Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2010-2011 | 21501-02 nr. 1053 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2010-2011 | 21501-02 nr. 1053 |
Vastgesteld 15 april 2011
De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken1 en de vaste commissie voor Europese Zaken2 hebben op 17 maart 2011 overleg gevoerd met minister Rosenthal van Buitenlandse Zaken over:
– de brief van minister Rosenthal van Buitenlandse Zaken d.d. 15 maart 2011 houdende het verslag van de buitengewone informele Raad Buitenlandse Zaken en de buitengewone Europese Raad op 10 en 11 maart 2011 over de Arabische regio en het Gymnich-overleg op 11 en 12 maart 2011 (21 501-20, nr. 525);
– de brief van minister Rosenthal van Buitenlandse Zaken d.d. 15 maart 2011 houdende de geannoteerde agenda van de Raad Buitenlandse Zaken op 21 maart (21 501-02, nr. 1044).
Van dit overleg brengen de commissies bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken,
Albayrak
De voorzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken,
Verburg
De griffier van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken,
Van Toor
Voorzitter: Albayrak
Griffier: Van Toor
Aanwezig zijn tien leden der Kamer, te weten: Albayrak, Van Bommel, Dikkers, El Fassed, Hachchi, Kortenoeven, Nicolaï, Ormel, Van der Staaij, Voordewind,
en minister Rosenthal van Buitenlandse Zaken, die vergezeld is van enkele ambtenaren van zijn ministerie.
De voorzitter: Goedemorgen. Voorafgaand aan dit overleg wil ik een aantal mededelingen doen over een aantal verwachte wijzigingen op de agenda van de RBZ. Het is nog onzeker of Japan wordt besproken in de Raad Buitenlandse Zaken dan wel in de Raad Algemene Zaken maar dat wordt in de loop van vandaag duidelijk. Wij hebben hier maar een krappe twee uur voor en voor het volgend overleg maar een uurtje. Schroom daarom vooral niet om nu al uw bijdrage aan de minister mee te geven, mocht het in uw inbreng zitten. De hoge vertegenwoordiger Ashton zal tijdens de raad kort informatie verstrekken over de stand van zaken over de opzet van de EDEO, de dialoog tussen Servië en Kosovo en de sanctiemaatregelen tegen Wit-Rusland. Daarover is geen discussie voorzien. Het gaat alleen om mededelingen van haar aan de aanwezigen.
Ook is, gelet op de overvolle agenda, de verwachting dat het Midden-Oostenvredesproces van de agenda zal gaan. Maar ook dat is geen beletsel om daarover een opmerking te maken als u daar iets over hebt voorbereid. Daarbij kijk ik met name naar de PVV-fractie omdat het niet doorgaan van het spoeddebat mede was ingegeven door een doorverwijzing naar dit debat. Dus ik verwacht daar zeker inbreng over.
Ik heet de minister en zijn ondersteuning van harte welkom.
De heer Kortenoeven (PVV): Voorzitter. Ik zal mijn inbreng proberen te beperken.
«Wat in de bovenkamers van het huis van rabbijn Shlonim gebeurd was, werd duidelijk toen wij daar binnenkwamen en zagen dat de drie meter hoge plafonds onder het bloed zaten. De kamers zagen er uit als een slachthuis.» Deze woorden zijn ontleend aan een ooggetuigenverslag van de Nederlands-Canadese journalist Pierre van Paassen. Hij bezocht de millennia-oude Joodse wijk van Hebron op 25 augustus 1929. Daar had een dag eerder een pogrom gewoed waarbij 67 Joden waren afgeslacht. In 1929 bestond de moderne staat Israël nog niet maar Jodenhaat wel. Die haat vindt zijn oorsprong in islamitische concepten en kan eenvoudig gemobiliseerd worden met ophitsingen. Ook toen was er sprake van systematische ophitsing tegen Joden. Dat resulteerde in bloedbaden. De eerste moderne pogrom onder de Joden in Palestina vond overigens plaats in 1920 onder andere in de straten van Jeruzalem. Toen werden de Joden er valselijk van beschuldigd de rotskoepel in Jeruzalem te hebben verwoest.
Afgelopen vrijdag werden in het Joodse dorpje Itamar vijf leden van een Joods gezin in hun eigen huis vermoord. Wij hebben de verschrikkelijke beelden gezien. Wij allen waren Pierre van Paassen. Wij hebben ook gezien hoe de slachtpartij in Palestijns-Arabische steden uitbundig werd gevierd. Er werd bijvoorbeeld snoep uitgedeeld aan passerende automobilisten. De aanslag werd opgeëist door de Al-Aqsa Martelarenbrigades, een onderdeel van de Fatah-beweging van Mahmoud Abbas.
Er is een continuüm tussen de verschrikkelijke gebeurtenissen van 1920, 1929 en 2011, tussen Jeruzalem, Hebron en Itamar. Er ligt een continuüm tussen de ophitsing van toen en de ophitsing van nu. Sinds 1993 zijn Nederland en de Europese Unie medeverantwoordelijk voor die ophitsing en de gevolgen daarvan op de korte en lange termijn. De Palestijnse Autoriteit wordt sinds haar ontstaan immers ruimhartig ondersteund door de EU en Nederland. In 1993 werden de Oslo-akkoorden gesloten. De Palestijnse Autoriteit werd in 1994 opgericht. Een essentieel onderdeel van die Oslo-akkoorden was dat de Palestijnse Autoriteit een eind zou maken aan anti-joodse en anti-Israëlische ophitsing en dat de Palestijnse Autoriteit een klimaat voor vrede zou scheppen. In plaats daarvan werd de Palestijnse Autoriteit zelf een haatmachine. Pleinen en straten maar ook sporthallen en scholen werden en worden naar terroristen vernoemd. Die instellingen zijn door de Europese belastingbetaler betaald. Met name de media en het onderwijssysteem zijn sinds Oslo gebruikt om genocidale haat tegen Israël en het Joodse volk aan te wakkeren en terrorisme en ander geweld te verheerlijken. Ik kan legio gedocumenteerde voorbeelden geven, ook uit eigen werk, maar daar ontbreekt hier helaas de tijd voor.
In mei 2002 vermoorde de Palestijnse terrorist Habash Hanani drie Israëlische tieners in een school in hetzelfde Itamar waar afgelopen vrijdag drie kleine kinderen en hun ouders werden afgeslacht. Ook hier is een continuüm. De tv-zender van de Palestijnse Autoriteit heeft de terrorist Habash Hanani vorige maand geëerd met een speciale herdenkingsvideo. Deze werd vier dagen lang meerdere malen per dag uitgezonden. Het is moeilijk hier geen verband te zien.
De EU wil Israël dwingen om een regeling te sluiten met de Palestijnen maar het is evident irrationeel en ook onmogelijk om over vrede te praten met hen die hun bevolking onderwijzen in bloedvergieten, haat en genocide. Het lijkt misschien buiten verhouding dat ik vandaag stilsta bij de moord op vijf Israëlische Joden terwijl in Japan vele duizenden om het leven zijn gekomen, maar de schaal van de slachtpartij in Itamar wordt relatief als wij kijken naar het potentieel van de onderliggende haat. Er is een verschil tussen de slachtoffers van natuurrampen en de slachtoffers van gewelddadige haat. De eersten vallen willekeurig, de tweeden gericht en met opzet. De eerste tragedie is niet te voorkomen, de tweede wel. De gevolgen van gewelddadige haat zijn namelijk voorspelbaar.
Het waren woorden van Jodenhaat die leidden tot de moord op zes miljoen Europese Joden. Vandaag prediken islamitische voorlieden als Moslimbroederschap-ideoloog Yusuf al-Qaradawi de moord op zes miljoen Joodse inwoners van Israël. Vandaag is de vredespartner van Israël, de Palestijnse Autoriteit, nog steeds instrumenteel bij het creëren van een klimaat waarin de beoogde genocide van de heer Al-Qaradawi c.s. niet ondenkbaar moet worden geacht. Er is een continuüm tussen Hebron, Auschwitz en Itamar. Hebron, Auschwitz en Itamar waren geen natuurrampen maar onderdeel van een geplande genocide waarbij Joden worden vermoord louter omdat zij Joden zijn. Het conflict met Israël is niet territoriaal maar ideologisch. Het is een anti-Joods conflict dat is geworteld in islamitische concepten over Joden. Ik roep in herinnering dat Hezbollah-leider Nasrallah ooit heeft verklaard dat het zionisme een goede zaak is omdat het vestigen van Joden in Israël de moslims de moeite zou besparen de Joden wereldwijd achterna te zitten en hen daar te doden.
Ik rond af met enkele concrete vragen aan de minister. Kent de minister de uitspraak van de voorzitter van de senaat van Jordanië Taher Nashat al-Masri, een Palestijnse Arabier overigens, dat het conflict met Israël niet van territoriale maar van ideologische aard is? Hoe beoordeelt hij die uitspraak? Erkent de minister dat er een relatie bestaat tussen islamitische vooroordelen over Joden en gewelddadige ophitsing tegen Joden? Erkent de minister het vraagstuk van de genocidale ophitsing in de gebieden van de Palestijnse Autoriteit? Wat gaat hij zelf en in Europees kader doen om de Palestijnse haatindustrie aan te pakken? Welke voorwaarden zullen worden gesteld aan de Palestijnse Autoriteit als het gaat om ophitsing en aanzetten tot geweld? Wat gaat de minister doen om de systematisch aangewakkerde Jodenhaat in de zogenaamde transitielanden als Egypte te bestrijden in het kader van de democratiseringsinitiatieven van mevrouw Ashton? Waarom was hij zo vreselijk laat met het uitspreken van een veroordeling van de moordpartij op het gezin in Itamar? Du moment dat Joden een huis bouwen in Jodenland komen er onmiddellijk veroordelingen uit Den Haag en Brussel. Waar was trouwens de veroordeling van Brussel?
De heer Van Bommel (SP): In de internationale media en ook in de media in het Midden-Oosten zelf lezen wij dat er vooral veel Thaise werknemers in die nederzetting zijn opgepakt omdat de schuldige in die kringen wordt gezocht. Heeft de heer Kortenoeven daar kennis van en, zo ja, zou dat iets aan zijn verhaal veranderen?
De heer Kortenoeven (PVV): Dat verhaal is in de media verspreid door één bron van de Palestijnse Autoriteit. Ik categoriseer dat vooralsnog onder het noemertje «ophitsing», onder het proberen de schuld te verschuiven naar derden. Zoals de heer Van Bommel waarschijnlijk ook gelezen heeft, zijn twee leden van de inlichtingendienst van de Palestijnse Autoriteit gearresteerd. Twee broers of twee neven worden hiervan beschuldigd. De namen heb ik ergens in een stukje. Die kan ik zo opzoeken.
De heer Voordewind (ChristenUnie): Voorzitter. Ook namens de ChristenUnie spreek ik grote afschuw uit over de moordpartij in Itamar. Die is zeer te betreuren. Ik hoop dat de daders snel opgepakt en berecht worden, want het ziet er inderdaad heel gruwelijk uit. Steun voor de woorden van de collega van de PVV. Ik kom straks terug op het Midden-Oostenvredesproces. Eerst ga ik het hebben over Libië.
In Libië dreigt een deel van de bevolking uitgemoord te worden, voor zover dat al niet is gebeurd, door Kadhafi. Benghazi zal mogelijk vandaag of morgen worden ingenomen. Ook moet de Veiligheidsraad vandaag besluiten of er een no-flyzone komt. Of zal het straks echt te laat zijn?
Voordat ik daarop inga, wil ik de regering bedanken voor de inzet samen met Griekenland en Malta voor de drie Nederlandse militairen. Gelukkig zijn ze nu vrijgekomen. Wij zullen het volgende week hebben over hoe het zover is gekomen.
De minister-president zei in dit huis dat er een volkenrechtelijk mandaat zou moeten komen van de VN maar liet bij de persconferentie nog wat ruimte om te bezien of er nog mogelijkheden waren in het geval dat China en Rusland daartegen zouden blijven. Ik lees in het verslag dat de minister-president eist dat er een volkenrechtelijk mandaat is. Zit er licht tussen Brussel en Den Haag? Ik hoop het niet. Misschien kan de minister daar nog wat over zeggen.
Het standpunt van de ChristenUnie is dat zo’n mandaat zeer nadrukkelijk gewenst is, maar dat de zoon van Kadhafi dreigt zijn eigen mensen als ratten te betitelen die uitgeroeid moeten worden, geeft wel de urgentie aan in die zin dat wij niet met de armen over elkaar moeten blijven afwachten en bekokstoven of er iets moet gebeuren. Straks is het echt te laat. Ik hoop dat het kabinet ruimte laat om deze mensen met daadkracht te steunen. Over de responsibility to protect hebben wij de minister vorige keer bevraagd. Is dat nog een haakje bij de VN om iets te doen aan de grootschalige mensenrechtenschendingen van Kadhafi?
IKV Pax Christi vraagt om te bezien of wij het Internationaal Strafhof kunnen aanzetten om nu al informatie te verzamelen, zaken gedegen te documenteren en een onderzoek te starten naar de wandaden van Kadhafi. Kan de EU dat steunen? Is dat al in gang gezet? Kan de EU mogelijk fondsen vrijmaken om dat nu al te doen? Als Benghazi dreigt te worden ingenomen en de internationale gemeenschap niet de moed kan opbrengen om daar iets aan te doen, kunnen wij dan in ieder geval de NAVO niet vragen om een vrije aftocht van de vluchtelingen vanuit Benghazi naar Egypte te organiseren? Kan de minister daar ook op reageren?
Ik kom op het partnerschap voor democratie en gedeelde welvaart. Minister Rosenthal bracht de bescherming van religieuze minderheden alsook de vrije toegang tot internet vorige week ter sprake. Ik heb begrepen dat de vrije toegang tot internet inderdaad wordt opgenomen als een van de belangrijke voorwaarden. Hoe staat het met de religieuze minderheden? Ik lees dat dat aan de orde is gesteld maar niet wat de uitkomst daarvan is. Vindt de minister niet net als de ChristenUnie dat dat nog steeds een harde voorwaarde zou moeten zijn, vooral als wij kijken naar landen als Saudi-Arbië, Jemen en Mauritanië, waar nog steeds de doodstraf staat op afvalligheid, de doodstraf wordt uitgevoerd door onthoofding en kinderen en overspelige vrouwen nog steeds de doodstraf kunnen krijgen? Moeten wij straks nog steeds zaken doen met dat soort landen? De ChristenUnie vindt van niet. Er is ook geopperd om de expertise van de Raad van Europa in te zetten op het gebied van mensenrechten bij de democratisering van Arabische landen. Is dat nog een mogelijkheid?
Dan kom ik op Egypte. Het religieus geweld in Egypte neemt maar toe. Vorige week vielen er 13 doden en 140 gewonden te betreuren. Zij vielen vooral in gevechten tussen kopten en moslims tijdens demonstraties. De aanvallers hadden de beschikking over geweren. Daarbij leek het leger duidelijk de kant te kiezen van de moslims. Artikel 2 van de Grondwet blijft gehandhaafd, waarbij de sharia uitdrukkelijk de basis vormt van de Grondwet en de strafwet. De Moslimbroederschap onderhandelt nu actief mee over de wijzigingen van de Grondwet. Moet de EU nu precies deze ontwikkelingen stimuleren? Wat doet de EU eraan om dit soort verontrustende ontwikkelingen aan de kaak te stellen?
Afrondend wil ik het hebben over het Midden-Oostenvredesproces. Ik lees in het verslag dat de inzet van het kabinet is: terug naar de onderhandelingstafel zonder voorwaarden vooraf. Klopt dat? Ik heb de minister vorige keer namelijk ook horen zeggen dat de Palestijnen gesteund worden in de eis van de bouwstop. Ik lees nu dat elke partij zonder voorwaarden vooraf terug moet naar de onderhandelingstafel. De ChristenUnie steunt die lijn, want ook de Israëli’s hebben geen voorwaarden vooraf gesteld. Is dat nu ook de lijn van het kabinet?
President Abbas heeft onlangs € 2000 betaald aan de familie van een zelfmoordenaar. Wat is het oordeel van de minister over deze aanmoedigingspremie voor het gebruik van geweld tegen burgers? Moet Nederland deze president wel ontvangen op zijn grondgebied gelet op dit soort gedrag, premies en ophemeling van geweld? Zijn partijgenoten van de Fatah, met wie onze delegatie twee weken geleden in het parlement in Ramallah sprak, bevestigden nog een keer dat zij nog steeds in de statuten de vernietiging van de staat Israël hebben staan. In hoeverre spreekt de heer Abbas als voorzitter van de Fatah met twee monden? Aan de ene kant zegt hij vrede te willen. Aan de andere kant zegt hij nog steeds uit te zijn op de vernietiging van Israël.
Moet Nederland de heer Abbas nog wel financieren zolang deze man geweld ophemelt en premies uitlooft voor zelfmoordenaars? Graag een reactie van de minister. De vraag is gesteld maar de ChristenUnie vindt dat zulk gedrag van de heer Abbas absoluut niet beloond moet worden.
De heer Van Bommel (SP): Voorzitter. Eerst wil ik het hebben over de Arabische regio in zijn algemeenheid. Het kabinet schrijft dat sterker dan in het verleden de economische en technische plannen verbonden moeten zijn aan voorwaarden ten aanzien van vorderingen op het gebied van mensenrechten, democratie en rechtsstatelijkheid. In eerdere overleggen heb ik steeds gezegd dat dat mijn warme steun heeft maar hoe wordt dat in de praktijk vormgegeven? Laten wij heel concreet kijken naar de wapenhandel. Er is nu een wapenembargo tegen Libië maar niet tegen andere landen in de Arabische regio. Het rommelt in veel van die landen en het dreigt te gaan rommelen in andere landen. De situatie in Bahrein lijkt nu al uit de hand te lopen. Toch is er geen wapenembargo tegen Bahrein. Wordt het niet eens tijd om tegen veel meer landen in die regio een wapenembargo in te stellen? Wil de minister dat overwegen en uitspreken in Brussel? Anders lopen wij achter de feiten aan. Wij kunnen toch niet hebben dat wij straks op televisie opnieuw beelden zien van wapentuig uit Europa soms uit Nederland dat wordt ingezet tegen de eigen bevolking?
De situatie in Bahrein. De Amerikanen hebben gezegd dat het inroepen van de hulp uit Saudi-Arabië de verkeerde weg is. Gaat Europa dat ook zeggen? Gaat Nederland dat ook zeggen? Mevrouw Ashton heeft gezegd dat zij kennis heeft genomen van de ontplooiing van vreemde troepen in Bahrein. Dat is wel heel erg mager. Die dient te worden veroordeeld, zeker wanneer wij de beelden van gisteren en ongetwijfeld ook weer van vandaag zien. Ook Saudische troepen worden ingezet tegen de bevolking van Bahrein. Dat is onaanvaardbaar.
In Jemen slaat de president eveneens hard op de democratiseringsbeweging in. Ook daar is een veroordeling op zijn plaats. Wij moeten steun geven aan de democratische krachten in deze landen. Wij proberen dat te doen via allerlei overeenkomsten maar die worden niet strikt nageleefd. Laten wij dan in ieder geval steun verlenen en steun uitspreken of komen tot een veroordeling van het geweld tegen mensen die vreedzaam demonstreren.
Deze regimes proberen hun bevolking op het internet monddood te maken. Daarom wil ik de regering vragen om via Europa te zoeken naar concrete mogelijkheden om ervoor te zorgen dat faciliteiten als Facebook, Twitter en Youtube niet afgesloten kunnen worden. Ook op dat punt zou er een verbod op levering van storingsmiddelen overwogen kunnen worden. Is de minister bereid dat te onderzoeken of in ieder geval Europees te bevorderen?
Wat verwacht de minister van de situatie in Libië? Een no-flyzone lijkt inmiddels een gepasseerd station. Frankrijk heeft de opstandelingen in Benghazi als wettig gezag erkend. Ik zie dat als een verkeerde beslissing. Wat is de opvatting van de Nederlandse regering? Europa wilde dat niet volgen. Deze verkeerde beslissing van Frankrijk kan grote gevolgen hebben. Wat als de Fransen daar vervolgstappen op gaan formuleren? Dan valt Europa uiteen. De Fransen gaan mogelijk ook praktische steun verlenen aan deze mensen. Dan is het hek van de dam. Dan raakt een van onze Europese vrienden betrokken bij een burgeroorlog in Libië. Dat lijkt mij de verkeerde weg. Het lijkt mij beter om te bekijken of er meer humanitaire hulp geboden kan worden aan vluchtelingen. Eventueel kan worden bestudeerd of een vrije aftocht via een veilige corridor kan worden gegarandeerd voor de mensen in Benghazi en andere plaatsen. Dat lijkt mij meer de weg waarmee de mensen daar echt iets wordt geboden, want zelfs als een no-flyzone wordt ingesteld, zal die deze mensen op korte termijn niet de hulp bieden die men ervan verwacht.
De Sahel en de Hoorn van Afrika. Welke ideeën heeft mevrouw Ashton over de stabilisatie van Somalië? Daar ligt een groot probleem. Dat wordt erkend maar wat wordt eraan gedaan? Voorlopig nog niet zo heel erg veel.
Ook over Bosnië-Herzegovina heeft mevrouw Ashton een verklaring afgegeven waarin diepe bezorgdheid wordt uitgesproken over het gebrek aan vooruitgang bij de vorming van een nieuwe regering. Wat betekent dat voor de onderhandelingen en gesprekken met de Europese Unie?
Kan de minister een reactie geven op de berichten dat er via Ghana massaal wapens worden gesmokkeld naar Ivoorkust, die door Gbagbo-getrouwen zijn aangekocht in China? Ghana zien wij als een belangrijke partner. Als Ghana hieraan meewerkt, wordt het conflict van nieuwe brandstof voorzien. Graag een reactie van de minister.
Ook de SP heeft haar afschuw uitgesproken over de moordpartij in de Joodse nederzetting Itamar op de Westelijke Jordaanoever op een gezin met kinderen. Toch vind ik het verstandig dat de Nederlandse regering weliswaar zijn afschuw uitspreekt maar daarbij niet een directe beschuldiging uit omdat dat op dit moment te vroeg zou zijn. Ook Israël tast in het duister over de vraag waar de daders gezocht moeten worden. Het is nu bekend dat ook in Thaise kring serieus gekeken wordt naar mogelijke daders. Dat is geen gerucht zoals de collega van de PVV zei; ook Israël onderzoekt concreet of de dader in die kring gezocht moet worden. Daarom is het verstandig dat de Nederlandse regering niet, nog voordat Israël zelf beschuldigingen uit, tot dergelijke conclusies komt. Tegelijkertijd was de moord voor de Israëlische regering het moment om nieuwe grootschalige bouwplannen aan te kondigen. Graag krijg ik een reactie van de regering op dat opportunisme.
Mevrouw Dikkers (PvdA): Voorzitter. Ik wil beginnen met aandacht te vragen voor de almaar verslechterende situatie in Ivoorkust. De Partij van de Arbeid zou graag zien dat de EU alles in het werk stelt om het tij te keren. Politiek in Afrika is veelal een zero-sum game. Gbagbo en zijn mensen hebben veel te verliezen. Hij gaat niet vrijwillig weg. Ondertussen zijn de vrouwen van Ivoorkust het slachtoffer van georganiseerde verkrachting, vrezen migranten voor hun leven en zijn de tegenstanders van Gbagbo maar ook die van Ouattara vogelvrij. Dit gebeurt allemaal onder het toeziend oog van de internationale gemeenschap. Dat kan niet. De Partij van de Arbeid heeft er alle vertrouwen in dat binnen de EU de situatie in de Arabische wereld wordt besproken maar vreest dat Ivoorkust wordt ondergesneeuwd.
Wij zouden graag zien dat de minister zich bij zijn collega’s hard maakt voor de vier volgende zaken. Ten eerste het verzwaren van de sancties tegen Ivoorkust. Het idee van mijn collega van de SP dat ook sancties getroffen kunnen worden tegen andere landen die het regime ondersteunen, vind ik interessant. Ten tweede vind ik een uitvoerverbod op cacao heel belangrijk. De minister heeft eerder de motie-Van Bommel c.s. (21 501-02, nr. 1028) ontraden waarin werd aangedrongen op een stop van de uitvoer. Ik vraag met klem om daar nog eens naar te kijken zeker in deze tijd. De boeren zijn te compenseren voor het verlies dat ze lijden door het niet verkopen van hun cacao. Maar vooral de cacaohandelaren verzetten zich tegen het uitvoerverbod. Er moet een slimme oplossing te verzinnen zijn voor de boeren. Wat mij betreft, kan daar Europees ontwikkelingsgeld voor worden ingezet. Daarbij is haast geboden, want het oogstseizoen van cacao is nu. Ten derde pleit ik voor vergroting van de budgetten voor de opvang van vluchtelingen en ontheemden en steun aan ngo’s die verkrachte vrouwen in Ivoorkust opvangen. Ook dat onderdeel dreigt wat ondergesneeuwd te raken. Ten vierde doe ik een oproep voor onderzoek door het Internationaal Strafhof naar misdaden tegen de menselijkheid aan beide zijden. Het zou mij niks verbazen als daar een arrestatiebevel voor Gbagbo uit zou volgen.
Nog een brandhaard: Libië. De Europese lidstaten zijn het erover eens dat onmiddellijk een eind moet komen aan het regime-Kadhafi om echt democratische verandering mogelijk te maken. Zaken als een no-flyzone en het tijdig bevriezen van tegoeden zijn «too little, too late» gebleken. Het lijkt erop dat de internationale gemeenschap zo druk was met het analyseren van de situatie dat zij vergeten is in te grijpen. Ik steun het pleidooi van de heer Voordewind voor een onderzoek naar de misdaden. Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk lijken los van alle Europese inspanningen hun eigen opvattingen uit te dragen in de richting van de Arabische regio. Dit maakt eensgezind optreden onmogelijk. Gaat de minister erop toezien dat eensgezindheid troef wordt in de EU? Hoe gaat hij dat aanpakken?
De Sahel-regio. De situatie in Noord-Afrika en het Midden-Oosten tonen aan dat instabiliteit blijft bestaan als je sociale rechtvaardigheid en democratie geen prioriteit geeft. Wij verwachten dat de EU in de Sahel-regiostrategie voorrang zal geven aan het bevorderen van democratie en het verbeteren van de sociale en economische positie van de mensen die daar wonen. Maar de Partij van de Arbeid-fractie vraagt zich ook af wat dat mag kosten. Wij zijn tegelijkertijd druk bezig met het in de steigers zetten van het nieuwe gemeenschappelijk landbouwbeleid, waarbij marktverstorende elementen zoals inkomenssteun zullen blijven bestaan. Met name voor de Sahel-regio, die voor zijn handel in voedingsgewassen afhankelijk is van regionale handel, is het aanbieden van goedkoop Europees voedsel ontwrichtend voor de markt en slecht voor de positie van de agrariërs. Mijn concrete vraag aan de minister is hoe coherent de strategie gaat worden. Gunnen wij de regio de kruimels van Europa of maken wij echt ruimte om te groeien? Dat laatste is ook voor Europa op lange termijn veel verstandiger. Is de minister het met mij eens dat gesubsidieerde landbouw in Europa een struikelblok vormt voor de agrarische naties in de Sahel en, zo ja, wat zal dan de inzet zijn?
Mevrouw Hachchi (D66): Voorzitter. Ik zal mij in mijn inbreng beperken tot Libië, Somalië en Ivoorkust.
Libië. Kadhafi blijft demonstranten bombarderen en de internationale gemeenschap kan het nog steeds niet eens worden over een no-flyzone. In het westen van Libië worden de rebellen steeds verder teruggedrongen. Ondertussen ligt ook Benghazi onder vuur. De kans dat de opstand slaagt, wordt met het uur kleiner. De D66-fractie vindt het schrijnend dat er nog geen no-flyzone is. Zij vindt het ook schrijnend dat de Europese Unie er niet in slaagt met één stem te spreken. Wij moeten de Libische bevolking helpen. Wij kunnen niet toestaan dat er een bloedbad plaatsvindt. Maar het is niet uitgesloten dat het vliegverbod al te laat komt. Dan is de internationale gemeenschap zwaar tekortgeschoten. Wat heeft de minister gezegd en gedaan om het vliegverbod te bewerkstelligen? In zijn brief benadrukt hij de noodzaak voor een VN-mandaat, maar heeft hij ook zelf in sterke bewoordingen de noodzaak voor een no-flyzone benadrukt? Wat waren de bezwaren van de Duitsers? Wat heeft Nederland gedaan om de Duitsers mee te krijgen?
Wat de D66-fractie betreft, moet de Nederlandse regering binnen Europa pleiten voor een gezamenlijk optreden om de Libische burgers te beschermen. Wij moeten verder kijken dan de optie van een no-flyzone alleen. De dreigende taal van Kadhafi doet mij het ergste vrezen voor de burgers en opstandelingen als Benghazi heroverd wordt. Politieke druk en dreiging met strafvervolging zijn manieren om Kadhafi te bewegen tot het geven van garanties voor de veiligheid van burgers. Mijn fractie heeft al langer gepleit voor gedegen documentatie van misdaden. Kan Nederland er niet op aandringen dat het Internationaal Strafhof nu al start met een onderzoek naar eventuele vervolging van Kadhafi en zijn militairen? Kan dit ook publiekelijk bekendgemaakt worden?
Het is goed dat Nederland aandringt op sancties. Aangezien veel van Kadhafi’s tegoeden in diverse Europese landen ondergebracht is, is het essentieel dat Europa gezamenlijk optrekt. Kan de minister bevestigen dat dit ook gebeurt? Nederland draagt financieel bij aan humanitaire hulp voor vluchtelingen maar de minister schrijft in zijn brief over mogelijk aanvullende Nederlandse bijdragen. Waar denkt hij dan aan? De stroom vluchtelingen zal groter worden als Benghazi heroverd wordt. Een veilige aftocht naar Egypte en opvang kunnen al voorbereid worden. De internationale gemeenschap mag het probleem van de vluchtelingen niet aan buurlanden Egypte en Tunesië overlaten. Europa zal hierin ook gemeenschappelijk moeten optreden. Europa heeft een kans om zich aan de Arabische landen te tonen als een bondgenoot bij het bereiken van een veilig en menswaardig bestaan. Deelt de minister dit en, zo ja, wat gaat hij eraan doen?
Somalië. De Europese inzet in Somalië kan beter. Over de mariniers aan boord zullen wij nog spreken maar waar blijft de aandacht voor oplossingen op het land? Hier ligt de structurele oplossing voor piraterij. Hiervoor is een gezamenlijke aanpak van de internationale gemeenschap nodig. De Verenigde Naties moeten het overkoepelende plan opstellen. Andere organisaties zoals de NAVO en de Europese Unie kunnen bijdragen leveren op het gebied waar zij toegevoegde waarde hebben. Dit is effectiever en hiermee wordt de ondoelmatige onderlinge competitie tussen de verschillende organisaties voorkomen. Deelt de minister deze mening? Kan hij voor een dergelijk voorstel pleiten in internationaal verband? De minister heeft het in zijn brief enkel over het regelen van overdrachtsovereenkomsten maar weet net zo goed als ik dat dit niet soepel verloopt. Overigens hoor ik ook geluiden dat de Europese Unie ten aanzien van Somalië verbeteringen kan doorvoeren en dat de Europese Unie effectiever en krachtiger kan opereren ook in samenwerking met de NAVO. Is de minister bereid hier aandacht voor te vragen?
Ivoorkust. Wij krijgen nog een uitgebreide brief van de minister met het kabinetsstandpunt hierover. Duidelijk is dat het enorm uit de hand loopt. De wereld kijkt naar Japan en Noord-Afrika maar ondertussen speelt zich een enorm menselijk drama af in Ivoorkust. Een nieuwe burgeroorlog, waar vaak voor gewaarschuwd werd, lijkt echt begonnen. Ruim 450 000 Ivorianen zijn in het binnenland op de vlucht. 72 000 Ivorianen zijn gevlucht naar buurland Liberia. Human Rights Watch heeft deze week een uitgebreid nieuw rapport gepubliceerd waarin gewapende troepen van beide kampen beschuldigd worden van misdaden tegen de menselijkheid. Op welke Europese sancties doelt de minister in zijn brief? Ouattara, de gekozen leider van de Ivorianen, moet door de internationale gemeenschap niet alleen erkend worden maar figuurlijk omarmd worden. Het moet duidelijk zijn dat hij de president is en dat Gbagbo zo snel mogelijk weg moet. Ouattara heeft een ultieme oproep gedaan aan Gbagbo om op te stappen. Hij bood zijn politieke tegenstanders aan om toe te treden tot een regering van nationale eenheid die hemzelf zou erkennen als verkozen president. Is dit ook de lijn van de Europese Unie? Wat vindt de minister hiervan?
De heer Van der Staaij (SGP): Voorzitter. Ik begin met Libië. Kadhafi slaagt er met inzet van zware wapens helaas in de vrijheidsstrijders steeds verder terug te dringen. Er lijkt een enclave te ontstaan rond Benghazi, waarin grote aantallen vrijheidsstrijders zitten. Intussen zegt de minister terecht dat het regime van Kadhafi zijn legitimiteit heeft verloren. Er zijn eindeloze gesprekken over een no-flyzone, die vooralsnog geen resultaat hebben. Ik vraag de minister wat het perspectief is. Wordt er ook gedacht over andere intelligente maatregelen zoals een beloning of aanmoediging voor iedere Libische piloot die overloopt naar het Westen? Er zijn immers al meer piloten naar Malta gevlogen.
Heel aansprekend in de geannoteerde agenda vond ik het punt dat de EU hulp aan landen in de Arabische regio veel sterker dan voorheen wil verbinden aan voorwaarden rond mensenrechten en rechtsstatelijkheid. Wij willen dat punt graag onderstrepen. Wij vinden dat een juiste koers en zien uit naar een nadere invulling daarvan. Onder anderen collega Voordewind heeft al gesproken over de ontwikkelingen in Egypte. Daar maken wij ons ook zorgen over gelet op hoe de debatten over de Grondwet concreet uitpakken voor minderheden zoals de kopten.
De Palestijnse gebieden. De barbaarse moordpartij op een Israëlisch gezin in Itamar is hartverscheurend. Barbaars is het goede woord gelet op hoe het eraan toegegaan is. De details daarvan wil je eigenlijk helemaal niet weten. Terecht heeft de minister daar een heldere veroordeling over uitgesproken. Ook premier Abbas veroordeelde deze daad. Hoe geloofwaardig is een dergelijke Palestijnse veroordeling echter? Is die niet hypocriet aangezien plegers van zelfmoordaanslagen tegen Israël onder de verantwoordelijkheid van de Palestijnse Autoriteit verheerlijkt worden? Nog steeds zit het Palestijnse onderwijsmateriaal vol met demonisering van Israël. Vooral de Joodse inwoners van de Westoever zijn systematisch gecriminaliseerd en beroofd van hun menselijke waardigheid.
Los van de schuldvraag en van wie het precies gedaan hebben in deze kwestie, als je je naar aanleiding van deze moordpartij in de zaken verdiept, schrik je van wat daar allemaal aan haatcampagnes aan de gang is. Tegelijkertijd gaat de subsidiëring van de Palestijnse Autoriteit gewoon door. Er is een helderder signaal nodig ook vanuit Europees niveau dat de haatcampagnes harder moeten worden aangepakt en bestreden. Dit kan zo niet langer doorgaan. Wij bepleiten daarom stopzetting van alle subsidies aan de Palestijnse Autoriteit zolang er wordt meegewerkt aan de demonisering van Joodse burgers en plegers van zelfmoordaanslagen worden geëerd. Zouden er in Europees verband duidelijke deadlines gesteld kunnen worden in die zin dat er nu echt stappen worden gezet en maatregelen worden genomen omdat anders de subsidiekraan gewoon dichtgaat? In dit verband verwijs ik ook naar geweld tegen Palestijnse christenen in de Palestijnse gebieden. Dat neemt snel toe blijkt uit een recent rapport van IKV. Is de minister hiermee bekend? Op welke wijze wordt dat aan de orde gesteld? Dat is een extra reden om druk uit te oefenen.
Ivoorkust. Wat is het effect tot nu toe van de sancties waar de minister naar verwijst in de geannoteerde agenda? Die hebben naar onze indruk helaas nog veel te weinig effect.
Over de hoorn van Afrika zal ook worden gesproken in de raad. Ik wil de positie van religieuze minderheden nog noemen. Recentelijk is het geweld in Ethiopië tegen christenen stevig opgelaaid. Tientallen kerken zijn verwoest. Wellicht kan bij die besprekingen aan de orde worden gesteld dat in de bestaande contacten druk wordt uitgeoefend op Ethiopië om ernst te maken met het tegengaan van dat geweld.
De heer Ormel (CDA): Voorzitter. Over de situatie in Japan zal ik spreken tijdens de Raad Algemene Zaken. Ik heb gemerkt dat andere woordvoerders daar nu nauwelijks over spraken. Ik wil met name aandacht vragen voor de situatie in Libië en de Arabische regio en kort stilstaan bij Ivoorkust.
De situatie in Libië is dramatisch zorgelijk. Honderdduizenden zitten als ratten in de val en worden ook als zodanig omschreven door de zoon van Kadhafi, die wij enkele weken geleden nog als een psychopaat zagen praten op de televisie. De onenigheid en verwarring binnen de Europese Unie is beschamend. De minister kan natuurlijk niet in zijn eentje zorgen voor eenheid binnen de Europese Unie. Dat snappen wij ook. Maar gezien de acute noodsituatie in Libië roepen wij hem toch ertoe op om vandaag nog actie te ondernemen in Europees verband, want 21 maart is te laat. Dan is Kadhafi al in Benghazi. Dan zijn de moordcommando’s daar al bezig. Ook voor een no-flyzone is het te laat. Ook de wereldgemeenschap kan daar geen overeenstemming over vinden.
Wij zien verdeeldheid binnen de Europese Unie. Frankrijk en Groot-Brittannië willen verdergaan dan een no-flyzone. Zij spreken over een no-drivezone rond Benghazi. Wij verzoeken de minister om zich daar ook voor uit te spreken en te proberen te bewerkstelligen dat men zich ook in Europees verband daarvoor uitspreekt. Als wij dat niet doen, dan zal het moorden beginnen in Benghazi. De beelden van gevangengenomen rebellen die op de televisie publiekelijk moeten zeggen dat hun enorm spijt wat ze hebben gedaan, zijn schokkend, want wij weten dat die mensen na de televisie-uitzending vermoord zullen worden.
Wij vragen de minister dan ook om niet te wachten tot 21 maart maar om te proberen in Europees verband, liefst met behulp van een VN-mandaat, vandaag nog stappen te zetten. Natuurlijk kan Nederland daar niet het voortouw in nemen maar Europa zou daar wel het voortouw in moeten nemen. Noord-Afrika is onze achtertuin, niet die van de Amerikanen. Europa heeft te lang op de bagagedrager van de Amerikanen gezeten. Wij moeten onze verantwoordelijkheid nemen en ook bedenken dat, zoals de Italiaanse minister van Buitenlandse Zaken zei, de reële verwachting kan zijn dat 300 000 vluchtelingen Europa binnenstromen. Wij moeten ook de strategische energiepositie van Libië in ogenschouw nemen. Het gaat niet alleen om een humanitaire ramp. Het gaat ook om enorm grote strategische belangen van de Europese Unie. Soms moet je in internationaal verband snel handelen. Wij denken dat dat vandaag het geval is. Talmen, met elkaar praten en maar doorgaan plaatst de Europese Unie op een achterstand die zij nog jaren zal hebben. Nu actief zijn geeft haar een positie die zij behoort te hebben.
De heer Van Bommel (SP): Enkel voor mijn begrip, de heer Ormel praat over een no-drivezone rond Benghazi. Zoiets is alleen af te dwingen met grondtroepen. Betekent dat dat hij van mening is dat daar mogelijk zelfs zonder VN-mandaat grondtroepen op afgestuurd moeten worden?
De heer Ormel (CDA): Ik ben geen militair. Ik kan mij voorstellen dat een no-drivezone ook zonder grondtroepen afgedwongen kan worden. Kadhafi is nog niet in Benghazi. Hij is daar nog ruim van weg. Rondom Benghazi ligt platte woestijn. Die zone kan dus ook vanuit de lucht afgedwongen worden. Wij zijn zonder meer voorstander van een VN-mandaat maar wij vinden ook dat opgetreden moet worden als er een genocide dreigt. Die situatie is zeer nabij. Nu wordt er gepraat, gepraat en gepraat. Denk aan Rwanda, waarbij wij dat ook deden. Dat willen wij niet nog een keer zien.
De heer Van Bommel (SP): Dat wil niemand nog een keer zien. Maar zijn de middelen die je inzet, legitiem, proportioneel en effectief? Dat zijn de kernbegrippen in het oorlogsrecht. Wat de heer Ormel voorstelt, is een oorlog beginnen. Dat mag hij doen maar daarbij hoort hij zich wel de vraag te stellen of dat legitiem, proportioneel en effectief is. Anders zou de inzet daarvan wel eens erger kunnen zijn dan de kwaal. Dat wil ook de CDA-fractie niet op zich nemen, neem ik aan.
De heer Ormel (CDA): Ik pleit niet voor het beginnen van een oorlog maar voor het voorkomen van een genocide. Daar heeft de wereld in VN-verband een verantwoordelijkheid in genomen. Als de wereldgemeenschap die verantwoordelijkheid niet neemt, dan hebben wij ook nog een Europese verantwoordelijkheid. Ook de NAVO heeft een verantwoordelijkheid. Natuurlijk moeten wij proportioneel, effectief en legitiem zijn maar wij moeten daar wel volop op aandringen. Nog een paar dagen wachten duurt te lang.
De heer Van Bommel (SP): Hier worden heel grote woorden gebruikt. De CDA-fractie ziet hier een dreigende genocide. Dat zal de heer Ormel verder moeten onderbouwen, want genocide is een nauw in het internationaal recht omschreven begrip. Via hem vraag ik dan maar aan de regering of zij hier ook een dreigende genocide ziet.
De heer Ormel (CDA): In Benghazi zitten honderdduizenden mensen in de val. Anderen pleiten ervoor de NAVO in te zetten voor een corridor zodat die mensen kunnen vluchten naar Egypte. Dat is ook een mogelijkheid. Europa moet echter eensgezind en duidelijk zijn met wat het wil. Niets doen is geen optie.
De Arabische regio. Wij maken ons ook zorgen over de situatie in Bahrein. Wij maken ons zorgen over de humanitaire situatie aldaar maar ook om de strategische positie van Bahrein in de Arabische regio. Het is een betrekkelijk klein land maar het is het buurland van Saudi-Arabië. Wij veroordelen de aanwezigheid van Saudische militairen in Bahrein. Wij waarschuwen ook voor de mogelijkheid dat Iran op het vinkentouw zit. Bahrein is niet 1 eiland maar een conglomeraat van 33 eilanden, waarvan sommige zeer klein zijn. Als symbolische daad kan een land in de regio op een heel klein eilandje gaan zitten, wat verstrekkende gevolgen kan hebben. Ook Saudi-Arabië bekijkt Bahrein een beetje als de kanarie in de kolenmijn. Als de kanarie omvalt in zijn kooitje, heeft dat grote gevolgen voor Saudi-Arabië. Dat heeft weer grote gevolgen voor de Europese Unie. Dus niet alleen vanwege de humanitaire situatie maar ook vanwege de belangrijke strategische positie van het Koninkrijk Bahrein is het noodzakelijk dat de escalatie daar stopt. De Europese Unie zal zich moeten inzetten voor geleidelijke hervormingen op lange termijn zoals ze door het regime zijn beloofd. Zij moet ervoor waken dat de situatie daar uit de hand loopt. Zij moet daar hand in hand met de Amerikanen voor zorgen.
Het Midden-Oostenvredesproces is kennelijk van de agenda verwijderd. Dat betreuren wij zeer, want ook dat is van belang voor de situatie in de hele Arabische regio. Het Midden-Oostenvredesproces is een ideologisch conflict, waarbij de Europese Unie ook een belangrijke rol moet spelen. Wij verwerpen de aanslag op het gezin van Joodse kolonisten. Wel wachten wij met de schuldvraag tot duidelijk is wie de schuldigen zijn.
Kortheidshalve sluit ik mij aan bij de woorden van de D66-fractie over Ivoorkust.
De heer Voordewind (ChristenUnie): Ik heb nog een vraag over het partnerschap voor democratie en gedeelde welvaart. De heer Ormel heeft in het vorige AO dat wij hierover hadden, gezegd dat de steun aan sharialanden zou moeten stoppen. Nu overweegt de Europese Unie een Sahel-strategie onder andere voor Mauritanië. Maar wij kennen ook de relatie met Jemen, bijvoorbeeld en Saudi-Arabië. Al die landen hebben een zeer sterke fundering in de shariawetgeving. Ik heb net een paar voorbeelden genoemd zoals onthoofdingen en doodstraffen voor overspelige vrouwen, afvalligheid en bekering. Ik hoor de heer Ormel daar verder niet meer over spreken maar wat voor consequenties trekt hij uit de woorden die hij de vorige keer sprak over de sharialanden? Hoe zou Europa volgens de CDA-fractie deze criteria strenger moeten handhaven?
De heer Ormel (CDA): Ik dank de heer Voordewind voor deze vraag. Tegelijkertijd kan ik de ChristenUnie melden dat wij niet iedere keer hetzelfde gaan zeggen in ieder debat. Wat wij in het vorige debat hebben gezegd, geldt nu nog. Wij vinden dat wij landen die de excessen van de shariawetgeving ten uitvoer brengen, geen (ontwikkelings)steun moeten geven. Voorts is het een Europees belang om landen die van grote strategische importantie zijn en die de shariawetgeving hebben, van die shariawetgeving af te helpen en te steunen op weg naar een wat meer democratische samenleving waarbij recht wordt gedaan aan de mensenrechten. Dat is een wankel evenwicht, waarbij wij voortdurend in de gaten moeten houden hoe ver een land gaat met zijn shariawetgeving. Dat moeten wij krachtig veroordelen. Maar wij moeten ook rekening houden met de strategische belangen in de hele regio. Jemen ligt als een punt in de Indische Oceaan. Daar hebben wij dus ook met de piraterijbestrijding grote belangen zitten.
De heer Voordewind (ChristenUnie): Ik heb een korte aanvullende opmerking. Ik heb die vragen goed gehoord maar ik was even benieuwd naar de concretisering van de opmerkingen van vorige keer. De heer Ormel herhaalt dat wij geen OS-steun moeten geven aan sharialanden. Dat heeft wel consequenties voor een land als Afghanistan, waaraan wij wel degelijk ontwikkelingssamenwerkingssteun geven. Hoe kijkt de CDA-fractie daartegen aan? Jemen staat ook nog steeds op ons lijstje. Ik hoor nu dat de EU overweegt via de Sahel-strategie Mauritanië flink te gaan steunen. Al die landen hebben de doodstraf voor afvalligheid.
De heer Ormel (CDA): Ik heb gezegd dat wij de excessen van de shariawetgeving moeten bestrijden. Het kan zo zijn dat wij die landen, juist door de banden aan te halen, kunnen afhalen van die excessen en dat wij dat als voorwaarde kunnen stellen. Wij zullen dat van land tot land moeten beoordelen. Natuurlijk geven wij steun aan Afghanistan. De heer Voordewind weet ook dat wij dankzij die steun en dankzij de inzet van de minister ervoor hebben kunnen zorgen dat een christen daar de doodstraf heeft kunnen ontlopen. Dat hadden wij niet kunnen bereiken als wij daar niet aanwezig waren geweest. Wat dat betreft, moet ik de minister ook nog dankzeggen voor zijn duidelijke uitspraken in zijn gesprek met religieuze leiders. Hij heeft heel duidelijk gezegd dat de vrijheid van godsdienst en levensovertuiging een grondrecht is dat recht overeind hoort te staan in alle landen. Hij toont zich hierin een echte liberaal.
De heer Kortenoeven (PVV): Collega Ormel zei net dat het Midden-Oostenconflict een ideologisch conflict is. Dat vinden wij ook. Ik zou daar graag een nadere definiëring van hem van horen.
De heer Ormel (CDA): De CDA-fractie is van mening dat wij in het conflict tussen Israël en de Palestijnen zo snel mogelijk een tweestatenoplossing moeten zien te bereiken met Jeruzalem als gedeelde hoofdstad. Ook moet er een oplossing komen voor het vluchtelingenprobleem. De heer Kortenoeven vraagt een beetje naar de bekende weg. Dit conflict wordt in veel Arabische landen ook buiten de Arabische regio, tot in Indonesië toe, als een ideologisch conflict gezien. Het is van groot belang dat de angel uit de verhoudingen in de wereld wordt getrokken door een oplossing van dit conflict. Dat is ook en misschien wel juist in het belang van de staat Israël.
De heer Kortenoeven (PVV): Dat is erg onduidelijk. Of je hebt een territoriaal conflict, een conflict over onroerend goed dat je met onroerendgoedtransacties zou kunnen oplossen, of je hebt een ideologisch conflict, dat inherent onoplosbaar is. Wat is het? Ik vind dat de heer Ormel draait. Is het een ideologisch of een territoriaal conflict?
De heer Ormel (CDA): Dat zijn allemaal leuke woordspelletjes maar er is sprake van beide. Het hangt er maar van af met wie je spreekt hoe er naar dat conflict wordt gekeken.
De heer El Fassed (GroenLinks): Voorzitter. De minister schrijft dat het regime van Kadhafi zijn legitimiteit heeft verloren. Dat zijn grote woorden. Op welke manieren zet hij deze woorden om in daden? Elke dag die verloren is gegaan, is er één te veel. De Europese Unie, de G8 en ook de VN Veiligheidsraad lijken vooralsnog verdeeld. Dat is slecht nieuws voor de internationale verantwoordelijkheid voor het beschermen van burgers. Ik sprak daar in een AO op 23 februari al over. Ik wil de minister vragen op welke wijze Nederland zou kunnen bijdragen aan het uitvoeren van de draft resolution van Groot-Brittannië en Frankrijk indien die wordt aangenomen. Zijn de plannen voor een eventuele no-flyzone voldoende uitgewerkt? Heeft de minister met zijn Europese collega’s gesproken over andere opties dan de no-flyzone? Waar denkt hij dan aan? Denkt de minister bijvoorbeeld aan een zeeblokkade? Gaat hij in navolging van de VS pleiten voor strengere sancties? Welk adequaat volkenrechtelijk mandaat bestaat er volgens de minister naast een resolutie van de VN Veiligheidsraad indien de Veiligheidsraad er niet uitkomt? Heeft de minister naar alternatieven gezocht? Is er voortgang bij de uitvoering van de Europese richtlijn inzake de tijdelijke bescherming van vluchtelingen en is er sprake van burden sharing in de Europese Unie als het gaat om vluchtelingen uit die regio?
De minister geeft het eindelijk toe: sterker dan in het verleden moeten voorwaarden ten aanzien van vorderingen op het gebied van mensenrechten, democratie en rechtsstatelijkheid worden gehanteerd bij Europese samenwerking met landen in de regio. Betekent dit dat hij artikel 2 van de associatieakkoorden strikt opvat? Deelt de minister mijn mening dat er een beter systeem moet worden ontwikkeld om voortgang op deze gebieden te controleren? Deelt hij mijn opvatting dat gelijke criteria moeten worden afgesproken op basis waarvan kan worden bepaald of inderdaad voortgang is geboekt?
Wij wachten nog steeds op een uitgebreide analyse over het Nederlandse en Europese mediterrane beleid van de afgelopen jaren en op een visie voor de toekomst. Hoe lang denkt de minister hier nog voor nodig te hebben?
Over de omgang met Sudan en Somalië hoor ik de minister hetzelfde zeggen als opeenvolgende ministers hebben gezegd over landen waarvan wij nu zeggen dat het anders moet, zoals landen in het Midden-Oosten en Noord-Afrika. Somalië wordt alleen nog maar door een militaire bril gezien terwijl er voorbij wordt gegaan aan de oorzaken en de humanitaire crisis in dat land. Al eerder heeft mijn fractie aandacht gevraagd voor Sudan. Als wij Zuid-Sudan niet snel met goed beleid kunnen helpen om een zelfstandig land te worden, dan glijdt het in razendsnel tempo af. Gaat de minister hier samen met zijn Europese collega’s snel werk van maken?
Het Midden-Oostenvredesproces. Uit berichten van diplomaten rond het Kwartet blijkt vandaag dat zij de hoop hebben verloren. Ik neem aan dat de minister ook de berichten heeft meegekregen van grote groepen jongeren, de zogenaamde Oslo-generatie, die de straat op zijn gegaan in Gaza en op de Westelijke Jordaanoever. Deze demonstraties zijn hardhandig onderdrukt door zowel Hamas als de Palestijnse Autoriteit. De jongeren eisen democratische verkiezingen en zeggenschap. Zij houden zich niet bezig met de deadlines van het Kwartet of andere. Ook deze jongeren snakken naar vrijheid en democratie. Op welke wijze kan de Europese Unie hun perspectief bieden en hun wensen voor vrijheid en democratie steunen?
De heer Nicolaï (VVD): Voorzitter. Ik begin uiteraard met Libië. Dat is mijn hoofdonderwerp en ik hoop ook van de ministers van Buitenlandse Zaken op de vergadering en al daarvoor. De situatie in Libië is dermate geëscaleerd en verontrustend dat de vergadering op een enkel punt al te laat kan komen. Welke mogelijkheden ziet de minister om voorafgaand daaraan al contact te hebben met zijn collega’s om te bekijken wat voor stappen gezet kunnen worden? Wij houden allemaal ons hart vast met name om wat er gebeurt rond Benghazi. Dat zou al wel eens gevallen kunnen zijn voordat er goed en wel Europese besluitvorming plaatsvindt. Dat zou dramatisch zijn voor Libië en de mensen die nu in en rond Benghazi zitten.
Ik heb daar een paar concretere vragen over. Hoe wij ook over de Europese Unie denken, wij hebben allemaal betoogd dat wij ons storen aan de verdeeldheid op dit punt. Dat dat het geval is bij het Midden-Oostenvredesproces weten wij maar hier had ik werkelijk gehoopt dat het mogelijk was geweest om krachtiger en eensgezinder op te treden. Hoe is het mogelijk dat Frankrijk de alleingang heeft gemaakt met de herkenning van de opstandelingen? Als je daar al voor kiest, wat ik voorbarig en onbegrijpelijk vond, dan moet er sprake zijn van gezamenlijk Europees opereren. Is Frankrijk daarop aangesproken? Hoe gaat dat en wat vindt de Nederlandse regering daarvan en wat doet zij eraan? De positie van Duitsland is bijzonder van belang, al is dat niet zozeer een kwestie van «aanspreken op». Duitsland lijkt juist aan de andere kant te hangen, de terughoudende kant. Nu kennen wij dat historisch gezien van Duitsland maar ik had de hoop dat Duitsland langzamerhand de hobbels voldoende had genomen om genoeg mee te kunnen gaan in deze internationale, globale verantwoordelijkheid. Wat is daar gebeurd? Wat heeft Duitsland gezegd? Wat heeft de Nederlandse regering gedaan? Wij zitten per slot van rekening niet voor niets dicht bij Duitsland in meerderlei opzichten.
Ik wil het hebben over de stappen die gezet kunnen worden, omdat ik mij grote zorgen maak. Wij praten over een no-flyzone maar als wij daar in abstracto nog een tijdje over doorpraten, dan hoeft het niet meer, althans niet voor het probleem dat er nu ligt. Dat probleem heeft twee kanten. Ten eerste, wat kunnen wij nu nog? Ik stel het als vraag: welke mogelijkheden zijn er nog om iets te doen aan met name wat er in Benghazi aan de hand is, ook in min of meer militaire zin? Ik kan het onvoldoende overzien maar ik wil het wel zo snel mogelijk weten. Ik hoop ook dat zo snel mogelijk stappen gezet kunnen worden. Kun je bijvoorbeeld op een of andere manier een corridor organiseren zodat mensen daar weg kunnen? Een ander voorbeeld is het overlopen van piloten. Kun je organiseren dat die mensen niet alleen een soort vrijgeleide krijgen maar ook vrijgesteld worden van vervolging door het ICC? Kun je zulke dingen doen en ook heel snel, aangezien de klok doortikt?
De heer Ormel (CDA): En de mogelijkheid van een no-drivezone zoals voorgesteld door Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk?
De heer Nicolaï (VVD): Ik ben erg benieuwd naar de reactie van de minister op deze suggestie, want het past binnen de opties die ik noemde. Ik weet niet of het uitvoerbaar is, maar als het dat is, dan is het wat mij betreft zeker een serieuze optie.
Voorzitter. Ik zou graag een expliciete reactie krijgen op een formulering in de geannoteerde agenda over het benodigde mandaat. Ik begrijp namelijk werkelijk niet waarom daar staat dat een adequaat volkenrechtelijk mandaat nodig is, neergelegd in een resolutie van de Veiligheidsraad. Met andere woorden: voor een no-flyzone zou een resolutie van de Veiligheidsraad vereist zijn. Dat is een heel principiële uitspraak, maar wel een principieel foute uitspraak. Ik hoop dan ook dat de minister mij duidelijk kan maken wat hij hiermee precies bedoelt. Ik vind het namelijk geen goede uitspraak met het oog op wat wij in Libië zouden kunnen doen. Bovendien is het voor de wereldvrede verkeerd, zie de discussie hierover naar aanleiding van de commissie-Davids.
Natuurlijk moeten wij al onze energie richten op een Veiligheidsraadresolutie. Als je je daar echter op vastpint, zwem je wel de fuik in waarover zo nadrukkelijk is gesproken in het debat over de commissie-Davids. Er moet altijd ruimte zijn om iets te doen als de wereldgemeenschap, op een van de permanente leden van de Veiligheidsraad na, vindt dat er iets moet gebeuren. Zo is het volkenrechtelijk ook geregeld. Ik hoop dus dat de minister zijn standpunt verduidelijkt en afstand neemt van deze formulering.
De heer Van Bommel (SP): Het zijn grote woorden: een principieel foute uitspraak. U doelt daarmee op de uitspraak van de minister van Buitenlandse Zaken in de geannoteerde agenda dat een VN-resolutie een voorwaarde is. Vindt u dat de minister deze uitspraak terug moet nemen? Een principieel foute uitspraak kunt u toch zeker niet gedogen?
De heer Nicolaï (VVD): Ik heb niets toe te voegen aan wat ik zojuist zei. Het heeft mij inderdaad verrast, omdat de minister in een eerder debat mijn redenering volgde dat alles gericht moet zijn op een resolutie, maar dat die resolutie niet in alle gevallen vereist is. Dat is overigens ook zo besproken in het debat met de premier en ik ging er daarom van uit dat het de lijn van de regering was. Vandaar dus mijn verbazing over deze formulering. Het lijkt mij van belang dat wij teruggaan naar de formulering die tot nu toe steeds mondeling door het kabinet is gehanteerd. Als de minister dat doet, zijn wij het weer geheel eens. Deze onduidelijkheid moet de minister echter wel wegnemen.
De heer Van Bommel (SP): Ik herinner mij de woorden van de minister van Buitenlandse Zaken anders, maar ik hoor het u duidelijk zeggen: u vindt dat de minister het moet terugnemen.
De heer Nicolaï (VVD): Laat hij in ieder geval zeggen voor welke uitleg hij kiest. Kiest hij voor mijn lezing van deze formulering of voor de eerdere mondelinge uitleg?
Ik ben zo scherp, omdat wij hierover in verband met de commissie-Davids een hoogoplopende en principiële discussie hebben gevoerd. Ik wil dat er in ieder geval geen enkel misverstand bestaat over de positie van de VVD. Hopelijk neemt de regering dezelfde positie in.
Voorzitter. Wat gebeurt er wanneer het misgaat en Kadhafi de macht geheel weet te heroveren? Wat doen wij dan? Wat doet de Europese Unie dan? Wij hebben onze gedachten daar nog niet hardop over laten gaan, maar ik zou toch graag een reactie van de minister krijgen.
Een algemene opmerking over de Arabische lente. «Arabische lente» klinkt toch wel wat mooier, na de discussie over alle problemen in Arabische landen. De VVD-fractie heeft voorstellen gedaan voor vrijheid op het internet, waarop de minister positief heeft gereageerd. In de geannoteerde agenda gaat hij er ook op een positieve manier op in, maar welke concrete afspraken hoopt hij te maken over het wegnemen van belemmeringen voor de vrije communicatie via internet?
Ten slotte iets over Israël en de afschuwelijke aanslag op het gezin in de nederzetting Itamar. Ik deel de zorgen die door een aantal anderen zijn verwoord. Hoewel wij nog niet precies weten wat de achtergrond van deze moordpartij is, weten wij wel dat er inderdaad van Palestijnse kant een hetze wordt gevoerd en dat men geweld verheerlijkt. Wij hebben tijdens het bezoek van de Kamerdelegatie zelf gezien dat er posters hangen met de portretten van de daders van zelfmoordaanslagen.
De reactie van premier Netanyahu op deze aanslag bestond eruit dat hij de bouw van 500 woningen op de Westelijke Jordaanoever aankondigde met de woorden «niet moorden, maar bouwen». Ik maak mij heel grote zorgen over deze reactie die neerkomt op escalatie. Het bouwen van woningen kan natuurlijk nooit het begin van een reden of een excuus zijn voor geweld, maar laat de minister toch vooral vasthouden aan de stelling: niet moorden en niet bouwen.
De heer Voordewind (ChristenUnie): President Abbas heeft onlangs € 2000 uitgeloofd voor de naaste familie van een zelfmoordenaar. Kunt u daarop reageren? Wat vindt u er verder van dat de Palestijnse Autoriteit op televisie geweld nog steeds verheerlijkt en er pleinen en sportevenementen worden vernoemd naar zelfmoordenaars?
De heer Nicolaï (VVD): Daar heb ik al op gereageerd. Wij weten nog niet precies wie het heeft gedaan en het is dan ook niet uitgesloten dat deze moord een andere achtergrond heeft dan wij geneigd zijn te denken. Maar nog los daarvan maak ik mij grote zorgen over de wijze waarop aan Palestijnse kant dit geweld wordt bestreden: louter met de mond. De Palestijnse Autoriteit bevordert het zelfs met de mond, als zij al niet verder gaat dan dat.
De heer Voordewind (ChristenUnie): U maakt zich zorgen. Dat is mooi, maar welke consequenties verbindt u hieraan? Wat vindt u er bijvoorbeeld van dat straks wellicht een president Nederland bezoekt die met de mond belijdt dat hij voor het vredesproces is, maar tegelijkertijd in het Arabisch heel andere taal uitkraamt en geweld zelfs beloont met geld dat hij van ons heeft gekregen? Moeten wij zo’n man wel met alle egards in Nederland ontvangen?
De heer Nicolaï (VVD): Ik hoor graag van de minister of hij kan bevestigen dat de president van de Palestijnse Autoriteit geld heeft gegeven aan de familie van een zelfmoordterrorist. Als dat waar is, zou dat natuurlijk zeer ernstig zijn.
Meer in het algemeen geldt het punt dat ik steeds maak: ik verwacht dat de Nederlandse regering de Palestijnse Autoriteit hier voortdurend op aanspreekt. Ik heb ook begrepen dat dit bij het laatste bezoek gebeurd is.
De heer Kortenoeven (PVV): Ik vind het jammer dat ook de heer Nicolaï twijfelt aan de Israëlische lezing dat er geen Thaise medewerkers zijn gearresteerd. Blijkbaar is ook hij gevoelig voor de propaganda van de Palestijnse Autoriteit. Abbas probeert namelijk valse daders op te voeren om de verdenking af te leiden van de mensen die deze misdaad wel hebben gepleegd.
De heer Nicolaï heeft onlangs het landje Israël bezocht. Dit land is op de Groene Lijn van 1949/1967 slechts 15 kilometer breed. Vindt hij soms dat Joden geen recht hebben op de strook tussen de Jordaan en de Middellandse Zee die naar hen is vernoemd? Mogen Joden wel wonen in Anchorage, Alaska, of in West-Amsterdam, maar niet in een plaatsje als Itamar in Samaria of in een stad als Hebron in Judea?
De heer Nicolaï (VVD): Ik ben niet gevoelig voor propaganda van welke kant dan ook! Ik wil gewoon weten hoe het zit en dat zullen wij achterhalen.
Het zou de heer Kortenoeven moeten aanspreken dat ik het los hiervan zorgelijk vind dat dergelijk geweld door de Palestijnen meer wordt verheerlijkt dan bestreden. Daarop zouden wij elkaar toch moeten kunnen vinden.
Dit overleg is niet het moment voor een principiële discussie over Israël. Ik kan de heer Kortenoeven wel zeggen dat ik Bijbelse aanspraken niet relevant vind. Daarmee kan ik echt niets wanneer ik nadenk over de vraag hoe deze territoriale problemen moeten worden opgelost. Daarover zou ik heel duidelijk willen zijn. Ik sluit aan bij de in de Kamer breedgedragen opvatting dat de grenzen van ’67 leidend moeten zijn en dat betekent dat illegale nederzettingen in mijn ogen ook echt illegaal zijn. Van onze reis ben ik overigens niet positiever teruggekomen over het vredesproces. Integendeel, mijn bezorgdheid over de veiligheid van Israël is alleen maar toegenomen.
De heer Kortenoeven (PVV): Ik concludeer dus dat de heer Nicolaï vindt dat er één plek op de wereld is waar Joden niet mogen wonen en dat is de streek die naar hen is vernoemd.
De heer Nicolaï (VVD): Voorzitter, ik hoor u zuchten.
Ik denk niet dat de heer Kortenoeven mij echt een vraag stelde. Ik heb mijn punt zojuist duidelijk gemaakt. Ik beschouw de zogenaamde illegale nederzettingen inderdaad als illegaal. Nog belangrijker dan dat is het dat deze nederzettingen een risico en een gevaar zijn voor de veiligheid van Israël. Meer dan mijn eerdere legalistische redenering is dat voor mij een overweging om de regering op te roepen Israël te bewegen zijn nederzettingenpolitiek te wijzigen.
De voorzitter: Daarmee zijn wij gekomen aan het einde van de eerste termijn van de Kamer. Ik leg u een keuze voor. Er zijn heel veel vragen gesteld en daardoor is er weinig tijd over voor een tweede termijn. Ik kan u uw gang laten gaan met interrupties, maar u weet ook dat er dan wellicht geen tweede termijn meer mogelijk is. Het alternatief is dat ik u kort houd en dat wij een tweede termijn houden. Ik zie aan uw lichaamstaal dat u de minister tijdens zijn beantwoording wilt kunnen bevragen. Dat gaan wij dan doen, waarbij ik ervan uitga dat wij rond 11.55 uur kunnen afronden.
De heer Rosenthal (VVD): Voorzitter. Ik begin met het onderwerp dat vandaag zonder meer centraal staat: de situatie in Libië. De situatie in Japan komt aan de orde in de Raad Algemene Zaken.
De Raad van Ministers en de Europese Raad hebben terecht uitgesproken dat Kadhafi weg moet en dat het over en uit is met het regime. Het regime is illegitiem. Verder is er spoed nodig. Ik heb de woordvoerders dan ook goed verstaan die zeggen dat 21 maart, gezien de ontwikkelingen in Libië, heel ver weg is. Ik zal dan ook bezien of en hoe ik mij vandaag nog kan verstaan met collegae c.q. de Hoge Vertegenwoordiger over de vraag of er al eerder stappen kunnen worden gezet.
De Europese Unie telt 27 lidstaten. Ik kan niet onder stoelen of banken steken dat toen de Europese Raad van ministers van Buitenlandse Zaken vorige week donderdag bij elkaar kwam het voor 26 van de 27 een donderslag bij heldere hemel was dat Frankrijk een uur eerder bij monde van president Sarkozy de nationale overgangsraad had erkend als de legitieme vertegenwoordiger van Libië. Zowel de Raad Buitenlandse Zaken als de raad van regeringsleiders en de andere lidstaten van de Europese Unie zijn daardoor door Frankrijk terzijde geschoven. Zij zien de nationale transitieraad immers als één van de gesprekspartners op weg naar een betere situatie.
Het moge duidelijk zijn dat verschillende landen er verschillende opvattingen op na hielden en houden over militair ingrijpen, de no-flyzone en wat dies meer zij. De positie van Duitsland is bijvoorbeeld evident gereserveerd; en dat is een eufemisme. De overwegingen van Duitsland om een no-flyzone weg te schuiven hebben alles te maken met vragen over de operationaliteit en de vraag wie wat zou moeten doen. Verder heeft Duitsland zeker ook problemen met de onduidelijkheden rond de inzet van de luchtmacht van de geallieerden in Libië.
Een en ander geldt ook voor de Italianen. Mijn collega Frattini heeft gisteren alles wat op een no-flyzone wijst, weggeduwd. Daarbij komt dat het vorige week nog niet duidelijk was waar een no-flyzone het effectiefst zou zijn. Er werd gesproken over een no-flyzone in het noorden, maar andere ministers waren de stellige mening toegedaan dat er vooral zou moeten worden ingezet op het voorkomen van luchtverkeer in het zuiden van Libië, omdat via het zuiden grote aantallen huurlingen worden aangevoerd uit het midden en zuiden van Afrika.
In verband met de no-flyzone werd en wordt ook gesproken over een maritieme blokkade in het noorden van Libië. De mogelijkheid van een no-drivezone is als laatste naar voren gebracht. Ik ben het overigens eens met diegenen die zeggen dat wij eerst eens goed moeten kijken naar de manier waarop een no-drivezone moet worden uitgevoerd. De operationele problemen van een no-flyzone zijn niet gering, omdat een aantal voorwaarden voor de besluitvorming over een no-flyzone en de uitvoering onmiddellijk zijn genoemd. Zo was men het er onmiddellijk over eens dat gekeken moet worden naar de vraag wie wat moet doen. Verder was men het eens over de noodzaak van sterke betrokkenheid van de Arabische Liga en de Afrikaanse Unie en de lidstaten van die twee internationale organisaties. Kortom, de ins and outs van zo’n no-flyzone zijn besproken en zijn nog steeds aan de orde in de besluitvorming in de Verenigde Naties.
Mevrouw Hachchi (D66): Ik wil het niet versimpelen, maar als ik de minister hoor zeggen dat «wie, wat, waar» het bezwaar is van Duitsland, dan heb ik nog geen echte reden gehoord om te denken dat wij hier niet uit zouden kunnen komen. Ik snap dus niet waarom men het niet eens kan worden over de invulling.
De heer Rosenthal (VVD): Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk zijn verklaard voorstanders van een no-flyzone. Italië en Duitsland zijn verklaard tegenstanders van de no-flyzone. Zij zijn dat om tal van redenen, waarvan ik u er een deel heb gemeld.
Mevrouw Hachchi (D66): Mag ik hieruit de conclusie trekken dat het om het ontbreken van politieke wil bij Duitsland gaat? De minister geeft immers aan dat het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk wel willen en Duitsland niet? Is het zo simpel: politieke wil?
De heer Rosenthal (VVD): Het gaat niet om de politieke wil van de verschillende landen, maar om verschillen in taxatie en beoordeling van de gevolgen van een no-flyzone voor de militaire stappen die men daarvoor in de follow-up zou moeten zetten. Zo is het de opvatting van Duitsland dat je wel over een no-flyzone kunt spreken, maar dat je eigenlijk gewoon in een oorlogssituatie met Libië terechtkomt. Daar draait het om en Duitsland is daar niet van gediend. Het gaat dus niet zozeer om politieke wil als wel om het doordenken van de consequenties van het introduceren van een no-flyzone.
De heer El Fassed (GroenLinks): Een analyse van de opvattingen van andere Europese landen heb ik ook in de krant kunnen lezen. Het boeit mij toch echt meer waarvoor de minister zich in deze gesprekken heeft ingezet. Met welke landen trekt hij op? Voert hij samen met andere ministers de druk op landen als Duitsland op? Of verschuilt hij zich op dit moment liever achter de meningsverschillen?
De heer Rosenthal (VVD): De Nederlandse regering heeft zich steeds uitgesproken voor een no-flyzone, maar dan wel onder een adequaat volkenrechtelijk mandaat. Dat hebben wij van meet af aan gezegd en daarover hoeft dan ook geen twijfel te bestaan.
De heer Ormel (CDA): De minister schetst een redelijk onthutsend beeld van de positie van de Europese Unie bij dit grote conflict aan de poorten van de Europese Unie. De Europese Unie heeft een Hoge Vertegenwoordiger en het Verdrag van Lissabon, dan moeten wij toch zeker gezamenlijk kunnen optreden? Als het nu niet lukt, hoe moet dat dan met de aanpak van de financiële crisis? Over de oplossing van deze majeure crisis aan onze grenzen moet de Europese Unie het toch zeker eens kunnen worden? Waarom wordt er niet een conclaaf belegd in Gymnich of waar dan ook, totdat alle ministers van Buitenlandse Zaken het eens zijn geworden over een eensluidend antwoord? Als het zo doorgaat, is het ook slecht voor de Europese Unie zelf.
De heer Rosenthal (VVD): In de gesprekken over de algemene situatie in de Arabische wereld en in het bijzonder in Libië vorige week in de informele raad van regeringsleiders en de informele raad van ministers van Buitenlandse Zaken en het Gymnichoverleg in Boedapest bleek wel degelijk eensgezindheid over tal van zaken. Ik noem de wijze waarop wij in het geval van Libië politiek zouden moeten opereren. Ik kan echter niet verhelen dat een aantal grote lidstaten fundamenteel met elkaar van mening verschilt over de no-flyzone. De oorzaak daarvan is niet de politieke wil, maar de taxatie van de militaire gevolgen die het introduceren van een no-flyzone zou hebben voor het gebied. Dat verschil van mening zet zich nu voort in de Verenigde Naties, waar tot op dit moment twee permanente leden zich verzetten tegen een resolutie die een no-flyzone mogelijk maakt. Ik heb het dan over China en Rusland. Afgelopen maandag heb ik mijn Russische collega Lavrov in Moskou bezocht. In de gesprekken met hem werd mij wederom duidelijk dat Rusland hierover heel anders denkt dan wij. Dat is de situatie waarmee wij hebben te leven. Ik zou het graag anders zien, maar wij kunnen nu eenmaal geen ijzer met handen breken.
De heer Ormel (CDA): Ik heb het niet over de verschillen van inzicht tussen Rusland en China enerzijds en de rest van de wereld anderzijds, maar over de Europese Unie. De minister van Buitenlandse Zaken van Nederland verklaart: Kadhafi moet weg; het regime is illegitiem. Maar Duitsland zegt op zijn beurt: wij weten het allemaal niet. En Frankrijk: wij steunen de rebellen en verbreken daarom onze banden met Kadhafi. Europa spreekt dan niet met één mond over een heel belangrijk onderwerp. Ik vind dat het daarom zaak is dat de lidstaten in een zaaltje gaan zitten totdat ze wel met één mond kunnen spreken.
De voorzitter: Volgens mij sprak de minister over de uitkomst van een bijeenkomst in zo’n zaaltje. Wat hij hierover zei, zijn de feiten waarmee wij het nu moeten doen. Ik geloof dan ook niet dat u een ander antwoord zult krijgen.
De heer Rosenthal (VVD): Voorzitter, ik zou mijzelf inderdaad herhalen. Ik kan er nog wel aan toevoegen dat in NAVO-verband allerlei opties aan de orde zijn geweest. Ik doel dan op de informele sessie van vorige week. De NAVO werkt verder aan contingency planning: plannen en operationele scenario’s. Dat neemt niet weg dat wij bij de NAVO met landen in gesprek moeten gaan die in de Europese Unie ook al van mening bleken te verschillen. Men verschilt overigens natuurlijk niet van mening over de vraag of Kadhafi weg moet en of zijn regime illegitiem is, want dat is inmiddels uitgesproken. Alle landen hebben dat ook bevestigd.
Bij de politieke taxatie zijn wij in de problemen gekomen, omdat de Fransen de eigenstandige stap hebben gezet om het regime in Benghazi als het legitieme regime van Libië te erkennen. Dat heeft vervolgens geleid tot een omtrekkende beweging die de Europese Unie wel voor haar rekening kon nemen, namelijk dat de nationale transitieraad een van de gesprekspartners is. Als wij daartoe de mogelijkheid krijgen, zal overigens niet alleen worden gekeken naar de nationale transitieraad, maar ook naar de leiders van de stammen. Libië kent immers een tribale samenleving, waarin deze leiders het mede voor het zeggen zouden moeten hebben. Met hen wordt gesproken over de mogelijkheid om de vertegenwoordigers van de nationale transitieraad en een aantal leiders van de stammen bij elkaar te brengen om de zaak in goede banen te leiden op het moment dat Kadhafi weg is.
Voor de lijn die de Europese Unie naar het oordeel van de Nederlandse regering zou moeten volgen, heb ik expliciet steun gekregen van mijn collega van het Verenigd Koninkrijk. Die lijn is dat wij alles op alles moeten zetten om het regime in Libië af te knijpen en af te knellen. Dat vraagt van ons dat wij de sancties met kracht doorvoeren en waar nodig aanscherpen.
De voorzitter: Ik zie dat verschillende leden willen interrumperen. Ik wil de minister echter vragen om zijn beantwoording van de vragen over Libië en de no-flyzone af te ronden. Daarna kunnen wij dan een rondje vragen doen.
De heer Rosenthal (VVD): Voorzitter. Het adequaat volkenrechtelijk mandaat. Ik kan herhalen wat ik daarover vorige week in het plenaire debat heb gezegd. Nederland zet alles op alles om dat adequaat volkenrechtelijk mandaat via de Verenigde Naties in de wacht te slepen. Zo moet ook de formulering worden gelezen die in de geannoteerde agenda staat. Het heeft alles te maken met onze hoop dat de ultieme druk op de landen die onwillig zijn om mee te gaan met een unanieme resolutie van de Veiligheidsraad, uiteindelijk vruchten zal afwerpen. Die hoop bestaat eruit dat wij de Russen en de Chinezen kunnen bewegen om dat adequaat volkenrechtelijk mandaat van de Verenigde Naties mogelijk te maken door zich te onthouden van stemmen.
Als dat niet mogelijk blijkt, kunnen wij zo nodig op andere modaliteiten terugvallen. Dat heb ik vorige week ook met zoveel woorden gezegd, toen men mij vroeg of wij vooruit aan het plannen waren. Wij waren daar op dat moment echter nog niet aan toe, omdat het afbreuk zou doen aan onze inspanningen om een volkenrechtelijk mandaat van de Verenigde Naties in de wacht te slepen. Als blijkt dat het niet gaat lukken, dan moeten inderdaad andere mogelijkheden onder de loep worden genomen.
Wij hebben dan overigens wel te maken met het feit dat een volkenrechtelijk mandaat niet wordt gegeven, maar genomen. Ik baseer mij daarbij mede op de discussie rond de commissie-Davids. Als wij een mandaat nemen zouden wij dat kunnen doen in allerlei constellaties van landen die bereid zijn om over te gaan tot militaire interventie. Ik wil daarmee gezegd hebben dat de formulering in de geannoteerde agenda betrekking heeft op het moment van nu en dat wij, wanneer het niet zou lukken, toch in andere modaliteiten terecht zouden kunnen komen.
Voorzitter, daarmee ben ik gekomen aan het einde van mijn bijdrage over de situatie in Libië.
De voorzitter: Ik zie dat iedereen een vraag heeft voor de minister. Ik moet u daarom verzoeken een korte vraag te stellen en af te zien van lange inleidingen.
De heer Voordewind (ChristenUnie): In de geannoteerde agenda staat: De eventuele instelling van een no-flyzone of andere militaire middelen vereisen een adequaat volkenrechtelijk mandaat. U sprak over «andere opties». Sluit u daarbij een no-flyzone nu wel of niet uit of bedoelt u dat er een ander volkenrechtelijk mandaat buiten de VN om mogelijk is?
De heer Rosenthal (VVD): Zeker.
De heer Voordewind (ChristenUnie): De no-flyzone is dus niet van tafel. U onderzoekt alleen of er via andere modaliteiten allianties kunnen worden gevormd?
De voorzitter: Ik zie aan de lichaamstaal van de minister dat het antwoord bevestigend is.
De heer Van Bommel (SP): Een belangrijke regeringspartij sprak over een dreigende genocide. Als daarvan werkelijk sprake is naar het oordeel van de regering, verandert dat de situatie totaal want dan treedt het Genocideverdrag van de VN in werking. Neemt de regering deze kwalificatie over? Ik kan het niet goed beoordelen, maar u hebt meer kennis van zaken. U zegt verder dat het regime illegitiem is en dat wij het regime moeten afknijpen. Wij weten echter dat tot op de dag van vandaag grote hoeveelheden olie uit Libië naar Europa worden geëxporteerd. Dat is natuurlijk gunstig voor dit regime. Betekent uw uitspraak van vandaag dat de import van olie uit Libië naar Europa, meer dan een miljoen vaten per dag, moet stoppen?
De heer Rosenthal (VVD): Ik ben er nog niet aan toe om een bevestigend antwoord te geven op de vraag of in Libië sprake is van genocide. Dat kan en wil ik op dit moment niet doen. Ook de responsibility to protect is in dit verband een ingewikkeld vraagpunt. Ik kan natuurlijk grote woorden gebruiken, maar dat doe ik nadrukkelijk niet.
Wij hebben eerder gesproken over een escalatieladder voor de sancties. Ik neem graag de taak op mij om het punt van de heer Van Bommel over de export van olie uit Libië onder de loep te nemen. Ik zal met andere woorden bezien of het moment is gekomen om de escalatie van de sancties te introduceren. Dat ga ik zonder meer doen.
Mevrouw Dikkers (PvdA): Is de minister bekend met resolutie 1325 van de VN waarin wordt opgeroepen om ook vrouwen te betrekken bij het vredesproces en om daaraan met name in deze regio aandacht te besteden? Ik zie grote groepen mannen met grote groepen mannen overleggen en ik heb zo het gevoel dat er wel wat meer vrouwen bij betrokken mogen worden.
De heer Rosenthal (VVD): Ik ben bekend met resolutie 1325.
Mevrouw Dikkers (PvdA): Ik mag hopen dat die boven uw bed hangt.
De heer Nicolaï (VVD): Juist daar!
Mevrouw Hachchi (D66): Ik begrijp dat Duitsland en Nederland een andere inschatting maken van de noodzaak om te komen tot een no-flyzone. De heer El Fassed vroeg het al: heeft de minister zijn uiterste best gedaan om Duitsland mee te krijgen? Dat is namelijk wel nodig om de Europese Unie met één besluit te laten komen. Ik heb daarop nog geen duidelijk antwoord gekregen van de minister. IJzer kun je niet breken, maar je kunt het wel warm maken om het te buigen.
De heer Rosenthal (VVD): De Raad Buitenlandse Zaken, afgelopen donderdag in Brussel, en het Gymnichoverleg in Boedapest waren informele sessies. Naast die informele sessies waren er ook informele gesprekken in de wandelgangen. Natuurlijk is er in die gesprekken volop van gedachten gewisseld over deze materie. Ik heb dergelijke gesprekken wel degelijk aangegrepen om hierover met mijn collega Westerwelle te spreken. Ik heb in die gesprekken echter geen succes kunnen boeken. Ik herhaal wat ik de heer El Fassed antwoordde, namelijk dat het van meet af aan het standpunt van Nederland was dat er een no-flyzone moet komen, mits die goed doordacht en goed uitgewerkt is.
In die gesprekken moesten wij overigens ook door de onenigheid van de experts heen breken. Iets wat wij tot nu toe zelden hebben meegemaakt. Hieruit kunt u afleiden dat het weerbarstige materie is. De Nederlandse regering behoort echter tot de regeringen die van meet af aan voorstander waren van een no-flyzone onder een adequaat volkenrechtelijk mandaat.
Mevrouw Hachchi (D66): Ik heb voorgesteld om het Internationaal Strafhof alvast met zijn werk te laten beginnen. Als dat bekend wordt, is dat een manier om druk uit te oefenen op Kadhafi.
De heer Rosenthal (VVD): Het Internationaal Strafhof is al bezig met een onderzoek en met registratie van de feiten!
Om het beeld compleet te maken: ik onderzoek of het mogelijk is om een vrijgeleide in het leven te roepen voor Libische piloten, inclusief vrijwaring van vervolging door het Internationaal Strafhof. Dat is echter niet zo makkelijk, omdat allerlei obstakels dit in de weg staan. Ik zal mij hierover verstaan met de heer Moreno-Ocampo van het Strafhof. Ook deze modaliteit wordt dus beproefd.
Mevrouw Hachchi (D66): Over de rol van Europa bij de opvang van de vluchtelingen moet duidelijkheid zijn, zeker nu het niet meer uit te sluiten is dat Benghazi in handen valt van Kadhafi.
De heer Rosenthal (VVD): Er zijn door meerdere leden vragen gesteld over de vluchtelingenstromen uit Libië. Wat kan de internationale gemeenschap doen voor de mensen die in Benghazi opgesloten zitten? De mogelijkheid van een corridor of evacuatie via zee zal zonder meer onder ogen moeten worden gezien. Ik zal mij daarover dan ook verstaan met collegae en met Brussel.
De vluchtelingenstroom meer in het algemeen uit Libië. Ik herhaal wat wij daarover al tot twee keer toe hebben gewisseld, namelijk dat het overgrote deel van de mensen die Libië zijn ontvlucht, gerepatrieerd wil worden. Overigens gaat het op dit moment om een relatief klein aantal mensen. U moet daarbij vooral denken aan Tunesiërs en Egyptenaren die naar huis willen. Andere grote contingenten zijn mensen uit de Filippijnen en Bangladesh. Ik heb verder begrepen dat Egypte zich grote zorgen maakt over een mogelijke massieve influx van Egyptenaren die naar hun vaderland terugkeren. Daarbij zou het gaan om heel grote aantallen en wij zullen dan ook alles op alles moeten zetten om de UNHCR en andere organisaties deze mensen op een ordentelijke te kunnen laten opvangen.
De heer Van der Staaij (SGP): Is de uitspraak dat het regime van Kadhafi zijn legitimiteit heeft verloren, een moreelpolitieke kwalificatie of heeft die uitspraak ook volkenrechtelijke betekenis? Ziet de minister verder mogelijkheden om het overlopen van piloten te bevorderen?
De heer Rosenthal (VVD): Zolang wij diplomatieke betrekkingen onderhouden met Libië, is het een moreelpolitiek oordeel. En die onderhouden wij, want wij hebben weliswaar onze ambassade gesloten, maar niet alle diplomatieke betrekkingen verbroken.
De heer El Fassed (GroenLinks): Ik heb een vraag over het adequaat volkenrechtelijk mandaat. Tussen de Veiligheidsraadresolutie en de andere modaliteiten die de minister noemde, zit een tussenstap, namelijk een resolutie van de Algemene Vergadering der Verenigde Naties. Als men er door een veto in de Veiligheidsraad niet uitkomt, dan kan er een emergency special session bijeen worden geroepen. Daar kan een meerderheid van de lidstaten alsnog een VN-mandaat geven voor een no-flyzone.
De heer Rosenthal (VVD): Daarmee komen wij uit bij de aloude Uniting For Peace Resolution.
De heer El Fassed (GroenLinks): Ja.
De heer Nicolaï (VVD): Ik bedank de minister voor zijn uitleg van het volkenrechtelijk mandaat. Ik begrijp zijn overwegingen niet helemaal. Hij zegt het namelijk belangrijk te vinden dat wij druk op Rusland en China kunnen blijven uitoefenen door te zeggen: wij richten ons volledig op een resolutie van de Veiligheidsraad. Ik neem dat maar van hem aan, ook al is het omgekeerde ook mogelijk. Je kunt China en Rusland ook onder druk zetten door te zeggen: als je niet meedoet, regelen wij het op een andere manier. Maar goed: dat spel kunnen wij niet spelen; dat moet de regering doen. Voor alle duidelijkheid: ook in de ogen van de minister is een adequaat volkenrechtelijk mandaat voor een no-flyzone een Veiligheidsraadresolutie niet per definitie vereist? Daar komt het antwoord van de minister simpelweg op neer?
De heer Rosenthal (VVD): Dat is simpelweg het antwoord van deze minister. Het gaat om de situatie van nu in de gegeven omstandigheden.
De voorzitter: Ik stel voor dat de minister verder gaat met zijn beantwoording. Ik sta geen interrupties meer toe. Aan het einde van een afzonderlijk onderwerp zal ik nagaan of een van u behoefte heeft aan een aanvullende vraag. Ik zeg dat, omdat u net als ik op de klok kunt zien dat wij niet heel veel tijd meer hebben.
De heer Rosenthal (VVD): Voorzitter, ik zal proberen om compact te antwoorden.
De Arabische regio. Op allerlei plekken is er sprake van geweld tegen demonstranten. De Nederlandse regering verwerpt geweld tegen demonstranten of het nu geweld in Libië, Tunesië, Egypte, Bahrein of Jemen betreft. Geen misverstand daarover!
Cruciaal voor de lijn van de Nederlandse regering en de Europese Unie zijn de quick-startmaatregelen voor de Arabische wereld, de ondersteuning van de Arabische wereld op de korte termijn en de structurele maatregelen. Zoals door velen terecht is opgemerkt, speelt daarbij de conditionaliteit van de ondersteuning van de Arabische landen een belangrijke rol. Onder die conditionaliteit vallen drie zaken die steeds weer op tafel komen. Worden er ten eerste maatregelen genomen die daadwerkelijk tot maatschappelijke en economische hervormingen leiden? Ten tweede de democratisering en ten derde de rechtsstaat en de mensenrechten met als ankerpunt de Universele verklaring van de rechten van de mens. Dat derde punt is voor Nederland zwaarwegend en ik breng dit punt dan ook continu in op de fora waar ik aanwezig ben. In het plenaire debat van vorige week is verder al gesproken over het bijzondere belang van de bescherming van religieuze minderheden, de onbelemmerde toegang tot internet en persvrijheid.
De Europese Unie kan als instrumenten richting Arabische landen de associatieakkoorden inzetten. Ik herhaal dat wij artikel 2, waarop de motie- Van der Berge/Albayrak doelt, daarbij scherp in het oog houden. Vorige week heb ik toegezegd dat ik dat artikel ruim interpreteer, wat betekent dat ik de bescherming van religieuze minderheden daar ook onder laat vallen.
Nederland houdt scherp in de gaten welk traject Egypte volgt naar de verkiezingen, het referendum over de constitutie en het referendum dat na de verkiezingen plaats moet vinden. Dat maakt, als het aan de Nederlandse regering ligt, onderdeel uit van de conditionaliteit.
In Bahrein zal een dialoog op gang moeten worden gebracht tussen voor- en tegenstanders van het regime. Daar hebben wij te maken met een zeer problematische situatie door de tegenstelling tussen soennieten en sjiieten. De internationale gemeenschap kan het zich niet permitteren dat Iran invloed krijgt op dit gebied. Dat betekent dat wij alles op alles moeten zetten om ook in Bahrein te komen tot een Arabische lente. Er zijn 1500 militairen – 1000 man uit Saudi-Arabië en 500 man uit de Verenigde Arabische Emiraten – op uitnodiging van het regime van Bahrein naar dit land gegaan. Dat zij zo, maar het is natuurlijk in genen dele een oplossing voor de problemen. Ik voeg daaraan toe dat de regering probeert om Nederlanders uit Bahrein weg te krijgen.
De heer Voordewind (ChristenUnie): De minister benadrukt dat Nederland achter het stellen van harde voorwaarden staat. Ik zou echter graag wat meer horen over de situatie van de religieuze minderheden. Internet en persvrijheid worden als harde voorwaarden in het verslag genoemd, maar over religieuze minderheden lees ik niets in de besluiten van de EU.
De heer Rosenthal (VVD): Ik heb het punt van de religieuze minderheden tot twee keer toe expliciet ingebracht in de Raad Buitenlandse Zaken. Ik meen dat het door de raad is geaccepteerd. Maar om alle onduidelijkheid weg te nemen zal ik hier nog eens goed naar kijken. Ik kan de heer Voordewind nu al wel zeggen dat ik geen tegenwerpingen heb gehoord. Wellicht stelt het hem gerust dat de EU de hindernissen heeft genomen die acties in de weg stonden tegen landen waar religieuze minderheden in problemen verkeren en dan in het bijzonder christelijke minderheden.
De heer Voordewind (ChristenUnie): Als het een harde voorwaarde is, dan moet het gevolgen hebben voor de samenwerking van de EU met landen als Jemen en Mauritanië. Die landen kennen immers de doodstraf voor afvalligheid. Heeft het gevolgen voor de hulp aan die landen?
De heer Rosenthal (VVD): Laat ik duidelijk zijn: wij moeten ervoor waken dat die conditionaliteit niet een soort checklist wordt, waarbij wij op een digitale manier kiezen tussen alles of niets. Wij moeten die landen voortdurend onder druk zetten om ze te bewegen te doen wat wij graag zien. Dat doen wij door gebruik te maken van de mogelijkheden die het internationale verkeer ons bieden. Zo proberen wij bijvoorbeeld Mauritanië zover te krijgen in de toekomst verstandiger met dit soort zaken om te springen. Verder wordt in Europees verband gesproken over een manier om intelligent om te gaan met de verschillende condities. Wij moeten daar op een intelligente manier mee omgaan en dat betekent dat je die condities zo moet gebruiken dat je die landen krijgt waar je ze hebben wil.
De heer Nicolaï (VVD): Ik heb een vraag gesteld over de concrete afspraken die de minister hoopte te maken over internetvrijheid. Als ik de minister met deze vraag op dit moment overvraag, is dat niet erg. Ik zou hem dan wel willen vragen om hierop uitgebreider in te gaan in het verslag en niet te volstaan met: het punt is opgebracht.
De heer Rosenthal (VVD): Heel kort, voorzitter. Het idee om te komen tot een verbod op de export van internetfilters is een interessant idee. Er kleven echter nog wel wat ingewikkelde problemen aan. De strekking van het voorstel is interessant en het voorstel zal dan ook zeker serieus worden behandeld.
Voorzitter. Dan nu het Midden-Oostenvredesproces. Ik kan kort zijn over de vreselijke gebeurtenissen in Itamar. Het is uiteraard een vreselijke terreurdaad om vijf onschuldige mensen in hun slaap te vermoorden. Er zijn verder ook nog eens drie kinderen ternauwernood ontsnapt aan die moordpartij omdat ze niet thuis waren. Hier passen alleen maar woorden van afschuw en veroordeling!
Ik reken erop dat de Palestijnse Autoriteit actie onderneemt en blijft ondernemen tegen haatzaaien en ophitsing. Als het de verkeerde kant opgaat, zal ik zeker niet nalaten om de Palestijnse Autoriteit daarop aan te spreken. In de verklaring van het Kwartet wordt overigens onderstreept dat de partijen hun inspanningen ten gunste van het vredesproces moeten intensiveren. En daarbij hoort uiteraard ook het tegengaan van zaken die het vredesproces niet bevorderen, bijvoorbeeld het bouwen van woningen op plaatsen waar die niet gebouwd zouden moeten worden.
Voor het Midden-Oostenvredesproces val ik terug op de welbekende parameters. Dat zijn een tweestatenoplossing met pre-1967 grenzen en waar nodig land swapping; uiteraard door zowel Palestijnen als Israëli’s geaccordeerd. Hoe de inhoud en de omvang ervan er precies uit moeten gaan zien, is onderwerp van gesprek. Verder zal er een onderhandelingstraject moeten worden gestart voor Jeruzalem. Ten slotte herhaal ik nog maar eens dat illegale nederzettingen geen bijdrage leveren aan het vredesproces. Ik breng dit punt dan ook op in al mijn gesprekken met de Palestijnse en de Israëlische autoriteiten.
De twee bijeenkomsten van het Kwartet hebben weinig opgeleverd. Op 15 april vindt er een nieuwe Kwartetbijeenkomst plaats met de zogenaamde principals. Van belang daarbij is dat de Europese Unie haar verantwoordelijkheid neemt. De Unie kan niet achterover blijven leunen totdat er stappen door de Amerikanen worden gezet. Ik weet overigens dat de Amerikanen Europese stappen op prijs stellen en dat er gaandeweg steeds meer zal worden gesproken over internationale parameters voor het onderhandelingsproces dan over eenzijdige Amerikaanse stappen.
Ik rond mijn beantwoording van de vragen over het Midden-Oostenvredesproces af met de opmerking dat de demonstraties van jongeren in de Palestijnse gebieden een opmerkelijk verschijnsel zijn. Ik hoop dat door deze demonstraties ook daar de zaak de goede kant opgaat.
De voorzitter: Ik geef alleen de heer Kortenoeven het woord, omdat wij de minister nu echt in de gelegenheid moeten stellen om iets te zeggen over Ivoorkust. Bovendien staat het Midden-Oostenvredesproces officieel niet op de agenda.
De heer Kortenoeven (PVV): Ik stoor mij aan de definitie die de minister gebruikt door te spreken over de grenzen van 1967. Het gaat namelijk om een wapenstilstandslijn die door vredesduif Abba Eban, de de minister welbekende leider van de Labour Party, ooit Auschwitzgrenzen zijn genoemd, omdat ze op vijftien kilometer van de Middellandse Zee lopen. Aan de andere kant van die grens worden mensen opgehitst om genocide te plegen op het Joodse volk. Ik vraag de minister nogmaals wat hij denkt te gaan doen tegen die ophitsing. Hij kan wel met de mond belijden dat hieraan een einde moet worden gemaakt, maar wat gaat hij concreet doen om het te stoppen? Het is een aanzet tot genocide. Wij zien het allemaal gebeuren en de minister doet er echt veel te weinig tegen.
De heer Rosenthal (VVD): Tot mijn spijt verschillen de heer Kortenoeven en ik van mening over de wenselijkheid van een tweestatenoplossing en de wijze waarop wij de territoriale afbakening van Israël en de Palestijnse Autoriteit vorm en inhoud moeten geven. De Nederlandse regering spreekt verder de Palestijnse Autoriteit telkenmale aan op haatzaaien en ophitsing in de Palestijnse gebieden. Wij verzaken daarin ook niet, want wij zetten dit punt voortdurend aan. Men zal dan ook naar ons moeten luisteren.
Voorzitter. Er zijn meerdere vragen gesteld over Ivoorkust. De aandacht voor de situatie in Ivoorkust lijkt een beetje weggedrukt te worden door de vreselijke toestanden in Japan en het geweld in Libië en andere landen in de Arabische wereld. Ik ben het met iedereen eens die zegt dat Ivoorkust onze volle aandacht verdient. De situatie holt daar namelijk zienderogen achteruit. Overigens maken beide zijden, zowel de aanhangers van Gbagbo als de aanhangers van Ouattara, zich schuldig aan geweld. Dat laatste is zeer zorgwekkend.
Het uitvoerverbod voor cacao. De nationalisatie door Gbagbo van de cacaoplantages en de cacao-industrie is een zorgwekkende ontwikkeling die ons wellicht dwingt ons eerdere standpunt over de wenselijkheid van sancties te heroverwegen. Het heeft zeer zeker mijn aandacht.
Mevrouw Dikkers vroeg verder terecht om meer aandacht voor de noodzaak van humanitaire hulp aan Ivoorkust. Ik maak mij zorgen over de Nederlanders in Ivoorkust, zeker ook omdat deze mensen, ondanks het Nederlandse advies om het land te verlaten, niet wensen te vertrekken. En wij kunnen hen natuurlijk niet dwingen om weg te gaan.
De Nederlandse regering en het grootste deel van de internationale gemeenschap erkennen Ouattara als de legitieme winnaar van de verkiezingen. Dat komt onder meer tot uitdrukking in de uitnodiging aan zijn adres om de vergadering van de Arabische Unie bij te wonen. Het verhaal is nog zeker niet klaar.
Mevrouw Dikkers (PvdA): Zet de minister zich nu wel of niet in voor een exportverbod op cacao? Als hij dat niet doet, overweeg ik hierover in een VAO een motie in te dienen.
De heer Rosenthal (VVD): Ik ben bereid om daar heel serieus naar te kijken. Op dit moment kan ik nog niet toezeggen dat wij daartoe over zullen gaan. Met mijn opmerking dat ik het serieus overweeg, ga ik een stap verder dan de vorige keer toen ik om mij moverende redenen zei dat ik er nog niet aan toe was. De nationalisatie van de cacaoplantages door Gbagbo en de gewelddadige confrontaties in het land nopen mij om het nog eens goed te overwegen. En dat kan inderdaad leiden tot een ander besluit.
Mevrouw Dikkers (PvdA): Ik krijg graag een brief van de minister met een uitleg van de situatie.
De heer Rosenthal (VVD): Dat zal ik doen.
De voorzitter: Dat is dus toegezegd door de minister.
De heer Voordewind (ChristenUnie): Voorzitter, de reactie van de minister op mijn opmerkingen over religieuze minderheden en de harde voorwaarden is voor mij reden om een VAO aan te vragen.
De heer Kortenoeven (PVV): Voorzitter, ik weet niet of het kan worden gecombineerd, maar ik vraag ook een VAO aan om in te gaan op de punten waarop de minister naar mijn mening niet goed heeft gereageerd.
De voorzitter: U krijgt allemaal de gelegenheid om in de plenaire afronding van dit algemeen overleg moties in te dienen.
De heer Ormel (CDA): Een punt van orde.
Voorzitter, ik verzoek u dan wel om het VAO nog deze middag te laten agenderen en ook de stemmingen deze middag te laten plaatsvinden. De raad vindt immers aanstaande maandag plaats.
De voorzitter: Of vanavond! Dat is afhankelijk van de plenaire agenda. Ik zal namens de commissie de Voorzitter verzoeken om een VAO. Dat betekent dat u uw fracties ervan op de hoogte moet stellen dat er mogelijkerwijs niet alleen om 13.00 uur zal worden gestemd, maar ook later vandaag.
Ik bedank de minister en zijn ondersteuning.
Samenstelling:
Leden: Van Bommel (SP), Van der Staaij (SGP), Albayrak (PvdA), voorzitter, Timmermans (PvdA), Ormel (CDA), Ferrier (CDA), Nicolaï (VVD), Haverkamp (CDA), Eijsink (PvdA), Irrgang (SP), De Roon (PVV), Voordewind (ChristenUnie), Pechtold (D66), ondervoorzitter, Ten Broeke (VVD), Thieme (PvdD), Peters (GroenLinks), Kortenoeven (PVV), Bosman (VVD), Dikkers (PvdA), El Fassed (GroenLinks), Hachchi (D66), Dijkhoff (VVD) en Driessen (PVV).
Plv. leden: Van Raak (SP), Dijkgraaf (SGP), Recourt (PvdA), Samsom (PvdA), Bruins Slot (CDA), Çörüz (CDA), Mulder (VVD), Knops (CDA), Arib (PvdA), Jasper van Dijk (SP), De Mos (PVV), Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie), Schouw (D66), Hennis-Plasschaert (VVD), Ouwehand (PvdD), Sap (GroenLinks), Wilders (PVV), Leegte (VVD), Heijnen (PvdA), Braakhuis (GroenLinks), Van Veldhoven (D66), Taverne (VVD) en Bontes (PVV).
Samenstelling:
Leden: Van Bommel (SP), ondervoorzitter, Van der Staaij (SGP), Albayrak (PvdA), Verburg (CDA), voorzitter, Ormel (CDA), Ferrier (CDA), Nicolaï (VVD), Eijsink (PvdA), Van Dam (PvdA), De Roon (PVV), Jansen (SP), Ten Broeke (VVD), Ouwehand (PvdD), Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie), Bontes (PVV), Groot (PvdA), Braakhuis (GroenLinks), Nieuwenhuizen (VVD), Schouw (D66), El Fassed (GroenLinks), Hachchi (D66) en Dijkhoff (VVD).
Plv. leden: Irrgang (SP), Dijkgraaf (SGP), Jacobi (PvdA), Haverkamp (CDA), Bruins Slot (CDA), Omtzigt (CDA), Azmani (VVD), Samsom (PvdA), Timmermans (PvdA), Elissen (PVV), Hennis-Plasschaert (VVD), Thieme (PvdD), Voordewind (ChristenUnie), Driessen (PVV), Dikkers (PvdA), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD), Van Veldhoven (D66), Van Tongeren (GroenLinks), Pechtold (D66), Huizing (VVD) en Kortenoeven (PVV).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-21501-02-1053.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.