31 953
Vaststelling van overgangsrecht en wijziging van diverse wetten ten behoeve van de invoering van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Invoeringswet Wet algemene bepalingen omgevingsrecht)

H
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING EN MILIEUBEHEER

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 16 maart 2010

Met genoegen kijk ik terug op het op 9 maart 2010 met uw Kamer gevoerde debat over het wetsvoorstel Invoeringswet Wabo. In dit debat is mij gebleken dat uw Kamer bereid is in te stemmen met dit wetsvoorstel.

Met deze brief wil ik u nader informeren over mijn standpunt over de vormgeving van de regionale uitvoeringsdiensten (RUD’s). U hebt mij verzocht om een schriftelijke precisering, voorafgaand aan de voortzetting van het debat met uw Kamer. Ik voldoe uiteraard volgaarne aan uw verzoek.

Ik hoop dat deze brief voldoende basis geeft om het debat met uw Kamer voort te zetten. Met uw steun kan ik vervolgens toewerken naar het invoeren van de Wabo, uiteraard onder voorwaarde van het voldoende op orde zijn van de ICT.

Ik merk in de eerste plaats op dat ik als verantwoordelijke minister voor de Wabo vanuit de Wabo geen hypotheek leg op de vorming van RUD’s; ik zet met de Wabo geen stappen die verplichten tot het instellen van RUD’s of andere in deze voor uw Kamer onomkeerbare stappen.

De discussie over de vorming van RUD’s is niet op gang gebracht vanuit de Wabo, maar naar aanleiding van het advies van de commissie Mans om de fragmentatie bij het milieutoezicht en de milieuhandhaving en de vrijblijvendheid in de samenwerking, informatie-uitwisseling en uitvoering aan te pakken door middel van wettelijk geregelde omgevingsdiensten. Volgens de nadere kabinetsreactie van 19 juni 2009 kunnen RUD’s een belangrijke bijdrage leveren aan het effectief en efficiënt maken van toezicht en handhaving. Het vormen van RUD’s staat niet op zich, maar maakt onderdeel uit van een bredere aanpak waarvan ook de aanpak van knelpunten in de strafrechtelijke handhaving en tussen de strafrechtelijke en bestuursrechtelijke handhaving, zoals adequate informatie-uitwisseling, deel uitmaken.

De Wabo noch het wetsvoorstel Invoeringswet Wabo of het Besluit omgevingsrecht regelen de instelling van RUD’s. Evenmin bevatten zij inhoudelijke kwaliteitseisen of eisen aan de capaciteit, kennis of ervaring van de betrokken ambtenaren. Vergunningverlening onder de Wabo is op zich goed mogelijk vanuit de bestaande organisaties bij de gemeenten en de provincies.

In de tweede plaats zijn bottom up processen gaande waarin provincies en gemeenten samenwerken aan de vorming van gemeenschappelijke uitvoeringsorganisaties. De vorige minister van VROM heeft daarover medio juni 2009 in de package deal afspraken gemaakt met het IPO en de VNG.

Provincies en gemeenten hebben deels vooruitlopend deels in vervolg daarop met elkaar voorstellen ontworpen voor hun onderlinge samenwerking in regio’s en deze in de vorm van principe-besluiten in december 2009 gepresenteerd. Zij gaan hun principe-besluiten de komende periode, wederom met elkaar, verder uitwerken. Voor de te zetten stappen, stellen zij een spoorboekje op dat aan de orde is in de werkconferentie van het IPO en de VNG op 31 maart/1 april a.s.

Dit hele proces is regionaal maatwerk en wordt getrokken door de provincie en de gemeenten die met elkaar een regio zullen vormen. De provincie zorgt voor de procesregie. Provincies en gemeenten bepalen dus samen de voortgang van de processen, het tijdstip waarop deze resulteren in de realisatie van samenwerkingsverbanden en de vorm daarvan. Ik acht hen zeer wel in staat om tot goed regionaal maatwerk te komen dat past bij de gewenste uitvoeringskwaliteit.

In de derde plaats lijkt het mij gepast om het aan het nieuwe kabinet over te laten om in overleg met het IPO en de VNG te beoordelen of en op welke wijze de (toekomstige) instandhouding van de met de bottom up processen bereikte resultaten uiteindelijk het beste kan worden geborgd. Het is dus aan het nieuwe kabinet om te oordelen of het geen borging, wettelijke borging of een andere wijze van borging verkiest. In het verlengde daarvan stel ik mij voor de verdere vormgeving van de samenwerking tussen de provincies en gemeenten nu over te laten aan de bottom up processen in afwachting van het nieuwe kabinet. Door de discussie over de wettelijke borging van het dossier Mans/eindbeeld als het ware te parkeren, geef ik de ruimte aan de gemeenten en de provincies om zich te concentreren op een goede uitvoering van de Wabo. Hier heeft uw Kamer in het debat op 9 maart jl. op aangedrongen.

Ik hoop u met het bovenstaande de duidelijkheid te hebben gegeven waar u mij om hebt gevraagd en ik verzoek u de besluitvorming over het wetsvoorstel Invoeringswet Wabo thans zo spoedig mogelijk af te ronden, opdat publicatie van de wet- en regelgeving in het Staatsblad nog vóór 1 april mogelijk is, zodat tijdig naar de samenleving de benodigde duidelijkheid over de inhoud daarvan kan worden gegeven.

Uiteraard zal ik het in procedure brengen van het inwerkingtredings-KB laten afhangen van de kwaliteit van de ICT tool.

De minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J. C. Huizinga-Heringa

Naar boven