31 700 VII
Vaststelling van de begrotingsstaten van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (VII) voor het jaar 2009

F
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 17 april 2009

In aansluiting op de brief van 26 februari 20091 inzake de voortgang van de uitvoering van nog openstaande toezeggingen gedaan aan de Eerste Kamer (kenmerk: 2009-0000061377), verzoekt de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Hoge Colleges van Staat/Algemene Zaken en Huis der Koningin2 de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties bij brief van 25 maart 2009 om nadere informatie over enkele toezeggingen.

De minister heeft op 15 april 2009 gereageerd.

De commissie brengt bijgaand verslag uit van het gevoerde schriftelijk overleg.

De griffier van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat,

Hester Menninga

BRIEF AAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Den Haag, 25 maart 2009

Op basis van de brief van 26 februari 2009 inzake de voortgang van de uitvoering van nog openstaande toezeggingen gedaan aan de Eerste Kamer (kenmerk: 2009-0000061377), verzoekt de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Hoge Colleges van Staat/Algemene Zaken en Huis der Koningin u om nadere opheldering inzake de opdrachtverlening aan de Staatscommissie Grondwet. Allereerst wenst de commissie daarbij aan te tekenen dat zij alle documenten betreffende deze Staatscommissie rechtstreeks wenst te ontvangen.

In het plenaire debat in de Eerste Kamer op 17 juni 2008 over de wetsvoorstellen 31 013 Verandering in de Grondwet, strekkende tot het vervallen van de bepaling inzake het voorzitterschap van de gemeenteraad en van provinciale staten en 31 012 Verandering in de Grondwet, strekkende tot het vervallen van de bepaling over het uitsluiten van wilsonbekwamen van het kiesrecht, heeft u de Kamer toegezegd de totstandkoming van grondwetswijzigingen, specifiek de volgorde van indiening van verklaringswetten en de ontbinding van de Tweede Kamer der Staten-Generaal bij de herzieningsprocedure van de Grondwet, voor te leggen aan de Staatscommissie Grondwet. In de opdrachtverlening aan de Staatscommissie is dit onderwerp echter niet opgenomen. De commissie verzoekt u alsnog aan deze aan de Eerste Kamer gedane toezegging uitvoering te geven.

Tevens heeft de minister tijdens het plenaire debat in de Eerste Kamer op 15 mei 2007 over de delegatie van regelgeving, toegezegd de verankering van de werking van het EG-recht en van de Europese Unie in de Nederlandse Grondwet mee te nemen in de opdrachtverlening aan de Staatscommissie Grondwet. De commissie wenst te vernemen of expliciet aan de Staatscommissie is verzocht onder het in de opdrachtverlening opgenomen vraagstuk van «de invloed van de internationale rechtsorde op de nationale rechtsorde» aandacht te besteden aan de verankering van de werking van het EG-recht en de EU in de Grondwet.

De voorzitter van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Hoge Colleges van Staat/Algemene Zaken en Huis der Koningin (BZK/AZ),

L. M. L. H. A. Hermans

BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 15 april 2009

In zijn brief van 25 maart 2009 verzoekt de voorzitter van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Hoge Colleges van Staat/Algemene Zaken en Huis der Koningin mij om opheldering te geven over de opdrachtverlening aan de staatscommissie Grondwet. Mede namens de minister van Justitie meld ik u daarover het volgende.

In de eerste plaats verzoekt de commissie mij in het bijzonder om alsnog uitvoering te geven aan de toezegging om de totstandkoming van grondwetswijzigingen, specifiek de volgorde van indiening van verklaringswetten en de ontbinding van de Tweede Kamer der Staten-Generaal bij de herzieningsprocedure van de Grondwet, voor te leggen aan de staatscommissie Grondwet.

De toezegging dat ik de staatscommissie zal vragen om advies over de herzieningsprocedure van de Grondwet heb ik gedaan tijdens de plenaire behandeling van de ook door uw commissie genoemde wetsvoorstellen, te weten de Verandering in de Grondwet in verband met het vervallen van de bepaling inzake de uitsluiting van wilsonbekwamen van kiesrecht (31 012) en het vervallen van de bepaling inzake het voorzitterschap van de gemeenteraad en provinciale staten (31 013). Daarbij heb ik eveneens aangegeven dat de opdrachtverlening aan de commissie nog in de ministerraad en in de Tweede Kamer aan de orde zou komen. Dat is inmiddels gebeurd en heeft ertoe geleid dat genoemd onderwerp uiteindelijk niet via de staatscommissie Grondwet, maar rechtstreeks door het kabinet zelf zal worden opgepakt; in zijn brief van 26 januari jl. heeft het kabinet de Kamer laten weten haar afzonderlijk te zullen informeren over zijn standpunt inzake een grondwetswijziging ten aanzien van (onder andere) de herzieningsprocedure. Ik meen dat daarmee eveneens en ruimschoots tegemoet wordt gekomen aan de strekking van de wens vanuit uw Kamer om de door haar genoemde aspecten van de herzieningsprocedure tegen het licht te houden van de constitutionele ontwikkelingen.

In de tweede plaats wenst uw commissie te vernemen of expliciet aan de staatscommissie is verzocht om onder het in de opdrachtverlening opgenomen vraagstuk van «de invloed van de internationale rechtsorde op de nationale rechtsorde» aandacht te besteden aan de verankering van de werking van het EG-recht en de EU in de Grondwet.

In zijn brief van 26 januari jl. over de opdrachtverlening aan de staatscommissie Grondwet heeft het kabinet genoemd deelonderwerp niet expliciet opgenomen. Dit laat onverlet dat het kabinet een standpunt wenst te bepalen inzake de wenselijkheid de constitutionele verhouding tussen Nederland en de Europese Unie grondwettelijk te codificeren zoals – mede tegen de achtergrond van de aan uw Kamer gedane toezegging – is verwoord in het nader rapport van 18 juli 2008 op het advies van de Raad van State inzake de opdrachtverlening aan de staatscommissie. Aangenomen mag worden dat de staatscommissie dit nader rapport betrekt in haar werkzaamheden en derhalve op dat vraagstuk ingaat bij «de invloed van de internationale rechtsorde op de nationale rechtsorde».

Tot slot kan ik u melden graag te voldoen aan uw verzoek de documenten betreffende de staatscommissie Grondwet voortaan rechtstreeks toe te sturen.

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

G. ter Horst


XNoot
1

Kamerstukken I, 2008/09, 31 700 VII, D.

XNoot
2

Samenstelling:

Holdijk (SGP), Meindertsma (PvdA), Bemelmans-Videc CDA), Dölle (CDA), Ten Hoeve (OSF), Kox (SP), Russell (CDA), Noten (PvdA), Putters (PvdA), vice-voorzitter, Engels (D66), Thissen (GL), Hendrikx (CDA), Van Kappen (VVD), De Boer (CU), Quik-Schuijt (SP), K.G. de Vries (PvdA), Schaap (VVD), Hermans (VVD), voorzitter, Ten Horn (SP), De Vries-Leggedoor (CDA), Koffeman (PvdD), Böhler (GroenLinks), Lagerwerf-Vergunst (CU), Rehwinkel (PvdA), Duthler (VVD), Vliegenthart (SP) en Yildirim (Fractie-Yildirim).

Naar boven