Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2010-2011 | 21501-02 nr. 1016 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2010-2011 | 21501-02 nr. 1016 |
Vastgesteld 17 januari 2011
Binnen de vaste commissie voor Europese Zaken1 bestond bij vijf fracties de behoefte de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken enkele vragen en opmerkingen voor te leggen over zijn brief d.d. 6 januari 2011 inzake de geannoteerde agenda van de informele Raad Algemene Zaken van 13 en 14 januari 2011 (kamerstuk 21 501-02, nr. 1015).
De staatssecretaris heeft op de vragen en opmerkingen geantwoord bij brief van 12 januari 2011. De vragen en opmerkingen van de fracties en de antwoorden van de staatssecretaris zijn hieronder afgedrukt.
De voorzitter van de commissie,
Verburg
De griffier van de commissie,
Nijssen
Programma Hongaars Voorzitterschap
Op de informele Raad zal worden gesproken over het Hongaarse voorzitterschapprogramma. Allereerst zijn de leden van de VVD bezorgd over de nieuwe mediawet in Hongarije en vooral ook de machtconcentratie tegen de interne markt. De VVD wil hier bijzondere aandacht voor vragen. Specifiek willen de leden van de VVD-fractie een reactie op de brief van verschillende bedrijven waaronder de ING over een nieuwe belasting voor buitenlandse bedrijven.
Antwoord van de kabinet:
Het kabinet deelt de zorgen van de bedrijven die ze per brief aan de Commissie hebben overgebracht over zowel de Hongaarse regelgeving omtrent buitenlandse investeringen (crisisbelasting) als over de nationalisering van pensioenfondsen in Hongarije. Hoewel het nemen van fiscale maatregelen weliswaar (grotendeels) tot de nationale competentie van de lidstaten behoort, hecht Nederland grote waarde aan een goed functionerende interne markt en een level playing field voor alle Europese bedrijven. De crisisbelasting treft vooral de sectoren financiën, telecom, energie en detailhandel; sectoren waarin veel buitenlandse bedrijven in Hongarije actief zijn, waaronder ook Nederlandse. Hongaarse bedrijven vallen in veel mindere mate binnen het bereik van de nieuwe maatregelen. Om die reden heeft Nederland bilateraal bij Hongarije benadrukt dat het van belang is om in Hongarije een level playing field te waarborgen voor het Europese bedrijfsleven en dat de crisisbelasting mogelijk een negatieve weerslag heeft op het investeringsklimaat in Hongarije. Inmiddels onderzoekt de Europese Commissie of de Hongaarse crisisbelasting, die met terugwerkende kracht per 1 januari 2010 is ingevoerd, en de nieuwe pensioenregelgeving in strijd zijn met de Europese regelgeving.
De leden van de VVD zijn positief over de inzet van de regering m.b.t. het versterken van de economische beleidscoördinatie. Juist de voorstellen van Van Rompuy en van de Europese Commissie moeten strikt gevolgd worden. Als het gaat om de beperkte verdragswijziging voor het permanent crisismechanisme en de inhoudelijke vormgeving daarvan steunt de VVD de inzet van de regering dat er strikte condities moeten zijn voor het mechanisme: 1) betrokkenheid van het IMF; 2) case-by-case betrokkenheid van de private sector. Voorts is de preventieve arm van het Stabiliteits- en Groeipact verzwakt door de Duits-Franse deal van Deauville. De VVD pleit er opnieuw voor om preventieve sancties zoveel mogelijk automatisch (semiautomatisch) te laten plaatsvinden.
Daarnaast moet het sanctiemechanisme in de ogen van de VVD verder worden verfijnd door nadrukkelijk de link te leggen met bestaande subsidiestromen: regionale, cohesie-, structuur- en sociale fondsen, maar ook landbouwgelden. De inzet van de bestaande geldstromen bij verdere disciplinering van lidstaten in en buiten de Eurozone en de EU zal het gat vullen naar de meer «nucleaire optie» van het uitstellen van tranches van betaling. De suggesties van de VVD voor de achterkant zouden het ESM een fijner instrumentarium geven om de gewenste disciplinering te kunnen afdwingen. Graag een reactie van de regering.
Antwoord van het kabinet
Het kabinet heeft zich steeds ingezet voor het gebruiken van Europese subsidiestromen als sanctiemogelijkheid binnen het Stabiliteits- en Groeipact. Dit vereist aanpassing van de bestaande wetgevingsinstrumenten voor de betreffende fondsen. In de Werkgroep Van Rompuy is overeengekomen dat deze aanpassingen uiterlijk zullen worden doorgevoerd bij de komende Financiële Perspectieven. het kabinet deelt de mening van de VVD-fractie dat van deze maatregelen een preventieve werking uit zal gaan.
Daar waar nieuwe parameters de onderlinge vergelijking (benchmarking) tussen lidstaten gaan bezien, was en blijft de VVD er voorstander van dat het EU2020-programma langs deze lijn opnieuw wordt vormgegeven. Dus geen schooluitval gaan meten maar zaken als: 1) pensioenleeftijd; 2) opbouw en dekking van pensioenen en 3) arbeidsflexibiliteit.
Onder het kopje «Een sterker Europa» vallen reviews van het landbouw- en cohesiebeleid en de nieuwe Financiële Perspectieven. Ondanks dat er geen formele besluitvorming is gepland tijdens het Hongaarse voorzitterschap en de Europese Commissie pas in juni van dit jaar met een eerste voorstel komt, willen de leden van de VVD benadrukken dat de regering al in dit stadium zijn stem moet laten horen: nationale begrotingstekorten moeten hun reflectie krijgen in de financiële perspectieven. Ook beleidsterreinen als Landbouw en Cohesie zullen zich hiernaar moeten voegen. De nieuwe FP moet bewerkstelligen dat er een forse stap naar een moderne, 21e eeuwse EU-begroting wordt gezet.
Verantwoord uitbreiden is de 4e prioriteit van het Hongaarse voorzitterschap. De leden van de VVD-fractie willen niet dat er een streefdatum voor het einde van de onderhandelingen met Kroatië wordt gesteld, zoals het voorzitterschap beaamt. Wat de leden van de VVD-fractie betreft is het enige dat telt de geboekte vooruitgang op de toetredingsvoorwaarden en de onderhandelingshoofdstukken. Wat betreft de mogelijke toetreding van Roemenië en Bulgarije tot de Schengen-zone in de 1e helft van 2011 wil de VVD nogmaals benadrukken dat er een duidelijke link moet zijn tussen het CVM en de toetreding. Graag een reactie van de regering.
Antwoord van het kabinet:
De leden van de VVD-fractie en de PVV-fractie refereren in het kader van het Hongaarse voornemen tot verantwoord uitbreiden aan de toetredingsonderhandelingen met Kroatië. De leden van de VVD-fractie willen niet dat er een streefdatum voor het einde van de onderhandelingen met Kroatië wordt gesteld. Zij benadrukken dat de geboekte vooruitgang op de toetredingsvoorwaarden en de onderhandelingshoofdstukken het enige is dat telt. De leden van de PVV-fractie (zie ondergaand) vragen zich af hoe Kroatië tot de Unie kan toetreden, als het geen geloofwaardige staat van dienst heeft op het gebied van justitiële hervormingen en de inrichting van het openbaar bestuur.
De Raad Algemene Zaken van 14 december 2010 concludeerde dat Kroatië zich in de eindfase van de toetredingsonderhandelingen bevindt. Conform de inzet van het kabinet bevatten de conclusies vooralsnog geen datum voor afronding van de onderhandelingen. In lijn met de EU-uitbreidingsstrategie van 2006 zal de Unie pas vlak voor het einde van de onderhandelingen een streefdatum voor toetreding vaststellen. Het kabinet is het eens met de leden van de VVD-fractie dat voortgang in het toenaderingsproces, ook in deze laatste fase, uitsluitend dient af te hangen van geboekte resultaten. Het kabinet is van oordeel dat Kroatië met name op het terrein van de rule of law een overtuigende staat van dienst dient op te bouwen. Kroatië heeft sinds het begin van de onderhandelingen aanzienlijke vorderingen op dit terrein geboekt. Evenwel zijn aanvullende inspanningen vereist. In maart zal de Commissie een tussenrapportage presenteren waarin verslag wordt gedaan van de mate waarin Kroatië voldoet aan de ijkpunten van onderhandelingshoofdstuk 23 (rechterlijke macht en fundamentele rechten). Deze rapportage zal worden betrokken in het oordeel van het kabinet ter zake.
Ten aanzien van de vraag van de VVD-fractie met betrekking tot toetreding van Roemenie en Bulgarije tot de Schengenzone, het volgende: Bij de toetreding van Bulgarije en Roemenië tot de EU in 2007 is bepaald dat beide landen zullen toetreden tot de Schengen-zone. Nederland betrekt bij de beoordeling of Bulgarije en Roemenië tot de Schengenzone kunnen toetreden, de voortgang die beide landen maken met de hervormingen van de rechtsstaat en de strijd tegen corruptie en, in het geval van Bulgarije, de strijd tegen de georganiseerde misdaad, zoals verwoord in het Coöperatie en Verificatiemechanisme (CVM). Momenteel zijn er nog te veel tekortkomingen in beide landen. Toetreding tot Schengen is dus wat Nederland betreft niet aan de orde. Eind december 2010 hebben ook Duitsland en Frankrijk in een brief aan de Europese Commissie en aan de toenmalige (België) en inkomende (Hongarije) EU-voorzitter aangegeven Bulgarije en Roemenië niet klaar te achten voor toetreding tot Schengen in maart 2011 vanwege tekortkomingen op genoemde terreinen.
De leden van de PvdA-fractie vragen of de regering bij de discussies over de specifieke beleidsterreinen in het kader van de nieuwe Financiële Perspectieven op het terrein van het landbouw- en cohesiebeleid naast de budgettaire kaders zich ook zal inzetten voor een structurele hervorming van deze beleidsterreinen. Zo nee, waarom niet?
Antwoord van het kabinet:
In antwoord op de vraag van de PvdA over een hervorming van het landbouw- en cohesiebeleid, meent het kabinet dat een structurele hervorming van deze beleidsterreinen inderdaad gewenst is. Het kabinet zet daar ook op in.
Ten aanzien van het landbouwbeleid is de inzet van het kabinet dat dit beleid de komende jaren veel sterker gericht wordt op de concurrentiekracht, de duurzaamheid en het innovatievermogen van de landbouwsector. Daartoe wil het kabinet onder meer agrarische ondernemers belonen voor het beheer van natuur en landschap en voor het leveren van bovenwettelijke prestaties op bijvoorbeeld het gebied van dierenwelzijn en «groene» en «blauwe» diensten. Daarnaast moet de marktoriëntatie van de landbouw worden versterkt. Op 26 november van vorig jaar stuurde de staatssecretaris van EL&I u de kabinetsreactie toe op de mededeling van de Europese Commissie over de toekomst van het Europese landbouwbeleid.
Wat betreft het cohesiebeleid: voor het kabinet staat meer resultaatgerichtheid voorop. Het doel moet zijn om de schaarse beschikbare middelen op een slimmere en meer efficiënte wijze in te zetten. Dit kan bereikt worden door structuurfondsen en cohesieprogramma’s substantieel bij te laten dragen aan het bereiken van de doelen van de Europa 2020-strategie. Bovendien wil het kabinet dat een duidelijke focus wordt aangebracht op een beperkt aantal prioriteiten. Deze voorstellen voor een meer resultaatgericht cohesiebeleid worden momenteel uitgewerkt in de kabinetsreactie op het Vijfde Cohesieverslag van de Commissie. Over dat verslag loopt een officiële consultatie. Uw Kamer zal hierover worden geïnformeerd.
De leden van de PvdA-fractie hechten ook aan een Gemeenschappelijk Europees Asielstelsel. Kan de staatssecretaris toelichting wat – mede in het licht van het regeer- en gedoogakkoord – de inzet van Nederland zal zijn?
Antwoord van het kabinet:
Graag verwijs ik in dit verband naar de brief van minister Leers van 22 december 2010 (kenmerk 5678751) met de «roadmap» voor de Europese inzet op asiel- en migratiebeleid. De «roadmap» in deze brief bevat de inzet van het kabinet op de onderwerpen uit het hoofdstuk immigratie van het regeerakkoord die een Europese inzet vergen.
Het kabinet is voorstander van een gemeenschappelijk Europees Asielstelsel. Een geharmoniseerd asielstelsel moet uiteindelijk leiden tot een situatie waarin asielaanvragen in heel de Unie op gelijke wijze worden behandeld. Alleen dan kunnen de lidstaten volwaardig samenwerken, worden subsidiaire asielstromen maximaal beperkt en kan solidariteit worden betracht met de lidstaten met de grootste asielinstroom. In Europees verband is afgesproken dat een gemeenschappelijk Europees asielstelsel in 2012 een feit moet zijn. Het kabinet is daarom van mening dat het van essentieel belang is om voortgang te boeken wat betreft de zes wetgevingsvoorstellen die de laatste fase vormen van de voltooiing van het gemeenschappelijk Europees asielstelsel.
Ook zouden de leden van de PvdA-fractie graag een reactie van de regering ontvangen op de plannen van de Griekse regering ten aanzien van het bouwen van een muur op de grens met Turkije.
Antwoord van het kabinet:
Griekenland wordt als land aan de buitengrens van de Europese Unie geconfronteerd met grootschalige illegale immigratie van buiten de EU en blijkt moeilijk in staat adequaat op dit probleem te reageren. Het is in de ogen van het kabinet van het grootste belang dat Griekenland zèlf, – geholpen en gestimuleerd door de EU – maatregelen neemt om de situatie structureel te verbeteren.
Het kabinet heeft, net als de Europese Commissie, haar bedenkingen bij de vraag of de bouw van een hek op de Grieks-Turkse grens het beste middel is om de toestroom van illegale migranten af te remmen. Het kabinet is van mening dat Griekenland structurele maatregelen en hervormingen moet doorvoeren om de landsgrenzen beter te kunnen bewaken en om de problemen aan te pakken die gekoppeld zijn aan de migratiestromen. Nederland is bereid Griekenland daarin bilateraal en in EU-verband te steunen. Nederland heeft het afgelopen jaar in het kader van Frontex grensbewakingsbeambten van de Koninklijke Marechaussee (KMar) en Zeehavenpolitie en tolken vanuit de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) naar de grens met Turkije gestuurd om Griekenland te ondersteunen. Ook heeft Nederland hulp aangeboden aan de Grieken bij het opzetten van een nieuwe asieldienst en het uitwisselen van expertise op terrein van opvang en terugkeer.
Dan is er de laatste tijd veel commotie rondom het Hongaarse voorzitterschap die met name betrekking heeft op de interne aangelegenheden in Hongarije. Hoe zit het in Hongarije met fundamentele vrijheden en persvrijheid? Zelfs de voorzitter van de Europese Commissie, José Manuel Barroso, hoopt dat de Hongaarse autoriteiten alle twijfel wegnemen en heeft al schriftelijk om uitleg gevraagd over de nieuwe mediawet.
Ondertussen is er al tijden kritiek onder meer van Reporters without Borders over de persvrijheid in Italië en ook Frankrijk krijgt de laatste tijd steeds meer te maken met kritiek op dit gebied. Is de regering van plan om ook hier aandacht aan te besteden tijdens de Raad? Want Hongarije staat nu wellicht wat meer in de centrum van de aandacht, maar voor alle EU-lidstaten zouden dezelfde rechten en plichten moeten gelden. Deelt de regering de mening dat het noodzakelijk is alle EU lidstaten op hun tekortkomingen op het gebied van persvrijheid aan te spreken en niet alleen Hongarije, zo vragen de leden van de PvdA-fractie?
Antwoord van het kabinet:
Ook Nederland is bezorgd over de nieuwe Hongaarse mediawet. De nieuwe Hongaarse mediawet geeft niet de juiste signalen af. Zo roept de wet roept een nieuw mediaorgaan in het leven met een toezichthoudende rol; de onafhankelijkheid van dit orgaan lijkt op het eerste gezicht onvoldoende gewaarborgd. Ook bepaalt de wet onder meer dat uitgevers van gedrukte media, internet providers en alle TV-zenders (kanalen) zich officieel dienen te registreren.
Persvrijheid en onafhankelijke media zijn belangrijke verworvenheden en fundamentele mensenrechten in de EU. Ze bevorderen vrijheid van meningsuiting, dragen bij aan het aan de kaak stellen van mensenrechtenschendingen en geven mensen een vrije stem in het democratisch proces. De Hongaarse Minister President Orban heeft gesteld dat als de nieuwe mediawet strijdig blijkt te zijn met het EU-aquis en/of het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, de wet aangepast zal worden. Of de nieuwe wet inderdaad strijdig is met het EU-acquis, zal worden bezien door de Commissie. Zoals bekend, kan de Commissie wanneer er sprake is van een schending door een lidstaat van het EU-acquis, een inbreukprocedure starten.
De leden van de PVV-fractie hebben kennis genomen van de geannoteerde agenda van de Raad Algemene Zaken van 13 en 14 januari 2011, en zij hebben daarover enkele vragen en opmerkingen.
Programma Hongaars Voorzitterschap:
1) Groei, banen en sociale inclusie (onder meer crisismechanisme, aanscherping SGP)
Nederland wil dat er een definitief besluit valt over de beperkte verdragswijziging. In het verslag van de Europese Raad van 16 en 17 december 2010 staat dat het verdragsartikel duidelijk stelt dat iedere noodzakelijke financiële ondersteuning uit dit mechanisme zal worden gebonden aan strikte voorwaarden. Graag uitleg van de staatssecretaris over de invulling van deze strikte voorwaarden.
Antwoord van het kabinet:
De strikte voorwaarden waaraan de regeringsleiders refereren betreffen in het bijzonder strikte beleidscondities die aan financiële steun verbonden zullen worden ten aanzien van bijvoorbeeld budgettair, economisch, en/of financieel beleid. Deze beleidscondities zijn nodig om te zorgen dat de ontstane problemen in het betreffende land op rigoureuze wijze worden geadresseerd, en om verkeerde prikkels te voorkomen. Daarnaast hebben de regeringsleiders bepaald dat betrokkenheid van het IMF en de mogelijkheid om van geval tot geval te bezien òf en hoe de private sector betrokken moet worden, onderdeel zullen zijn van het Europese Stabiliteitsmechanisme (ESM). Deze zullen nader worden uitgewerkt bij de vormgeving van het ESM.
3) Een Unie dichter bij haar burgers
Integratie van migranten is voor de PVV een belangrijk punt, evenals een goed immigratie- en asielstelsel. Dit zijn echter geen taken voor de Europese Unie.
Gaat de staatssecretaris zich er hard voor maken dat Roemenië en Bulgarije helemaal niet toetreden tot de Schengenzone?
4) Verantwoord uitbreiden en mondiaal engagement
Hoe kan de EU verantwoord uitbreiden als Kroatië, het land waarmee de toetredingsonderhandelingen in de eindfase zitten, geen geloofwaardige staat van dienst heeft op het gebied van justitiële hervormingen en de inrichting van het openbaar bestuur?
(Op deze vragen is hierboven reeds ingegaan)
De leden van de CDA-fractie zijn het eens met de inzet van de Nederlandse regering over het versterken van de economische beleidscoördinatie in de Unie, waarbij het rapport van de commissie van Rompuy en de Commissievoorstellen strikt gevolgd moeten worden. Kan de staatssecretaris in deze informele Raad een overzicht krijgen van de verwachtingen van de lidstaten over het noodzakelijke ratificatieproces? Wordt ook een streefdatum opgelegd aan de lidstaten voor de ratificatie van deze noodzakelijke, maar beperkte verdragswijziging?
Antwoord van het kabinet:
De Europese Raad van 16–17 december heeft verklaard dat wordt gestreefd naar afronding van de nationale ratificatieprocedures per eind 2012, zodat de wijziging van het verdrag per juni 2013 in werking kan treden. Ik heb vooralsnog geen signalen ontvangen van andere lidstaten dat deze streefdatum niet haalbaar zou zijn.
De leden van de CDA-fractie gaan er van uit dat de Nederlandse regering onverkort vasthoudt aan strikte beleidscondities en betrokkenheid van het IMF.
Het Hongaarse voorzitterschap organiseert een speciale, thematische Raad over energie en innovatie. Zet de regering zich in deze informele Raad in voor een duidelijke Nederlandse inzet ten aanzien van initiatieven zoals de gasrotonde en ontwikkeling van duurzame vormen van energie?
Antwoord van het kabinet:
Tijdens de informele Raad Algemene Zaken (RAZ) wordt de Europese Raad over energie en innovatie van 4 februari 2011 procedureel voorbereid. De inhoudelijke voorbereiding zal plaatsvinden in de RAZ van 31 januari en de Europese Raad van 4 februari. Uit de voorlopige agenda voor de Europese Raad die het Hongaars voorzitterschap heeft verspreid, valt af te leiden dat de discussie rond drie thema’s gevoerd zal worden: (i) het functioneren van de interne energiemarkt, met de nadruk op de energie-infrastructuur; (ii) innovatieve oplossingen voor de transitie naar een duurzame energiehuishouding en energiebesparingsmaatregelen en; (iii) het EU-externe energiebeleid. Bij de discussies over energie-infrastructuur komt ook de gasinfrastructuur aan de orde en over de ontwikkeling van duurzame energie is een discussie in het tweede blok voorzien. Uw Kamer is op 22 november jl. in voorbereiding op de VTE-Raad geïnformeerd over het Nederlandse standpunt ten aanzien van deze onderwerpen (Kamerstukken 2010–2011, 21 501-33, nr. 299). De Nederlandse inzet zal de komende weken verder worden uitgewerkt en met u gedeeld worden in de geannoteerde agenda ter voorbereiding op het algemeen overleg met uw Kamer op 27 januari voor de RAZ van 31 januari en in de geannoteerde agenda ter voorbereiding op het plenaire debat over de Europese Raad van 4 februari.
Het Hongaarse voorzitterschap legt de nadruk op Europees burgerschap en fundamentele rechten. In dit kader is het van belang hoe de Hongaarse regering om zal gaan met de nieuwe Hongaarse mediawet. De leden van de CDA-fractie gaan er van uit dat de regering kritische vragen zal stellen over deze nieuwe mediawet.
(Op deze vragen is hierboven reeds ingegaan)
De leden van de CDA-fractie zijn kritisch over het verloop van de verkiezingen in Belarus. Bij de besprekingen over het nabuurschapsbeleid verwachten wij dat ook gesproken zal worden over een differentiatie van het beleid van de EU ten aanzien van de landen van het Oostelijk partnerschap. Betrekkingen met deze landen zijn van groot belang, maar deze landen zullen toch ook de gezamenlijke Europese waarden moeten uitdragen.
Antwoord van het kabinet:
Zoals bekend veroordeelt het kabinet het gewelddadig optreden van de Belarussische autoriteiten en keurt zij het oneerlijke verloop van de presidentsverkiezingen af (vide antwoorden Kamervragen van Leden Timmermans (PvdA), Ten Broeke en Hennis-Plasschaert (VVD) van 6 januari 2011).
Tegen Belarus zijn reeds (ten dele opgeschorte) sancties van kracht. Zoals bekend wordt in EU-verband intensief overlegd over door de EU te nemen maatregelen, zoals het opnieuw instellen van een reisverbod voor Wit-Russische functionarissen die bij malversaties bij de verkiezingen en de gewelddadigheden betrokken waren en daarvoor verantwoordelijkheid dragen. Tijdens de Raad Buitenlandse Zaken van 31 januari aanstaande zal hierover worden besloten.
Met alle landen van het Oostelijk Partnerschap worden contacten onderhouden, waarbij onder meer gesproken wordt over verdere intensivering van de relaties. Hierbij hanteert de EU het principe dat de partnerlanden moeten voldoen aan de overeengekomen gemeenschappelijk waarden ten aanzien van de bevordering van democratie, rechtstaat en respect voor de mensenrechten en fundamentele vrijheden. Indien partnerlanden niet aan deze voorwaarden voldoen heeft dit gevolgen voor de mate en intensiteit van de betrekkingen met de EU.
Belarus neemt overigens geen deel aan het bilaterale spoor van het Oostelijk Partnerschap.
De leden van de SP-fractie vragen allereerst aandacht voor de brief van diverse bedrijven, waaronder Aegon en ING, aan de Europese Commissie om Hongarije onder druk te zetten enkele belastingwetten die hen treffen in te trekken. Wat is de reactie van het kabinet op deze brief? Deelt de regering de mening van deze leden dat het Hongarije vrij moet zijn om te kiezen voor belastingverhoging in plaats van snijden in de begroting om de kosten voor de crisis op te vangen? Kunnen de leden er vanuit gaan dat het kabinet het Hongaars voorzitterschap niet aangrijpt om het standpunt van deze bedrijven bij de Hongaarse regering te bepleiten?
(Op deze vragen is hierboven reeds ingegaan)
Naar aanleiding van de afgesproken verdragswijziging en de toekomstige vormgeving van het crisismechanisme hebben de leden van de SP-fractie nog enkele vragen: is het juist dat tot in ieder geval halverwege 2013 obligatiehouders de garantie hebben niet mee te hoeven betalen in geval van schuldherstructurering, of geldt dit alleen voor bestaande obligatiehouders? Indien neen, waaruit bestaat de rechtvaardiging dat investeerders in nieuwe obligaties forse rentes verlangen terwijl het risico door deze garantie drastisch wordt gereduceerd? Is het juist dat de voorgestelde verdragswijziging niet uitsluit dat naast overheden ook nadere financiële actoren, zoals banken, gesteund kunnen worden? Indien ja, waarom wordt dat niet uitgesloten?
Antwoord van het kabinet:
Het permanente stabilisatiemechanisme ESM (European Stability Mechanism) zal naar verwachting in werking treden in juni 2013. Vanaf dat moment zullen de afspraken die zijn gemaakt door de Europese Raad over de betrokkenheid van private investeerders van kracht worden. Aan de periode vóór 2013 wijzigt derhalve niets. De ontwerptekst voor de verdragswijziging zoals die nu is overeengekomen, heeft enkel tot doel de oprichting van het ESM mogelijk te maken. De precieze vormgeving van het ESM moet nog worden uitgewerkt, hoewel de verklaring van de Eurogroep van 28 november jl. hierbij duidelijke kaders stelt.
De leden van de SP-fractie vragen zich verder af op welke wijze de consultatie van het Europees Parlement over de verdragswijziging zal plaatsvinden? Mogen ze er vanuit gaan dat dit gescheiden van andere wetgeving in relatie tot de financiële en economische crisis zal plaatsvinden waarbij wel instemming van het Parlement vereist is?
Antwoord van het kabinet:
Voor de consultatie van het Europees Parlement over de voorgenomen verdragswijziging is een specifieke procedure voorgeschreven in het Verdrag (artikel 48 zesde lid EU-Verdrag). Deze procedure verloopt derhalve gescheiden van het normale wetgevingstraject. Het Europees Parlement wordt ingevolge deze procedure geraadpleegd; het heeft dus geen instemmingsrecht.
Naar aanleiding van de geplande bijeenkomst van de Europese Raad over energie en innovatie vragen de leden van de SP-fractie zich af of er het voornemen van het voorzitterschap bestaat om opnieuw de kwestie van Europese projectobligaties op de agenda te zetten wanneer de kwestie van de financiering van de benodigde investeringen voor innovatie en energie aan de orde is.
Antwoord van het kabinet:
Het onderwerp projectobligaties staat niet op de agenda van de Europese Raad. Mocht het onderwerp in het kader van de discussie over energie-infrastructuur toch aan de orde komen, dan zal Nederland zich terughoudend opstellen, in lijn met onze positie dat financiering vooral aan de markt moet worden overgelaten.
Implementatie EU2020
De leden van de SP-fractie vragen zich af hoe de nog niet ingevulde streefcijfers van de EU2020-strategie zullen worden ingevuld. Zij hechten eraan dat het Nederlandse parlement intensief betrokken wordt bij de invulling ervan, maar zien een spanning met het feit dat de nationale streefcijfers moeten optellen tot de Europese doelstellingen. Hoe worden onder het voorzitterschap de onderhandelingen vormgegeven?
Antwoord van het kabinet:
Ik kan u melden dat het Nederlandse concept Nationaal Hervormingsprogramma zoals begin december naar uw kamer gestuurd de ambities van het kabinet weerspiegelt op het gebied van de genoemde doelen en bottlenecks als neergelegd in het regeerakkoord. Het regeerakkoord bevat voor de doelen op het gebied van CO2-uitstoot, duurzame energie en voortijdige schoolverlaters een nationale vertaalslag; de overige doelstellingen zijn vooralsnog kwalitatief van aard. In het eerste Nationaal Hervormingsprogramma in april 2011 zullen de ambities van het kabinet in den brede evenals meer specifiek op het terrein van de nationale vertaling van de Europese doelen, nader worden uitgewerkt. Uw Kamer zal dit voorjaar worden betrokken bij de opstelling van Nationale Hervormingsprogramma.
Een Unie dicht bij haar burgers
Steun van de leden van de SP-fractie voor het standpunt van het kabinet dat toetreding van Roemenië en Bulgarije tot de Schengenzone onder Hongaars voorzitterschap niet aan de orde is.
Verantwoord uitbreiden en mondiaal engagement
De leden van de SP-fractie vragen naar aanleiding van de werkzaamheden om het Gemeenschappelijk Buitenlands en Veiligheidsbeleid (GBVB) van de EU te versterken hoe op bepaalde onderdelen de besluitvorming is geregeld. Zo vernamen zij uit antwoord op Kamervragen van de leden Irrgang en Van Bommel dat bij Ivoorkust «In EU-verband is afgesproken dat Frankrijk leidend is wat betreft het voorbereiden en uitvoeren van een mogelijke evacuatie en eventuele bijdragen van derde landen coördineert.» Zij lezen echter in eerdere conclusies niets terug over dit verzoek. Wat is het EU-verband waarnaar hier wordt gerefereerd? Moeten deze leden het zo begrijpen dat Frankrijk heeft toegezegd zorg te dragen voor alle EU-burgers en zijn er tussen Frankrijk en de andere lidstaten afspraken gemaakt over hoe zij geïnformeerd en mogelijk betrokken worden bij de vormgeving van een eventuele evacuatie?
Antwoord van het kabinet:
Het EU-verband waarnaar wordt verwezen, is het zogenaamde «lead state» concept, waarbij in landen waar weinig EU-landen vertegenwoordigd zijn, één van de aanwezige landen de leiding neemt bij de voorbereiding op en bijstandsverlening in geval van eventuele consulaire crises. In februari 2008 heeft de Raad besloten (Publicatieblad van de Europese Unie, 2008/C 317/06) om dit concept toe te passen in landen met 3 of minder vertegenwoordigde EU-landen – uitzondering hierop is Bangladesh. Tevens zijn toen afspraken gemaakt over de inzet van de lead state en overige landen op gebied van informatie-uitwisseling en ondersteuning bij bijstandverlening. Inzake Ivoorkust treedt Frankrijk informeel op als lead state. Voor de volledigheid zij vermeld dat Nederland ook bilateraal met Frankrijk afspraken heeft gemaakt inzake bijstandverlening bij crisissituaties.
Werkmethoden van de Raad Algemene Zaken
Ten aanzien van de Donau-strategie begrijpen de leden van de CDA-fractie de wens van een voorzitterschap om ontwikkelingen in de eigen regio te bevorderen. Toch vragen wij ons af of deze traditie niet heroverwogen moet worden. De lidstaten aan de boorden van de Donau kunnen gebruik maken van bestaande EU-instrumenten zoals structuurfondsen. Dit geldt voor alle lidstaten. Indien op deze weg wordt doorgegaan kan wellicht ook een Rijn- en Maasstrategie voorgesteld worden.
Antwoord van het kabinet:
Na de Baltische Zeestrategie is de Donaustrategie de tweede macro-regionale strategie binnen de EU. De strategie is inmiddels gepresenteerd in de vorm van een Commissiemededeling en een bijbehorend actieplan. Binnen de EU is er breed draagvlak voor het aannemen van de strategie. De strategie leidt niet tot nieuwe fondsen, nieuwe wetgeving of nieuwe instituties, maar beoogt een betere coördinatie van bestaande middelen. De strategie kan gunstig uitpakken voor het Nederlands bedrijfsleven, gezien de aandacht voor infrastructuurprojecten, binnenvaart en kwantitatief en kwalitatief waterbeheer.
Naar aanleiding van de bespreking van de werkwijze van de Raad Algemene Zaken verbazen de leden van de SP-fractie zich erover dat er geen melding wordt gemaakt van de hoge frequentie van de bijeenkomsten van de Europese Raad die de aanleiding vormen voor de te voeren discussie. Waarom wordt er niet bekeken hoe de noodzaak om bepaalde dossiers in de Europese Raad te bespreken kan worden weggenomen? Is dat geen urgenter vraagstuk? Deze leden wijzen erop dat zowel de uitbreiding als ook de financiële perspectieven, gezien het feit dat deze dossiers in de regel ook tijdens de Europese Raad aan de orde zullen komen, onvoldoende rechtvaardiging vormen voor een extra overleg door politieke ambtsdragers naast die tussen de EU-ambassadeurs.
Antwoord van het kabinet:
Nederland heeft herhaaldelijk aangegeven geen voorstander te zijn van een te groot aantal Europese Raden per jaar. Zoals bepaald in het Verdrag van Lissabon, bereidt de RAZ de bijeenkomsten van de Europese Raad voor. Het feit dat onderwerpen tijdens de Europese Raad aan de orde komen, is dus juist reden om deze in de RAZ op politiek niveau te bespreken, om zo besluitvorming in de Europese Raad voor te bereiden.
Samenstelling:
Leden: Bommel, H. van (SP), ondervoorzitter, Staaij, C.G. van der (SGP), Albayrak, N. (PvdA), Verburg, G. (CDA), voorzitter, Ormel, H.J. (CDA), Ferrier, K.G. (CDA), Nicolaï, A (VVD), Eijsink, A.M.C. (PvdA), Dam, M.H.P. van (PvdA), Roon, R. de (PVV), Jansen, P.F.C. (SP), Broeke, J.H. ten (VVD), Ouwehand, E. (PvdD), Wiegman-van Meppelen Scheppink, E.E. (CU), Bontes, L. (PVV), Groot, V.A. (PvdA), Braakhuis, B.A.M. (GL), Nieuwenhuizen, C. van (VVD), Schouw, A.G. (D66), El Fassed, A. (GL), Hachchi, W. (D66), Dijkhoff, K.H.D.M. (VVD) en Vacature, PVV ().
Plv. leden: Irrgang, E. (SP), Dijkgraaf, E. (SGP), Jacobi, L. (PvdA), Haverkamp, M.C. (CDA), Bruins Slot, H.G.J. (CDA), Omtzigt, P.H. (CDA), Azmani, M. (VVD), Samsom, D.M. (PvdA), Timmermans, F.C.G.M. (PvdA), Elissen, A. (PVV), Raak, A.A.G.M. van (SP), Hennis-Plasschaert, J.A. (VVD), Thieme, M.L. (PvdD), Voordewind, J.S. (CU), Driessen, J.H.A. (PVV), Dikkers, S.W. (PvdA), Berge, C.N. van den (GL), Dezentjé Hamming-Bluemink, I. (VVD), Veldhoven, S. van (D66), Tongeren, L. van (GL), Pechtold, A. (D66), Huizing, M.E. (VVD) en Kortenoeven, W.R.F. (PVV).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-21501-02-1016.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.