20 454 Voortgangsrapportage uitvoering wetten oorlogsgetroffenen

Nr. 204 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 12 juni 2024

Per brief van 15 april 2024 heeft u mij gevraagd te reageren op een e-mail die de vaste Kamercommissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) heeft ontvangen van het Indisch Platform 2.0. De e-mail heeft betrekking op de zogeheten Backpay-kwestie. De Backpay-kwestie betreft de achterstallige salarissen van ambtenaren en militairen die in dienst waren van het Nederlands-Indisch gouvernement en ten tijde van de Japanse bezetting van Nederlands-Indië/Indonesië, geen of geen volledig salaris hebben ontvangen. Naar aanleiding van bovenstaande e-mail, is contact opgenomen met het Indisch Platform 2.0.

In de e-mail wordt verwezen naar een brief van 27 oktober 1953. Als ik deze brief correct interpreteer, betreft het een brief van de Indonesische ambassade aan een inwoner uit Rotterdam die aan de Indonesische autoriteiten had gevraagd om uitbetaling van zijn achterstallige salaris. In de brief staat dat de Republiek Indonesië van mening is dat zij de verplichting om de achterstallige salarissen uit te betalen, niet op zich heeft genomen. Het Indisch Platform 2.0 stelt in zijn e-mail dat deze opvatting tegenstrijdig is met het standpunt van de Nederlandse regering, die gesteld zou hebben dat deze verplichting door haar was overgedragen aan de Indonesische regering.

Het standpunt van de Indonesische regering dat in de brief van 27 oktober 1953 wordt verwoord, namelijk dat zij niet aansprakelijk is voor de uitbetaling van de achterstallige salarissen aan ambtenaren en militairen die in dienst waren van het Nederlands-Indisch gouvernement, is bekend. Het standpunt van de Nederlandse regering was toentertijd dat de rechten en plichten van het Nederlands-Indisch gouvernement bij de soevereiniteitsoverdracht zijn overgegaan op de Republiek Indonesië. Dit betrof zowel rechten en verplichtingen van privaatrechtelijke als die van publiekrechtelijke aard. Het standpunt van de Nederlandse regering is bevestigd door de Hoge Raad in haar uitspraak van 15 juni 1956.1

Het standpunt van de Nederlandse regering ten aanzien van de Backpay-kwestie is recent uitgebreid toegelicht in de Kamerbrief van 31 januari 20232 en in de reactie van 31 mei 2024 op een schriftelijk overleg over de Backpay-kwestie.3

Ik hoop uw vraag zo voldoende te hebben beantwoord.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M. van Ooijen


X Noot
1

Hoge Raad 15 juni 1956, ECLI:NL:HR:1956:102

X Noot
2

Kamerstukken II 2023–2024, 20 454, nr. 181.

X Noot
3

Kamerstukken II 2023–2024, 20 454, nr. 202.

Naar boven