21 501-02 Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken

Nr. 1309 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 6 december 2013

Hierbij bied ik u de geannoteerde agenda aan van de Raad Buitenlandse Zaken van 16 december 2013.

De Minister van Buitenlandse Zaken, F.C.G.M. Timmermans

GEANNOTEERDE AGENDA RAAD BUITENLANDSE ZAKEN VAN 16 DECEMBER 2013

Iran

Hoge Vertegenwoordiger Ashton zal de Raad informeren over het interim akkoord d.d. 24 november jl. van de E3+3 (Frankrijk, Duitsland, VK, Rusland, China en de VS) met Iran over het Iraanse nucleaire programma.

Het akkoord stelt voor een periode van zes maanden duidelijke grenzen aan het Iraanse nucleaire programma. Iran zal onder meer verrijking van uranium beperken tot 5%, m.a.w. andere woorden uraniumverrijking tot 20% wordt stilgelegd. Ook wordt de uitbreiding van nucleaire verrijkingscapaciteiten bevroren, m.a.w. geen installatie van nieuwe ultracentrifuges. Ook zal Iran de werkzaamheden t.a.v. de zwaarwaterreactor in Arak opschorten en meer inspecties toestaan. Hierdoor duurt het langer voor Iran om een eventuele kernwapencapaciteit te kunnen bereiken. Zo wordt ruimte gecreëerd om te onderhandelen over een alomvattend akkoord. Ook zal Iran een beter toezicht op zijn nucleaire programma toelaten. Een plan om de stappen uit het akkoord te verifiëren door het Internationaal Atoomenergieagentschap (IAEA) zal worden uitgewerkt. Verwacht wordt dat de formele onderhandelingen over het alomvattende akkoord aanvangen na overstemming over dat verificatieplan.

Zodra Iran concrete stappen zet ter uitvoering van het akkoord zijn de VS en de EU bereid over te gaan tot een tijdelijke, omkeerbare en beperkte sanctieverlichting. De kern van het sanctiebeleid – olie-embargo en beperking financieel verkeer – blijft echter van kracht. De sanctieverlichting is gericht op een beperkt aantal sectoren, zoals handel in petrochemische producten, goud en edelmetalen alsmede de herverzekering van olietransporten. Daarnaast is de sanctieverlichting gericht op zaken als reserveonderdelen voor vliegtuigen en de auto-industrie. Ook is overeengekomen dat bepaalde Iraanse olietegoeden die in het buitenland worden aangehouden kunnen worden aangewend voor humanitaire handel, waaronder voor medicijnen. Om bestemming van die gelden te controleren zal een financieel kanaal worden ingericht.

Het kabinet verwelkomt het akkoord en steunt de inspanningen van de E3+3, onder leiding van HV Ashton, om tot een oplossing voor de Iraanse nucleaire kwestie te komen. Wel blijft het samen met de E3+3 waakzaam; het komt nu aan op de uitvoering van het akkoord. Aangezien Iran mede onder druk van sancties bereid bleek tot concessies, acht het kabinet het van belang om druk te houden tot een definitieve oplossing is bereikt.

Oostelijk Partnerschap

De Raad zal terugblikken op het verloop van de Top Oostelijk Partnerschap in Vilnius van 28 en 29 november jl. en de nasleep in Oekraïne bespreken. Uw Kamer wordt middels een separate brief geïnformeerd over het verloop van de Top en de resultaten (Kamerstuk 21 501–20, nr. 819).

Het kabinet is verheugd over de parafering van de AA/DCFTA met Moldavië en Georgië, die voor beide landen het resultaat is van vergaande hervormingen en economische moderniseringen. Ook het visumfacilitatie akkoord met Azerbeidzjan en de luchtvaartovereenkomst met Oekraïne worden verwelkomd, evenals de Kaderovereenkomst met Georgië over deelname aan door de EU geleide crisisoperaties.

Het kabinet betreurt dat er geen AA/DCFTA met Oekraïne is getekend. Er was ten tijde van de Top nog niet aan de door de EU gestelde voorwaarden voldaan, voorafgaand aan de Top heeft president Janoekovitsj besloten zelf niet te zullen tekenen – vermoedelijk onder zware druk van Rusland. Het kabinet veroordeelt de druk op de Oekraïense autoriteiten en onderstreept dat landen over hun eigen externe betrekkingen behoren te gaan. De deur voor Oekraïne blijft open om het overleg te hervatten.

Gezien de bewogen nasleep van de Top en de demonstraties in Kiev heeft het kabinet zowel regering als oppositie opgeroepen terughoudendheid te betrachten en geen geweld te gebruiken.

Rusland

De Raad zal de EU-Rusland Top van 27 en 28 januari 2014 voorbereiden, waar zowel de onderlinge relaties als buitenlandpolitieke onderwerpen op de agenda staan.

Tijdens de Top zal worden gesproken over de energierelatie met Rusland, de onderhandelingen over een Nieuw Strategisch Akkoord, het EU-Rusland Partnerschap voor modernisering, handel, visa, mensenrechten en internationale onderwerpen, zoals Syrië, Iran, Afghanistan, Noord-Korea, het Oostelijk Partnerschap en het MOVP.

Een eensgezinde en geïntegreerde benadering door de EU blijft essentieel om de belangen en waarden van de EU in de relatie met Rusland goed te kunnen behartigen. De tussen de EU en Rusland afgesproken «Common Steps», die het pad moeten effenen naar wederzijdse visumliberalisatie, bevinden zich nu in de fase van informatie-uitwisseling en implementatie van afgesproken stappen. Daadwerkelijke visumliberalisatie is nog niet aan de orde. Bij toekomstige stappen op dit gebied zal Nederland nauw optrekken met andere EU-lidstaten. Er is een breed draagvlak onder EU-lidstaten om het visumdossier in de brede context van de betrekkingen van de EU met Rusland te zien.

Het kabinet is met veel lidstaten van mening dat er tijdens de EU-Rusland Top specifiek aandacht gevraagd moet worden voor de mensenrechtensituatie in Rusland, in het bijzonder voor beperkingen opgelegd aan NGO’s, vrijheid van demonstratie, bescherming van de rechten voor LHBT, aanscherping van de wet op hoogverraad, herinvoering van de smaadwetgeving en aanscherping van de internetwetgeving. Tijdens de mensenrechtenconsultaties EU-Rusland op 28 november jl. zijn deze onderwerpen ook aan de orde geweest. Van belang is dat Rusland zich aan zijn internationale verplichtingen houdt, of dit nu mensenrechten betreft of het nakomen van WTO afspraken.

Voor het kabinet is het tevens van belang dat Rusland wordt aangemoedigd een constructieve rol te spelen in internationale aangelegenheden, zoals ten aanzien van Syrië en het Oostelijk Partnerschap.

Belangrijk dat zal worden voortgebouwd op de goede samenwerking met Rusland met betrekking tot internationale aangelegenheden zoals het nucleaire programma van Iran, Afghanistan en bij piraterijbestrijding.

En marge van de Raad zal een EU-lunch met de Russische minister van Buitenlandse Zaken plaatsvinden, waarbij eveneens over bovenstaande onderwerpen zal worden gesproken.

Syrië

Bij de bespreking van de voortdurende crisis in Syrië zal onder meer aandacht worden besteed aan de vredesconferentie Genève II, de voortgang op de ontmanteling van het Syrische chemische wapenarsenaal en de humanitaire situatie. Eveneens biedt de bespreking in de Raad de gelegenheid om onze zorgen uit te spreken over de toenemende invloed van buitenlandse strijders in Syrië.

Het kabinet verwelkomt de aankondiging op 25 november jl. van de secretaris-generaal van de Verenigde Naties Ban Ki-Moon dat de eerder voor eind 2013 voorziene vredesconferentie Genève II op 22 januari a.s. zal plaatsvinden. Daarbij is de bereidheid die beide partijen tonen om op constructieve wijze deel te nemen aan de onderhandelingen van groter belang dan die datum zelf. Om de Syrische Oppositie Coalitie (SOC) bij de vredesonderhandelingen te ondersteunen heeft het kabinet met het Instituut Clingendael deze week aan 17 oppositieleden een onderhandelingsvaardighedentraining in Nederland aangeboden. Daarin wordt ook aandacht besteed aan kennis en vaardigheden die bijdragen aan interne cohesie en consensusvorming binnen de Coalitie en aan inclusiviteitsbeleid en politieke participatie van vrouwen. Het kabinet is er van overtuigd dat de enige uitweg uit het afschuwelijke conflict in Syrië een politieke oplossing is, die leidt tot een inclusieve politieke transitie waarbinnen de positie van minderheden en vrouwen is gewaarborgd. Deze positie blijft het kabinet ook richting Europese partners uitdragen.

De werkzaamheden van de geïntegreerde missie van de VN en de OPCW voor de ontmanteling van het Syrische chemische wapenarsenaal onder leiding van Sigrid Kaag vorderen gestaag, ondanks de zeer uitdagende omstandigheden. De eerste twee fasen zijn afgerond. De laatste en moeilijkste fase, de vernietiging van de chemische wapens, is gestart. Nadat Noorwegen en Albanië hadden aangegeven ontmanteling van Syrische chemische wapens op eigen grondgebied niet uit te kunnen voeren, heeft de VS aan de OPCW aangeboden zorg te dragen voor de vernietiging van de belangrijkste chemicaliën op zee. Het aanbod betreft een schip met hydrolyse installatie en full operational support (incl. personeel). De kosten hiervoor worden door de VS gedragen. Het aanbod omvat niet het ophalen van chemische wapens en voorlopers in de Syrische haven van Lattakia. Denemarken en Noorwegen hebben aangeboden om dat vervoer op zich te nemen.

Nederland draagt EUR 1,5 miljoen bij aan het VN Trust Fund voor Syrië, waaruit beveiliging en logistiek voor de gezamenlijke OPCW-VN missie wordt gefinancierd. Deze bijdrage volgt de eerdere bijdrage van EUR 1,5 miljoen aan het Trust Fund voor Syrië van de OPCW voor de verificatiewerkzaamheden van de OPCW. Daarnaast bepleit Nederland in EU-verband een aanzienlijke Europese bijdrage aan de OPCW-VN missie, onder meer door financiering van de ontmanteling van chemische wapens en voorlopers buiten Syrië, via het hiertoe bestemde tweede Trust Fund van de OPCW.

De humanitaire situatie in Syrië neemt steeds schrijnender vormen aan. Inmiddels hebben meer dan 100.000 Syriërs, waaronder ruim 11.000 kinderen, als direct gevolg van het geweld de dood gevonden. Meer dan 2 miljoen Syriërs zijn hun land ontvlucht, terwijl nog eens 6,5 miljoen mensen hun heil elders in het land hebben gezocht. Het kabinet heeft recent een additionele EUR 2 mln beschikbaar gesteld, waarmee de totale bijdrage aan slachtoffers van de Syrische crisis, met inbegrip van gastgemeenschappen, nu EUR 61 mln bedraagt. Volgens inschattingen van UNOCHA zijn er in Syrië bijna 9 miljoen hulpbehoevenden, waarvan een groot deel verstoken blijft van enige vorm van hulp. Met de winter in aantocht zal dit mogelijk rampzalige gevolgen hebben. Het kabinet acht het van groot belang dat de toegang van hulporganisaties binnen Syrië spoedig verbetert en zal hier tijdens de Raad, bij VN-vergaderingen en ook in bilaterale gesprekken met belangrijke spelers wederom aandacht voor vragen.

Libanon

Voortbouwend op de bespreking van de regionale implicaties van de Syrië-crisis tijdens de RBZ van november zal de Raad dit keer nadrukkelijk spreken over de situatie in Libanon. Libanon is politiek, economisch, historisch en sektarisch onlosmakelijk verbonden met Syrië. Slechts een poreuze grens scheidt de twee landen. Sinds het uitbreken van de crisis in Syrië heeft Libanon te maken met teruglopende economische activiteit, uitbraken van geweld, bomaanslagen, en bovenal een massale instroom van Syrische vluchtelingen.

Tot op heden zijn meer dan 800.000 vluchtelingen geregistreerd en aangemeld, in een land met een populatie van ongeveer vier miljoen inwoners. Het aantal vluchtelingen loopt nog steeds op. De meeste Syriërs worden opgevangen in gastgemeenschappen of verblijven in zogeheten informal tented settlements, vaak in de meest kwetsbare delen van Libanon. De alomtegenwoordigheid van Syriërs leidt tot maatschappelijke en sociaaleconomische spanningen, discriminatie, concurrentie om arbeid en zorgen over de aanwezigheid van voldoende voorzieningen zoals onderwijs en gezondheidszorg. Daardoor neemt de bereidheid de Libanese grenzen open te houden af.

Een ander punt van zorg is de veiligheidssituatie die verslechtert als gevolg van de nadrukkelijke betrokkenheid van zowel Libanese sjiieten (de meest manifest gewapende strijders van Hezbollah) als Libanese soennieten bij de strijd in Syrië. Dit zet sektarische verhoudingen in Libanon steeds verder onder druk. De noordelijke stad Tripoli is regelmatig het toneel van zware vuurgevechten tussen soennieten en alawieten. In Beiroet en Tripoli vonden sinds juli dit jaar meermaals sektarisch gemotiveerde bomaanslagen plaats, met tientallen doden en honderden gewonden tot gevolg. De meest recente uiting van geweld was de bomaanslag op de Iraanse ambassade in een zuidelijke wijk van Beiroet. Door de afnemende interne stabiliteit wordt een extra beroep gedaan op het Libanese leger en de politie. Met name het leger is vooralsnog in staat gebleken een stabiliserende rol te spelen bij de oplaaiende geweldsuitbarstingen. Om die reden verkent de EU mogelijkheden voor steunverlening aan de veiligheidssector.

Terwijl Libanon steeds verder in de greep van de gevolgen van de Syrië-crisis raakt, verkeert de langs sektarische lijnen verdeelde nationale politiek in een impasse. De regering is sinds maart dit jaar demissionair en formatiepogingen verlopen zonder enig zicht op een doorbraak. Parlementaire verkiezingen waren voorzien op 16 juni jl., maar zijn met 17 maanden uitgesteld. Alle besluitvorming die raakt aan de verdeling van bestuurlijke macht of van invloed is op de sektarische balans loopt vast bij uitblijven van zicht op een einde aan het conflict in Syrië. Dat gegeven versterkt het onvermogen van de nationale overheid om de gevolgen van de Syrië-crisis succesvol te adresseren.

Tegen deze achtergrond concludeerde de Wereldbank in september dit jaar dat een bedrag van USD 2.5 mld nodig is om Libanon te stabiliseren. De EU heeft in het kader van het Nabuurschapsbeleid sinds het begin van de crisis al 153 mln euro aan hulp voor Libanon vrijgemaakt via de VN en NGO’s, en zet in op een verdere verhoging van de steun op korte en lange termijn. Het kabinet is van mening dat de omstandigheden in Libanon extra aandacht van de EU verdienen en is bereid mee te denken over additionele steunmaatregelen. Daartoe zal het tijdens de Raad het belang van een geïntegreerde benadering benadrukken en pleiten voor voortzetting van humanitaire hulp.

Centraal-Afrikaanse Republiek

Bij de bespreking van de verslechterde situatie in de Centraal Afrikaanse Republiek (CAR) zal aandacht worden besteed aan zowel de humanitaire en politieke – als de veiligheidssituatie. Ook zal gesproken worden over mogelijke EU-bijdragen aan de CAR.

Het kabinet deelt de zorgen over de ontwikkelingen in de CAR. Sinds de machtsgreep door de Séléka-rebellen in maart jl. is de veiligheidssituatie ernstig verslechterd, zijn de humanitaire noden gestegen en nemen de interreligieuze spanningen toe. Het kabinet heeft inmiddels 2 mln EUR beschikbaar gesteld aan het Common Humanitarian Fund (CHF) voor de CAR. Daarnaast stelt Nederland jaarlijks 40 mln EUR beschikbaar aan het Central Emergency Response Fund (CERF). Uit dit fonds is dit jaar reeds 7,1 mln USD aan de CAR beschikbaar gesteld. Ook heeft het kabinet de financiële bijdrage van de EU uit de African Peace Facility aan MISCA gesteund, zoals besproken tijdens de Raad Buitenlandse Zaken van oktober.

De VN-Veiligheidsraad heeft op 5 december jl. een VNVR-resolutie over de CAR aangenomen. Deze resolutie geeft onder meer steun aan de Afrikaanse Unie (AU) en de missie van de AU in de CAR (MISCA), die vanaf 19 december a.s. de huidige MICOPAX-missie zal vervangen. Daarnaast dient de resolutie als basis voor de uitbreiding van de 400 Franse troepen die momenteel al in de CAR aanwezig zijn. Frankrijk streeft naar een tijdelijke uitbreiding met 800 manschappen, ter ondersteuning van de snelle ontplooiing van MISCA.

Het kabinet beziet de mogelijkheden voor steun aan landen en organisaties die actief zijn in de CAR. Het kabinet is van mening dat de EU-inzet in samenhang met de VN-inzet moet worden bezien.

Birma

Hoge Vertegenwoordiger Ashton zal kort terugblikken op de eerste bijeenkomst van de «EU – Myanmar Task Force» die op 14-15 november jl. in Birma plaatsvond. Tijdens de bijeenkomsten in het kader van de Taskforce is gesproken met vertegenwoordigers van de Birmese regering, oppositie, de zakenwereld en met maatschappelijke – en mensenrechtenorganisaties. Belangrijk onderwerp van de besprekingen was de politieke en economische transitie van Birma, in het bijzonder het proces richting constitutionele hervormingen in de aanloop naar de algemene verkiezingen in 2015. Het belang van grondwethervormingen als voorwaarde voor geslaagde verkiezingen in 2015 werd in verschillende gesprekken benadrukt, waaronder door oppositieleider Aung San Suu Kyi. De EU heeft tijdens de Task Force besprekingen zowel steun voor de politieke en economische hervormingen uitgesproken, als haar zorgen onderstreept over onder andere de mensenrechtensituatie, de situatie van minderheden waaronder de Rohingya-minderheid en religieus geïnspireerd geweld.

Het kabinet verwelkomt het succesvolle verloop van de Task Force bijeenkomst en de voortgang van het hervormingsproces in Birma. De EU zal de politieke en economische hervormingen in Birma moeten blijven steunen in aanloop naar de verkiezingen in 2015, inclusief het adresseren van zorgen over de mensenrechtensituatie. De afspraak om in 2014 een EU-Birma mensenrechtendialoog te starten wordt in dit verband verwelkomd.

Midden-Oosten vredesproces

De Raad Buitenlandse Zaken zal spreken over de laatste ontwikkelingen binnen het Midden-Oosten Vredesproces (MOVP). Het kabinet streeft naar een eensgezinde EU-bijdrage aan het vredesproces met als doel een twee-statenoplossing. Het diplomatieke initiatief van de Verenigde Staten onder leiding van Secretary of State Kerry biedt momenteel het enige realistische perspectief op het bereiken van een vredesakkoord. De inzet van het kabinet is daarom gericht op het bijdragen aan een zo gunstig mogelijk klimaat voor het welslagen van dit initiatief. Het is daarvoor van groot belang dat de internationale gemeenschap eensgezind Secretary Kerry steunt. Het kabinet vindt dat hierbij een belangrijke ondersteunende rol voor de EU is weggelegd. Eensgezind optreden van de EU is essentieel, evenals nauwe coördinatie met de VS. Indien daar gelegenheid voor is, zal Nederland tijdens de Raad verslag doen van de bilaterale fora met Israël en de Palestijnse Autoriteit die een week voor de Raad zullen plaatsvinden.

Westelijke Balkan

In het licht van de bespreking van het jaarlijkse uitbreidingspakket van de Europese Commissie op de komende RAZ en ER zal Commissaris Füle de RBZ informeren over de landen die vooralsnog geen kandidaat lidmaatschap genieten. Over de jaarlijkse bespreking van het uitbreidingspakket wordt uw Kamer geïnformeerd in de geannoteerde agenda voor de Raad Algemene Zaken.

Bij de bespreking in de RBZ zal de discussie zich naar verwachting toespitsen op de normalisatie van de betrekkingen tussen Servië en Kosovo. Hoge Vertegenwoordiger Ashton zal verslag doen van de laatste stand van zaken. Het kabinet is tevreden over de nakoming tot nu toe van de afspraken tussen Servië en Kosovo.

Daarnaast zal de Raad mogelijk voortbouwen op haar discussies in november en oktober jl. over de politieke situatie in Bosnië-Herzegovina. Het kabinet stelt vast dat de onwil van de huidige generatie Bosnische politici om het algemeen belang te dienen verdere toenadering van het land tot de EU in de weg staat. Het kabinet zal daarnaast zijn zorgen delen over de tijdelijke vrijlating van Bosnische oorlogsmisdadigers, waartoe het Bosnische Staatshof op 19 november jl. besloot.

Naar boven