21 501-02 Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken

Nr. 1020 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 28 januari 2011

De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken1 heeft een aantal vragen voorgelegd aan de minister en de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken naar aanleiding van de brief van 21 januari 2011 inzake de geannoteerde agenda van de Raad Buitenlandse Zaken van 31 januari 2011 (Kamerstuk 21 501-02, nr. 1019).

De minister en de staatssecretaris hebben deze vragen beantwoord bij brief van 27 januari 2011.

Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie,

Albayrak

De griffier van de commissie,

Van Toor

Vragen en antwoorden

Algemeen

De leden van de fractie van de Partij van de Arbeid hebben met belangstelling kennis genomen van de brief waarin de inzet van de regering voor de komende Raad Buitenlandse Zaken uiteen wordt gezet. De leden zullen zich beperken tot een aantal punten.

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van de geannoteerde agenda voor de Raad Buitenlandse Zaken van 26 juli 2010.

De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van de geannoteerde agenda van de Raad Buitenlandse Zaken van 31 januari 2011. Zij betreuren het dat deze Raad schriftelijk voorbereid wordt. Dit doet geen recht aan het belang van deze Raad.

Soedan

Met de regering zijn de leden van de VVD-fractie positief gestemd over de wijze waarop het zelfbeschikkingsreferendum voor Soedan lijkt te zijn verlopen. Hoewel in het algemeen grote terughoudendheid gewenst is wanneer het gaat om het wijzigen van landsgrenzen en het erkennen van nieuwe landen, moet worden geconstateerd dat de voorgeschiedenis van het conflict in Soedan en vooral de onverantwoorde wijze waarop het regime in Khartoem is omgegaan met de mensenrechten van de Zuid-Soedanezen, een internationale instemming met een duidelijk votum van Zuid-Soedan vóór onafhankelijkheid zeer in de rede ligt. Gevoelig zijn dan nog wel de regelingen met betrekking tot de status van Abyei, de verdeling van de olieopbrengsten en de rechten van minderheden. Wat betreft de status van Abyei valt het op dat het internationaal gerechtshof daarover een uitspraak heeft gedaan,die eerder gunstig lijkt te zijn voor het Noorden dan voor het Zuiden. Kan de kennelijke berusting van het Noorden met de huidige gang van zaken in het Zuiden ook te maken hebben met die voor het Noorden tamelijk gunstige uitspraak inzake Abyei? En wat betekent die uitspraak voor de verdeling van de olieopbrengsten tussen Noord en Zuid? Wat valt te melden over recente gewelddadigheden in Abyei? Was de stad Abyei al niet zo goed als volledig vernietigd door toedoen van het Noorden?

Antwoord van het kabinet:

Het kabinet merkt op dat de afscheiding van het Zuiden ook door het Noorden als onafwendbaar moet worden gepercipieerd. Overigens is de formele uitslag van het referendum pas medio februari voorzien. Door de uitspraak van het arbitraal tribunaal inzake de grens van Abyei is de meerderheid van de olievelden in de regio Abyei in het Noorden komen te liggen. Het uitblijven van duidelijkheid omtrent de status van Abyei heeft mede geleid tot de recente gewelddadigheden. Inmiddels zijn de vijandigheden gestaakt, mede dankzij een actieve bemiddelende rol van Nederland. De gewelddadigheden in 2008 hebben Abyei-stad inderdaad verwoest. De recente gewelddadigheden speelden zich af ten noorden van de stad.

De leden van de VVD-fractie betreuren dat met betrekking tot Darfur de vooruitzichten nog steeds tamelijk somber lijken te zijn. Wat is de actuele stand van zaken met betrekking tot de Doha-onderhandelingen tussen de het bewind in Khartoem en de JEM? Hoe beoordeelt de Nederlandse regering de recente pogingen van o.m. de minister van Buitenlandse zaken van Qatar en van de secretaris-generaal van de Arabische Liga om deze onderhandelingen weer op gang te krijgen?

Antwoord van het kabinet:

De vredesonderhandelingen over Darfur in Doha zijn vastgelopen. Het kabinet acht het van belang dat de partijen terug naar de onderhandelingstafel gaan en verwelkomt recente pogingen in die richting. Deze onderhandelingen dienen inclusief te zijn, dus met alle partijen.

De leden van de fractie van de Partij van de Arbeid hebben in eerdere overleggen hun zorgen geuit over de mogelijke onrustige situatie die zou kunnen ontstaan in aanloop naar het te houden referendum. Deze leden zijn tevreden over het gegeven dat het zelfbeschikkingsreferendum voor Zuid-Soedan goed lijkt te zijn verlopen. De leden lezen dat het kabinet hoopt dat de partijen in Soedan spoedig een overeenkomst weten te sluiten over een aantal zaken, zoals de verdeling van olieopbrengsten en de nationale schuld, de status van Abyei en de rechten van minderheden in zowel het noorden als het zuiden. Is duidelijk welke bijdrage Nederland hieraan kan leveren en welke bijdrage Nederland eventueel kan leveren aan schuldverlichting? Deelt de regering de opvatting van de Engelse minister van Buitenlandse Zaken, die aangeeft de situatie in de regio Abyei zeer zorgwekkend te vinden en dat het te voorbarig is te juichen over een goede afloop? Hoe ziet de Nederlandse regering het lange termijn proces voor ogen en welke rol is hier voor Nederland weggelegd?

Antwoord van het kabinet:

Nederland levert op verschillende manieren een bijdrage aan de onderhandelingen tussen Noord en Zuid, onder andere met expertise, bijvoorbeeld op het gebied van water en de nationaliteitskwestie, en door een actieve bemiddelende rol bij de onderhandelingen over Abyei.

Alle partijen moeten de uitslag van het referendum respecteren. Na het bekend worden van de uitslag zal de focus moeten liggen op het bewerkstelligen van een goede overgang naar de nieuwe situatie. De lopende inspanningen van Nederland ten aanzien van (Zuid-)Soedan zullen voorlopig worden voortgezet.

Het kabinet meent dat de Club van Parijs, in samenwerking met het IMF en de Wereldbank, een centrale rol moet vervullen bij de discussie over mogelijke schuldverlichting. Aan de hand van die discussie zal het kabinet bezien of en onder welke voorwaarden bijgedragen kan worden aan de schuldverlichting van Soedan.

Het kabinet deelt de opvatting van de Britse minister van Buitenlandse Zaken omtrent Abyei.

De leden van de PVV-fractie achten het aannemelijk dat de uitslag van het zelfbeschikkingsreferendum voor Zuid-Soedan zal luiden, dat gekozen is voor onafhankelijkheid van Zuid-Soedan. De PVV-fractie is van oordeel dat de erkenning van een onafhankelijk Zuid-Soedan een Nederlandse aangelegenheid is, waar Europa niet over gaat. Die erkenning mag niet afhankelijk zijn van het oordeel van andere landen of andere internationale partners daarover. De PVV-fractie wil dat de regering de Kamer kort na 14 februari a.s. informeert over haar voornemen m.b.t. die erkenning.

Antwoord van het kabinet:

Erkenning is een nationale competentie en zal, indien daartoe wordt besloten, geschieden door een besluit van de Rijksministerraad. Het kabinet hoopt dat het moment waarop staten tot eventuele erkenning overgaan, bijdraagt aan een ordelijk transitieproces. In dat licht acht het kabinet internationaal en Europees overleg over eventuele erkenning zinvol. Het kabinet zal uw Kamer tijdens het aanstaande AO-Soedan over de voortgang dienaangaande informeren.

De leden van de CDA-fractie hebben met instemming kennis genomen van het verloop van het referendum in Zuid-Soedan. Deze leden gaan er vanuit dat in afwachting van de definitieve uitslag van het referendum en de rapporten van de verschillende waarnemingsmissies, deze Raad zal worden gebruikt om verder te spreken over de scenario’s waarbij Zuid-Soedan zich uitspreekt vóór onafhankelijkheid. Kan de regering ingaan op de ontwikkeling van de verschillende scenario’s en de positie van de EU hierin?

Antwoord van het kabinet:

Algemeen wordt aangenomen dat de bevolking van Zuid-Soedan zich zal uitspreken voor onafhankelijkheid. Het lijkt dat het Noorden de uitslag zal accepteren. De EU speelt een belangrijke rol in het bevorderen van een vreedzame overgang naar de nieuwe situatie, mede door het EU waarnemingsrapport van de observatiemissie bij het referendum, steun voor het onderhandelingsproces en politieke druk om de overgang vreedzaam te laten verlopen. De EU geeft tevens humanitaire hulp en steun voor wederopbouw, onder andere bij terugkeer van zuiderlingen.

Met de regering betreuren de leden van de CDA-fractie de gewelddadigheden die hebben plaatsgevonden in Abyei. Welke gevolgen hebben de opgelopen spanningen, in met name Abyei, voor de aanwezige Nederlanders in het gebied? En welke rol speelt Nederland als voorzitter van de werkgroep van de drie grensgebieden?

Antwoord van het kabinet:

Tot nu toe hebben de spanningen in Abyei er niet toe geleid dat de aanwezige Nederlanders in Abyei en Zuid-Soedan hebben moeten vertrekken. Wel is er verhoogde waakzaamheid. De Nederlandse militaire waarnemers hebben een actieve bijdrage geleverd aan het monitoren van de veiligheidssituatie. Nederland speelt een voortrekkersrol bij de onderhandelingen tussen de bevolkingsgroepen in Abyei.

Kan de regering ingaan op welke stappen er zijn gezet om te komen tot een sanctiepakket in EU-verband ten aanzien van ICC-verdragspartijen die niet samenwerken met Internationale Strafhof? Graag een reactie.

Antwoord van het kabinet:

Conform de aangenomen motie Kortenoeven inventariseert de regering welke mogelijkheden bestaan om in EU-verband consequenties te verbinden aan gebrekkige inspanningen van genoemde landen op dit gebied. Uw kamer zal hierover voorafgaand aan een volgend AO Soedan worden geïnformeerd.

De leden van de SP-fractie vragen de regering een reactie te geven op het artikel «UN worried about upsurge of fighting in Darfur»?2 Kan de regering tevens ingaan op de aanbevelingen die de International Crisis Group doet in het artikel «Now the real work begins in Sudan»?3 Wat doet Nederland- al dan niet in EU verband- om de SPLM te begeleiden in het verdere democratiseringsproces in Zuid-Soedan?

Antwoord van het kabinet:

Het kabinet deelt de zorgen van de SG VN over de verslechterde veiligheids- en humanitaire situatie in Darfur, zoals beschreven in genoemd artikel, en brengt deze problematiek met klem onder de aandacht bij de regering in Soedan. Het kabinet is het eens met de International Crisis Group dat spoedig tot een oplossing gekomen dient te worden voor de nog uitstaande zaken, waaronder de verdeling van de olie, en dat de regering van Zuid-Soedan verantwoord en democratisch leiderschap dient te tonen.

Nederland steunt, mede in EU-verband, de Zuid-Soedanese regering met verschillende initiatieven op het gebied van goed bestuur, parlementaire ondersteuning, bevordering van vrije pers, corruptiebestrijding, mensenrechten en staatsopbouw.

De leden van de D66-fractie stemmen grosso modo in met de beoordeling van het kabinet over de actuele ontwikkelingen in Soedan. Deze leden wachten met belangstelling de rapporten van de internationale waarnemingsmissies af. De leden ondersteunen het de mogelijkheid om ICC-Statenpartijen in EU verband aan te spreken op verplichtingen.

Libanon

De leden van de VVD-fractie spreken de hoop uit dat de lopende procedures bij het Special Tribunal for Lebanon zullen bijdragen aan meer duidelijkheid over de aanslag op de voormalige premier van Libanon Rafiq Hariri en 22 anderen. Veel omtrent deze aanslag was totnogtoe onduidelijk zoals de achtergronden van de organisatie die de aanslag opeiste te weten «Jihad Ondersteuning in de Levant».

De leden van de PVV-fractie maken zich grote zorgen over de instabiliteit in Libanon, dat steeds meer in de greep van Hezbollah en daarmee van Iran geraakt. Zij verwijst daarvoor onder andere naar de recente oefening van Hezbollahmilitie gericht op het overnemen van de macht in het land, de aankondiging van Iran dat het een vlooteenheid naar de Middellandse Zee zal zenden en de niet aflatende bemoeienis van Syrië met de gebeurtenissen in Libanon. Het optreden van westerse landen om deze ontwikkelingen te keren (voor zover thans bekend), laat sterk te wensen over. Expliciete steun voor de regering Hariri en voor het doorzetten van de feitelijke berechting van eventuele in Libanon verblijvende verdachten van de aanslag op de voormalig premier Hariri is uitgebleven. Dit is des te zorgelijker, nu de door Hezbollah op instigatie van Syrië naar voren geschoven kandidaat Nahib Mikati de steun heeft van een meerderheid in het Libanese parlement. Is de minister bereid om met zijn ambtsgenoten een gezamenlijke stevige strategie te ontplooien die aan duidelijkheid niets te wensen over laat en ook zo nodig met machtsmiddelen doorgezet kan worden?

De val van het kabinet-Hariri in Libanon lijkt de weg te hebben vrijgemaakt voor een nieuw kabinet waarin Hezbollah de dienst uitmaakt. De leden van de CDA-fractie delen de opvatting van de regering dat het van groot belang is dat de stabiliteit in Libanon gewaarborgd blijft. Deze leden zijn de mening toegedaan dat een sterke positie van een organisatie als Hezbollah in een nieuwe regering niet bijdraagt aan deze doelstelling. Deelt de regering deze opvatting? Zo ja, welke mogelijkheden ziet de regering om gezamenlijk met bondgenoten (EU en VS) te komen tot een stabiele oplossing in deze kwetsbare regio?

Ondanks de veranderende situatie hechten de leden van de CDA-fractie grote waarde aan de voortgang en uitvoer van de aanklacht van het Hariri-tribunaal en gaan zij er vanuit dat op dit gebied geen concessies zullen worden gedaan.

De leden van de SP-fractie steunen het voorstel van Nederland om de Hoge Vertegenwoordiger te doen nagaan wat de initiatieven van de EU zijn voor de stabiliteit van Libanon en de goede voortgang van het werk van het Speciale Tribunaal voor Libanon. Onduidelijk is echter op welke termijn deze initiatieven verwacht kunnen worden, terwijl binnen tien weken duidelijk wordt wat het Tribunaal wil. Kunt u daarover een duidelijke termijn noemen en aangeven tot welke grens u wilt gaan? Een intrekking van de hulpgelden zoals persberichten melden dat de VS zou overwegen, een bedrag van 246 miljoen dollar wordt genoemd, is in de ogen van de SP-fractie onverstandig. Het straft de bevolking van Libanon en jaagt de polarisatie juist aan.

Antwoord van de kabinet:

Het kabinet hoopt met de VVD-fractie dat de waarheidsvinding van het «Special Tribunal for Lebanon» (STL) duidelijkheid zal brengen over de aanslag in 2005 op de Libanese premier Rafiq Hariri en 22 anderen, mede in het belang van het tegengaan van straffeloosheid. Het kabinet zal zich, conform het uitgangspunt van de leden van de CDA-fractie, sterk maken voor de volledige naleving van de door Libanon aangegane verplichtingen tot het verlenen van (financiële) medewerking aan het STL.

Het kabinet hecht met de fracties van de PVV, het CDA en de SP, groot belang aan de stabiliteit in Libanon en maakt zich zorgen over de toegenomen invloed van Hezbollah na de benoeming van de nieuwe premier. Een nieuwe regering blijft gehouden aan eerder aangegane internationale verplichtingen, zoals het uitvoeren van een aantal resoluties van de VN-veiligheidsraad. Nederland wil dat de EU, in samenspraak met de VS, hier op toe blijft zien. Voor de goede orde wijst het kabinet erop dat Hezbollah ook in de regering-Hariri vertegenwoordigd was.

De leden van de PVV- en SP-fractie verwijzen naar mogelijke EU-initiatieven die kunnen bijdragen aan de stabiliteit van Libanon. Het spreekt voor zich dat deze op de kortst mogelijke termijn en in overleg met internationale partners moeten worden ontwikkeld, zodat een strategische benadering van Libanon gewaarborgd is. Voor het kabinet is het van belang dat dergelijke EU-initiatieven uitgaan van de voor Libanon geldende internationale verplichtingen en nadruk leggen op de door Libanese partijen te respecteren grondwettelijke kaders.

Ivoorkust

De leden van de VVD-fractie steunen de uitbreiding van het EU-sanctieregime tegen Ivoorkust. Graag zouden zij meer informatie krijgen over de Afrikaanse diplomatieke inspanningen om een oplossing te vinden voor de ontstane crisis. Welke resultaten zijn tot nu toe geboekt door de Economic Community of West African States (ECOWAS)? Hoe beoordeelt de regering de toenadering die zou hebben plaatsgevonden tussen Laurent Gbagbo enerzijds en Robert Mugabe anderzijds?

Antwoord van het kabinet, tevens naar aanleiding van gerelateerde vragen van de CDA-fractie.

De Afrikaanse bemiddelingsinitiatieven, zowel van de AU als ECOWAS, hebben vooralsnog niet geleid tot oplossing van het conflict. ECOWAS oefent onverminderd druk uit op oud-president Gbagbo maar tot nu toe is dit zonder resultaat gebleven. Wel is op instigatie van ECOWAS de gouverneur van de West-Afrikaanse centrale bank (BECEAO), een vertrouweling van Gbagbo, vervangen. Een delegatie van ECOWAS onder leiding van president Bai Koroma van Siërra Leone tracht steun te werven van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties voor een militaire interventie die de machtsoverdracht zou kunnen forceren. Het kabinet kent berichten over kennelijke contacten tussen Gbagbo en de Zimbabwaanse president Mugabe maar beschikt niet over verdere informatie hieromtrent.

De leden van de fractie van de Partij van de Arbeid maken zich ernstig zorgen over de gespannen situatie in Ivoorkust, zoals zij reeds kenbaar hebben gemaakt in eerder ingediende (nog onbeantwoorde) schriftelijke vragen (kenmerk 2011Z00059) De leden betreuren het gegeven dat de bemiddelingspoging van de Keniaanse premier, niet geslaagd is, zeker gezien het gegeven dat het aantal geweldsincidenten alsmaar lijkt toe te nemen. Vluchtelingenorganisatie UNHCR heeft regeringen wereldwijd aangeraden geen asielzoekers meer terug te sturen naar Ivoorkust. Vooralsnog hebben alleen Duitsland en Zwitserland het terugsturen van Ivorianen formeel stopgezet. Kan de regering toelichten of Nederland ook voornemens is om asielzoekers terug te sturen naar het onrustige gebied of gaat zij gehoor geven aan de oproep van de UNHCR?

Antwoord van het kabinet:

Het kabinet heeft nog geen besluit genomen over het al of niet terugsturen van asielzoekers naar Ivoorkust. De afweging hierover is nog gaande.

Wat is de opvatting van de Nederlandse regering en de EU over het door Alassane Ouattara aangekondigde exportverbod op cacao?

Antwoord van het kabinet, tevens naar aanleiding van gerelateerde vragen van de SP- en PVV-fracties:

De export van cacao vormt een belangrijke inkomstenbron voor Ivorianen. Het kabinet respecteert de keuze van Ouattara. Het meent wel dat de druk op Gbagbo dient te worden opgevoerd via gerichte maatregelen die hem en zijn aanhangers rechtstreeks en doeltreffend raken. De door de EU getroffen sancties dragen hieraan bij. Zij ontzien de bevolking waar mogelijk en vermijden dat de mogelijkheden voor de lokale bevolking om in haar levensonderhoud te voorzien, worden belemmerd.

De leden van de PVV-fractie delen het standpunt dat de wettig gekozen president van dat land, geïnstalleerd moet worden. Het beleid van de regering dat daarop is gericht, verdient dan ook in beginsel steun. Zij zal echter niet instemmen met een maatregel om de invoer van producten uit Ivoorkust (vnl. cacao) te boycotten, zoals door sommigen wordt bepleit. Dit zou immers leiden tot schade voor de economie van dat land en ook de prijzen voor cacao op de wereldmarkt nadelig beïnvloeden.

De PVV-fractie maakt zich overigens grote zorgen over de veiligheid van het niet-islamitische deel van de bevolking van Ivoorkust. Door een enorme immigratie van moslims in de afgelopen jaren heeft een grote demografische aardverschuiving in dat land plaatsgevonden. Onder een nieuwe islamitische president valt niet te verwachten dat er een eind zal worden gemaakt aan deze islamisering van het land. Nederland dient daarom scherp te zijn op de bedreiging van de positie van de niet-moslims in Ivoorkust.

Antwoord van het kabinet:

Het kabinet ziet geen aanleiding te veronderstellen dat de vrijheid of veiligheid van niet-moslims in Ivoorkust zou worden bedreigd door het aantreden van president Ouattara. Het kabinet zal de situatie evenwel nauw blijven volgen.

De leden van de CDA-fractie spreken hun bezorgdheid uit over de situatie in Ivoorkust. Deze leden pleiten voor de inzet van alle mogelijke middelen om president Gbagbo te bewegen de uitslag van de verkiezingen te respecteren. Welke mogelijkheden zijn er voor de EU nog, om het sanctieregime verder uit te breiden en de druk verder op te voeren op Gbagbo? Op welke manier ondersteunt de EU de diplomatieke initiatieven van de Afrikaanse Unie?

Antwoord van het kabinet:

De EU heeft besloten tot het instellen van gerichte sancties tegen diegenen die de uitkomst van de verkiezingen niet accepteren. Het betreft een inreisverbod en de bevriezing van de tegoeden van Laurent Gbagbo, zijn naaste medewerkers en personen die het rechtmatige verloop van het democratische proces in Ivoorkust blokkeren. Ook zijn maatregelen genomen tegen 11 bedrijven en instellingen die het illegale bewind van Gbagbo ondersteunen. Doorlopend wordt bezien of de sancties uitgebreid dan wel ingeperkt kunnen worden.

De leden van de SP-fractie vragen de regering een reactie te geven op het artikel «U.S. backs call for Ivory Coast cocoa export ban»?4 Is het juist dat de EU het exportverbod van Ouattara niet steunt? Zo ja, hoe strookt dit met de opvatting van de EU dat Ouattara de rechtmatige winnaar van de verkiezingen is en hij dus gesteund moet worden? Zo neen, hoe zit het dan wel?

De leden van de SP-fractie vragen de regering voorts of de 32 Nederlanders plus 13 gezinsleden met een andere nationaliteit op vrijwillige basis in Ivoorkust verblijven of dat hen wordt belet het land te verlaten?

In het schriftelijk overleg over de RBZ van 13 en 14 januari (21 501, nr. 1016), op de vraag van de SP-fractie over het EU-(samenwerkings)verband in Ivoorkust, stelde de regering «Het EU-verband waarnaar wordt verwezen, is het zogenaamde «lead state» concept, waarbij in landen waar weinig EU-landen vertegenwoordigd zijn, één van de aanwezige landen de leiding neemt bij de voorbereiding op en bijstandsverlening in geval van eventuele consulaire crises. In februari 2008 heeft de Raad besloten (Publicatieblad van de Europese Unie, 2008/C 317/06) om dit concept toe te passen in landen met 3 of minder vertegenwoordigde EU-landen – uitzondering hierop is Bangladesh. Tevens zijn toen afspraken gemaakt over de inzet van de lead state en overige landen op gebied van informatie-uitwisseling en ondersteuning bij bijstandverlening. Inzake Ivoorkust treedt Frankrijk informeel op als lead state. Voor de volledigheid zij vermeld dat Nederland ook bilateraal met Frankrijk afspraken heeft gemaakt inzake bijstandverlening bij crisissituaties.»

De leden van de SP-fractie vragen wanneer er melding is gemaakt door de regering aan de Kamer van dit lead state concept. Kunt u tevens een nadere omschrijving geven van de begrippen «consulaire crisis» en «bijstandsverlening»? Is dit vastgelegd in bijvoorbeeld verdragen en zo ja, zijn deze openbaar? Hoe worden deze zaken praktisch ingevuld?

Kan de regering tot slot aangeven welke afspraken Nederland bilateraal met Frankrijk heeft gemaakt inzake bijstandverlening bij crisissituaties? Betreft dit alleen bevoorrading van vliegdekschepen of ook uitgebreidere militaire bijstand? Waar zijn deze afspraken gedocumenteerd en kan de Kamer hier inzage in krijgen?

Antwoord van het kabinet:

De resterende Nederlanders verblijven op vrijwillige basis in Ivoorkust. De honorair consul van Nederland in Abidjan onderhoudt direct contact met hen. Mochten zij alsnog het land willen verlaten, dan kunnen zij zo nodig rekenen op ondersteuning van Nederland en Frankrijk.

Het lead state-concept kwam aan de orde bij de «Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Buitenlandse Zaken (V) voor het jaar 2010» (32 123 V, vastgesteld 2 november 2009). De begrippen «consulaire crisis» en «bijstandsverlening» hebben betrekking op situaties waarin de veiligheid van Nederlandse burgers in het buitenland in gevaar komt door bijvoorbeeld politieke onrust of verstoringen van de openbare orde, rampen zoals het vliegtuigongeluk in Tripoli of natuurrampen zoals de tsunami in Azië en de aardbeving in Haïti. De verleende bijstand kan, afhankelijk van de aard van de crisis, praktisch ingevuld worden door het traceren en eventueel bezoeken van burgers, het contact leggen met familie in Nederland, het verschaffen van reisdocumenten en het organiseren van evacuaties.

De begrippen «consulaire crisis» en «bijstandsverlening» zijn als zodanig niet omschreven in verdragen. Wel beschrijft artikel 5 van het Verdrag van Wenen inzake consulaire betrekkingen uit 1963 welke werkzaamheden tot de consulaire werkzaamheden gerekend worden. Daarnaast zijn de artikelen 20 en 23 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) van belang. Die schrijven voor dat een EU-burger zich in een derde land waar zijn eigen land geen diplomatieke missie heeft tot elke andere ambassade van een EU-land kan wenden en van die ambassade dezelfde bijstand moet krijgen als deze ambassade aan zijn eigen burgers zou geven.

De afspraken over de bijstand aan Nederlandse burgers in Ivoorkust zijn gemaakt tussen de Nederlandse ambassade in Accra, Ghana, die mede geaccrediteerd is voor Ivoorkust, en de Franse ambassade te Abidjan. In geval van ernstige ongeregeldheden kan de Nederlandse gemeenschap rekenen op bijstand van de Franse ambassade, met name indien besloten wordt tot de organisatie van een evacuatie. Deze afspraken betreffen alleen bijstand aan burgers. De afspraken zijn gedocumenteerd in het noodplan van de ambassade. Zij zijn gemaakt in het licht van het lead state-concept en de eerder genoemde artikelen 20 en 23 VWEU.

Eventuele verzoeken om militaire en/of logistieke ondersteuning kunnen gedaan worden aan de Nederlandse regering en zullen in dat geval door de regering in overweging worden genomen.

De leden van de D66-fractie constateren dat Laurent Gbagbo ondanks diplomatieke druk weigert de macht over te dragen. Ook constateren zij dat zowel de Britse vice-premier Clegg als de Amerikaanse president Obama de druk opvoeren. Kan de regering haar strategie, zowel bilateriaal als via de EU en VN, uiteenzetten om bij te dragen aan deze diplomatieke druk?

Antwoord van het kabinet:

Het kabinet meent dat het in EU-verband het meest efficiënt en effectief kan bijdragen aan oplossing van de crisis in Ivoorkust. Nederland steunt daarnaast de inspanningen van internationale organisaties als de VN, ECOWAS en de AU die trachten bij te dragen aan vredeshandhaving, oplossing van de crisis, voorkoming van mensenrechtenschendingen en de opvang van vluchtelingen.

Sahel

De leden van de VVD-fractie zien met veel belangstelling uit naar de vast te stellen EU-strategie met betrekking tot de Sahel en de visie van het kabinet daarop. De VVD-fractie hecht veel belang aan een inperking van de terroristische dreiging waarvan in deze regio sprake is.

De verslechterende veiligheidssituatie in de Sahel-regio toont in de ogen van de PVV-fractie andermaal aan dat de islam een politieke macht is die de vrijheid en veiligheid bedreigt. De PVV-fractie bepleit voor deze regio een beleid van meedogenloze aanpak van islamitisch geweld en niet van het uitdelen van cadeautjes aan islamitische heersers en bandieten. De EU-Sahel strategie die Hoge Vertegenwoordiger Ashton in februari zal presenteren, zal door de PVV-fractie daarom kritisch worden beoordeeld.

De leden van de SP-fractie willen graag een uitvoerige toelichting op de veiligheidsanalyses en de bedreigingen van de veiligheid in de Sahel regio. Wat is de reden dat nu verdergaand stappen worden genomen? Op welke wijze ziet de regering, maar ook HV Ashton, de bevordering van sociaal-economische ontwikkeling van de Sahellanden? Geldt het hier een herziening van de politiek die voortkomt uit het Barcelona-proces, i.c. de Associatieakkoorden en de Mediterrane Unie? Zo ja, volgens welke uitgangspunten heeft deze plaats?

Antwoord van het kabinet:

De laatste jaren zijn veiligheidsdreigingen vanuit de Sahel-regio, bijvoorbeeld smokkel van mensen en verdovende middelen en ontvoeringen, toegenomen. Deze toename vormt de belangrijkste aanleiding om nu een integrale strategie op te stellen.

Het kabinet verwacht dat HV Ashton voorstellen zal doen om in aanvulling op de lopende inspanningen in de Sahel, de economische ontwikkeling van de regio te bevorderen vanuit een geïntegreerde visie, waarin het verband tussen onder andere sociaal-economische omstandigheden en veiligheid wordt onderkend. Het gaat ervan uit dat het bevorderen van de werkgelegenheid onderdeel zal uitmaken van de strategie.

De Sahel-strategie betreft geen herziening van het beleid dat voortkomt uit het Barcelona-proces en de Mediterrane Unie. Het Barcelona-proces en de Mediterrane Unie beslaan in Afrika alleen de Noord-Afrikaanse landen en niet de zuidelijker gelegen Sahellanden. Met deze Sahellanden heeft de EU een nauwe relatie op basis van het Verdrag van Cotonou. Een EU-strategie voor de Sahel-regio zal uiteraard rekening houden met de onder dit verdrag vigerende afspraken.

Tunesië

Wat betreft de belangrijke ontwikkelingen in Tunesië hechten de leden van de VVD-fractie groot belang aan het ontstaan van meer democratische verhoudingen in dat land en de mogelijke uitstraling die dat kan hebben naar andere landen in de regio. Tegelijkertijd zijn zij beducht voor een eventuele toename van de invloed van de radicale islam in het gebied. Hoe groot zou bijvoorbeeld de aanhang kunnen zijn van Rached al-Ghannouchi, de verbannen leider van de radicaal-islamitische partij Ennahdha?

Antwoord van het kabinet:

De omvang van de dreiging van toenemende invloed van de radicale islam in Tunesië kan niet goed worden ingeschat. Het is op dit moment niet duidelijk hoe groot de aanhang is van Rachid Ghannouchi, onder meer doordat zijn partij door het voormalige Tunesische regime is onderdrukt.

De leden van de fractie van de Partij van de Arbeid maken zich zorgen over de zeer onrustige situatie in Tunesië. De EU heeft bij monde van EU- Commissarissen Catherine Ashton en Stefan Füle laten weten klaar te staan om de Tunesische autoriteiten «onmiddellijke steun te verlenen bij het organiseren van verkiezingen» en «blijvende steun voor een echte democratische transitie». Kan de regering toelichten of onderhandelingen tussen de EU en Tunesië over nauwere economische banden moeten worden opgeschort indien deze transitie niet lukt? Indien dit het geval is kan de regering dan ook aangeven of zij vindt dat indien er geen verbetering optreedt in de mensenrechten en fundamentele vrijheden in Tunesië deze nauwere economische banden niet aangehaald moeten worden?

Antwoord van het kabinet:

Het kabinet heeft, evenals andere Europese partners, meerdere malen benadrukt dat respect voor democratische waarden, mensenrechten en fundamentele vrijheden een centrale plaats moeten innemen in de EU-strategie voor Tunesië.

De onderhandelingen over een mogelijk «statut avancé» – een geïntensiveerde relatie die onder andere bestaat uit nauwere economische banden – mogen pas worden hervat nadat eerlijke en vrije verkiezingen hebben plaatsgevonden en een democratisch gekozen regering is gevormd.

De leden van de PVV-fractie zijn van mening dat de omverwerping van een islamitisch dictatoriaal bewind kan worden toegejuicht, maar dat deze op dit moment nog niet voltooid lijkt te zijn, nu veel «oudgedienden» van dat bewind nog in functie zijn. De grote vraag is wat er nu in Tunesië gaat gebeuren. De ontwikkeling van het land naar een democratische rechtsstaat verdient Nederlandse steun. Een actief beleid dat daarop gericht is, moet zo snel mogelijk, in samenspraak met andere westerse landen, worden ontwikkeld. Voorkomen moet namelijk worden, dat Tunesië wegzinkt in een islamitisch fundamentalisme dat nog erger is dan het regime waarvan het zich nu aan het ontdoen is. Overigens heeft de Jasmijn-revolutie in Tunesië overtuigend aangetoond dat het EU-beleid t.a.v. dat land heeft gefaald.

Gezien de ontwikkelingen in Tunesië dringen de leden van de CDA-fractie erop aan dit onderwerp tijdens deze Raad te bespreken. De gebeurtenissen in Tunesië hebben namelijk een groot effect op de regio. Welke scenario’s heeft de EU in relatie tot de stabiliteit in de regio. Op welke wijze kan de EU ertoe bijdragen dat de interne onrust zal leiden tot democratische veranderingen, waarbij gebruik van geweld zal worden vermeden. In deze Raad zal moeten worden gesproken over de toekomst van Tunesië en de regio, de manier waarop de Europese Unie bij kan dragen aan versterking van democratische krachten en economische ontwikkeling in dit land.

Antwoord van het kabinet:

Het kabinet deelt de mening dat de gebeurtenissen in Tunesië een effect kunnen hebben in de regio. De EU draagt reeds op verschillende manieren bij aan stabilisering en democratisering in de regio. Via tal van fora, waaronder de Associatieraden met de individuele landen en de Unie voor de Mediterrane Regio, is de EU in continue dialoog met de Noord-Afrikaanse staten over vraagstukken van mensenrechten en democratie. Bovendien draagt de EU onder andere vanuit het European Neighbourhood Policy Instrument en het Europees Fonds voor Mensenrechten en Democratisering bij aan diverse programma’s in de regio die democratisering en de naleving van mensenrechten bevorderen. In de komende periode zal bezien moeten worden in hoeverre en op welke wijze deze ondersteunende rol verder kan worden uitgebouwd.

De leden van de SP-fractie vragen wat de initiatieven van de EU zijn om de roep om democratisering van Tunesië te steunen. De SP-fractie is van mening dat het beleid van Associatieakkoorden tussen de EU en diverse landen in Noord-Afrika en het Midden-Oosten aan dringende herziening toe is. Deelt de regering deze opvatting en welke initiatieven staat de regering voor om veranderingen aan te brengen die de landen in Noord-Afrika wel degelijk helpt te democratiseren?

Antwoord van het kabinet:

De Associatieakkoorden bieden een waardevolle contractuele modaliteit om de relaties in deze regio vorm te geven. Zij bestrijken een breed palet aan beleidsterreinen waaronder mensenrechten, en maken bijvoorbeeld mogelijk dat samenwerking op economisch terrein gekoppeld wordt aan een dialoog over mensenrechten en afspraken over democratische en bestuurlijke hervormingen. Wat betreft initiatieven van de EU om democratisering in de regio te bevorderen, zij verwezen naar het antwoord op de vragen van het CDA.

De leden van de fractie van D66 zouden ten aanzien van Tunesië nogmaals het algemene belang van gezamenlijk Europees optreden benadrukken. Deze leden vinden het in dit specifieke geval onwenselijk dat de Franse minister van Buitenlandse Zaken de oproerpolitie in Tunesië steun bood terwijl Hoge Vertegenwoordiger Ashton het geweld bekritiseerde.

Godsdienstvrijheid

Vanzelfsprekend hecht de VVD-fractie zeer aan godsdienstvrijheid en maakt zij zich zorgen. Tegelijkertijd moet er naar haar mening ook steeds worden gewaakt voor het oneigenlijk gebruik van de godsdienstvrijheid voor bescherming van de toch al dominante godsdienst, waardoor de vrijheid van meningsuiting in het gedrang komt. Graag een reactie van de minister.

De leden van de PVV-fractie vinden de slechte bescherming van christelijke minderheden in Egypte, Pakistan, Afghanistan, Syrië, Iran en Irak door de overheden van die landen een grote schande. Deze slechte behandeling past binnen het patroon, dat deze islamitische landen ook behoren tot de grootste mensenrechtenschenders. Ook de wijze waarop de Iraanse overheid met de Bahai-minderheid solt, is schandelijk. Nederland moet niet aflaten om deze landen er op aan te spreken dat zij hun christelijke minderheden effectiever moeten beschermen. Ook de achterstelling van deze minderheden op allerlei gebied in genoemde landen, moet worden beëindigd. Zolang namelijk overheden hun christelijke onderdanen als tweederangsburgers behandelen, is dat voor islamitische terroristen een signaal dat zij tegen die minderheden terreurdaden kunnen plegen zonder al te veel van de overheid te duchten te zullen krijgen. Om een voorbeeld te noemen: aan de sterke tegenwerking door de Egyptische overheid van de christelijke minderheid bij het repareren en bouwen van kerken, moet een eind komen. Ook de verplichte islamitische lectuur waar christelijke kinderen op scholen mee worden geconfronteerd, moet worden afgeschaft. Zolang dit soort anti-christelijke overheidsmaatregelen in landen als Egypte worden gehandhaafd, dient ons land Egypte niet als een volwaardige partner te beschouwen.

De leden van de CDA-fractie achten het van groot belang dat het onderwerp godsdienstvrijheid hoger op de agenda van de Raad Buitenlandse Zaken komt te staan. Kan de regering aangeven op welke manier en met welke andere landen zij zich in zal zetten om dit doel ook daadwerkelijk te bereiken?

De leden van de D66-fractie vragen de regering wat zij bedoelt met de zinsnede dat het wenselijk is dat de EU in haar mensenrechtenbeleid explicieter dan tot nu toe gebruikelijk is aandacht schenkt aan het waarborgen van de vrijheid van godsdienst en levensovertuiging. Ziet de regering een accentverschuiving voor zich? Betekent dit dat er voor bepaalde andere thema’s minder aandacht komt? Zo ja, welke thema’s zijn dit?

Antwoord van het kabinet:

het kabinet deelt de zorgen over het geweld tegen en discriminatie van religieuze minderheden in onder meer Egypte, Nigeria, Pakistan, Afghanistan, Iran, Irak en Syrië. Zoals bericht in de geannoteerde agenda heeft het kabinet mede in het licht van de recente geweldsincidenten bij HV Ashton aangedrongen op agendering van dit onderwerp voor deze RBZ, met als doel een actievere opstelling van de EU overeen te komen.

Het EU-actieplan gericht op de bevordering van godsdienstvrijheid voorziet in intensivering van de aandacht van de EU voor dit thema in zowel bilaterale contacten als via multilaterale fora en projectsteun. Het kabinet wil dat de EU het genoemde actieplan met meer politieke prioriteit uitvoert, bijvoorbeeld door meer aandacht te vragen voor de bescherming van religieuze minderheden in de VN-mensenrechtenraad en een versterkte inzet via dialoog, rapportage en projecten. Het zoekt hiervoor actieve steun van EU-lidstaten die eveneens ruime aandacht aan dit onderwerp geven.

Deze intensivering betekent niet, in antwoord op de vragen van de leden van de D66-fractie, dat Nederland minder waarde of belang hecht aan de bevordering van andere mensenrechten door de EU.

Wit-Rusland

De leden van de VVD-fractie zijn met het kabinet van mening dat de gang van zaken bij de recente pseudoverkiezingen in Wit-Rusland scherp veroordeeld moet worden en dat tegen Wit-Rusland passende maatregelen moeten worden genomen. Van belang achten de leden van de VVD-fractie het ook dat landen, zoals Polen, die eerder nog diplomatieke openingen wilden blijven bieden aan het Wit-Russische regime, nu ook veel nadrukkelijker afstand hebben genomen van dat regime. De leden van de VVD-fractie achten het geboden dat in deze situatie stevige maatregelen worden genomen tegen het Wit-Russische regime. Onderschrijft de regering de mening van de OVSE dat bij deze verkiezingen sprake is geweest van grootschalige fraude? Moet worden geconstateerd dat bij de gehouden verkiezingen geenszins is voldaan aan de 12 voorwaarden die de Europese Unie in 2006 had opgesteld? Is het wellicht geboden om in EU-verband te pleiten voor nieuwe, maar dan eerlijke verkiezingen in Wit-Rusland en om «slimme» EU-sancties in het vooruitzicht te stellen wanneer geen gevolg wordt gegeven aan die eis? Sowieso lijkt een beperking van de reismogelijkheden voor het Wit-Russische regime richting de EU nu in de rede te liggen. Op welke wijze kan vanuit Nederland resp. vanuit de EU hulp worden geboden aan de democratische Wit-Russische oppositie? Kan wellicht vanuit de EU enig soelaas worden geboden aan studenten in Wit-Rusland die vanwege hun politieke activiteiten van universiteiten in Wit-Rusland zijn verwijderd?

De leden van de fractie van de Partij van de Arbeid zijn van mening dat het tijd is voor bezinning op de strategie ten opzichte van Wit Rusland. De verkiezingen van afgelopen december zijn volgens de OVSE oneerlijk verlopen. Blijkbaar is er van de toezeggingen en beloften van de kant van de Wit Russische regering onder leiding van president Loekasjenko niet veel terecht gekomen.

De Nederlandse regering en de EU hebben «het geweld na de verkiezingen veroordeeld». De leden van de fractie van de Partij van de Arbeid vragen de minister of hij bereid is ook de uitkomst van de verkiezingen als onrechtmatig te bestempelen, overeenkomstig de conclusies van de OVSE? In EU verband zou men zich af moeten vragen of men door wil gaan op de ingeslagen weg van soft power en samenwerking. Tot dusverre is die strategie weinig effectief, of erger, draagt hij zelfs bij tot het in standhouden van de belabberde politieke situatie. Bent u daarnaast bereid het verloop en de uitkomst van de verkiezingen op de Europese Raad voor Ministers van Buitenlandse Zaken te veroordelen en op te roepen dat de EU dit standpunt in dient te nemen? Bent u daarnaast bereid om in EU verband een oproep te doen aan de Wit-Russische autoriteiten om nieuwe verkiezingen uit te schrijven en er bij de Wit-Russische autoriteiten op aan te dringen dat de autoriteiten aan de 12 voorwaarden voldoen die de EU in 2006 heeft opgesteld («What the EU could bring to Belarus»)? Zo nee, kunt u toelichten om welke redenen Nederland zich in sommige gevallen kan permitteren dergelijke consequenties niet te verbinden aan oneerlijk verlopen verkiezingen?

De leden van de fractie van de Partij van de Arbeid menen dat de EU de druk nu echt op moet gaan voeren. Dat kan met een mix van geleidelijk oplopende economische sancties gecombineerd met de eis dat er daadwerkelijk democratische verkiezingen worden gehouden. Eventueel kan deze eis worden ondersteund door Wit-Rusland uit verschillende Europese samenwerkingsprogramma’s in het kader van Nabuurschap en het Oostelijk Partnerschap te zetten. Hoe denkt de minister hierover?

De leden van de PVV-fractie beschouwen het regime dat dit land bestuurt, als een van de zwartste schapen in Europa. Een krachtig beleid tegen die regering is dan ook wenselijk voor zover dat mogelijk is. Opheffing van de schorsing van het sanctiebeleid past daarin, evenals ontzegging van de toegang tot Nederland en de EU van de leden van de regering van Wit-Rusland.

De leden van de PVV-fractie vragen de regering om de contacten met de Wit-Russische oppositie warm te houden en een inventarisatie te maken van de mogelijkheden die Nederland heeft om sanctiemaatregelen tegen Wit-Rusland toe te passen. Ook de positie van Wit-Rusland binnen de OVSE dient onder de loep te worden genomen, nu Wit-Rusland het OVSE-kantoor in Minsk heeft gesloten. De PVV-fractie vraagt de minister om over dit alles in een brief aan de Kamer zijn visie kenbaar te maken.

De leden van de CDA-fractie delen de mening van de regering dat de ontwikkelingen in Wit-Rusland tijdens en na de verkiezingen scherp moeten worden veroordeeld. De Nederlandse regering en de EU hebben «het geweld na de verkiezingen veroordeeld». Welke consequenties verbindt Nederland en de EU aan deze gefraudeerde verkiezingen? Bent u bereid de uitkomst van de verkiezingen als onrechtmatig te bestempelen, overeenkomstig de conclusies van de OVSE?

De leden van de CDA-fractie vragen de minister of hij bereid is het verloop en de uitkomst van de verkiezingen op de Europese Raad voor Ministers van Buitenlandse Zaken te veroordelen en op te roepen dat de EU dit standpunt in dient te nemen? Graag een reactie.

De leden van de CDA-fractie delen de mening van de regering dat moet worden gekeken naar nieuwe sancties tegen het Wit-Russische regime. Bent u bereid om economische sancties toe te passen zodanig dat negatieve gevolgen voor de Wit-Russische bevolking wordt vermeden? Bent u met ons van mening dat een ongewijzigde positie van het Wit-Russische regime gevolgen moet hebben voor de deelname van Wit-Rusland aan het Oostelijk partnerschap?

De leden van de CDA-fractie vragen aan welke maatregelen de regering denkt om mensenrechtenverdedigers en maatschappelijk middenveld zoveel mogelijk te ondersteunen? Zal hierbij gebruik worden gemaakt van visa zodat deze mensen Wit-Rusland gemakkelijk tijdelijk kunnen ontvluchten? Graag een reactie.

De leden van de SP-fractie zijn verbaasd over de terughoudende opstelling van de EU én van de Nederlandse regering inzake Wit-Rusland. De OVSE dat toezicht hield op een correct en democratisch verloop van de verkiezingen, heeft geconstateerd dat die verkiezingen structureel gefraudeerd waren. Een veroordeling van het geweld dat na de verkiezingen tegen de oppositie werd toegepast is niet genoeg. Ook de maatregelen die de Nederlandse regering én de EU thans voorstellen zijn onvoldoende. De steun aan de mensenrechtenactivisten en het maatschappelijk middenveld is niet genoeg. De SP-fractie is daarom van mening dat de voorliggende maatregelen niet passend zijn. Hoe verhoudt deze opstelling zich tot de opstelling na de verkiezingen van 2006 en de twaalf voorwaarden die toen aan de Wit-Russische machthebbers zijn gesteld? Gelden die voorwaarden nog in uw ogen? Indien in de verkiezingen gefraudeerd is, wat let de EU dan om de Wit-Russische oppositie te steunen in de eis om nieuwe verkiezingen. Waarom legt de EU zich neer bij de machtspositie van Loekasjenko? De SP-fractie is stellig van mening dat de opstelling van de EU president Loekasjenko’s positie die met fraude tot stand is gekomen, niet bedreigt, maar bevestigt. Dat acht de SP-fractie een sterk ongewenst standpunt, dat met spoed moet worden versterkt. Daartoe moet niet zozeer de eigenbelangen van de EU en van Nederland centraal staan, maar de politieke verlangens van de oppositie in Wit-Rusland? Graag uw reactie.

De leden van de D66-fractie vinden de ontwikkelingen in Wit-Rusland zorgwekkend. Bij de verkiezingen is volgens internationale waarnemers op structurele wijze fraude gepleegd. Vele honderden personen zijn opgepakt, waaronder de meeste presidentskandidaten, mensenrechtenverdedigers en journalisten. Is het juist dat de regering wel publiekelijk het geweld na de verkiezingen heeft veroordeeld, maar niet de grootschalige fraude? Welke consequenties verbindt de Nederlandse regering aan deze fraude? Is zij bereid de uitkomst van de verkiezingen als onrechtmatig te bestempelen? Is zij bereid zich in te zetten voor een eenduidig EU-standpunt ten aanzien van de onrechtmatigheid van deze verkiezingen? Is zij bereid om in EU verband de Wit-Russische autoriteiten op te roepen om nieuwe verkiezingen uit te schrijven? Is zij bereid om slimme (economische) sancties toe te passen wanneer de Wit-Russische autoriteiten geen nieuwe verkiezingen uitschrijven, en er tegelijkertijd voor te zorgen dat deze zo min mogelijk negatieve gevolgen hebben voor de Wit-Russische bevolking?

De leden van de fractie van D66 menen dat de oppositie en het maatschappelijk middenveld in Wit-Rusland in alle vrijheid hun werk moeten kunnen verrichten. Is het juist dat de Wit-Russische oppositie om steun heeft gevraagd in de aanloop naar de presidentsverkiezingen, en dat de regering hier niet aan mee wilde werken? Zo ja, waarom werd daarvoor gekozen? Heeft de minister van Buitenlandse Zaken op dinsdag 25 januari tijdens zijn gesprek met vertegenwoordigers van de Wit-Russische oppositie toezeggingen gedaan richting deze vertegenwoordigers? Zo ja, welke toezeggingen?

De Nederlandse regering en de EU hebben «het geweld na de verkiezingen veroordeeld» in plaats van de grootschalige fraude die de OVSE geconstateerd heeft, zo stellen de leden van de fractie van de ChristenUnie. Welke consequenties wil de regering verbinden aan gefraudeerde verkiezingen? Is de regering bereid de uitkomst van de verkiezingen als onrechtmatig te bestempelen, overeenkomstig de conclusies van de OVSE? De ChristenUnie vraagt de regering de Europese Raad op te roepen dit standpunt ook in te nemen.

De ChristenUnie vraagt of de regering bereid is om in EU verband ook een oproep te doen aan de Wit-Russische autoriteiten om nieuwe verkiezingen uit te schrijven en er bij de Wit-Russische autoriteiten op aan te dringen dat de autoriteiten aan de twaalf voorwaarden voldoen die de EU in 2006 heeft opgesteld («What the EU could bring to Belarus»).

De ChristenUnie vindt het passend om slimme economische sancties toe te passen wanneer de Wit-Russische autoriteiten geen nieuwe verkiezingen uitschrijven en de twaalf voorwaarden niet respecteren, waarbij zo min mogelijk negatieve gevolgen voor de Wit-Russische bevolking gemoeid zijn. Is de regering bereid er in EU verband voor te pleiten de sancties regelmatig te verzwaren wanneer Wit-Rusland blijft weigeren nieuwe verkiezingen uit te schrijven en aan de twaalf voorwaarden te voldoen? Hoe staat de regering er tegenover om Wit-Rusland als deelnemer van het Oostelijk Partnerschap eventueel te schorsen?

De ChristenUnie is van mening dat Nederland en de EU de oppositie en het maatschappelijk middenveld alle mogelijke steun moeten aanbieden. Dan denkt de ChristenUnie onder meer aan ondersteuning van de Wit-Russische oppositie door een programma aan te bieden waarin de oppositiepartijen zich kunnen professionaliseren en samen kunnen werken aan een gezamenlijke visie op de toekomst van Wit-Rusland. De fractie van de ChristenUnie heeft begrepen dat in 2010 een dergelijk verzoek van de Wit-Russische oppositie is geweigerd. Wat was de reden van deze weigering?

De leden van de SGP-fractie vragen of de minister bereid is de uitkomst van de verkiezingen in Belarus als onrechtmatig te bestempelen, overeenkomstig de conclusies van de OVSE. De leden van de SGP-fractie dringen erop aan, dat de minister zich inzet voor nieuwe verkiezingen in Belarus. Wil de minister dit in Europees verband bevorderen? Is de minister ook bereid om te bevorderen, dat er gepaste (Europese) sancties volgen op een weigering van Wit-Rusland om nieuwe verkiezingen te houden? Bent u bereid om slimme economische sancties toe te passen wanneer de Wit-Russische autoriteiten geen nieuwe verkiezingen uitschrijven en de 12 voorwaarden die de EU in 2006 heeft opgesteld niet respecteren? Wilt u bij de keuze van economische sancties ervoor zorgen dat deze slimme sancties zo min mogelijk negatieve gevolgen hebben voor de Wit-Russische bevolking? Wilt u er in EU verband voor pleiten de sancties regelmatig te verzwaren wanneer Wit-Rusland blijft weigeren nieuwe verkiezingen uit te schrijven en aan de 12 voorwaarden te voldoen? Wilt u voorts toezeggen dat Nederland in EU verband zal pleiten voor het tijdelijk schorsen van Wit-Rusland als deelnemer van het Oostelijk Partnerschap?

Is de minister bereid, zo vragen de leden van de SGP-fractie, te bevorderen dat Nederland en de EU de oppositie en het maatschappelijk middenveld alle mogelijke steun aanbieden? Wil de minister toezeggen dat Nederland zich actief zal inspannen de Wit-Russische oppositie te ondersteunen, onder andere door een programma aan te bieden waarin de oppositiepartijen zich kunnen professionaliseren en samen kunnen werken aan een gezamenlijke visie op de toekomst van Wit-Rusland? Kunt u toelichten om welke redenen u in 2010 een dergelijk verzoek van de Wit-Russische oppositie heeft geweigerd?

Antwoord van het kabinet:

Het kabinet onderschrijft het oordeel van de OVSE dat de verkiezingen in Wit-Rusland van 19 december jl. niet voldeden aan OVSE-standaarden en derhalve niet als vrij en eerlijk kunnen worden bestempeld. Het is duidelijk dat Wit-Rusland met deze verkiezingen niet heeft voldaan aan de 12 voorwaarden die de EU in 2006 heeft gesteld voor intensivering van de betrekkingen tussen de EU en Wit-Rusland. De strekking van de 12 voorwaarden is bevestigd in Raadsconclusies in 2008, 2009 en 2010. Het kabinet deelt de mening van verschillende fracties dat de EU zich duidelijk moet uitspreken over het oneerlijke verloop van de verkiezingen. Aan het oneerlijke verloop van de verkiezingen moeten gevolgen worden verbonden. De te treffen aanvullende EU-sancties moeten mede in dat licht worden bezien. De verklaringen van HV Ashton kort na de verkiezingen concentreerden zich op de op dat moment meest prangende kwesties, te weten de behandeling van, toegang tot en vrijlating van politieke gevangenen. In haar verdere overleg over en met Wit-Rusland zal de EU opnieuw duidelijk maken dat zij van de Wit-Russische regering verlangt dat zij onder andere democratie en rechtstatelijke beginselen respecteert.

Het kabinet is met verschillende fracties van mening dat strenge consequenties moeten worden verbonden aan het optreden van de Wit-Russische regering en dat de EU het bestaande sanctiebeleid verder moet aanscherpen. Niet alleen moet de opschorting van het inreisverbod voor hoge Wit-Russische regeringsfunctionarissen, waaronder president Lukashenko, ongedaan worden gemaakt; ook moeten additionele sancties (inreisverbod en tegoedenbevriezing) worden ingesteld tegen degenen die verantwoordelijk zijn voor de verkiezingsfraude en de gewelddadigheden daarna. Voorts is het kabinet van mening dat het Wit-Russische regime niet mag profiteren van EU-fondsen in het kader van het Europees Nabuurschapsbeleid. Deze maatregelen ontzien de bevolking waar mogelijk. De sanctielijsten staan onder constante revisie. Wanneer verbetering van de situatie in Wit-Rusland uitblijft, zal het kabinet aanscherping van de lijsten bepleiten.

In antwoord op de vragen van de leden van de CDA-, SGP- en CU-fracties wijst het kabinet erop dat deelname van Wit-Rusland aan het Oostelijk Partnerschap beperkt is tot het multilaterale spoor; Wit-Rusland is uitgesloten van het bilaterale spoor, dat voorziet in intensivering van de bilaterale banden van de EU met de afzonderlijke oostelijke partnerlanden. Het kabinet is geen voorstander van uitsluiting van Wit-Rusland van het multilaterale spoor dat een platform biedt om de Wit-Russische autoriteiten aan te spreken over belangrijke kwesties als mensenrechten en democratisering.

Het kabinet is evenals de leden van de PVV fractie bijzonder verontrust over de sluiting van het OVSE-kantoor in Minsk door de Wit-Russische autoriteiten. Door de EU en de VS is gezamenlijk gedémarcheerd bij de Wit-Russische autoriteiten om erop aan te dringen dit besluit ongedaan te maken.

Het kabinet deelt de mening van verschillende fracties dat steun aan het Wit-Russische maatschappelijk middenveld en de Wit-Russische oppositie moet worden voortgezet en waar mogelijk geïntensiveerd. Nederland heeft de afgelopen jaren in het kader van onder andere het Mensenrechtenfonds en het Matra-programma steeds actief steun geboden aan onafhankelijke Wit-Russische maatschappelijke organisaties. Deze steun zal in het komende jaar worden voortgezet. Hiervoor zijn middelen gereserveerd. Daarnaast zal het kabinet in EU-verband voorstellen om middels het Civil Society Forum van het Oostelijk Partnerschap de relaties met het Wit-Russische maatschappelijk middenveld te intensiveren.

Op 25 januari jl. heeft de minister van Buitenlandse Zaken een ontmoeting gehad met een aantal vertegenwoordigers van de Wit-Russische oppositie, die wezen op de schrijnende situatie van politieke gevangenen in Wit-Rusland en de ernstige mensenrechtenschendingen. Tijdens het gesprek heeft de minister de noodzaak van eensgezind optreden door de oppositie benadrukt en heeft hij toegezegd zich in te zetten voor nauwere Europese samenwerking bij steun aan de democratische krachten in Wit-Rusland.

Het antwoord op de vraag van enkele fracties of het kabinet steun aan de Wit-Russische oppositie geweigerd heeft, is ontkennend. Het kabinet financiert geen buitenlandse politieke partijen, maar faciliteert Nederlandse partijen in hun activteiten om democratische partijen in Wit-Rusland te ondersteunen.

In antwoord op de vraag van de leden van de VVD-fractie over steun aan Wit-Russische studenten, wijst het kabinet erop dat in EU-verband steun wordt verleend aan de Humanities University in Vilnius (Litouwen), waar studenten die om politieke redenen van Wit-Russische universiteiten zijn verwijderd hun studie voort kunnen zetten.

In antwoord op de vraag van de leden van de CDA-fractie over mogelijke inzet van het visuminstrument, benadrukt het kabinet dat het het belang van vergemakkelijkte mobiliteit voor zowel maatschappelijke organisaties als de bredere bevolking in Wit-Rusland onderkent. Nederland is voorstander van het optimaal gebruik maken van de mogelijkheden die de EU Visumcode biedt, waaronder vrijstelling of verlaging van visumkosten. Dit biedt mogelijkheden om de inwoners van Wit-Rusland op korte termijn tegemoet te komen. Op langere termijn kunnen visumfacilitatie- en terug- en overnameovereenkomsten de mobiliteit van inwoners van Wit-Rusland bevorderen.

Het kabinet vertrouwt erop met deze uitgebreide beantwoording ook te hebben voldaan aan het verzoek van de PVV-fractie om een brief.

Rusland

De leden van de VVD-fractie ondersteunen de regering in haar streven naar een coherent, evenwichtig beleid ten opzichte van Rusland, waarbij ook voldoende plaats blijft voor het bevorderen van de mensenrechten en de rechtsstaat in dat land. Juist omdat Rusland alle belangrijke mondiale en Europese mensenrechtenconventies heeft ondertekend, kan het daarop ook nadrukkelijk worden aangesproken. Positief is ook het gegeven dat in Rusland sinds 1997 geen doodvonnissen meer ten uitvoer zijn gebracht. Tegelijkertijd valt nog zeer veel aan te merken op de wijze waarop Russische veiligheidsfunctionarissen omgaan met demonstraties tegen de autoriteiten.

Naar de mening van de leden van de PVV-fractie heeft de recente terroristische aanslag op de luchthaven Domodjevo van Moskou wederom aangetoond, dat het vermoedelijk islamitisch terrorisme ook de veiligheid van het luchtverkeer in Rusland bedreigt. De PVV-fractie dringt er op aan dat wordt onderzocht hoe kan worden samengewerkt met Rusland bij de bestrijding van islamitisch terrorisme.

De leden van de SP-fractie delen de uitgangspunten van de regering in de relatie tussen de EU en Rusland, ofschoon de SP-fractie een grotere nadruk wil zien op het belang van democratisering van Rusland met name de vrijheid van meningsuiting en nieuwsgaring. In het licht van de noodzakelijk open betrekkingen met Rusland moet hierop veel meer nadruk komen.

Antwoord van het kabinet:

De bilaterale relatie met Rusland heeft een brede basis en biedt voldoende gelegenheid om te spreken over mensenrechten en beginselen van de rechtsstaat. Ook in het kader van de relatie tussen de EU en Rusland komen de zorgen over mensenrechten en rechtsstaat nadrukkelijk aan de orde. Zo vindt ieder halfjaar een mensenrechtendialoog plaats en worden deze onderwerpen, mede op verzoek van Nederland, besproken tijdens de EU-Rusland Toppen. Zowel bilateraal als via het EIDHR-programma (European Initiative for Democracy and Human Rights) van de EU worden organisaties en initiatieven op het terrein van rechtsstaatontwikkeling, vrijheid van meningsuiting en mensenrechten gesteund. Het kabinet blijft het belang van ruime aandacht voor mensenrechten en rechtstatelijkheid in de relatie met Rusland nogmaals benadrukken. Het kabinet betreurt de recente aanslag op de luchthaven Domodedovo en betuigt zijn medeleven met de families van de slachtoffers. Onder meer in NAVO verband werken de EU en Rusland gezamenlijk aan terrorismebestrijding.

Iran

Het mag geen verbazing wekken dat de leden van de VVD-fractie blijven aandringen op een strikt beleid ten aanzien van de nucleaire ambities van Iran. Kan de regering bevestigen dat Iran bij de besprekingen in Istanboel uiteindelijk geen concessies heeft gedaan aan de gesprekspartners en weigert om zelfs maar te overwegen om zijn uraniumverrijkingsprogramma te bevriezen?

Antwoord van het kabinet:

De gesprekken in Istanboel tussen de E3+3 en Iran op 21 en 22 januari jl. zijn teleurstellend verlopen. De door Iran gestelde voorwaarden voor inhoudelijke gesprekken over het nucleaire programma – opheffing van de sancties en bevestiging van Iran’s recht op uraniumverrijking – waren onacceptabel voor de E3+3. Een datum voor een volgende bijeenkomst is niet overeengekomen. Zolang het IAEA niet in staat is om vast te stellen dat het Iraanse nucleaire programma vreedzaam van aard is, kan er geen sprake zijn van het opheffen van sancties. Het is nu aan Iran om in te gaan op de uitgestoken hand van de E3+3 en de eerste stap te zetten in de richting van een diplomatieke oplossing. De E3+3 hebben deze boodschap eensgezind uitgedragen in Istanboel. De Iraanse opstelling noopt tot onverslapte aandacht van de E3+3, en de EU, voor dit dossier.

De VVD-fractie steunt het kabinet in zijn streven om ook een stevig sanctiepakket vast te stellen tegen Iraanse mensenrechtenschenders inclusief reis- en tegoedensancties. Gezien de parlementaire gedachtewisselingen in de afgelopen jaren moge het duidelijk zijn dat de VVD-fractie steun geeft aan maatregelen die zijn gericht op het bevorderen van de internetvrijheid en de vrijheid van meningsuiting in Iran.

Zie het antwoord op de vragen van het CDA hieronder.

Steun geldt vanzelfsprekend ook voor de pogingen van de Nederlandse regering om verlichting te brengen in het lot van mevrouw Sarah Baahrami, tegen wie een doodvonnis is uitgesproken.

Zie het antwoord op de vragen van de SP hierover.

De leden van de fractie van de PVV zijn van mening dat de ogenschijnlijk succesvolle Stuxnet-aanval op Iran er niet toe mag leiden, dat nu weer de ogen worden gesloten voor het gevaar van de ontwikkeling van Iraanse nucleaire wapens. Dit gevaar blijft in de ogen van de PVV-fractie onverminderd groot. Alle sanctiemiddelen moeten uit de kast worden getrokken om Iran er toe te bewegen openheid van zaken te geven over het nucleair programma.

De mensenrechtenschendingen in dat land blijven onverminderd doorgaan en krachtige stellingname daartegen blijft geboden. De leden van de PVV-fractie vraagt in dat verband om expliciete aandacht voor de brandstichtingen en levensbedreigingen tegen ondernemers die aanhanger zijn van de Bahai-religie.

Antwoord van het kabinet:

In de contacten met de Iraanse autoriteiten wordt aandacht gevraagd voor de situatie van religieuze minderheden in Iran. Daarbij herinnert Nederland Iran aan zijn verplichtingen tot het waarborgen van de mensenrechten en bescherming van religieuze minderheden. Nederland spreekt, zowel bilateraal als in EU- en VN-verband, zorg uit over de discriminatie en vervolging van de Baha'i. Tijdens de laatste Algemene Vergadering van de VN is, mede op Nederlands initiatief, een verwijzing naar de situatie van de Baha'i opgenomen in de resolutie die de verslechterende mensenrechtensituatie in Iran aan de kaak stelt. Iran wordt opgeroepen alle vormen van discriminatie, waaronder die op basis van religieuze overtuiging, uit te bannen. Daarnaast wordt gevraagd om een eerlijk proces voor de zeven Baha'i-leiders die tot 10 jaar cel zijn veroordeeld. Het kabinet blijft aandacht vragen voor de situatie van religieuze minderheden in Iran en zal de zorgen over de behandeling van de Baha'i blijven overbrengen aan de Iraanse autoriteiten.

De leden van de CDA-fractie zijn van mening dat nu Iran in Istanboel op geen enkele manier pogingen heeft ondernomen om de internationale zorgen ten aanzien van het kernwapenprogramma weg te nemen, het aan de internationale gemeenschap is om haar positie te bepalen. Klopt het dat het overleg in Istanboel geen enkel aanknopingspunt heeft geboden voor verder overleg? Zo ja, welke mogelijkheden om de bestaande sancties aan te scherpen ziet u? Zal dit onderwerp tijdens deze Raad worden besproken? Zo nee, waarom niet?

Antwoord van het kabinet:

Voor een appreciatie van de gesprekken in Istanboel zij verwezen naar het antwoord op de vragen van de VVD-fractie.

Het kabinet is van mening dat het sanctieregime moet worden aangescherpt bij voortdurende weigering van Iran constructief samen te werken om tot een diplomatieke oplossing te komen. Hierbij zal in eerste instantie gekeken moeten worden naar mogelijkheden om het huidige sanctieregime strikter te handhaven en om pogingen van Iran om de sancties te omzeilen, te voorkomen. Het kabinet, dat de bestaande maatregelen al zeer strikt toepast, zal zich inzetten om aanscherpingen met alle EU Lidstaten gezamenlijk door te voeren om zo maximaal effect te bereiken. Ik ga ervan uit dat lidstaten tijdens de aanstaande RBZ hun visie op deze materie zullen delen.

De leden van de CDA-fractie hechten grote waarde aan de initiatieven van mevrouw Ashton om tot een Europees mensenrechtenbeleid ten aanzien van Iran te komen. Wat is de status van de plannen van Ashton ten aanzien van een alomvattend Europees mensenrechtenbeleid en hoe zijn deze in de Raad ontvangen? Graag een reactie.

Antwoord van het kabinet:

Hoge Vertegenwoordiger Ashton heeft onlangs voorstellen voor een effectief en gecoördineerd EU-mensenrechtenbeleid inzake Iran gepresenteerd aan de EU-lidstaten. De voorstellen zien onder meer op gezamenlijk optreden in VN-verband, het bevorderen van internetvrijheid, het ondersteunen van Iraanse mensenrechtenverdedigers en het instellen van sancties tegen Iraanse mensenrechtenschenders. De voorstellen worden momenteel in EU-verband besproken. Het kabinet zet zich ervoor in dat spoedig besloten kan worden tot een set effectieve maatregelen.

De leden van de SP-fractie zijn zeer bezorgd over de mensenrechtensituatie in Iran, zeker gezien de berichten over de vele executies van politieke tegenstanders in de laatste weken. De SP-fractie dringt aan op het zorgvuldig in de gaten houden van de zaak van mevrouw Bahrami en te blijven pleiten voor het niet voltrekken van het doodvonnis.

Antwoord van het kabinet:

De zorgen over de positie van mevrouw Baahrami worden vanzelfsprekend door het kabinet gedeeld. De zaak wordt zowel door het departement in Den Haag als de Nederlandse ambassade in Teheran voortdurend zeer nauwlettend gevolgd. Er wordt via verschillende kanalen, ook in EU-verband, druk op de Iraanse autoriteiten uitgeoefend om te voorkomen dat het doodvonnis wordt voltrokken. Mevrouw Baahrami krijgt bij haar hoger beroep tegen het doodvonnis juridische en financiële ondersteuning via de Nederlandse ambassade in Teheran.

Met betrekking tot kernenergie-installaties zijn de leden van de SP-fractie verheugd dat er onderhandeld is in Istanboel. De SP-fractie bepleit tevens in te stemmen met verdere onderhandelingen. Ten slotte zijn de kortstondige onderhandelingen in Geneve vervolgd met nieuwe onderhandelingen in Istanboel. De SP-fractie vraagt de regering naar haar oordeel over berichten dat een eventueel kernwapen van Iran niet voor 2015 te verwachten is als gevolg van de aanval met het stuxnetinternetvirus door onbekenden. Deelt u die analyse en wat weerhoudt u om in dat licht niet akkoord te gaan met onderhandelingen?

Zie het antwoord op de vragen van de VVD-fractie hierboven.

MOVP

Hoewel het MOVP niet op de geannoteerde agenda voorkomt, willen de leden van de SP-fractie in het licht van de onthullingen via Al Jazeera en The Guardian over het verloop van de onderhandelingen tussen Israël, de Palestijnse Autoriteit en de VS graag een oordeel van de regering en van de EU over het inzicht dat het vredesproces weinig kans van slagen maakt. Deelt de regering deze opvatting? Wat is de regering bereid te doen om de EU een zelfstandiger positie te laten opeisen in het kwartet, met het doel dat het vredesproces wel degelijk op gang komt. Bent u van mening dat er nog een kans bestaat op een tweestatenoplossing als uitkomst van het vredesproces? Zo ja, op welke wijze wil u zich daarvoor inzetten.

Antwoord van het kabinet:

Het kabinet deelt de opvatting over de geringe kans van slagen van het vredesproces niet, hoewel het erkent dat ontegenzeggelijk sprake is van een serieuze en ongewenste impasse in de onderhandelingen tussen Israël en de Palestijnse Autoriteit. Evenals het Kwartet roept het kabinet de partijen op de directe besprekingen te hervatten.

De VS blijft leidend in het Midden-Oosten vredesproces (MOVP) en het kabinet meent dat de EU de VS moet blijven steunen in het streven naar een duurzame oplossing. Dat betekent dat de EU zich actief inzet op elementen waar zij een bewezen rol en toegevoegde waarde heeft en dat zij haar opstelling in nauw overleg met de VS en andere Kwartetleden bepaalt. Het doel van alle Kwartetleden is hetzelfde: een vreedzaam en constructief onderhandelingsproces leidend tot een tweestatenoplossing, met als uitgangspunt de grenzen van 1967, gebaseerd op de bestaande verplichtingen en overeenkomsten (waaronder Routekaart, Annapolis, Kwartetvoorwaarden en het Arabisch Vredesinitiatief).

In reactie op het verzoek van het Lid Dibi om nadere informatie over de invloed van de Palestine Papers op de lijn en inzet van het kabinet ten aanzien van het vredesproces, dat werd gedaan tijdens het ordedebat van 25 januari 2011 (ref. brief van de Voorzitter van de Tweede Kamer met kenmerk 2011Z01324), deel ik u in aanvulling op het bovenstaande het volgende mede.

De Palestine Papers zouden – aldus The Guardian – bestaan uit ruim 1 600 verslagen, e-mails en voorstellen die zijn opgesteld of gewisseld naar aanleiding van ontmoetingen tussen Palestijnse, Israëlische en Amerikaanse onderhandelaars. De bron van deze documenten en hun betrouwbaarheid zijn niet objectief vast te stellen. De onderhandelingen waaraan deze documenten refereren waren geheim. De inhoud ervan kan enkel door de betrokken partijen zelf beoordeeld worden.

De publicatie van de Palestine Papers maakt de bestaande situatie naar de mening van het kabinet niet eenvoudiger – zo heeft ook de VS erkend – maar vormt een extra aansporing aan alle partijen om de directe besprekingen te hervatten. Alleen via een vreedzaam en constructief onderhandelingsproces kan een duurzame oplossing worden bereikt. Evenals het Kwartet roept het kabinet de partijen hiertoe op.

De leden van de SGP-fractie merken op, dat de Palestijnse autoriteiten herhaaldelijk hebben aangeduid, dat zij serieus overwegen om eenzijdig een Palestijnse staat uit te roepen en dat zij momenteel actief erkenning hiervoor zoeken onder landen en internationale fora. Hoe beoordeelt de minister dit streven? Bent u bereid zich – ook in Europa – actief te verzetten tegen het eenzijdig uitroepen van een Palestijnse staat? Bent u tevens bereid – mede in Europees verband – de Palestijnse leiders op te roepen om de rechtstreekse onderhandelingen met Israël te hervatten en zich in te zetten voor een duurzame oplossing van het Israëlisch-Palestijnse conflict, die recht doet aan de Palestijnse problematiek, maar die ook expliciete erkenning van een democratische, joodse staat Israël omvat?

Antwoord van het kabinet:

Het kabinet pleit voor spoedige hervatting van de rechtstreekse onderhandelingen en wijst unilaterale acties af van partijen die vooruitlopen op de uitkomsten van deze onderhandelingen. Het kabinet draagt dit consequent uit in de EU en in zijn contacten met beide partijen. Het is aan partijen zelf om in onderhandelingen te komen tot de precieze invulling van een akkoord.


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Bommel, H. van (SP), Staaij, C.G. van der (SGP), Albayrak, N. (PvdA), Voorzitter, Timmermans, F.C.G.M. (PvdA), Ormel, H.J. (CDA), Ferrier, K.G. (CDA), Nicolaï, A (VVD), Haverkamp, M.C. (CDA), Eijsink, A.M.C. (PvdA), Irrgang, E. (SP), Roon, R. de (PVV), Voordewind, J.S. (CU), Pechtold, A. (D66), Ondervoorzitter, Broeke, J.H. ten (VVD), Thieme, M.L. (PvdD), Kortenoeven, W.R.F. (PVV), Bosman, A. (VVD), Dikkers, S.W. (PvdA), El Fassed, A. (GL), Hachchi, W. (D66), Dijkhoff, K.H.D.M. (VVD), Driessen, J.H.A. (PVV) en Vacature (GL).

Plv. leden: Raak, A.A.G.M. van (SP), Dijkgraaf, E. (SGP), Recourt, J. (PvdA), Samsom, D.M. (PvdA), Bruins Slot, H.G.J. (CDA), Çörüz, C. (CDA), Mulder, A. (VVD), Knops, R.W. (CDA), Arib, K. (PvdA), Dijk, J.J. van (SP), Mos, R. de (PVV), Wiegman-van Meppelen Scheppink, E.E. (CU), Schouw, A.G. (D66), Hennis-Plasschaert, J.A. (VVD), Ouwehand, E. (PvdD), Wilders, G. (PVV), Leegte, R.W. (VVD), Heijnen, P.M.M. (PvdA), Braakhuis, B.A.M. (GL), Veldhoven, S. van (D66), Taverne, J. (VVD), Bontes, L. (PVV) en Sap, J.C.M. (GL).

XNoot
2

http://www.torontosun.com/news/world/2011/01/24/17012536.html

XNoot
3

http://www.crisisgroup.org/en/regions/africa/horn-of-africa/sudan/zach-vertin-now-the-real-work-begins-in-sudan.aspx

XNoot
4

http://www.reuters.com/article/idUSTRE70N66I20110124

Naar boven