties aan Saudi-Arabië met dat soort certificaten belegd of blijft Kroatië daarover nog enige mist creëren?
Minister Timmermans: Nee, Kroatië heeft zich geheel geconformeerd aan het gemeenschappelijke standpunt. Dat wil zeggen dat alle wapenleveranties aan Saudi-Arabië zijn belegd met een eindgebruikersverklaring.
Hiermee sluit ik mijn antwoorden over Syrië af. Ik ga door met Iran. Ik heb een aantal mensen die in Genève aanwezig waren, onder wie Lavrov en Ashton, twee dagen geleden hierover gesproken in New Delhi. Beiden zeiden dat een overeenkomst heel dichtbij was en waren enigszins teleurgesteld dat het niet gelukt is. Beiden hopen dat het op een niet al te lange termijn wel zal lukken. Zij maakten gewag van een constructieve Iraanse houding bij die gesprekken. Het waren echte gesprekken. Tot dan toe ging het heel vaak om het uitwisselen van standpunten en niet om het voeren van een gesprek. Dat is een hoopvol signaal. Men mag niet naïef zijn over Iran en over de intenties van sommigen in Iran. Het leiderschap in Iran is nog steeds ondoorzichtig. Het blijft altijd een beetje onduidelijk wie echt controle uitoefent op dit programma. Als je een afspraak met de president maakt, moet je daarna dus nog wel controleren of die afspraak wordt gesteund door degenen die ook macht hebben in Iran. Dat blijft altijd ingewikkeld, maar vergeet niet dat dit een onderwerp is waarover geen verdeeldheid bestaat binnen de P5-leden en de EU. Zowel van de Russen als van Ashton, die van iedereen waarschijnlijk de meeste informatie over deze onderhandelingen heeft, komt het signaal dat dit serieus is en weleens een doorbraak zou kunnen opleveren. Dan tel ik mijn zegeningen en denk ik dat dit voor de hele regio een belangrijke doorbraak zou kunnen zijn. Laten we hopen dat dat nu lukt. Ik denk dat Cathy Ashton maandag ook zal gebruiken om de EU te briefen over wat er is gebeurd.
Ik ben het met de heer Ten Broeke eens dat veel de verkeerde kant opgaat in Egypte. Sommige zaken waarvan mensen zeiden dat die zouden verdwijnen als de Moslimbroederschap niet meer aan de macht zou zijn, gaan gewoon door. Er zijn veel zorgen over de positie van vrouwen en religieuze minderheden in Egypte. Al die dingen waarvan sommigen in Egypte maar vooral ook daarbuiten dachten dat die voorbij zouden zijn als Morsi weg zou zijn, gaan gewoon door. Ook de houding van «winner takes all» is in Egypte nog steeds fors aanwezig. Ik heb verschillende keren meegemaakt dat mensen in Egypte die ik ken als heel redelijk en compromisgezind, nu deze houding hebben: weg met die broeders; stop hen weg en ze mogen nooit meer terugkomen. Die houding zal geen oplossing bieden voor de spanningen binnen Egypte, want de Moslimbroeders hebben bij de verkiezingen 40% van de stemmen gehaald. Dat waren echt niet allemaal aanhangers van de Moslimbroeders, maar ik denk dat 20% van de bevolking nog steeds fors achter de Moslimbroeders staat. Ook een militair regime kan niet zomaar 20% van de bevolking permanent buitenspel zetten, als je op termijn tenminste oprecht naar een democratisch bestel wilt. Ik ben over de ontwikkelingen in Egypte dus heel pessimistisch, zeker op de korte termijn.
Het regime is uitermate ontevreden over de kritiek uit het Westen op Egypte. Een interessant nieuw fenomeen is dat men nu toenadering tot Rusland zoekt. Vandaag is er het als «historisch» omschreven bezoek van de Russische Ministers van Buitenlandse Zaken en Defensie aan Caïro. Volgens mij waren zij 30 jaar niet in Caïro geweest voor een bilateraal bezoek. Ook dat is een teken dat men de kritiek uit het Westen kennelijk niet ziet zitten. Tegelijkertijd wordt met name Ashton, ook persoonlijk, door hen nog steeds gezien als een gewaardeerde gesprekspartner. Ik wil haar op deze plek daarvoor een groot compliment maken. Het is echt een prestatie van formaat dat zij, ondanks alles wat er is gebeurd, op de een of andere manier steeds met alle partijen in gesprek is geweest. Zij is ook de enige die van dit regime op een zeer cruciaal moment toegang tot Morsi heeft gekregen. Als iemand in staat zou kunnen zijn om bemiddeling tot stand te brengen en de gesprekken in stand te houden, is dat Ashton. Ik zal haar daarin ook stimuleren. Zij gaat op 27 november weer die kant op. Daarbij staat de economie centraal, maar er zal ongetwijfeld ook over andere zaken worden gesproken.
De heer Sjoerdsma (D66): Ik heb een korte vraag over iets waarover de Kamer zich al eerder heeft uitgesproken, namelijk de meerwaarde en de noodzaak van een eventueel onafhankelijk onderzoek naar de misstanden tijdens de eerdere demonstraties in Egypte. Daarvoor heeft deze Minister zich hard gemaakt binnen de EU. Ik vraag mij af wat mevrouw Ashton op dat punt voor elkaar heeft weten te boksen.
Minister Timmermans: Ik kan de vraag wat de concrete resultaten daarvan zijn, niet meteen beantwoorden. Vindt u het goed als we dat meenemen in het verslag van de RBZ? Ik kan u nu namelijk geen antwoord geven.
De heer Ten Broeke vroeg naar de plaatsing van Boko Haram op de terroristenlijst. Nederland heeft vorig jaar al gepleit voor het opnemen van Boko Haram op de EU-terreurlijst. Dat is niet gelukt. Op 29 september heeft Ashton namens de EU de aanslagen ten stelligste veroordeeld. Ik vind wel dat we de Amerikaanse beslissing moeten zien als aanleiding om dit onderwerp nog eens te bespreken in de EU, met als doel om de Amerikanen op dat punt te volgen, ook gelet op de invloed van deze organisatie op een gebied waar ook Nederland mogelijk activiteiten gaat ontplooien.
Met betrekking tot het Midden-Oosten Vredesproces is natuurlijk sprake van een processie van Echternach: twee stappen vooruit, één stap achteruit; twee stappen achteruit, één stap vooruit. Alle smaken horen daarbij. Er is geen deal in de zin van «u krijgt gevangenen terug, maar dan mogen wij doorbouwen», maar indertijd, bij de vorige stappen, is aan de Palestijnen voorgelegd dat zij moesten kiezen wat hun prioriteit is, de nederzettingen of de gevangenen. De Palestijnen hebben toen heel duidelijk voor de gevangenen gekozen. Dat betekent dat men op het punt van de nederzettingen terughoudender is geweest. Ik vermoed wel dat die terughoudendheid door de Israëliërs is misbruikt door veel harder verder te gaan met die nederzettingen. Dat was immers ook een onderdeel van het spel. Netanyahu heeft een ontzettend moedige stap gezet door die gevangenen vrij te laten. Je zult je kind maar verloren hebben door een terroristische aanslag en dan nu zien dat die mensen vrijkomen. U moet zich voorstellen wat het in de Nederlandse samenleving zou losmaken als een regering zoiets zou besluiten. Dat hij dat waarschijnlijk – maar dat is mijn eigen inschatting – heeft gecompenseerd door de andere kant tegemoet te komen met plannen in de nederzettingen, kan ik niet uitsluiten. In een democratie is het niet ongebruikelijk om dat soort dingen te doen. Tegelijkertijd vind ik het positief dat hij nu de Minister voor Bouwzaken heeft teruggefloten met betrekking tot de meest recente plannen. Het blijft een kwestie van op eieren lopen. Ik hoop dat het goed blijft gaan, maar we hebben ook gezien dat de Palestijnen zich dan weer terugtrekken uit de onderhandelingen. Het is dus een kwestie die de komende tijd nog heen en weer zal gaan. We moeten maar hopen dat de Amerikanen de druk erop kunnen houden met hulp van de EU. We zullen ook bekijken wat de EU op dit punt concreet nog kan doen, inclusief bilaterale inspanningen van Nederland met de beide fora, aan beide kanten, waarmee we ook invulling geven aan de wens van zowel Kerry als Tony Blair om vooral het economisch spoor en de economie aan beide kanten een kans te geven om te profiteren van de dooi en van de mogelijkheid van een vredesakkoord.
De heer Omtzigt vroeg heel concreet naar de veiligheid van Nederlandse militairen op de Golanhoogte. Die missie is nu natuurlijk van het allergrootste belang om spill-over vanuit Syrië naar Libanon en Jordanië te voorkomen. De situatie op de Golanhoogte wordt nauwlettend gevolgd. Nederland is in contact met het DPKO van de VN over mogelijke aanvullende maatregelen voor de veiligheid van het personeel. Wij hebben twee Nederlandse stafofficieren in de UNDOF en elf waarnemers in de UNTSO. Dat is de totale Nederlandse bijdrage.
De heer Servaes (PvdA): Afgelopen week leek het echt even spannend te worden of de besprekingen in Israël überhaupt door konden gaan. Tot mijn vreugde heeft de Amerikaanse Minister Kerry zich hier intensief mee bemoeid. Hij heeft zeer duidelijke taal gesproken: hij heeft Israël gewaarschuwd voor een derde intifada en heeft de druk flink opgevoerd. Ik vraag me een beetje af of we nu alles aan de Amerikanen overlaten. Ik hoor de Minister hier zeggen dat we moeten bekijken hoe Europa de Amerikanen daarin kan ondersteunen, maar ik zou dat graag concreter willen. Het staat nu niet op de agenda voor de RBZ. We hebben weliswaar een verklaring van Ashton gezien, maar die komt wat plichtmatig over, met de gebruikelijke afkeuring van illegale projecten. Wat kan Europa nog meer doen? Welke instrumenten hebben wij in handen om als ondersteuning van de Amerikanen de druk op beide partijen op te voeren om aan die tafel te leveren?
Minister Timmermans: Ik vind de verklaring van Ashton niet plichtmatig. De verklaring is geheel in lijn met wat John Kerry daarover heeft gezegd. In die zin ondersteunen wij dat ook. De hele gedachte dat dit misgaat, dat de EU het dan overneemt en dat het dan goed komt – die gedachte leeft ook wel in de EU en bij de Palestijnen – is echt onzinnig. Dat gaat gewoon niet gebeuren; dat zegt de heer Servaes overigens ook niet. De ondersteuning van het proces door de EU houdt in: helder zijn over het nederzettingenbeleid en doorgaan met de ingezette EU-trajecten; die trajecten zijn niet nieuw en er is in Israël soms heel veel gedoe over, zowel op het punt van de etikettering als op het punt van de subsidiabiliteit. Dat zijn twee onderwerpen waarbij de EU gewoon codificeert wat allang beleid is. In deze situatie leidt dat tot stevige reacties. Dan moet de EU gewoon de lijn volhouden die zij eerder heeft ingenomen, maar ik vind ook dat de Palestijnse kant nadrukkelijker moet worden aangesproken op de noodzaak van fatsoenlijk bestuur. Daar schort het aan alle kanten nog aan. Tegelijkertijd moet er ook uitzicht worden geboden op economische projecten in Palestijns gebied. Ook op dat punt zijn er mogelijkheden die nu onderbenut blijven. Ook voor de Nederlandse regering is dit een belangrijke incentive om te proberen om in de Palestijnse gebieden Palestijnse zakenmensen, ondernemers en jongeren rechtstreeks tot initiatieven te krijgen die economische vruchten dragen. Dat is een Nederlandse inzet. Daar gaan we ons begin december ook voor inzetten bij het aan beide kanten invullen van de fora. Het is een Europese inzet. Het is iets wat Blair heel graag wil en ook Ashton kijkt hier nadrukkelijk naar. Ik moet eerlijk aangeven dat de Palestijnen daar niet altijd tevreden over zijn. Eigenlijk is hun wens: geef ons geld; dan maken wij meer bureaucratie. Dat zit er nog altijd een beetje achter. We moeten proberen om daar nu vanaf te stappen. We moeten daarbij wel waakzaam zijn, want tegelijkertijd zijn er natuurlijk ook spanningen binnen de Palestijnse leiding. We moeten Abu Mazen niet verzwakken op het moment dat hij juist heel sterk moet zijn om de stappen te zetten die de komende maanden gezet moeten worden. Hamas verkeert op dit moment natuurlijk in een moeilijke situatie. Laat dat dan ook een moment zijn waarop je Abu Mazen nadrukkelijker in een positie brengt om de stappen te kunnen zetten die nodig zijn. Het is een beetje tussen hoop en vrees en het is aanvullend op wat de Amerikanen doen. Het is niet altijd gemakkelijk om de hele EU op dit punt op één lijn te krijgen. Het hele spectrum van de posities in de EU ten aanzien van het conflict is bekend, maar vooralsnog lukt het Ashton om alle kikkers in de kruiwagen te houden en om iedereen op die lijn te houden. Ik zou echter willen waarschuwen voor het idee dat de EU met een grotere eigen zichtbaarheid echt veel potten zou kunnen breken. Een grotere inzet op die trajecten kan wat mij betreft wel en zou ook van de Europese Commissie gevraagd mogen worden bij het samenwerken met Blair en bij het identificeren van projecten die succesvol zouden kunnen zijn, met name aan Palestijnse kant, waar de geloofwaardigheid van de EU groter is dan die van de Amerikanen.
De heer Servaes (PvdA): Inhoudelijk steun ik dat, maar ik denk dat het wel degelijk verstandig is om dit als EU zichtbaar te doen. Het contrast tussen Kerry, die live op televisie in de regio zo stevig stelling neemt, en de gezamenlijke EU-verklaring van Ashton is toch opvallend. Gelet op de crisis waarin de vredesbesprekingen dreigen te komen door het uitschrijven van aanbestedingen in het gevoeligste gebied, E1 – een zeer ernstige ontwikkeling, maar dit is gelukkig op het laatste moment afgewend – vind ik het gerechtvaardigd om dit te agenderen en te bespreken. Ik begrijp dat er altijd moet worden gestreefd naar consensus in de EU, maar het zou goed zijn als de Nederlandse regering dit mede agendeert en de ernst van de situatie en van de dreigende crisis onderstreept. Ik vraag de Minister dus of hij bereid is om dit maandag of, als dat te kort dag is, bij een volgende gelegenheid toch nog eens op de agenda van de RBZ te zetten om ervoor te zorgen dat het duidelijk is dat Amerikanen en Europeanen naast elkaar staan om beide partijen – ik zeg expliciet: beide partijen – maximaal onder druk te zetten om te leveren. We zitten inmiddels op ongeveer vierenhalve maand en we zijn dus bijna halverwege de gestelde termijn. Die zichtbaarheid mag wat mij betreft dus wel degelijk omhoog.
Minister Timmermans: Ik wil daar met de collega's en ook met Ashton best informeel over spreken, maar het staat maandag gewoon niet op de agenda. Dat maakt het wat lastiger, maar ik zal bekijken of dit informeel ter sprake kan worden gebracht. Ik kan de agenda van de RBZ van maandag echter niet openbreken. Ik verwijs verder naar het antwoord dat ik eerder vanochtend heb gegeven.
De heer Omtzigt (CDA): Ik ga even terug naar de elf Nederlandse militairen en de twee Nederlandse officieren die daar in het kader van de UNDOF gelegerd zijn onder een klassiek vredesmissiemandaat op grond van artikel 6. De Minister zei dat hij gaat kijken naar de veiligheidsmaatregelen. Zijn er de afgelopen weken incidenten geweest die daartoe aanleiding geven?
Minister Timmermans: Geen incidenten.
De heer Omtzigt (CDA): Er zijn geen incidenten geweest die de veiligheid van deze militairen betreffen?
Minister Timmermans: Dat klopt.
Naar de Turkse betrokkenheid bij het leveren van wapens, ook aan minder frisse groepen aan de kant van de rebellen in Syrië, heeft de Kamer al regelmatig gevraagd. Ik ken die geruchten ook. Ik heb daarvan geen concrete bewijzen, maar het valt mij wel op dat je aan Turkse kant steeds vaker duidelijke verklaringen ziet, bijvoorbeeld van president Gül, waaruit blijkt dat het laatste wat de Turken aan hun grens kunnen hebben, is dat jihadisten daar de macht krijgen. Dat is namelijk ook voor Turkije zelf een grote bedreiging. Ik heb dus de indruk dat er in die bredere context, waarin zo langzamerhand iedereen tot de ontdekking komt dat de strijd niet militair kan worden gewonnen en dat ook het eindeloos leveren van wapens aan de rebellen niet zal leiden tot een militaire oplossing van het conflict, ook aan Turkse kant ten aanzien van die groeperingen een grotere terughoudendheid is gekomen. Er is meer besef gekomen dat met name Turkije op lange termijn ongelooflijk veel te lijden zou hebben van de permanente aanwezigheid van jihadistische groeperingen in de regio. Ik denk dus dat wij onze zorgen op dit punt misschien wat kunnen afschalen.
De laatste vraag betreft de chaos in Libië. Ik deel de zorgen van de heer Van Bommel. Libië is door het vorige regime compleet ontdaan van iedere bestuurlijke structuur. Kadhafi had een persoonlijk, op de geheime dienst gebaseerd regime – een bestuur was het niet – dat ervoor zorgde dat in dat land op geen enkele manier ooit een eigen administratie met enige basis is ontstaan. Hij heeft ook nooit ook maar één dollar van het gigantische vermogen dat met olie is verdiend, in de bestuurlijke infrastructuur van zijn land gestoken. Dat geldt zelfs voor een groot deel ook voor de fysieke infrastructuur van zijn land. Het land bestaat uit clans en stammen en moet in deze chaotische situatie een structuur zien te vinden. Dat blijkt onvoorstelbaar ingewikkeld te zijn. Bovendien was Kadhafi de grootste hamsteraar van wapens in de wereldgeschiedenis. Ik denk niet dat er ooit een leider van een land is geweest die zo onzinnig veel onnodige wapens heeft gehamsterd. Gelet op de hoeveelheden wapens ten opzichte van de omvang van de bevolking, denk ik dat hij voor niemand in de geschiedenis onderdeed. De hamsterplekken voor die wapens zijn nog niet eens allemaal ontdekt, maar voor een groot deel wel. Die wapens hebben hun weg gevonden in de hele wijde regio en zijn een factor van betekenis geweest bij de onrust in Mali en voor Boko Haram en andere terroristische organisaties, zoals AQIM en noem ze allemaal maar op. Die wapens zijn ook in Libië zelf een factor van betekenis. Een beetje anekdotisch, maar wel illustratief: als je in Libië iets te vieren hebt, kun je een aantal pick-uptrucks bestellen met luchtdoelgeschut. Die komen jouw feestje dan opleuken met een aantal flinke salvo's met luchtspoormunitie, maar ook met kogels die de lucht in worden geschoten. Dan heb je een leuk feestje. Je kunt ook explosieven bestellen en dan kun je echt letterlijk een knalfuif organiseren. Er vallen dagelijks slachtoffers bij dit soort taferelen. Sterker nog: onlangs is dankzij een bruiloftsfeest een kogel van luchtdoelafweer dwars door een Italiaans verkeerstoestel gegaan. Dat is het niveau van veiligheid waarmee je in Libië te maken hebt. Het zal heel ingewikkeld zijn om van die situatie te komen tot een stabiele situatie. Mensen moeten zich weer veilig gaan voelen en moeten het gevoel hebben dat zij bij de overheid terechtkunnen als er iets nodig is. Er is nog geen begin van een rechtsstaat. Nederland zal zich in EU-, VN- en NAVO-verband blijven inspannen en zal actief bijdragen om aanzetten tot die rechtsstaat te geven. Ik ben er zelf op bezoek geweest om dat aan te geven. Nederland blijft zich ook bilateraal inspannen voor democratisering en bevordering van de rechtsstaat, bijvoorbeeld via de samenwerking tussen onze Dienst Justitiële Inrichtingen en het gevangeniswezen, bij het opleiden van mensen in de justitiële sector, het trainen van diplomaten op Clingendael en samenwerking met lokaal bestuur. Het zijn allemaal druppels op een gloeiende plaat, maar ook een druppel koelt een gloeiende plaat enigszins af. Nogmaals: daarbij onderstreep ik de zorgen die de heer Van Bommel op dit punt heeft geuit.
De voorzitter: Er is behoefte aan een tweede termijn.
De heer Servaes (PvdA): Voorzitter. Ik begin met de constatering dat wij het ongelooflijk met elkaar eens zijn op het belangrijke punt waarover wij het vandaag hebben gehad, Oekraïne. Dat is slecht voor het debat, maar goed voor de Minister, die daarmee stevig op pad kan gaan. Dat laatste lijkt mij in dit geval belangrijker.
Ik dank de Minister voor een aantal toezeggingen, bijvoorbeeld om het onderwerp van de brandbommen in Syrië aan de orde te stellen tijdens de vergadering in Brussel en om – ook al staat het niet formeel op de agenda – aandacht te besteden aan een zichtbaardere rol van Europa in het Midden-Oosten Vredesproces.
Ik ben het zeer eens met wat collega's over Egypte hebben gezegd en met de zorgen die de Minister over Egypte heeft geuit. Ik krijg berichten over wat in het Engels «the protest law» wordt genoemd, het recht om te demonstreren. Mij komt ter ore dat dat recht stevig wordt ingeperkt. Hoe beoordeelt de Minister de voorstellen die daarover in Egypte op tafel liggen? Heeft Ashton ook mogelijkheden om daarover de dialoog aan te gaan?
Dan een punt dat nog helemaal niet aan de orde is gekomen. Ik weet ook niet zeker of dit in deze commissie of in de commissie voor Europese Zaken aan de orde moet worden gesteld, maar in de brief staat ook een opmerking over Bosnië. Het is duidelijk dat het heel slecht of in ieder geval niet goed gaat in Bosnië, maar in de brief wordt vrij stevig gesteld dat de Nederlandse regering de positie ten opzichte van Bosnië onder de loep wil nemen. Waaraan wordt daarbij gedacht? Bosnië zit in een traject. Dat schiet helemaal niet op, maar gaan we daarmee echt een stap terug? Gaan we Bosnië uitsluiten van financiële bronnen? Ik krijg graag wat meer toelichting op dat specifieke punt.
De heer Sjoerdsma (D66): Voorzitter. Ik dank de Minister voor de beantwoording. Er is al opgemerkt dat er vandaag weinig licht is tussen het kabinet en de Kamer. Volgens mij vertrekt de Minister met een stevige parlementaire kaart in de achterzak met betrekking tot het vervolgproces van het Oostelijk Partnerschap. Volgens mij kan dat zijn positie alleen maar ten goede komen.
De Minister had het over de voortgangsrapportage die nog zal volgen over Moldavië en visumliberalisatie. Ik zou het goed vinden als wij nog voor «Vilnius» van het kabinet een korte toelichting krijgen over wat dit betekent voor de Nederlandse opstelling.
We hebben kort gesproken over de UNDOF en de UNTSO. Bij de UNDOF zijn de Oostenrijkers afgelopen zomer weggelopen. Is dat gemis inmiddels opgevangen door andere landen?
Tot slot dank ik de Minister voor de toezegging om in het verslag terug te komen op het onafhankelijke onderzoek naar het geweld in Egypte.
De heer Ten Broeke (VVD): Voorzitter. Oekraïne was het springende punt met betrekking tot het Oostelijk Partnerschap. Met de collega's constateer ik dat de Minister in ieder geval met een gerust hart kan afreizen naar Vilnius, de druk er natuurlijk vol op houdend, en dat Nederland daar als wegbereider kan optreden van een afweging op basis van de drie gestelde voorwaarden. Hij weet ook dat de Kamer daarna haar eigen rol zal spelen. De Servië-optie, die ons eerder goed is bevallen, ligt ook hier in het verschiet. Ik ben blij dat de heer Omtzigt zich in die consensus voegt. Er is ongetwijfeld nog een heldenrol voor hem weggelegd in het vervolgtraject.
Ik dank de Minister voor de toezegging om Boko Haram nog een keer aan de orde stellen. Met de Amerikaanse aanwijzing zou dat nu misschien succesvol kunnen zijn.
Met betrekking tot het Midden-Oosten Vredesproces vind ik het wat merkwaardig dat de heer Servaes dermate tevreden is met het scherpe optreden van de heer Kerry, die dit uiteindelijk allemaal tot stand heeft gebracht en die zelfs in termen van «een derde intifada» durfde te spreken, dat hij van mening is dat Europa snel iets soortgelijks moet doen. Ik ben niet van mening dat mevrouw Ashton Jeruzalem voor de laatste keer moet waarschuwen wanneer de premier van Israël zelf ingrijpt op het moment waarop dat nodig is en wanneer ook de heer Abbas een koel hoofd laat zien. Zijn onderhandelingsdelegatie keerde weliswaar teleurgesteld terug, maar hij houdt het ontslag van die delegatie vooralsnog in beraad. Over die stappen hebben wij allemaal kunnen lezen. Vooralsnog ziet dat er niet slecht uit.
Over Iran heb ik een aanvullende vraag. Mij is gebleken dat onze ambassadeur in Teheran op 5 november een uitspraak heeft gedaan die ik niet goed kon duiden. Toen de onderhandelingen nog liepen, zou hij hebben gezegd: «The world suffers a lot from the banking sanctions on Iran». Daar wil ik graag helderheid over. Heeft hij dat werkelijk gezegd? Dat lijkt mij niet zo'n heel verstandige uitspraak. Ik snap die uitspraak ook niet helemaal tegen de achtergrond van het consistente Nederlandse beleid om de druk erop te houden. Hij verwees daarbij volgens de door mij gelezen berichten ook naar de oliereserves, waar Nederland nog weleens iets aan zou kunnen hebben. Ik vind dat een opmerkelijke uitspraak. Ik denk, zoals ik al eerder heb gezegd, dat wij in lijn met de Amerikanen moeten blijven. Hier krijg ik dus graag helderheid over.
De heer Omtzigt (CDA): Voorzitter. Ik ga mijn collega Ten Broeke buitengewoon teleurstellen. Ik kan tellen en ik weet dat de meerderheid de Minister steunt ten aanzien van Oekraïne, maar wij gaan niet akkoord. We hebben de vorige keer gezegd dat er nu een deadline zou zijn en die is niet gehaald. Ik zie dat een meerderheid van de Kamer ervoor is om Cox en Kwaśniewski de mogelijkheid te geven om voor de zevenentwintigste keer op bezoek te gaan. Ik zal daar dus niet moeilijk over doen, maar ik vind echt dat Oekraïne nu aan de voorwaarden had moeten voldoen.
De voorzitter: Volgens mij meldde de heer Ten Broeke zich met een fractie van een seconde het eerst voor een interruptie.
De heer Ten Broeke (VVD): Ik probeerde in de eerste termijn al opheldering te verkrijgen en nu ontstaat er opnieuw mist. Ik hoorde de heer Omtzigt de Minister zojuist zelfs complimenteren omdat hij heeft geprobeerd om een derde van de Europese Raad achter zich te krijgen op het punt van deze voorwaardelijke houding en niet-instemming. De Minister continueert die houding. Als de heer Omzigt daar een compliment voor geeft, past het daarbij dat hij de Minister op dat punt steunt. Niemand van ons stemt op dit moment in met een handtekening. De Minister zelf zet die handtekening vooralsnog niet. Ik begrijp de houding van de CDA-fractie dus niet. Zij maakt de analyse die wij allemaal maken, maar neemt vervolgens een haakse bocht naar de conclusie.
De heer Omtzigt (CDA): De haakse bocht wordt gemaakt door de VVD, want de vorige keer is gezegd dat er uitstel zou worden verleend tot deze RBZ en dat voor deze RBZ zou worden bekeken of een gezamenlijke conclusie mogelijk zou zijn over toetreding van Oekraïne. Het is nu een paar dagen voor de RBZ en op dit moment is de conclusie dat Oekraïne daar volgens het rapport van Cox en Kwaśniewski niet klaar voor is. Dan kun je twee dingen doen. Wij zeggen: dan gebeurt het nu niet. U zegt: er kan tot 28 en 29 november door worden onderhandeld. Ik stel vast dat er een deadline was en dat die deadline één keer is verschoven. Dat is het dan ook wel. Ik vind dat u ons standpunt niet fair weergeeft. Ik heb ook niet gezegd dat u er op dit moment mee instemt. Ik zeg iets heel anders en daar mag u wel goed naar luisteren.
De heer Ten Broeke (VVD): Ik constateer dat de CDA-fractie de druk van het proces afhaalt door nu al een conclusie te trekken. Dat doen de andere fracties gelukkig niet. Ik constateer ook dat andere fracties, waaronder in ieder geval die van mij en die van de PvdA – D66 sluit zich daar ongetwijfeld bij aan – heel duidelijk hebben uitgesproken dat zij het ratificatieproces buitengewoon serieus zullen nemen. Ik zeg nogmaals dat we de goede ervaringen met Servië niet zijn vergeten.
De heer Omtzigt (CDA): Ik neem daar kennis van. Ik heb ook niet gezegd dat ik het standpunt niet snap, maar ik zeg dat wij die deadline hadden afgesproken. Ik zie op dit moment echt niet in hoe Oekraïne, zeker op het punt van selective justice, daar één stap verder aan tegemoet kan komen.
De heer Servaes (PvdA): Ik wil dit graag duidelijk krijgen. De heer Omtzigt refereerde als eerste aan het rapport van het Europees Parlement, dat inderdaad regelmatig die kant opgaat. Terecht hecht hij veel waarde aan dat werk, maar ik heb dat rapport hier en de conclusie van de twee rapporteurs is dat zij vragen om verlenging van hun mandaat, zodat zij komende week opnieuw naar Oekraïne kunnen gaan om te bezien of voor de top in Vilnius toch nog de juiste stappen gezet kunnen worden. Die verlenging is uiteindelijk ook gegeven. Zegt de heer Omtzigt nu eigenlijk dat hij dit tot nu toe heel belangrijk vond, maar dat hij nu tot een andere conclusie komt? In dat laatste geval laat hij het Europees Parlement en deze monitoringmissie eigenlijk in de kou staan.
De heer Omtzigt (CDA): De CDA-fractie heeft die missie tot nu toe gesteund. Ik heb heel slechte ervaringen met op het laatste moment nog zoiets doen. Dan zegt iedereen op het laatste moment: nou ja, doe dan toch maar. Daar wil ik niet in terechtkomen. Ja, daarna komen wij nog aan bod, maar dan is de volgende horde weer genomen. Ik ken dit soort drukprocessen in Europa. Er is van tevoren een lijst vastgesteld. Daaraan wordt niet voldaan. Dat geldt vooral ten aanzien van selective justice, want er is inderdaad een redelijke kans dat de wet op de openbaar aanklager en de verkiezingswet aangenomen worden voor 28 of 29 november. Dat snap ik, maar vooral op het terrein van selective justice wordt in Kiev gewoon niet bewogen. Ik verwijs nog even naar het rapport van het Deense Helsinkicommissie: 99,8% van de mensen die door het OM vervolgd worden, wordt uiteindelijk veroordeeld. Er is op dit moment geen sprake van een onafhankelijk opererend OM. Dit is een recent rapport; het is nog geen jaar oud. Er is dus geen sprake van een werkend justitiesysteem. Als daarmee zo wordt omgesprongen, zelfs na de veroordeling door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens, kan ik niet anders oordelen. Dat is waar wij staan. Ik zie wel dat het land de afgelopen twintig jaar vooruitgang heeft gemaakt, maar het heeft niet de standaard gehaald die wij hier hadden vastgesteld.
De heer Servaes (PvdA): We moeten nu dus de conclusie trekken dat het CDA, dat juist zoveel waarde hechtte aan de rapportages die op verzoek van het Europees Parlement zijn gedaan en die door de Europese Raad en door het Nederlandse parlement met interesse zijn gevolgd, op het laatste moment zegt dat het zijn eigen conclusies trekt, dat het zich niets meer aantrekt van wat er de komende week nog gaat gebeuren en dat het afhaakt. Dat vind ik eigenlijk heel treurig.
De heer Omtzigt (CDA): Er was een mandaat tot deze Europese Raad en dan zou opnieuw kunnen worden bekeken wat er met dat mandaat zou worden gedaan. In Kiev heeft men keer op keer op keer op keer op keer uitstel gevraagd. Ik ben zelf een tijdje bij dit proces betrokken geweest. Ik zie daarin echt een patroon. Ik heb de vorige keer met moeite ingestemd met deze lijn, die ook is gevolgd door de regering. Het is gegaan zoals we hier hebben afgesproken. Laat daar geen enkel misverstand over bestaan, maar ik denk dat je op een gegeven moment gewoon een keer nee moet zeggen. Dan wacht Oekraïne maar een halfjaar of zo. Dit gaat op deze manier niet werken. Als er een keer een waarschuwingsschot wordt gegeven om aan te geven dat men de rest van de wereld niet altijd aan het lijntje kan houden, begrijpt men het in Kiev. Het zijn daar vrij harde onderhandelaars. Zij zullen dit spelletje tot de laatste minuut spelen en dan laten ze het weer helemaal lopen. Dat is precies hoe men dat doet en dan moet je je handen daar op een gegeven moment gewoon vanaf durven trekken. Ik denk dat er weer op het laatste moment een halve oplossing komt. Daar pas ik voor.
Met betrekking tot Syrië herhaal ik mijn hartstochtelijke pleidooi. Ik weet dat er bekeken en bijgehouden wordt wie oorlogsmisdaden begaan in Syrië, maar zolang er geen jurisdictie is van het Internationaal Strafhof – die is er niet omdat Syrië het desbetreffende verdrag niet ondertekend en niet geratificeerd heeft, wat ook niet gaat gebeuren, en omdat de Veiligheidsraad daar geen mandaat heeft – zal het een heel stuk moeilijker worden om die misdaden te bestraffen. Er moet dus met zeer grote kracht internationaal aan gewerkt worden om dat mandaat via de Veiligheidsraad te krijgen. Dan maar een keer een veto van een of twee landen, die daarmee laten zien dat zij niet geïnteresseerd zijn in het vervolgen van degenen die daar oorlogsmisdaden begaan. Ik weet dat een aantal permanente leden van de Veiligheidsraad hier niet op zitten te wachten. Ik weet ook dat onze Minister zich hier wel voor inzet, maar ik vraag hem om dit te doen. Vergeet immers niet dat er onder de ISIS een islamitische staat aan het ontstaan is die gisteren en eergisteren nieuwe edicten heeft uitgevaardigd die bepalen dat vrouwen niet meer naar een arts mogen, dat er een totale scheiding tussen man en vrouw is, dat lijfstraffen worden ingevoerd, tot en met de doodstraf voor taxichauffeurs die hun klanten oplichten, en dat religieuze minderheden geen enkele vrijheid meer hebben. De urgentie om daar iets aan te gaan doen, is dus bijzonder groot.
Voorzitter: Ten Broeke
De heer Van Bommel (SP): Voorzitter. Ik heb mijn vreugde uitgesproken over de nieuwe vorm van samenwerking die gekozen gaat worden met Armenië. Dat is van belang, want daarmee geven we aan dat er gelukkig geen sprake is van een «alles of niets»-keuze, waarbij Europa niets meer met je te maken wil hebben als je voor een andere oriëntatie kiest. De keuze is door de Minister afdoende verklaard. In het geval van Armenië is dit een gunstige ontwikkeling. Ik ben zeer benieuwd welke vorm uiteindelijk wordt gekozen, ook omdat dit voor andere landen een wenkend perspectief zou kunnen zijn. Ik verwacht dat de Minister ons daar te zijner tijd over zal informeren.
Met betrekking tot Syrië heb ik een vraag gesteld over de muur die op verschillende plaatsen tussen Turkije en Syrië wordt gebouwd door Turkije. In het kader van de veiligheid is dit begrijpelijk, maar in het kader van de toegang voor vluchtelingen tot Turkije is dit zeer onwenselijk. Ik vraag de Minister om daar alsnog op in te gaan en om te bekijken wat de gevolgen hiervan zijn, hoe uitgebreid die muur is en wat dit zou kunnen betekenen voor de humanitaire hulpverlening.
Met betrekking tot Egypte vraag ik aandacht voor de situatie van een 25-jarige Nederlandse man die in Egypte is opgesloten op verdenking van terrorisme. Daarover zijn berichten verschenen in Nederlandse en ook internationale media. Hij zou slecht worden behandeld en medische hulp zou hem worden ontzegd. Ik hoop dat de Minister een extra inspanning wil leveren om aan te dringen op een eerlijk proces voor deze Nederlander. Ik vraag de Minister natuurlijk in eerste instantie of hij bekend is met deze zaak en of de gewone consulaire bijstand wordt verleend.
Voorzitter: Van Bommel
Minister Timmermans: Voorzitter. De heer Servaes vroeg aandacht voor Egypte en voor Bosnië. Er is in Egypte inderdaad wetgeving in de maak om het recht op vrije vereniging en vergadering in te perken. Dat heeft onze aandacht en we zullen de Egyptenaren daarop aanspreken om ervoor te zorgen dat het niet die kant opgaat.
Ik denk dat we met betrekking tot Bosnië de afgelopen tijd iets te veel op het traject hebben gezeten van «hoe komt het land in de lidmaatschapsmodus?» Ik denk dat wij ons minder moeten gaan richten op het EU-toetredingsproces, want daar is Bosnië op dit moment echt erg ver van verwijderd. Ik denk dat we meer moeten gaan kijken naar de politieke context waarin Bosnië opereert en ook naar de situatie op de grond. De financiële steun moet dus meer gericht zijn op economische modernisering en hervorming en minder op het bouwen van infrastructuur die men nodig heeft voor het EU-lidmaatschap. Bosnië maakt deel uit van een gebied waar op lange termijn alleen het relativeren van de grenzen een oplossing biedt. Op lange termijn is toetreding tot de EU dus de enige oplossing voor de structurele problemen op de westelijke Balkan. Tegelijkertijd mag dat proces vanwege die wetenschap niet versneld worden op een manier die men daar niet kan verwerken. Dat is de voortdurende spanning waarin de EU zit. Ik denk dat een aantal zaken minder acuut zijn geworden in Bosnië, enerzijds door de toetreding van Kroatië tot de EU en anderzijds door een echte politieke verandering in Servië ten aanzien van het pad voor Europese integratie, maar dat laat onverlet dat Bosnië nog steeds geen land is in de klassieke betekenis van het woord, dus met een geïntegreerd bestuur dat door iedereen geaccepteerd wordt. De Republika Srpska wordt door een aantal buurlanden de facto vaak als een geheel aparte entiteit gezien en behandeld. De activiteiten van Kroatië in Herzeg-Bosna zijn nog steeds heel omvangrijk. Wat houd je dan nog over? Sarajevo en omstreken. Dat blijft een groot probleem voor dat land. Ik vind dat de EU verplicht is om bij het volgen van de ontwikkelingen heel scherp op de conditionaliteit te letten bij het toekennen van fondsen. Ik vind ook dat we de problemen de komende tijd misschien wat duidelijker en scherper moeten benoemen, want een zekere vorm van zelfgenoegzaamheid bij het leiderschap van Bosnië vind ik eigenlijk onaanvaardbaar. Het leiderschap heeft niet veel waarop het kan bogen en ook niet veel waarop het trots kan zijn. Ik vind de houding aan die kant wat te makkelijk. Ik denk dat we daar wat scherper op zullen moeten gaan letten en dat we op dat punt ook wat scherper zullen moeten zijn, ook in de contacten in de komende tijd.
De heer Sjoerdsma vroeg om een appreciatie van de voortgangsrapportage over Moldavië. Zodra we van de Commissie een rapport hebben, zullen we dat met een kabinetsreactie naar de Kamer sturen. Hopelijk redden we dat nog voor «Vilnius». Als dat zou leiden tot stappen in Vilnius, moeten we die appreciatie zeker naar de Kamer sturen, want ik wil dan, in overleg met de collega's van V en J, graag weten of die appreciatie door ons gesteund kan worden. Het zijn immers geen kleine stappen die dan eventueel gezet zouden worden.
Wie heeft de gaten gevuld die in de UNDOF zijn achtergelaten door de Oostenrijkers? Dat is gebeurd door Fiji.
De heer Ten Broeke stelde een vraag over een uitlating van onze ambassadeur in Teheran. Ambassadeur Douma heeft inmiddels de hele tekst van het interview op de site van de ambassade gezet om te laten zien dat er door het Iraanse persbureau een draai aan is gegeven die niet conform zijn uitlatingen is. Als de heer Ten Broeke de site van de ambassade opzoekt, kan hij de opmerkingen van de ambassadeur lezen.
Ik moet heel eerlijk zeggen dat ik niet helemaal kan volgen waarom de heer Omtzigt tot nu toe altijd heeft gesteund dat de druk op Oekraïne wordt gehandhaafd om op het laatste moment te beslissen wat je doet, maar dat hij nu zegt dat hij het al weet en dat hij wil dat de overeenkomst niet wordt ondertekend. Dan haal je in één klap de hele druk eraf, want dan is er voor Oekraïne geen enkele reden meer om linksom of rechtsom nog iets te doen. Het moment waarop wij conclusies moeten trekken, is in Vilnius of aan de vooravond van «Vilnius». Dan moeten we onze conclusies trekken op basis van de situatie op dat moment. Als de heer Omtzigt zegt dat hij geen nieuwe eisen heeft gesteld, moet hij het ook met mij eens zijn dat het voor Oekraïne nog steeds mogelijk is om te voldoen aan de eisen voor «Vilnius», ook al is dat dan een muizengaatje. In politieke zin vind ik het opvallend dat de heer Omtzigt zijn bijdrage begon met: «Ik zie wat de meerderheid vindt en ik kan mij dus veroorloven om iets anders te vinden». Maar goed, dat is zijn eigen politieke inschatting. Nogmaals: als hij geen nieuwe criteria stelt, moet hij het ook met mij eens zijn dat we aan de vooravond van «Vilnius» onze conclusies kunnen trekken. Als Oekraïne voldoet aan de eisen van de EU, kunnen we tekenen. Als Oekraïne daar niet aan voldoet, zullen we niet tekenen. Dat moment is nog niet daar. De heer Omtzigt zegt ook nadrukkelijk dat hij de benadering van de Europees Parlement steunt. Cox en Kwaśniewski zeggen dat hun mandaat nu eigenlijk zou eindigen, maar willen graag een verlengd mandaat omdat zij de druk op Oekraïne willen handhaven. Het Europees Parlement stemt daarmee in en dan zegt de heer Omtzigt dat hij tot nu toe wel waardering voor hen heeft gehad, maar dat hij hen nu niet meer gelooft en geen behoefte heeft aan verlenging van de missie. Tot slot herhaal ik waarmee ik begon. We dreigen nu weer in een discussie terecht te komen alsof het om het lidmaatschap gaat. Het gaat om een handelsovereenkomst. Ik zou dus ook tegen de heer Omtzigt willen zeggen: maak er nou niet meer van dan het is. Als we het hier zouden hebben over het lidmaatschap, zou ikzelf nu ook geen verwachtingen meer hebben ten aanzien van «Vilnius». Gelet op de aard van het akkoord waarover het gaat, denk ik echter dat Oekraïne nog een laatste kans moet krijgen om die horde te nemen voor «Vilnius».
De Zwitsers hebben in de VN als eerste het initiatief genomen om de betrokkenheid van het ICC bij de gang van zaken in Syrië vast te leggen in een resolutie van de Veiligheidsraad. Daar hebben vele landen zich voor ingezet. Volgens mij hebben meer dan 30 landen dat initiatief gesteund, waaronder Nederland. Dat initiatief heeft het niet gered. Wij blijven daarop hameren, maar ik zie ook een haakje in Veiligheidsraadsresoluties die wel zijn aangenomen, want ook daarin staat dat er geen sprake kan zijn van straffeloosheid. Dat haakje zullen we blijven gebruiken om te proberen om de rol van het ICC te vergroten conform de wensen van de Kamer.
De heer Van Bommel vroeg naar een muur die door Turkije wordt gebouwd. Ik heb geen informatie over een muur, maar ik ga vandaag met de Kamer nog meer over Turkije spreken. Ik zal mij intussen laten informeren of er sprake is van een muur.
De Nederlander die in Egypte in de gevangenis zit en die, als ik mij niet vergis, inmiddels is veroordeeld door een rechtbank, krijgt volledige consulaire bijstand van de Nederlandse ambassade. Die zaak is op dit moment onder de rechter. Wij zullen ervoor zorgen dat hij, net als iedere andere Nederlander in vreemde detentie, bijstand krijgt van de ambassade.
De voorzitter: Dank u zeer. Ik kom bij de toezeggingen die de Minister in deze vergadering heeft gedaan.
– In het verslag van de Raad Buitenlandse Zaken zal informatie worden opgenomen over de uitkomst van de gesprekken van Lady Ashton in Egypte over het onderzoek naar geweld bij de machtsovername.
– De voortgangsrapportage van de Europese Commissie over visumliberalisatie ten aanzien van Moldavië wordt met de kabinetsappreciatie naar de Kamer gestuurd.
De Minister en de Kamerleden herkennen zich in deze toezeggingen. Dat betekent dat we aan het eind zijn gekomen van dit overleg.
Sluiting 11.57 uur.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-21501-02-1318.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.