31 877
Wijziging van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek in verband met de invoering van een recht voor de ondernemingsraad van de naamloze vennootschappen om een standpunt kenbaar te maken ten aanzien van belangrijke bestuursbesluiten en besluiten tot benoeming, schorsing en ontslag van bestuurders en commissarissen alsmede ten aanzien van het bezoldigingsbeleid

B
VOORLOPIG VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR JUSTITIE1

Vastgesteld 2 maart 2010

Het voorbereidend onderzoek heeft de commissie aanleiding gegeven tot het maken van de volgende opmerkingen en het stellen van de volgende vragen.

1. Inleiding

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel. Zij zien als de kern van het voorstel dat de ondernemingsraad (bij beursgenoteerde vennootschappen) een adviesrecht krijgt ten aanzien van het bezoldigingsbeleid van topbestuurders. Hiermee wordt tegemoet gekomen aan de roep om werknemers meer te betrekken bij het bezoldigingsbeleid van ondernemingen. Tevens wordt uitvoering gegeven aan de kabinetsreactie van juni 2008 op het SER-advies «Evenwichtig Ondernemingsbestuur». Deze leden hebben echter nog wel enkele vragen.

De leden van de PvdA-fractie hebben kennis genomen van dit wetsvoorstel. Deze leden hopen dat het spreekrecht voor de ondernemingsraad een kwaliteitsverhoging van de governance van ondernemingen zal bewerkstelligen. Immers, het biedt de aandeelhouders de kans een bestuursvoorstel ook vanuit het gezichtspunt van andere stakeholders bij de onderneming te bezien, in plaats van enkel via de visie van het bestuur of de toezichthouders. Deze leden hebben nog wel enkele vragen.

Bij de leden van de VVD-fractie leven enkele vragen.

De leden van de SP-fractie hebben met interesse kennis genomen van het wetsvoorstel dat ertoe strekt ondernemingsraden van naamloze vennootschappen adviesrecht te gunnen inzake belangrijke bestuursbesluiten en besluiten tot benoeming, schorsing en ontslag van bestuurders en commissarissen, alsmede ten aanzien van het bezoldigingsbeleid. Hoewel de invloed van werknemers niet werkelijk toeneemt, is het gehoord worden toch een klein stapje in de goede richting. Deze leden hebben nog een enkele vraag.

De leden van de ChristenUnie-fractie, alsmede de leden van de SGP-fractie, hebben met belangstelling kennis genomen van dit wetsvoorstel, dat uitvoering geeft aan enerzijds de afspraak in het coalitieakkoord dat de ondernemingsraad van beursgenoteerde vennootschappen een adviesrecht krijgt ten aanzien van het bezoldigingsbeleid van topbestuurders, en anderzijds aan de kabinetsreactie op het SER-advies «Evenwichtig Ondernemingsbestuur». Met het kabinet zijn deze leden van mening dat het in het kader van de bevordering van een evenwichtige inkomensverdeling belangrijk is om ook de zienswijze van de werknemersvertegenwoordigers te betrekken bij de vaststelling van het beleid terzake de bezoldiging van bestuurders. Bij onze fracties resteert, na kennis te hebben genomen van de uitvoerige behandeling in de Tweede Kamer, momenteel een enkele vraag.

2. Algemeen

Nut en noodzaak wetsvoorstel

De leden van de VVD-fractie vinden dit wetsontwerp typisch een voorbeeld van symboolwetgeving. Het is de taak van de aandeelhouders het bezoldigingsbeleid voor bestuurders vast te stellen. Als zij er niet in slagen een billijk bezoldigingsbeleid te bepalen, verwacht de regering dan dat het standpunt van de ondernemingsraad daarin verandering brengt? Dat lijkt deze leden redelijk naïef. Bovendien, bestuurders en commissarissen moeten bij het nemen van hun besluiten de belangen van alle stakeholders (de vennootschap en de met haar verbonden onderneming) in acht nemen. Aandeelhouders daarentegen streven hun eigen belangen na. Als zij denken dat hoge beloningen van bestuurders die belangen bevorderen, hebben zij dan niet het recht om het bezoldigingsbeleid dienovereenkomstig in te richten?

De ondernemingsraad is op de hoogte van dit beleid want het wordt schriftelijk en gelijktijdig met de aanbieding aan de algemene vergadering van aandeelhouders ter kennisneming aan de ondernemingsraad aangeboden. Ook op grond van artikel 31, onder d, Wet op de ondernemingsraden heeft de ondernemingsraad (tenminste 1x per jaar) recht op informatie over beloningsverhoudingen binnen de onderneming.

Deze leden constateren dat voor wat betreft de andere genoemde onderwerpen, de ondernemingsraad al bevoegdheden heeft. Zie bijvoorbeeld artikel 161a waarin haar het spreekrecht is toegekend ten aanzien van het voorgenomen besluit van de algemene vergadering van aandeelhouders om de (voltallige) raad van commissarissen van een structuurvennootschap naar huis te sturen. Ook heeft de ondernemingsraad de bevoegdheid om te adviseren over de benoeming en ontslag van de bestuurder in de zin van artikel 30 Wet op de ondernemingsraden. Dit hoeft overigens niet de bestuurder van de naamloze vennootschap te zijn. Voor zover dit wel het geval is, biedt het adviesrecht de ondernemingsraad de mogelijkheid om tevens de beloning van de bestuurder ter discussie te stellen. Als de ondernemingsraad een advies verstrekt dat niet wordt overgenomen, moet de ondernemer uitleggen waarom van het advies is afgeweken.1 Deze leden stuiten hierbij op het probleem dat de Nederlandse ondernemingsraad voldoende bevoegdheden heeft, zeker in vergelijking met het buitenland, maar dat die onvoldoende worden benut, zoals de regering zelf ook heeft geconstateerd in het wetgevingsoverleg van oktober 2009.2 Ziet de regering geen andere mogelijkheden om de ondernemingsraad beter te laten functioneren ? Deze leden vragen zich af wat de toegevoegde waarde is van deze wet.

Bereik van de regeling

De leden van de CDA-fractie vragen zich af of de voorgestelde regeling geldt voor alle naamloze vennootschappen, dat wil zeggen niet alleen voor beursgenoteerde naamloze vennootschappen? Onder de niet beursgenoteerde naamloze vennootschappen bevinden zich veel naamloze vennootschappen waarbij slechts aandelen op naam zijn uitgeven en waarbij ook geen certificaten als genoemd in artikel 2:128 BW in omloop zijn. Bij deze naamloze vennootschappen kan de besluitvorming van aandeelhouders ook buiten vergadering plaatsvinden door schriftelijke of elektronische stemuitbrenging. Hoe moeten in een dergelijk geval de bepalingen van dit wetsvoorstel worden toegepast, met name voor wat betreft het recht van de voorzitter of een lid van de ondernemingsraad om het standpunt van de ondernemingsraad toe te lichten? Moet de regeling wellicht zo worden begrepen dat over de onderwerpen van het wetsvoorstel alleen in vergadering kan worden besloten?

3. Positie ondernemingsraad, aandeelhoudersvergadering en werknemers

Zien de leden van de CDA-fractie het goed, dan krijgt de ondernemingsraad de mogelijkheid aan de algemene vergadering zijn standpunt kenbaar te maken en toe te lichten bij de volgende soorten van besluiten van de algemene vergadering, te weten:

– Goedkeuringsbesluiten omtrent een belangrijke verandering van de identiteit of het karakter van de vennootschap (Artikel 2:107a BW);

– Besluiten tot benoeming, schorsing of ontslag van bestuurders of commissarissen (Artikel 2:134a en 2:144a BW);

– Vaststelling van het bezoldigingsbeleid (Artikel 2:135 BW);

– Benoeming van commissarissen bij een structuurvennootschap (Artikel 2:158 BW).

Deze wettelijke mogelijkheid geldt alleen voor de naamloze vennootschap (ook bij een niet beursgenoteerde naamloze vennootschap), doch niet bij de besloten vennootschap. Tevens komt deze mogelijkheid alleen aan de orde bij een naamloze vennootschap die een ondernemingsraad heeft krachtens wettelijke verplichting, dus alleen bij een naamloze vennootschap met 50 of meer werknemers. Nu blijkt, dat als de voorschriften met betrekking tot het spreekrecht worden overtreden, dit niet zal leiden tot nietigheid of vernietigbaarheid van het besluit van de algemene vergadering.1 De vraag rijst dan: kan de naamloze vennootschap op vordering van de ondernemingsraad door de rechter (in kort geding) gedwongen worden de voorgeschreven procedure te volgen?

Een besluit van de algemene vergadering van aandeelhouders kan niet nietig zijn of worden vernietigd, indien de algemene vergadering van aandeelhouders geen kennis heeft gekregen van enig standpunt van de ondernemingsraad.2 De leden van de PvdA-fractie begrijpen, dat besluiten van de aandeelhoudersvergadering niet zomaar kunnen worden aangetast, zelfs niet als op grond van normaal gebruikelijke omgangsvormen, een informeren naar de reden van uitblijven van het standpunt van de ondernemingsraad gewenst zou zijn geweest. Geldt dit onder alle omstandigheden? Wat indien er sprake is geweest van opzettelijk voor de ondernemingsraad verborgen houden van enig agendapunt door het bestuur van de vennootschap? Verandert dit indien het verborgen houden van het agendapunt is geschied met volledig medeweten van de aandeelhouders? Wordt de onaantastbaarheid van besluiten van de aandeelhoudersvergadering in dit soort gevallen niet begrensd door de algemene norm van artikel 2:8 van het Burgerlijk Wetboek? Voorts vragen deze leden zich af, indien het spreekrecht van de ondernemingsraad in een voorkomend geval door het bestuur wordt genegeerd, de ondernemingsraad het bestuur dan voor de ondernemingskamer ter verantwoording kan roepen. Vormt het niet naleven van deze wettelijke bepalingen door het bestuur voldoende grond voor een vordering tot nakoming in de toekomst? Kan aan een dergelijke vordering een te betalen schadevergoeding worden verbonden bij het niet naleven van het vonnis?

Het ontbreken van het standpunt van de ondernemingsraad tast de besluitvorming door de algemene vergadering van aandeelhouders niet aan. De leden van de VVD-fractie gaan ervan uit dat daarmee de situatie bedoeld is dat de ondernemingsraad niet om haar standpunt is gevraagd (hetgeen iets anders is dan dat de ondernemingsraad geen standpunt heeft uitgebracht)? Kan de ondernemingsraad in dat geval de rechter verzoeken om vernietiging van het besluit wegens strijd met de redelijkheid en billijkheid?1

Leden van de SP-fractie constateren dat dit wetsvoorstel een uitwerking betreft van het coalitieakkoord. In het aanvullend beleidsakkoord wordt voorts echter nog aangekondigd:

«Concrete maatregelen in dit verband worden nader uitgewerkt en betreffen onder andere (...) herijking van het belang van aandeelhouders versus overige stakeholders (...) en recht doen aan de positie van werknemers.»2 Deze leden vragen zich af welke verdere maatregelen ze nog mogen verwachten om recht te doen aan de positie van werknemers ten opzichte van het belang van aandeelhouders en overige stakeholders?

4. Spreekrecht

Schorsing

Het komt de leden van de CDA-fractie voor dat het spreekrecht van de ondernemingsraad met betrekking tot een voorstel aan de algemene vergadering tot schorsing van een bestuurder of commissaris, onverenigbaar is met het karakter van de schorsing als een voorlopige ordemaatregel die vaak op zeer korte termijn moet worden genomen. Het spreekrecht zou hier een vertragende factor kunnen worden met ongewenste gevolgen voor de vennootschap. Deze leden krijgen graag een reactie van de regering hieromtrent.

Toepassing spreekrecht

Het is de leden van de PvdA-fractie niet duidelijk geworden, waarom het spreekrecht enkel geldt in geval de onderneming een naamloze vennootschap is. De argumentatie van de regering in de nota naar aanleiding van het verslag overtuigde deze leden niet. Ook bij besloten vennootschappen kan er een groot aantal aandeelhouders zijn, dat niet even nauw bij de onderneming betrokken hoeft te zijn. Als een onderneming een ondernemingsraad heeft en er dus sprake is van een zekere omvang van de onderneming, neemt de kans toe dat aandeelhouders op afstand staan ten opzichte van de werknemers. Dat zou zelfs nog kunnen toenemen, indien meer varianten van vennoten mogelijk worden als gevolg van de Wet flexibilisering besloten vennootschappen.3 Het argument, dat aandeelhouders in een besloten vennootschap veelal ook een bestuursfunctie vervullen en aldus reeds geregeld in contact komen met de ondernemingsraad, hoeft dus zeker bij grotere besloten vennootschappen lang niet altijd op te gaan. Mutatis mutandis geldt dit alles ook ingeval de onderneming wordt gedreven door een coöperatieve vennootschap. Kan de regering aangeven, wat er mis zou zijn gegaan, indien ook in besloten en coöperatieve vennootschappen een recht voor de ondernemingsraad was gecreëerd om het standpunt met betrekking tot de geselecteerde onderwerpen kenbaar te maken aan de aandeelhoudersvergadering?

Europese vennootschappen

De leden van de PvdA-fractie lezen dat door de regering wordt aangegeven, dat zij geen andere landen in Europa kent, die een vergelijkbaar (in)spreekrecht voor werknemersvertegenwoordigers in de vergadering van aandeelhouders kennen.1 Evenmin bevat Richtlijn 2001/86/EG een soortgelijke bepaling aan het in Nederland in te voeren spreekrecht. Deze leden zouden zich kunnen voorstellen, dat – indien het nu in te voeren spreekrecht na een zekere periode als effectvol wordt geëvalueerd – Nederland het initiatief zou nemen om een gelijk spreekrecht in Richtlijn 2001/86/EG, dan wel in de Verordening Europese Vennootschap2, de Verordening Europese Coöperatieve Vennootschap3 en de komende Europese Besloten vennootschap4 te doen implementeren. Kan de regering aangeven of zij een dergelijk Europees initiatief zou willen nemen? Zo nee, waarom niet?

Buitenlands concern

Leden van de VVD-fractie constateren dat in Vennootschap en Onderneming,5 mr S. Schermerhorn de vraag oproept of het spreekrecht geldt indien bij de topholding van een buitenlands concern een ondernemingsraad is ingesteld? De wettekst lijkt dit te impliceren, terwijl dit waarschijnlijk niet de bedoeling is. Hierop willen deze leden graag een reactie van de regering.

Vrijstelling van het spreekrecht

Leden van de ChristenUnie-fractie, alsmede leden van de SGP-fractie, constateren dat de regering in de nota naar aanleiding van het verslag stelt dat voor de beantwoording van de vraag of in een vennootschap het spreekrecht kan worden uitgeoefend niet moet worden bezien, of de meerderheid van de werknemers van het concern waartoe de betreffende vennootschap behoort in Nederland werkzaam is, maar of de meerderheid van de werknemers van de betreffende vennootschap en haar dochtermaatschappijen werkzaam is in Nederland. Het is deze leden niet duidelijk waarom gekozen is voor een vrijstelling van een dergelijke vennootschap in plaats van een vrijstelling voor een dergelijk concern. Deze leden zien graag een toelichting op en een uitleg van deze keuze.

5. Tot slot

Evaluatie

De leden van de PvdA-fractie hebben kennis genomen van de stelling van de regering, dat een evaluatieperiode van twee jaar te kort zou zijn om zinvol te evalueren.6 Zij laat echter na om te melden na welke periode de regering een evaluatie wèl zinvol acht. Op welke termijn gaat de regering het spreekrecht ondernemingsraden wèl evalueren en op basis van welke criteria gaat dit gebeuren? Wanneer acht de regering de invoering van het spreekrecht geslaagd?

Indien uit de evaluatie zou blijken, dat het spreekrecht ten behoeve van ondernemingsraden als succesvol kan worden beschouwd, overweegt de regering dan het aantal onderwerpen, waarvoor spreekrecht bestaat, uit te breiden? Zo ja, aan welke onderwerpen denkt de regering? Overweegt zij wellicht ook minder vrijblijvende rechten dan een spreekrecht, zoals een formeel adviesrecht rechtstreeks aan de aandeelhoudersvergadering?

De leden van de commissie zien de antwoorden op bovenstaande vragen met belangstelling tegemoet.

De voorzitter van de commissie voor Justitie,

Van de Beeten

De griffier van de vaste commissie voor Justitie,

Kim van Dooren


XNoot
1

Samenstelling:

Holdijk (SGP), Dölle (CDA), Tan (PvdA), Van de Beeten (CDA), (voorzitter) Broekers-Knol (VVD), De Graaf (VVD), Kneppers-Heynert (VVD), Kox (SP), Westerveld (PvdA) (vice-voorzitter), Doek (CDA), Engels (D66), Franken (CDA), Peters (SP), Quik-Schuijt (SP), Haubrich-Gooskens (PvdA), Ten Horn (SP), Janse de Jonge (CDA), Koffeman (PvdD), Böhler (GL), Van Bijsterveld (CDA), Strik (GL), Lagerwerf-Vergunst (CU), De Vries (PvdA), Duthler (VVD) en Yildirim (Fractie-Yildirim).

XNoot
1

Artikel 30 lid 3, jo 25 lid 5.

XNoot
2

Kamerstuk II 2009/2010, 31 058, 11, p. 46. Zie ook het onderzoeksrapport van R.H. van het Kaar, De Nederlandse medezeggenschap in een Europees perspectief, bijlage 8c bij het SER-advies «Evenwichtig Ondernemingsbestuur» (2008).

XNoot
1

Artikel 2:14–15 BW is niet van toepassing; zie Kamerstuk II 2009/2010, 31 877, 5, p. 12.

XNoot
2

Artikel 2:14 BW, respectievelijk 2:15 BW.

XNoot
1

Artikel 2:15 BW, eerste lid onder b.

XNoot
2

«Werken aan de toekomst, een aanvullend beleidsakkoord bij «samen werken, samen leven»», p. 15.

XNoot
3

(31 058).

XNoot
1

Kamerstuk II 2009/2010, 31 877, 3, p. 5.

XNoot
2

Verordening (EG) nr. 2157/2001.

XNoot
3

Verordening (EG) nr. 1435/2003.

XNoot
4

Intern document van het Secretariaat-Generaal nr. 2008/2098.

XNoot
5

Vennootschap en Onderneming, 2009, nr 4, p. 88 linkerkolom.

XNoot
6

Kamerstuk II 2009/2010, 31 877, 5, p. 4.

Naar boven